Plan: | Bestemmingsplan omlegging N201 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0736.BP004omleggingN201-oh01 |
In de Nota Ruimte3 is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. Het bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Hierin acht het rijk zich verantwoordelijk voor de gehele hoofdinfrastructuur en de daarbij passende basiskwaliteit. Bij de oplossing van knelpunten in de infrastructuur richt het rijk zich op de hoofdverbindingsassen boven knelpunten elders in de hoofdinfrastructuur. Deze strategie is verder uitgewerkt in de Nota Mobiliteit, welke is vastgesteld in februari 2006. Deze nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid. Hierin staat dat wanneer er goede alternatieven aanwezig zijn voor de hoofdverbindingsassen, het wegennet minder gevoelig is voor verstoringen waardoor de betrouwbaarheid van de reistijd toeneemt. Het rijk zal daarom zorg dragen voor nieuwe parallelle verbindingen op de meest intensief gebruikte wegen. Hierbij wordt in de nota verwezen naar de N201 die als parallelle verbinding dient van de A9. In de Nota Ruimte staat dat congestie negatieve effecten heeft op de kracht en economische ontwikkeling van de nationale stedelijke netwerken en steden. De omlegging van de N201 sluit om deze redenen aan op het rijksbeleid.
De verlegging van de N201 is opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (Streekplan MIT – 2000) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijk heeft hiermee de intentie kenbaar gemaakt een deel van de kosten voor haar rekening te nemen. Andere financieringsmogelijkheden biedt ook het plan Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad (BONR – 2001).
In het Streekplan Utrecht 2005 – 2015 (vastgesteld december 2004) is het tracé van de nieuwe N201 in gemeente De Ronde Venen als 'nieuwe weginfrastructuur/in studie' op de plankaart aangegeven. In de toelichting van het streekplan staat vermeld dat de verkeersinfrastructuur, waaronder de bestaande N201, in de loop van de tijd steeds meer is belast en dat aanpassingen wenselijk en noodzakelijk zijn. De onderhavige omleiding van de N201 bij Uithoorn in de verbinding Amstelhoek – A2 is volgens het streekplan naast ontlasting van de kernen ook gericht op verbetering van de doorstroming van het verkeer. Het plangebied is het streekplan aangegeven als landelijk gebied en maakt deel uit van het Groene Hart. Vanuit het provinciaal beleid vraagt dit om een zorgvuldige inpassing van de nieuwe N201 in het omringende landschap.
De noodzaak tot omlegging van de N201 is ook verwoord in het Streekplan Noord-Holland Zuid (vastgesteld februari 2003), waarmee ook het interprovinciaal belang van deze omlegging wordt aangetoond.
Figuur 3.1 Plankaart Streekplan 2005-2015
Het Streekplan 2005-2015 maakt de omlegging van de N201 rechtstreeks mogelijk. De tekst heeft voldoende rechtstreekse grondslag voor de aanleg van de omleiding. Het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid is niet nodig.
Cultuurhistorie en Archeologie
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, kortweg 'het verdrag van Malta', is op 16 januari 1992 te Valetta tot stand gekomen. De uitgangspunten uit dit verdrag zijn opgenomen in de Monumentenwet. Uitgangspunt van deze regeling is het archeologische erfgoed waar mogelijk te behouden: bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Deze benadering ligt ook ten grondslag in de Nota Belvedere (1999). Vermeldenswaard is dat in de directe omgeving van het plangebied restanten van verdedigings-werken van de Stelling van Amsterdam liggen. Het beleid van de provincie Utrecht is verwoord in de Hoofdnota Cultuurhistorische hoofdstructuur en beleidsvisie (2002). Hierin valt het plangebied. Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (ROB ARCHIS) is het overgrote deel van het plangebied aangeduid als gebied met 'lage trefkans' (op archeologische vindplaatsen). Een uitzondering vormen de aanwezige kreekruggen. In paragraaf 5.2 wordt daar verder op ingegaan.
In 1999 is de Nota Belvedere verschenen, een beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De doelstelling voor het beleid dat in deze nota wordt voorgestaan is een actief cultuurhistorisch beleid, waarbij cultuurhistorisch waardevolle elementen niet alleen worden 'ingepast' maar tevens richtinggevend en bepalend zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. In deze nota is de Stelling van Amsterdam aangewezen als een van de gebieden waar speciale aandacht naar uitgaat. De Stelling van Amsterdam is opgenomen op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. De benodigde bescherming van dit erfgoed dient te worden geregeld in streek- en bestemmingsplan.
Waterhuishouding
Voor de onderhavige planontwikkeling is ook het beleid van provincie en rijk met betrekking tot de waterhuishouding van belang, ondermeer verwoord in de Vierde Nota waterhuishouding (1999) en het Provinciaal Waterhuishoudingsplan Utrecht (2004). Voor wat betreft de waterkwantiteit is het beleid gericht op het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Ten aanzien van de waterkwaliteit geldt schoonhouden, scheiden en afvoeren. In paragraaf 5.4 wordt beschreven hoe voor de planontwikkeling in het onderhavige plangebied met deze principes is omgegaan.
Bodem
Op basis van artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moet de gemeente nader onderzoek naar de gesteldheid van de bodem en het grondwater. In paragraaf 5.3 wordt hier nader op ingegaan. Er zijn vanuit de bodem- en grondwaterkwaliteit momenteel geen belemmeringen voor de aanleg van de weg.
Flora en Fauna
De Europese Unie heeft de Vogel- en Habitatrichtlijn uitgevaardigd. Deze richtlijn beoogt de biologische diversiteit op het grondgebied van de Europese Unie te waarborgen, door het instandhouden van de natuurlijke en halfnatuurlijke leefgebieden en wilde flora en fauna. In het kader van deze richtlijnen zijn door de Nederlandse overheid gebieden aangewezen die als speciale beschermingszone worden aangemerkt (Flora en faunawet 2002). Het onderhavige plangebied maakt geen deel uit van een speciale beschermingszone of is niet in de directe omgeving hiervan gelegen (externe werking). Wel herbergt het plangebied natuurwaarden. In paragraaf 5.5 wordt hier nader op ingegaan.
Natuur en Landschap
Het rijksbeleid inzake natuur en landschap is verwoord in het Structuurschema Groene Ruimte (1995). Het beleid is gericht op een duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig gebruik in het landelijk gebied, onder andere in de vorm van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden.
De provincie Utrecht heeft in haar Beleidsplan Natuur en Landschap (1992) langs de Amstel een zone van riet- en moerasvegetatie gedacht. Tevens biedt deze strook in de visie van de provincie Utrecht een ecologische verbinding voor het westelijk deel van De Ronde Venen. De polder de Eerste Bedijking blijft een belangrijke functie voor de landbouw (grasland) houden, terwijl de strook langs de Amstelkade natuur wordt. Het beleidsplan Natuur en Landschap is inmiddels achterhaald door het plan 'De Venen' (1998) onderdeel van het Strategisch Groenproject in het Groene Hart en de EHS. Gegeven de aard van het omringende landschap, dient de nieuwe N201 zorgvuldig te worden ingepast.
Geluid
De Wet geluidhinder stelt eisen aan de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten. Geluidgevoelige objecten zijn bijvoorbeeld woningen, scholen en ziekenhuizen. Bedrijven zijn niet geluidgevoelig. In de Wet geluidhinder is regelgeving voor wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai opgenomen.
In het kader van de MER voor de onderhavige omlegging van de N201 heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden. In paragraaf 5.6 wordt ingegaan op de resultaten.
Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer is een nieuw hoofdstuk opgenomen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk wordt wel de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd en is op 15 november 2007 in werking getreden. Het Besluit luchtkwaliteit 2005 is hiermee ingetrokken.
De wet voorziet in een aanpak die erop is gericht om door middel van een stelsel van programma's van maatregelen en plannen de luchtkwaliteit in Nederland in overeenstemming te brengen met de grenswaarden van de richtlijnen. De regie van dit stelsel van programma's en plannen wordt gevoerd door het Rijk aan de hand van een nationaal programma van maatregelen. Bij de besluitvorming over bepaalde bouwprojecten of aanleg van nieuwe infrastructuur moet worden getoetst of het project in betekenende mate bijdraagt aan de overschrijding van de grenswaarden.
Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven - daar waar het het aspect luchtkwaliteit betreft - worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan.
In paragraaf 5.7 wordt verder ingegaan op het voor de weg verrichte onderzoek.
Externe Veiligheid
Op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en de Nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen wegverkeer bestaat de verplichting om onderzoek te doen naar de gevolgen van externe veiligheid ten gevolge van de aanleg van de weg. In paragraaf 5.8 wordt hier nader op ingegaan.
Kabels en leidingen
Op basis van de Nota Regels voor Ruimte moet in het kader van het bestemmingsplan onderzoek plaatsvinden naar de aanwezigheid van planologisch relevante kabels en leidingen. In dit kader is vooral van belang om te onderzoeken wat de gevolgen zijn van de aanwezigheid van de leiding voor bestaande en toekomstige ontwikkelingen. Hierbij dient te worden bekeken of zich grotere groepen mensen gedurende langere tijd kunnen ophouden binnen de daarvoor geldende toetsingsafstanden. Daarnaast dienen de afspraken over het zakelijk recht in de vorm van een bebouwingsvrije zone te worden vertaald naar het bestemmingsplan. In paragraaf 5.9 is dit nader uitgewerkt.