direct naar inhoud van Regels
Plan: Fietsbrug bij Nigtevecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP015fietsbrugnigt-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan Fietsbrug bij Nigtevecht met identificatienummer NL.IMRO.0736.BP015fietsbrugnigt-va01 van de gemeente De Ronde Venen;

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Agrarisch medegebruik:

Een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;

1.6 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

1.7 Bestaand:
  • a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.8 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.9 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.12 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel;

1.14 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 Extensief recreatief medegebruik:

Vorm van recreatief gebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.17 Fietsbrug:

Kunstwerk, bestaande uit in ieder geval een vast brugdek met aan weerskanten een hellingbaan tot op straatniveau, en bijbehorende voorzieningen zoals voorzieningen voor de verlichting, bedoeld voor passage van mensen per fiets, te voet of voertuig voor gehandicapten over het Amsterdam-Rijnkanaal en ook toegankelijk voor onderhoudsdiensten van het kunstwerk en hulpdiensten;

1.18 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 Kampeerplaats:

Een standplaats voor één of meer bij elkaar behorende tent(en), tentwagen(s) of kampeerauto('s) dan wel ander onderkomen(s) of ander(e) voertuig(en) of gewezen voertuig(en) of gedeelte daarvan, voor zover geen stacaravan of bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.20 Natuurverbinding:

Samenspel van kunstwerken op beide oevers, bedoeld voor de passage van het Ree en kleinere dieren over het Amsterdam-Rijnkanaal;

1.21 Paardenbak:

Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden dan wel het uitoefenen van de paardensport;

1.22 Peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij de voltooiing van de bouw;
1.23 Recreatief medegebruik:

Een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;

1.24 Seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.25 Stacaravan:

Een caravan voorzien van wielstelsel en disselconstructie met een maximale afmeting van 14 m lang en 4,5 m breed (inclusief wielstelsel), die in zijn geheel als aanhanger achter een voertuig kan worden gekoppeld en in die toestand 'zelfstandig' verrijdbaar is;

Waterlijn

De gemiddelde hoogte van het Amsterdam-Rijnkanaal;

1.26 Woonschip:

Elk vaar- en/of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of, te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- en/of nachtverblijf van één of meerdere personen. 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tenzij in hoofdstuk 3 anders is bepaald, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, vangrails, hekwerken bij een fietsbrug en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden waaronder begrepen een natuurverbinding;
  • b. agrarisch medegebruik;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. water;
  • e. een fietsbrug ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken;
  • g. watergangen;
  • h. wegen en paden;
  • i. erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
    - de hoogte van de onderzijde van het brugdek van een fietsbrug bedraagt maximaal 10,5 m en minimaal 8,9 m + NAP;
    - de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m en de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 4 m2.
  • c. indien de bestaande maatvoering afwijkt van sub b dan geldt de bestaande maatvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze maatvoering op een legale wijze tot stand is gebracht.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van opslag, anders dan met het oog op het in de bestemming passende gebruik;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van het storten van afval.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ophogen van gronden en aanleggen van geluidswallen;
  • d. het scheuren en diepploegen van grasland, anders dan ten behoeve van graslandverbetering;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, aanlegsteigers en parkeerplaatsen;
  • f. het vellen en rooien van houtopstanden;
  • g. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden.
3.4.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen of niet leidt tot inklinking van de bodem, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.

3.4.3 Afweging

Bij de afweging als bedoeld in lid 3.4.2 wordt in ieder geval de bestemmingsomschrijving betrokken.

3.4.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op het realiseren van een fietsbrug, natuur, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. werken of werkzaamheden, die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.  

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en paden;
  • b. een fietsbrug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • c. een natuurverbinding ter plaatse van de aanduiding 'natuur';
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken ten behoeve van verkeer

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de functies 'wegen' en 'parkeervoorzieningen' gelden de volgende regels:

  • a. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten en verwijsborden niet meer mag bedragen dan 25 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is ter plaatse van de aanduiding 'brug' een fietsbrug toegestaan, waarbij de hoogte van de onderzijde van het brugdek maximaal 10,5 m en minimaal 8,9 m + NAP bedraagt.
4.2.2 Bouwwerken ten behoeve van de overige functies gelden de volgende regels:

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige functies gelden de volgende regels:

  • a. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande, dat de bouwhoogte van vlaggen en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 8 m;
  • c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m2.
4.2.3 Bestaande maatvoering

Indien de bestaande maatvoering afwijkt van lid 4.2.2 of 4.2.1b dan geldt de bestaande maatvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze maatvoering op een legale wijze tot stand is gebracht.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijking van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte en een bouwhoogte van niet meer dan respectievelijk 30 m2 en 5 m.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
  • a. op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen op de in artikel 5.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid;
    • 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
    • 3. een bouwwerk waarbij de bodemverstoring minder dan 100.000 m2 bedraagt of de diepte niet meer dan 0,3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Ten behoeve van andere bouwwerkzaamheden dan bedoeld in artikel 5.2
  • a. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2 mogen gebouwen en bouwwerken en andere bouwwerkzaamheden volgens de andere daar voorkomende bestemming(en) gerealiseerd worden, mits op basis van het archeologisch rapport dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend en waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • b. aan de omgevingsvergunning als bedoeld in onder a kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen: de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundig op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
    • 3. Het bevoegd gezag wint advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de landbodemstructuur, dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld;
  • b. het ontgronden, baggeren, afgraven (afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen verlagen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de waterbodemstructuur;
  • c. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • j. het verwijderen van fundamenten dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld.
5.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in artikel 5.4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van onderhoudsbaggerwerkzaamheden die aantoonbaar niet dieper gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
  • c. indien zij een oppervlakte en diepte beslaan van het bepaalde in artikel 5.2 onder b sub 3;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.4.1 kan een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid uitgevoerd worden mits op basis van een archeologisch rapport, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt ingediend, en naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • b. het overleggen van een archeologisch rapport als bedoeld onder a is niet vereist indien de aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 5.4.2 sub c.
  • c. het bepaalde onder b is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking op grond waarvoor eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 5.3.1 en/of het bepaalde onder a; Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Artikel 5.4.4 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
5.4.4 Voorschriften bij een omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4.5 Advies

Het bevoegd gezag wint advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.

Artikel 6 Waarde - Schootsvelden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Schootsvelden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de schootscirkels van tot de Stelling van Amsterdam behorende forten.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend de bestaande bebouwing is toegestaan alsmede een fietsbrug en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een natuurverbinding evenals voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • b. de oppervlakte, goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte; van de fietsbrug bedraagt de hoogte van de onderkant van het brugdek maximaal 10,5 m en minimaal 8,9 m + NAP.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen van bouwwerken, die op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen mogen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft uitsluitend incidentele bebouwing om ruimtelijke kwaliteit van de Stelling van Amsterdam te verbeteren, dan wel verdichting van bestaande linten;
  • b. de bebouwing dient te passen in het landschap en mag zichtlijnen niet aantasten.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van beplanting;
  • b. het vellen en rooien van houtopstanden;
  • c. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • d. het bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande beplanting, waaronder het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
6.4.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.

6.4.3 Afweging

In de afweging als bedoeld in lid 6.4.2 wordt in ieder geval de bestemmingsomschrijving betrokken.

6.4.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op het realiseren van een fietsbrug, natuur, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van de aanleg/verwezenlijking van de natuurwaarden als bedoeld in artikel 3.1 waaronder begrepen een natuurverbinding;
  • d. werken of werkzaamheden, die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;
  • b. het tegengaan van een te hoge magneetveldbelasting op magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige objecten.
7.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. voor het doeleind van lid 7.1 onder a mag een hoogspanningsleiding worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximum bouwhoogte van de masten bedraagt 65 m;
    • 2. de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de leiding bedraagt 50 m;
    • 3. het leidingvlak dient binnen de bestemmingsgrenzen te vallen;
    • 4. de magneetveldzone van de leiding dient binnen de bestemmingsgrenzen te vallen.
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen magneetveldongevoelige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m voor zover deze objecten krachtens de andere ter plaatse geldende bestemmingen zijn toegestaan.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
    • 1. het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen van magneetveldongevoelige gebouwen en bouwwerken, mits:
      - niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
      - wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
  • b. Het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen van magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken buiten de magneetveldzone, mits:
    • 1. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
    • 2. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
  • c. Het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen van magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken binnen de magneetveldzone, mits:
    • 1. aannemelijk is dat daarin of daarop kinderen tot 16 jaar niet vaker dan twee keer per week gedurende meer dan twee uur verblijven;
    • 2. ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtig object het jaargemiddelde magneetveld niet hoger is dan 100 microtesla;
    • 3. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden;
    • 4. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak.
  • d. Bij de beoordeling van de ontheffingen winnen burgemeester en wethouders advies in van de betreffende leidingbeheerder.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
  • b. gebruik van gronden en bouwwerken binnen de magneetveldzone van een hoogspanningsleiding als magneetveldgevoelig object dan wel magneetveldbeoordelingsplichtig object, met uitzondering van bestaande objecten.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 7.5, mits:

  • a. aannemelijk is dat in of op het magneetveldbeoordelingsplichtig object binnen de magneetzone niet vaker dan twee keer per week gedurende meer dan twee uur kinderen tot 16 jaar verblijven;
  • b. het magneetveldbeoordelingsplichtig object betreft een erf bij een (bedrijfs)woning dat zodanig groot is en gelegen is dat, gelet op de overblijvende speelmogelijkhe-den op het erf buiten de magneetveldzone, een magneetveldzone over het erf geen onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel met zich meebrengt, terwijl de hoogspanningsleiding binnen deze bestemming be-zwaarlijk anders kan worden gesitueerd dan op een zodanige wijze dat de mag-neetveldzone over het erf komt te liggen;
  • c. in geen geval mag ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtig object het jaargemiddelde magneetveld hoger zijn dan 100 microtesla.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en doeleinden ten behoeve van de waterhuishouding.

8.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd die voldoen aan de volgende regels:

  • a. de bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;
  • b. de bouwhoogte van de onderkant van het brugdek van de fietsbrug bedraagt maximaal 10,5 m en minimaal 8,9 m + NAP;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader de waterbeheerder wordt gehoord.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een van burgemeester en wethouders op en in gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het bebossen of anderszins beplanten met diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting en het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en parkeerplaatsen;
  • f. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
  • h. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand;
  • i. het kappen en rooien van houtgewas.
8.4.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Bij deze beoordeling dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied. Bij de beoordeling wordt mede getoetst op natuurlijke en cultuurhistorische aspecten ten aanzien van begroeiing en dijkprofiel alsmede de aansluiting op het veenweidegebied.

8.4.3 Afweging

Bij de afweging als bedoeld in lid 8.4.2 wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.

8.4.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op de aanleg van een fietsbrug;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van de aanleg/verwezenlijking van de natuurwaarden als bedoeld in artikel 3.1 waaronder begrepen een natuurverbinding, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. werken of werkzaamheden, die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels (artikel 3.2b, 4.2.1c en 5.2.b, 6.2b) worden overschreden door tot de fietsbrug behorende bouwonderdelen, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Als een verboden gebruik wordt in elk geval beschouwd:

  • a. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van zelfstandige bewoning.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Vervoer gevaarlijke stoffen
12.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' zijn de gronden mede bedoeld voor een veiligheidszone ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

12.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, het bouwen van (bedrijfs)woningen niet toegestaan.

12.2 Vrijwaringszone - dijk
12.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en de bescherming van het achtergelegen land tegen inundatie.

12.2.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde in de bestemmingen (artikel 3 tot en met 6) mogen uitsluitend ten behoeve van de aanduidingsomschrijving als bedoeld in artikel bouwwerken, geen gebouwen worden gerealiseerd met een bouwhoogte van maximaal 3 m, alsmede een fietsbrug;
  • b. van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag afwijken bij omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de overige bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de betreffende waterkering.
12.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
12.2.4 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in artikel is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. betrekking hebben op het realiseren van een fietsbrug, natuur, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
12.2.5 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.2.3 slechts toelaatbaar, indien advies is verkregen van de beheerder van de betreffende waterkering.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1.1 met maximaal 10%.

15.1.3 Uitzondering

Artikel 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Uitzondering

Artikel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Fietsbrug bij Nigtevecht'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 april 2015.