Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Kanaaldijk West 3
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0736.BPW018Kanaaldw3-va01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
 
a. plan:
 
het wijzigingsplan 'Kanaaldijk West 3' van de gemeente De Ronde Venen;
  
b. wijzigingsplan:
 
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0736.BPW018Kanaaldw3-va01  met de bijbehorende regels en bijlagen;
  
c. aanduiding:
 
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  
d. aanduidingsgrens:
 
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  
e. aan- en uitbouw:
 
een gebouw, in één bouwlaag en aangebouwd aan de (bedrijfs)woning, welk onderscheiden kan worden van de (bedrijfs)woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
 
f. agrarisch bedrijf:
 
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
  
g. agrarisch medegebruik:
 
een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;
  
h. bebouwing:
 
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  
i. bebouwingspercentage:
 
een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
  
j. bedrijfsgebouw:
 
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
  
k. bedrijfswoning:
 
en woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
  
l. bestaand:
 
1. ten aanzien van bebouwing:
 
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
 
2. ten aanzien van gebruik:
 
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  
m. bestemmingsgrens:
 
de grens van een bestemmingsvlak;
  
n. bestemmingsvlak:
 
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  
o. bijgebouw:
 
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat en in bouwmassa ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke ruimte, garage of hobbyruimte;
  
p. bouwen:
 
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  
q. bouwgrens:
 
de grens van een bouwvlak;
  
r. bouwperceel:
 
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  
s. bouwperceelgrens:
 
de grens van een bouwperceel;
   
t. bouwvlak:
 
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
  
u. bouwwerk:
 
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
  
v. detailhandel:
 
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt ook gerekend verkoop via internet waarbij de goederen ter plaatse worden opgeslagen;
  
w. extensief recreatief medegebruik:
 
vorm van recreatief gebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  
x. gebouw:
 
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  
y. grondgebonden agrarisch bedrijf:
 
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel;
  
z. intensieve veehouderij:
 
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee –zelfstandig of als neventak- waarbij dit houden van veen en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen;
 
aa. jaargemiddelde magneetveld:
 
het jaargemiddelde magneetveld berekend op 1 meter boven het maaiveld, conform de Handreiking voor het berekenen van de specifieke 0,4 microtesla zone in de buurt van bovengrondse hoogspanningslijnen van het RIVM, september 2006, versie 1.2;
   
bb. kampeerplaats:
 
een standplaats voor één of meer bij elkaar behorende tent(en), tentwagen(s) of kampeerauto(‘s) dan wel ander onderkomen(s) of ander(e) voertuig(en) of gewezen voertuig(en) of gedeelte daarvan, voor zover geen stacaravan of bouwwerk zijnde;
 
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
  
cc. karakteristiek:
 
de panden genoemd in categorie 1 en 2 van het Monumenten Inventarisatie Project;
 
dd. kuilvoerplaat:
 
een agrarische voorziening in de vorm van een gesloten (doorgaans betonnen) vloer ten behoeve van de opslag van veevoeder (hooi, stro, gras, e.d.). Daar waar in de regels kuilvoerplaten zijn toegestaan, worden tevens vergelijkbare voorzieningen bestaande uit een gesloten (doorgaans) betonnen vloer, al dan niet met opstaande (keer)wanden, ten behoeve van de opslag van voer of mest onder begrepen.
 
ee. maatschappelijke voorzieningen:
 
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
  
ff. magneetveldbeoordelingsplichtig object:
 
1. bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen;
 
2. inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken, dagverblijven;
  
gg. magneetveldgevoelig object:
 
woningen (daaronder begrepen dienstwoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvangplaatsen;
  
hh. magneetveldongevoelig object:
 
overige niet-magneetgevoelige of niet-magneetongevoelige objecten;
  
ii. magneetveldzone:
 
het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla;
  
jj. manegebedrijf:
 
paardenhouderij die is gericht op het bieden van paardrijmogelijkheden en instructie aan derden, al dan niet met een horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het managebedrijf;
 
kk. mantelzorg:
 
tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
 
ll. ondergeschikte detailhandel:
 
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarbij deze bedrijfsactiviteiten als hoofdfunctie behouden blijven;
 
mm. ondersteunende teelt:
 
het gebruik van gronden ten behoeve van de productie van ruwvoedergewassen;
  
nn. paardenbak:
 
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden dan wel het uitoefenen van de paardensport;
  
oo. productiegerichte paardenhouderij:
 
grondgebonden paardenhouderij die is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden met daarbij behorende trainingsfaciliteiten of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm;
  
pp. peil:
 
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
 
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
 
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
 
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij de voltooiing van de bouw;
  
qq. recreatief medegebruik:
 
een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;
  
rr. relatie:
 
ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen en waarmee die bouwvlakken één vlak vormen;
  
ss. seksinrichting:
 
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
tt. stacaravan:
 
een caravan voorzien van wielstelsel en disselconstructie met een maximale afmeting van 14 m lang en 4,5 m breed (inclusief wielstelsel), die in zijn geheel als aanhanger achter een voertuig kan worden gekoppeld en in die toestand ‘zelfstandig’ verrijdbaar is;
  
uu: volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf:
 
een grondgebonden agrarisch bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;
  
vv. woonschip:
 
elk vaar- en/of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of, te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- en/of nachtverblijf van één of meerdere personen;
  
ww. zorgboerderij:
 
een agrarisch bedrijf waar mensen met een integratieproblematiek omwille van ziekte, handicap, problematische opvoedingssituatie, (licht) delinquent verleden en na professionele beoordeling daartoe in staat te zijn geacht zonder enig ernstig veiligheidsrisico voor derden, gedurende de dag kunnen verblijven om via aangepaste dagbesteding geholpen worden om zich voor zover mogelijk te (re)integreren in de samenleving.
 

Artikel 2 Wijze van meten

 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
a. de dakhelling:
 
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  
b. de goothoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  
c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  
d. de inhoud van een bouwwerk:
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
  

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a. de uitoefening van een volledig en volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
 
b. openheid;
 
c. water en watergangen;
 
d. behoud en/of herstel van oever- en slootvegetaties;
 
e. groenvoorzieningen;
 
met de daarbij behorende:
 
f. bouwwerken;
 
g. erfbeplanting;
 
h. nutsvoorzieningen;
 
i. wegen en paden;
 
j. erven en terreinen.
  
Per bouwvlak mag maximaal één bedrijfswoning gebouwd worden, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal bedrijfswoningen is aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan.

3.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak (agrarisch bouwperceel) worden gebouwd;
  2. de afstand tussen gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 15 m;
  3. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
Functie van een gebouwGoothoogte in mBouwhoogte in mInhoud in m3Oppervlakte in m2Dakhelling
Agrarisch bedrijfsgebouw510   
Bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen310600 Minimaal 30o en maximaal 60o
Bijgebouwen bij bedrijfswoning34,5 50 
 
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. silo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan, waarbij de maximale bouwhoogte voor mestsilo's 6 m en voor voedersilo's 12 m bedraagt;
  2. kuilvoerplaten en mestzakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan waarbij de maximale bouwhoogte 4 m bedraagt;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kuilvoerplaat' zijn uitsluitend kuilvoerplaten toegestaan;
  4. lichtmasten zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
  5. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak (agrarisch bouwperceel) niet meer bedragen dan 10 m;
  7. de bouwhoogte en de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen, mogen buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m²;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' dienen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
c. Indien de bestaande bebouwing afwijkt van sub a en b dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a.2 ten behoeve van het vergroten van de afstand tussen de gebouwen binnen het bouwvlak tot 25 m, mits de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt.
 
b. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a.3 ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw tot 14 m, mits dit in verband met de bedrijfsvoering noodzakelijk is. De omgevingsvergunning wordt niet verleend ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’.
 
c. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a.3 ten behoeve van het vergroten van de goothoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw tot 6 m, mits dit in verband met de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
 
d. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder b.2 voor het plaatsen van kuilvoerplaten en mestzakken direct aansluitend aan het bouwvlak, mits passend in het landschap en de verkavelingsstructuur en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 m.
 
e. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder b.5 voor het vergroten van de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 2 m, mits de openheid van het landschap niet wordt aangetast.
 
f. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van vervangende nieuwbouw voor groene dienstverlening, indien de bestaande bebouwing ongeschikt is, mits daarmee een ruimtelijke kwalitatieve verbetering wordt bereikt.

3.4 Specifieke gebruiksregels

 
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming en aanduidingen wordt ieder geval begrepen:
 
a. het gebruik van de gronden ten behoeve van een Manegebedrijf;
 
b. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak voor het plaatsen en geplaatst houden van tunnelkassen;
 
c. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag;
 
d. het gebruik van gronden ten behoeve van ondersteunende teelt;
 
e. het gebruik van gronden ten behoeve van intensieve veehouderij;
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kuilvoerplaat' conform de bestemming Agrarisch is alleen toegestaan indien het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels binnen 1 jaar na ingebruikname c.q. gereedmelding van de ontwikkeling zoals beschreven in de toelichting wordt aangelegd en in stand gehouden en de bebouwing buiten het bouwvlak aan de overzijde van de sloot wordt verwijderd en blijft verwijderd.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Nevenactiviteiten bij agrarisch bedrijven
Het bevoegd gezag kan voor de duur dat de agrarische activiteit wordt uitgeoefend middels een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsomschrijving voor wat betreft het uitoefenen van nevenactiviteiten, die zijn opgenomen in bijlage 2, de 'Lijst nevenactiviteiten', alsmede naar aard en omvang daarmee vergelijkbare nevenactiviteiten tot maximaal de aldaar aangegeven oppervlakte, mits:
 
1. de nevenactiviteiten inpasbaar zijn binnen de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
 
2. de nevenactiviteiten binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden, met dien verstande, dat buitenactiviteiten tevens direct aansluitend aan het bouwvlak mogen plaatsvinden;
 
3. activiteiten die een verkeersaantrekkende werking hebben, welke zijn aangeduid met een (v) in bijlage 2, in principe alleen zijn toegestaan langs de volgende wegen:
 
- Rijksstraatweg.
 
- Lange Coupure.
 
- Oude dijk.
 
- Kanaaldijk West.
 
4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
 
5. de verkeersveiligheid niet verslechtert;
 
6. parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
3.5.2 Paardenbakken
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsomschrijving ten behoeve van het realiseren van een paardenbak, mits deze paardenbak voldoet aan de volgende regels:
 
1. de paardenbak wordt uitsluitend gesitueerd binnen het bouwvlak (agrarisch bouwperceel), dan wel buiten het bouwvlak indien het een paardenbak ten behoeve van de bestemming ‘Wonen’ betreft die wegens gebrek aan ruimte op het erf aldaar niet geheel binnen die bestemming is gelegen;
 
2. de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden moet minimaal 50 m bedragen, tenzij deze afstand niet mogelijk is in welk geval een minimale afstand van 25 m is toegestaan, mits geen hinder is te verwachten voor omwonenden;
 
3. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 10% van het gehele bouwvlak, tot een maximum van 800 m2, met dien verstande, dat, indien de paardenbak gedeeltelijk op gronden met de bestemming ‘Wonen’ gelegen is, de oppervlakte van de paardenbak binnen de bestemming ‘Agrarisch’ niet meer mag bedragen dan 800 m² verminderd met de oppervlakte van het binnen de bestemming ‘Wonen’ gelegen gedeelte van de paardenbak;
 
4. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
3.5.3 Ondersteunende teelt
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsomschrijving en de specifieke gebruiksregels ten behoeve van ondersteunende teelt voor ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bij het agrarisch bedrijf behorende gronden, mits rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.
3.5.4 Extensief recreatief medegebruik
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsomschrijving ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, mits rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.
3.5.5 Zwembaden
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van zwembaden bij bedrijfswoningen, met dien verstande, dat:
 
1. per bedrijfswoning maximaal één zwembad is toegestaan;
 
2. een zwembad uitsluitend binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning is toegestaan;
 
3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
 
4. de oppervlakte van een zwembad ten hoogste 15% van het perceel bedraagt met een maximum van 50 m²;
 
5. een zwembad niet meer dan 0,2 m boven het maaiveld mag uitsteken.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en hetaanleggen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd binnen de agrarische bouwvlakken;
  2. het vellen en rooien van houtopstanden, waaronder begrepen randbeplantingen rondomagrarische bouwvlakken;
  3. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaandewaterlopen;
  4. het bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande beplanting, waaronder het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  5. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten, met dien verstande, dat bij de aanleg van een tweede inrit op een perceel met het oog op de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de eerste inrit dient te worden aangehouden;
  6. het scheuren en diepploegen van gronden.
b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6, sub a mag alleen worden verleend indien door  de uitvoering van het werk of werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet leidt tot inklinking van de bodem of wanneer geen aantasting van de landschappelijke inpassing van agrarische bouwpercelen plaatsvindt, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied. 
 
c. In de afweging als bedoeld in lid 3.6, sub b wordt in ieder geval de bestemmingsomschrijving
betrokken.
 
d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6, sub a is vereist voor:
  1. werken of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van 1 in- en uitrit per bouwvlak;
  3. het scheuren van grasland, uitsluitend ter grasverbetering;
  4. werken of werkzaamheden, behorende bij ondersteunende teelt, indien en voor zoverdaarvoor een omgevingsvergunning is verleend ingevolge lid 3.5.3, dan wel ter plaatse vande aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ondersteunende teelt';
  5. werken of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend ingevolge lid 3.5.5;
  6. werken of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
  7. de aanleg van kavelpaden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening binnen de bestemming Agrarisch de gronden binnen het bouwvlak te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
  2. de functiewijziging mag niet eerder plaatsvinden dan nadat uit een bodemonderzoek is gebleken dat daartegen geen bezwaar bestaat;
  3.  bij de functiewijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid in acht te worden genomen;
  4. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
  5.  ten minste 50% van de oppervlakte van de overige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' of 'karakteristiek';
  6.  in afwijking van het bepaalde in artikel 14, lid 14.2, onder f,mag bij een boerderij met aangebouwde deel het geheel als woning worden verbouwd en gebruikt;
  7. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw of natuur, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
  8. voldaan dient te worden aan de wettelijke bepalingen inzake luchtkwaliteit.  
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening binnen de bestemming Agrarisch, uitsluitend voor zover gelegen in het verwevingslint als bedoeld in de ‘Structuurvisie Buitengebied gemeente Abcoude’, vastgesteld d.d. 09-07-2009, de gronden binnen het bouwvlak te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de bouw van een extra woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. per voormalig bedrijf mag één extra woning worden gebouwd, indien alle voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, met een ondergrens van ten minste 1.000 m², tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' of 'karakteristiek';
  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
  3. de functiewijziging mag geen nadelige gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid;
  4. de functiewijziging mag niet leiden tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
  5. er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte;
  6. de functiewijziging mag niet eerder plaatsvinden dan nadat uit een bodemonderzoek is gebleken dat daartegen geen bezwaar bestaat;
  7. de functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd;
  8. de functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
  9. bij een functiewijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid in acht te worden genomen;
  10. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
  11. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet, in acht te worden genomen;
  12. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht;
  13. de functiewijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien sprake is van bedrijfsbeëindiging;
  14. de bestaande bedrijfswoning wordt bestemd als Wonen;
  15. de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  16. wat betreft de bouwregels voor de voormalige bedrijfswoning, alsmede de extra woning zijn de regels, zoals neergelegd in de bestemming Wonen, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de voormalige agrarische gebouwen dient te worden teruggebracht tot maximaal 150 m² aan niet voor wonen bestemde gebouwen;
  17. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw of natuur, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
  18. er dient voldaan te worden aan de wettelijke bepalingen inzake luchtkwaliteit. 
c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de binnen de bestemming Agrarisch gelegen bouwvlakken te vergroten tot een oppervlakte van maximaal 2 ha voor zover de percelen gelegen zijn in het landbouwkerngebied als bedoeld in de ‘Structuurvisie Buitengebied gemeente Abcoude’, vastgesteld op 9 juli 2009, en maximaal 1,5 ha voor overige gronden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding moet zijn aangetoond;
  2. de uitbreiding dient plaats te vinden ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
  4. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
  5. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd; als voorwaarde zal in ieder geval worden geëist dat geen buitenopslag plaatsvindt;
  6. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
  7. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;
  8. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet, in acht te worden genomen;
  9. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht;
  10. de bedrijfswoning mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'.   
d. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gronden die zijn bestemd als Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een productiegerichte paardenhouderij, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de bedrijfseconomische noodzaak door middel van een bedrijfsplan;
  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
  3. de paardenhouderij dient landschappelijk te worden ingepast.  
f. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gronden die zijn bestemd als Agrarisch te wijzigen ten behoeve het wijzigingen van het bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 
  1. de oppervlakte van het bouwvlak behouden blijft;
  2. de wijziging om bedrijfseconomische en/of milieutechnische redenen noodzakelijk is.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a. bescherming van watergangen;
 
b. oevers en taluds;
 
c. recreatief medegebruik;
 
d. instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden en landschappelijk waarden;
 
e. woonschip, ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' met de daarbij behorende tuinen en erven,
 
met de daarbij behorende:
 
f. bouwwerken.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
 
a. ten behoeve van een woonschip ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn bijgebouwen toegestaan, mits:
 
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
 
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
 
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt;
 
b. voor het overige is de bebouwing beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
 
c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m²;
 
d. indien de bestaande maatvoering afwijkt van sub a, b en c dan geldt de bestaande maatvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze maatvoering op een legale wijze tot stand is gebracht.

Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
 
a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;
 
b. het tegengaan van een te hoge magneetveldbelasting op magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige objecten.

5.2 Bouwregels

a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
 
b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  
c. Voor het doeleind van lid 5.1 onder a mag een hoogspanningsleiding worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
 
1. de maximum bouwhoogte van de masten bedraagt 65 m;
 
2. de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de leiding bedraagt 50 m;
 
3. het leidingvlak dient binnen de bestemmingsgrenzen te vallen;
 
4. de magneetveldzone van de leiding dient binnen de bestemmingsgrenzen te vallen.
  
d. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen magneetveldongevoelige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m voor zover deze objecten krachtens de andere ter plaatse geldende bestemmingen zijn toegestaan.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
 
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
 
- het bebouwingsbeeld;
 
- de verkeersveiligheid;
 
nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van: 
  1. het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen van magneetveldongevoelige gebouwen en bouwwerken, mits:
  • niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
  • wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
b. Het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen van magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken buiten de magneetveldzone, mits: 
  1. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
  2. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
c. Het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen van magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken binnen de magneetveldzone, mits: 
  1. aannemelijk is dat daarin of daarop kinderen tot 16 jaar niet vaker dan twee keer per week gedurende meer dan twee uur verblijven;
  2. ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtig object het jaargemiddelde magneetveld niet hoger is dan 100 microtesla;
  3. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden;
  4. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak. 
d. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van de betreffende leidingbeheerder.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
 
a. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
 
b. gebruik van gronden en bouwwerken binnen de magneetveldzone van een
hoogspanningsleiding als magneetveldgevoelig object, dan wel
magneetveldbeoordelingsplichtig object, met uitzondering van bestaande objecten.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5, mits:
 
a. aannemelijk is dat in of op het magneetveldbeoordelingsplichtig object binnen de
magneetzone niet vaker dan twee keer per week gedurende meer dan twee uur kinderen tot
16 jaar verblijven;
 
b. het magneetveldbeoordelingsplichtig object betreft een erf bij een (bedrijfs)woning dat zodanig
groot is en gelegen is dat, gelet op de overblijvende speelmogelijkheden op het erf buiten de
magneetveldzone, een magneetveldzone over het erf geen onevenredige beperking van de
gebruiksmogelijkheden van het perceel met zich meebrengt, terwijl de hoogspanningsleiding
binnen deze bestemming bezwaarlijk anders kan worden gesitueerd dan op een zodanige wijze
dat de magneetveldzone over het erf komt te liggen;
 
c. in geen geval mag ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtig object het
jaargemiddelde magneetveld hoger zijn dan 100 microtesla.

Artikel 6 Waarde - Schootsvelden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Schootsvelden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de schootscirkels van tot de Stelling van Amsterdam behorende forten.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
 
a. uitsluitend de bestaande bebouwing is toegestaan;
 
b. de oppervlakte, goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen van bouwwerken, die op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen mogen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
 
a. het betreft uitsluitend incidentele bebouwing om ruimtelijke kwaliteit van de Stelling van Amsterdam te verbeteren, dan wel verdichting van bestaande linten;
 
b. de bebouwing dient te passen in het landschap en mag zichtlijnen niet aantasten.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verwijderen van beplanting;
  2. het vellen en rooien van houtopstanden;
  3. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  4. het bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande beplanting, waaronder het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  5. het scheuren en vergraven van gronden.
b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4 sub a mag alleen worden verleend indien door de
uitvoering van het werk of werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect
te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden
en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van
voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden
in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het
betrokken gebied.
 
c. In de afweging als bedoeld in lid 6.4 sub b wordt in ieder geval de bestemmingsomschrijving
betrokken.
 
d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4, sub a is vereist voor:
  1. werken of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  2. werken of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

Ter plaatse van de in bijlage 3, 'Ecostructuren buitengebied Abcoude', met 'ecostructuur'
aangegeven gronden, is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag
bouwwerken te slopen. Het bevoegd gezag verleend de omgevingsvergunning indien blijkens
een door aanvrage ingediend onderzoeksrapport is aangetoond dat door de
sloopwerkzaamheden geen strijd ontstaat met de Flora- en faunawet en de
Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Als een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval beschouwd:
 
a. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
 
b. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van zelfstandige bewoning.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Ecologische waarden

De in bijlage 3, 'Ecostructuren buitengebied Abcoude', met 'ecostructuur' aangegeven gronden zijn
mede aangewezen voor de instandhouding van leefgebieden van planten en dieren, alsmede voor de
bescherming van de aldaar voorkomende planten en dieren.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en
bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, middels een omgevingsvergunning
afwijken van:
 
a. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
 
b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
 
c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat deze bouwhoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot met niet meer dan 5 m inclusief antennes, uitsluitend mits de masten worden geplaatst op gebouwen gelegen binnen het bouwvlak in de bestemming Agrarisch, met een maximum van drie per agrarisch bouwvlak;
 
d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
  1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;
  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
e. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van een bijgebouw bij woningen en
bedrijfswoningen, en toestaan dat een bijgebouw wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve
van bewoning, met dien verstande dat:
  1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
  2. de inhoud van een bijgebouw niet meer mag bedragen dan 200 m³;
  3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
  4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijking verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
   
c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  
d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan Kanaaldijk West 3'.