direct naar inhoud van Regels
Plan: Reparatieplan Bestemmingsplan Buitengebied 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0733.RpBpBuitengebied-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Reparatieplan Bestemmingsplan Buitengebied 2014  met identificatienummer NL.IMRO.0733.RpBpBuitengebied- VA01  van de gemeente Lingewaal ;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan het buitengebied gebonden bedrijven:

bedrijven die door hun aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden zijn. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/ -stalling, kennel, dierenasiel en hondensportaccomodatie;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.7 agrarisch medegebruik:

een gebruik voor kleinschalige niet-bedrijfsmatige agrarische activiteiten, al dan niet met een hobbymatig karakter;

1.8 agrarisch verwante bedrijven:

bedrijven die gericht zijn op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven zoals het bewerken, vervoeren en/of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn loonbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen;

1.9 ambachtelijke bedrijven:

kleinschalige bedrijven die gericht zijn op het overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, of herstellen en installeren van goederen die verband houden met het ambacht. Voorbeelden van ambachtelijke bedrijven zijn kleinschalige bierbrouwerijen, klokkenmakerijen, pottenbakkerijen, ateliers en kaasboerderijen;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bed & breakfast:

een bed & breakfast is een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, verblijfsvoorziening gericht op het aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.13 bedrijf aan huis:

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.14 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.15 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.16 beroep aan huis:

het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, recreatief (waaronder de verhuur van twee boten) of hiermee gelijk stellen gebieden, waaronder kappers, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.17 bestaand:
  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, mits op een legale wijze tot stand gebracht, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 dagrecreatie:

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.29 dijk:

de oorspronkelijke dijk en het profiel van vrije ruimte. Onder het profiel van vrije ruimte wordt het volgende verstaan: het gebied dat nodig is om toekomstige verbeteringen aan de waterkering te kunnen realiseren;

1.30 educatief medegebruik:

een educatief gebruik van gronden en bouwwerken dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan, zoals rondleidingen;

1.31 extensieve dagrecreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, niet zijnde kleinschalige oeverrecreatie. Voorbeelden zijn fietsen en wandelen;

1.32 extensieve verblijfsrecreatie:

die vormen van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf en waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voobeelden zijn kampeerboerderijen en pensions;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 gebruiksgerichte paardenhouderij:

paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden, de in- en verkoop van paarden, menhal en wedstrijden ten behoeve van de hippische sport;

1.35 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkvee- en/of weideveebedrijven zijn ook grondgebonden;

1.37 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies;

horeca, categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels;

horeca, categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of tearoom, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant;

horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen;

Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;

horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren:

Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café (met nachtvergunning);

horeca, categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf.

Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers;

1.38 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het bedrijfsmatig houden van vee, zoals runderen, varkens, schapen, geiten pluimvee en pelsdieren, met een minimale omvang van 5 NGE en waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee of paarden, wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.39 kleinschalige horeca die gerelateerd is aan de recreatieve functie van het buitengebied:

kleinschalige horecabedrijven die gericht zijn op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse en die gerelateerd zijn aan de recreatieve functie van het buitengebied. Voorbeelden van kleinschalige horecabedrijven zijn (pannenkoeken)restaurants, eethuizen en ijssalons;

1.40 kleinschalige oeverrecreatie:

vorm van dagrecreatie, waarbij een zodanige natuurbeleving voorop staat, dat geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande natuurwaarden en waarbij geen sprake is van:

  • bedrijfsmatige activiteiten;
  • verkoop of verhuur aan derden in welke vorm dan ook, met inbegrip van het verstrekken van recreatieve diensten aan derden;
  • het opslaan of plaatsen van tenten en kampeermiddelen in welke vorm dan ook;
  • het gebruik van het perceel voor nachtverblijf in welke vorm dan ook.
1.41 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.42 manege:

paardenhouderij, bestaande uit één of meerdere binnenrijbanen die uitsluitend is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden en het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf, al dan niet met een horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het managebedrijf;

1.43 mantelzorg:

tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.44 nevenactiviteit:

een activiteit van beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.45 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.46 opslagbedrijven:

bedrijven die gericht zijn op het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, verwerking, handel of soortgelijke activiteiten. Voorbeelden van opslagbedrijven zijn caravanstallingen en meubelopslagbedrijven;

1.47 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.48 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor gebouwen die worden gebouwd in de dijk tot 2 meter onder de kruin van de dijk: de kruin van het aanliggende dijklichaam;
  • c. voor gebouwen in de dijk op meer dan 2 meter onder de kruin van de dijk: het gemiddelde bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • d. voor gebouwen aan de dijk en in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.49 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen caravanbouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.50 relatie:

ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;

1.51 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of op een kennelijk bedrijfsmatige wijze seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 teeltondersteunende voorzieningen:

voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

Teeltondersteunende voorzieningen zijn hagelnetten, schaduwnetten en tunnelkassen;

1.53 terras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.54 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen welke zo lang als de teelt dit vereist aanwezig zijn, met een maximum van drie maanden per jaar;

1.55 tuincentrum:

een bedrijf dat binnen een ruimte of op een terrein, al dan niet overdekt, planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en/ of diensten, niet zijnde evenementen. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen. Onder volledig assortiment wordt begrepen:

  • basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
  • randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin en benodigde artikelen, alsmede dieren, dierenbenodigdheden en –voeding, decoratie en woonaccessoires binnenshuis, dieren service (trim mogelijkheid, medische- en preventieve zorg, advies), tuin en waxkleding, buitenspeelgoed, buitenkoken en accessoires, streekproducten als appels, peren honing e.d;
  • gelegenheidsassortiment en ambulante verkoop: artikelen ten behoeve van de betreffende branche of soort winkel behoren tot maximaal 20% van de verkoopruimte;
  • verkoop van artikelen die niet direct tot het specifieke assortiment van de betreffende branche behoren tot maximaal 20% van de verkoopruimte;
  • een horeca-activiteit ten dienste van het tuincentrum;
  • verkoop van vuurwerk in de maand december;
1.56 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.57 voorgevelbouwgrens:

het naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde deel van de bouwgrens of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of openbare ruimte gekeerde deel van de bouwgrens, het deel van de bouwgrens dat door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevelbouwgrens moet worden aangemerkt;

1.58 weilanddepot:

de tijdelijke opslag van baggerspecie op percelen gelegen naast de watergang waaruit de baggerspecie afkomstig is gedurende maximaal drie jaar.

1.59 woongebouw:

een gebouw waarin meerdere wooneenheden zijn gevestigd;

1.60 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van maximaal twee afzonderlijke huishoudens.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 Bovenkant Spoorstaaf:

de hoogte van de bovenkant van de laatste spoorstaaf ten opzicht van N.A.P.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 de hoogte van een antenne-installatie:

vanaf peil tot aan het hoogste punt van de antenne-installatie.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat boomkwekerijen en boomgaarden niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat niet meer dan de bestaande oppervlakte van het bouwvlak dat gebruikt wordt ten behoeve van de intensieve veehouderij, mag worden gebruikt voor de intensieve veehouderij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van glastuinbouw;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij met de daarbij behorende voorzieningen zoals een paardenbak en een paddock;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', het behoud en herstel van de openheid van de vochtige graslandgebieden ter bescherming van het waardevolle leefgebied voor weidevogels;
  • f. het opslaan van baggerspecie in weilanddepots;
  • g. de verkoop van streekeigen producten, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • h. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden'. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • i. mantelzorg in de bedrijfswoning;
  • j. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn;
  • k. nevenactiviteiten, met de nadere functie welke is weergegeven in de navolgende tabel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit':
    Adres   Nevenactiviteit  
    Raayweg 10   Agrarisch hulpbedrijf  
    Graaf Reinaldweg 1   Caravanstalling  
  • l. kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van 50 m daarbuiten;
    • 2. het aantal kampeermiddelen niet meer dan 15 mag bedragen;
    • 3. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • m. de functies als bedoeld in lid 20.1 voorzover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water';

met daaraan ondergeschikt:

  • n. voorzieningen van openbaar nut;
  • o. extensieve dagrecreatie;
  • p. infrastructurele voorzieningen;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. waterlopen en waterpartijen;
  • s. natuurvriendelijke oevers.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 3.2.2 sub c;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitair agrarisch gebouw' uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a is de bestaande bebouwing welke buiten het bouwvlak is gebouwd toegestaan, met dien verstande dat de bestaande bebouwing op een legale wijze tot stand is gekomen.

3.2.2 Gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 6 meter, tenzij anders is aangegeven;
  • b. de bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij anders is aangegeven;
  • c. gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
    • 3. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwvlak als bedoeld in sub b minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend hagelnetten en schaduwnetten zijn toegestaan;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tunnelkas' zijn tunnelkassen toegestaan.

3.2.4 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.

3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • c. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van voedersilo's binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. voor de bouw van een paardenbak gelden de volgende regels:
    • 1. per bouwvlak is maximaal 1 paardenbak toegestaan;
    • 2. de paardenbak mag zowel binnen als buiten het bouwvlak gerealiseerd worden, mits:
      • de afstand tot het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 40 m;
      • de afstand tot het bouwvlak van derden niet minder mag bedragen dan 30 m;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 is een paardenbak tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm agrarisch - paardenbak';
    • 4. de paardenbak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van hobbymatig gebruik, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaats van de aanduiding 'paardenhouderij';
    • 5. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2;
    • 6. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. sublid 3.2.1 sub a ten behoeve van het veranderen van de vorm van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. het bouwvlak niet mag worden vergroot;
    • 2. aangetoond is dat het vervormen van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering, met dien verstande dat de noodzaak van de uitbreiding voor de doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond door middel van een advies van een agrarische deskundige;
    • 3. alle bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak gesitueerd dient te blijven;
    • 4. het verschuiven van de grens van het bouwvlak niet tot gevolg mag hebben dat voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning kan worden gebouwd;
    • 5. omliggende waarden door de vervorming van het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden stedenbouwkundige waarden en landschappelijke waarden;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
    • 7. de vervorming niet leidt tot nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid en in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
  • b. sublid 3.2.2 sub a ten behoeve van het verhogen van de goothoogte, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 10 m;
    • 2. aangetoond is dat de verhoging van de goothoogte noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. omliggende waarden door de verhoging van de goothoogte niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
  • c. sublid 3.2.2 sub b ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 13 m;
    • 2. aangetoond is dat de verhoging van de bouwhoogte noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. omliggende waarden door de verhoging van de bouwhoogte niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
  • d. sublid 3.2.5 sub c ten behoeve van het tijdelijk uitbreiden van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning ten behoeve van het uitoefenen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    • 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
    • 3. de inhoud van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 200 m3 mag bedragen;
    • 4. de vrijstaande of aangebouwde bijbehorende bouwwerken constructief en functioneel ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning;
    • 5. het vrijstaande bijbehorende bouwwerk achter de achtergevel en het verlengde daarvan van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd;
    • 6. de afstand van de achtergevel van de bedrijfswoning tot de voorgevel van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk niet meer dan 15 m mag bedragen, tenzij de inrichting van het perceel het niet mogelijk maakt om het vrijstaande bijbehorende bouwwerk binnen deze afstand te plaatsen;
    • 7. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen tweede inrit aangelegd wordt;
    • 8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 9. indien er sprake is van een tijdelijke woonunit dient deze te worden verwijderd indien de noodzaak voor mantelzorg is vervallen.
  • e. sublid 3.2.6 sub d.2 ten behoeve van het verkleinen van de afstand van paardenbakken tot de bouwpercelen van derden, mits de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  • e. het opslaan van goederen en het stallen van caravans;
  • f. boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, behoudens bestaande en vervanging van bestaande boomgaarden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Huisvesting seizoensarbeiders

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van verlenen van huisvesting van seizoensarbeiders, met dien verstande dat:

  • a. de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoensarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf;
  • b. het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen;
  • c. de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen;
  • d. indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij sublid 3.2.2 van overeenkomstige toepassing is;
  • e. indien mogelijkheden voor de in sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan in de periode van 1 mei tot 1 oktober, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing;
  • f. aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten;
  • g. van de in sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoensarbeiders buiten de genoemde periode;
  • h. de afstand tot boomgaarden ten minste 50 m dient te bedragen.

3.5.2 Boomgaarden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub f voor het aanbrengen van boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, indien geen chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt dan wel er zodanige voorzieningen worden getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende bouwperceel kunnen verspreiden.

3.5.3 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 sub k ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten op gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit' of ten behoeve van het uitoefenen van andere nevenactiviteiten dan zijn opgenomen in sub k, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten zijn toegestaan welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Nevenactiviteiten;
  • b. niet meer dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten, tot een maximum van 350 m2, met dien verstande dat voor horeca niet meer dan 250 m2 van de oppervlakte van gebouwen mag worden gebruikt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en natuur- en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden;
  • d. nevenactiviteiten niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur';
  • e. de afstand tot boomgaarden ten minste 50 m dient te bedragen;
  • f. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.

3.5.4 Kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 sub l ten behoeve van het vergroten van het aantal kampeermiddelen ten behoeve van het kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal kampeermiddelen niet meer bedraagt dan 25;
  • b. kleinschalig kamperen enkel is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • c. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van 50 m daarbuiten;
  • d. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan;
  • e. kleinschalig kamperen geen belemmering oplevert voor de omliggende functies.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch', niet zijnde de gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 2. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 4. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 5. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • b. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch', ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
  • c. Het verbod als bedoeld in sub a en b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a en b mag alleen worden verleend indien:
    • 1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven na vergroting niet meer mag bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat indien het bouwvlak tevens is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' de oppervlakte van het bouwvlak en de omvang van de intensieve veehouderij niet vergroot mag worden ten behoeve van de intensieve veehouderij;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak van gebruiksgerichte paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', en glastuinbouwbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' na vergroting niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
  • c. aangetoond is dat de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. omliggende waarden door de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden stedenbouwkundige waarden en landschappelijke waarden;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
  • f. de vergroting niet leidt tot nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid en in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

3.7.2 Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is dat sprake is van een noodzakelijk en intensief toezicht gedurende 24 uur per dag dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht en dat het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten;
  • b. de afstand tot de eerste bedrijfswoning niet meer dan 20 m mag bedragen, tenzij uit het advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige blijkt dat een afstand van niet meer dan 20 m stedenbouwkundig onaanvaardbaar is;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 750 m3;
  • e. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
  • f. de afstand van de woning tot de as van de aanliggende weg stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • g. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • h. de afstand tot boomgaarden ten minste 50 m dient te bedragen.
  • i. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. het landschaps- en bebouwingsbeeld.

3.7.3 Splitsen van een bestaande woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van een bestaande bedrijfswoning in twee zelfstandige woningen, mits:

  • a. de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • b. omliggende (agrarische) bedrijvigheid door de woningsplitsing niet in de bedrijfsvoering wordt belemmerd;
  • c. uit onderzoek is gebleken dat sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
  • d. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevel van de gesplitste woningen;
  • e. uit milieukundig en cultuurhistorisch bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • f. er niet eerder woningsplitsing heeft plaatsgevonden.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat boomkwekerijen en boomgaarden niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat niet meer dan de bestaande oppervlakte van het bouwvlak dat gebruikt wordt ten behoeve van de intensieve veehouderij, mag worden gebruikt voor de intensieve veehouderij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij met de daarbij behorende voorzieningen zoals een paardenbak en een paddock;
  • d. behoud van landschappelijke- en natuurwaarden, met dien verstande dat daaronder is begrepen de:
    • 1. de instandhouding van de landschappelijke - en natuurwaarden van landbouwgronden gelegen in het waardevolle landschap 'De Regulieren' ter bescherming van het kleinschalige oeverwallandschap langs de meanderende Linge met fruitteelt, de gave open kommen ten noorden van de Linge met weidebouw, grienden, populierenbosjes en eendenkooien, patronen van sloten en weteringen en wegbeplanting langs rechte wegen, in contrast met kleinschaligheid van Lingelandschap, de Diefdijk als opvallend en beeldbepalend element aan de westkant en de rust, ruimte en donkerte van het gebied;
    • 2. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Lingedijk & Diefdijk' alsmede bouwwerken ten behoeve van onderhoud en beheer mede begrepen.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', het behoud en herstel van de openheid van de vochtige graslandgebieden ter bescherming van het waardevolle leefgebied voor weidevogels;
  • f. het opslaan van baggerspecie in weilanddepots;
  • g. de verkoop van streekeigen producten, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • h. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden'. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan.
  • i. mantelzorg in de bedrijfswoning;
  • j. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn;
  • k. nevenactiviteiten, met de nadere functie welke is weergegeven in de navolgende tabel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit':
    Adres   Nevenactiviteit  
    Nieuwe Steeg 85   Veehandelsbedrijf  
    Spijkse kweldijk 39   Veehandelsbedrijf  
    Spijkse kweldijk 66   minicamping  
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is een parkeerterrein toegestaan;
  • m. behoud van de architectuurhistorische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het peilhuis, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • n. kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van 50 m daarbuiten;
    • 2. het aantal kampeermiddelen niet meer dan 15 mag bedragen;
    • 3. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • o. kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', met dien verstande dat het gezamenlijke aantal kampeerplaatsen op het kampeerterrein behorende bij het perceel aan de Waaldijk 56 niet meer mag bedragen dan 25;
  • p. de functies als bedoeld in lid 20.1 voorzover de gronden zijn gelegen binnen 20 m van de bestemming 'Water';

met daaraan ondergeschikt:

  • q. voorzieningen van openbaar nut;
  • r. extensieve dagrecreatie;
  • s. infrastructurele voorzieningen;
  • t. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • u. waterlopen en waterpartijen;
  • v. natuurvriendelijke oevers;

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 4.2.2 sub c;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitair agrarisch gebouw' uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a is de bestaande bebouwing welke buiten het bouwvlak is gebouwd toegestaan, met dien verstande dat de bestaande bebouwing op een legale wijze tot stand is gekomen.

4.2.2 Gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
    • 3. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwvlak als bedoeld in sub b minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

4.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen geldt de volgende regel:

  • a. uitsluitend hagelnetten en schaduwnetten zijn toegestaan.

4.2.4 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale inhoud bedraagt 750 m³, tenzij anders is aangegeven.

4.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • c. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van voedersilo's binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. voor de bouw van een paardenbak gelden de volgende regels:
    • 1. per bouwvlak is maximaal 1 paardenbak toegestaan;
    • 2. de paardenbak mag zowel binnen als buiten het bouwvlak gerealiseerd worden, mits:
      • afstand tot het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 40 m;
      • de afstand tot het bouwvlak van derden niet minder mag bedragen dan 30 m;
    • 3. de paardenbak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van hobbymatig gebruik, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaats van de aanduiding 'paardenhouderij';
    • 4. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2;
    • 5. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. sublid 4.2.1 sub a ten behoeve van het veranderen van de vorm van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. het bouwvlak niet mag worden vergroot;
    • 2. aangetoond is dat het vervormen van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering, met dien verstande dat de noodzaak van de uitbreiding voor de doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond door middel van een advies van een agrarische deskundige;
    • 3. alle bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak gesitueerd dient te blijven;
    • 4. het verschuiven van de grens van het bouwvlak niet tot gevolg mag hebben dat voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning kan worden gebouwd;
    • 5. omliggende waarden door de vervorming van het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden stedenbouwkundige waarden en landschappelijke waarden;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
    • 7. de vervorming niet leidt tot nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid en in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
  • b. sublid 4.2.2 sub a ten behoeve van het verhogen van de goothoogte, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 10 m;
    • 2. aangetoond is dat de verhoging van de goothoogte noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. omliggende waarden door de verhoging van de goothoogte niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
  • c. sublid 4.2.2 sub b ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 13 m;
    • 2. aangetoond is dat de verhoging van de bouwhoogte noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. omliggende waarden door de verhoging van de bouwhoogte niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
  • d. sublid 4.2.5 sub c ten behoeve van het tijdelijk uitbreiden van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning ten behoeve van het uitoefenen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    • 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
    • 3. de inhoud van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 200 m3 mag bedragen;
    • 4. de vrijstaande of aangebouwde bijbehorende bouwwerken constructief en functioneel ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning;
    • 5. het vrijstaande bijbehorende bouwwerk achter de achtergevel en het verlengde daarvan van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd;
    • 6. de afstand van de achtergevel van de bedrijfswoning tot de voorgevel van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk niet meer dan 15 m mag bedragen, tenzij de inrichting van het perceel het niet mogelijk maakt om het vrijstaande bijbehorende bouwwerk binnen deze afstand te plaatsen;
    • 7. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen tweede inrit aangelegd wordt;
    • 8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 9. indien er sprake is van een tijdelijke woonunit dient deze te worden verwijderd indien de noodzaak voor mantelzorg is vervallen.
  • e. sublid 4.2.6 sub d.2 ten behoeve van het verkleinen van de afstand van paardenbakken tot de bouwpercelen van derden, mits de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • d. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  • e. het opslaan van goederen en het stallen van caravans;
  • f. boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, behoudens bestaande en vervanging van bestaande boomgaarden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Huisvesting seizoensarbeiders

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van verlenen van huisvesting van seizoensarbeiders, met dien verstande dat:

  • a. de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoensarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf;
  • b. het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen;
  • c. de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen;
  • d. indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij sublid 4.2.2 van overeenkomstige toepassing is;
  • e. indien mogelijkheden voor de in sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan in de periode van 1 mei tot 1 oktober, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing;
  • f. aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten;
  • g. van de in sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoensarbeiders buiten de genoemde periode;
  • h. de afstand tot boomgaarden ten minste 50 m dient te bedragen.

4.5.2 Boomgaarden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 sub f voor het aanbrengen van boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, indien geen chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt dan wel er zodanige voorzieningen worden getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende bouwperceel kunnen verspreiden.

4.5.3 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub k ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten op gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit' of ten behoeve van het uitoefenen van andere nevenactiviteiten dan zijn opgenomen in sub k, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten zijn toegestaan welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Nevenactiviteiten;
  • b. niet meer dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten, tot een maximum van 350 m2, met dien verstande dat voor horeca niet meer dan 250 m2 van de oppervlakte van gebouwen mag worden gebruikt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en natuur- en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden;
  • d. nevenactiviteiten niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur';
  • e. de afstand tot boomgaarden ten minste 50 m dient te bedragen;
  • f. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.

4.5.4 Kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub n ten behoeve van het vergroten van het aantal kampeermiddelen ten behoeve van het kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal kampeermiddelen niet meer bedraagt dan 25;
  • b. kleinschalig kamperen enkel is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • c. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van 50 m daarbuiten;
  • d. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan;
  • e. kleinschalig kamperen geen belemmering oplevert voor de omliggende functies.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', niet zijnde de gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ''Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 2. het aanleggen van landschapselementen;
  • c. Het verbod als bedoeld in sub a en b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a en b mag alleen worden verleend indien:
    • 1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven na vergroting niet meer mag bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat indien het bouwvlak tevens is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' de oppervlakte van het bouwvlak en de omvang van de intensieve veehouderij niet vergroot mag worden ten behoeve van de intensieve veehouderij;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak van gebruiksgerichte paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', en glastuinbouwbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' na vergroting niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
  • c. aangetoond is dat de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. omliggende waarden door de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden stedenbouwkundige waarden en landschappelijke waarden;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
  • f. de vergroting niet leidt tot nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid en in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

4.7.2 Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is dat sprake is van een noodzakelijk en intensief toezicht gedurende 24 uur per dag dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht en dat het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten;
  • b. de afstand tot de eerste bedrijfswoning niet meer dan 20 m mag bedragen, tenzij uit het advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige blijkt dat een afstand van niet meer dan 20 m stedenbouwkundig onaanvaardbaar is;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • e. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
  • f. de afstand van de woning tot de as van de aanliggende weg stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • g. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • h. de afstand tot boomgaarden ten minste 50 m dient te bedragen;
  • i. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. het landschaps- en bebouwingsbeeld.

4.7.3 Splitsen van een bestaande woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van een bestaande bedrijfswoning in twee zelfstandige woningen, mits:

  • a. de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • b. omliggende (agrarische) bedrijvigheid door de woningsplitsing niet in de bedrijfsvoering wordt belemmerd;
  • c. uit onderzoek is gebleken dat sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
  • d. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevel van de gesplitste woningen;
  • e. uit milieukundig en cultuurhistorisch bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • f. er niet eerder woningsplitsing heeft plaatsgevonden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende milieucategorie' uitsluitend de volgende bedrijfsactiviteiten toegestaan:
    Adres   Bedrijfsactiviteit  
    Kerkweg 3   Landbouwmechanisatiebedrijf  
    Kerkweg 5   Landbouwmechanisatiebedrijf  
    Waaldijk 89   Bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2  
    Heukelumseweg 10   Garagebedrijf  
    Achterweg 26   Gemeentewerf  
    Achterweg 56   Grondverzet- en aannemingsbedrijf voor de agrarische, bouw en infrastructuursector  
    Spijksekweldijk 35   Hondenkennel  
    Parallelweg 52   Landbouwmechanisatiebedrijf en metaalconstructiebedrijf  
    Kerkweg 1   Landbouwmechanisatiebedrijf  
    Dwarsweg 70   Loonwerkbedrijf  
    Raayweg 10   Loonwerkbedrijf  
    Spijksekweldijk 68   Metaalhandel  
    Spijksekweldijk 52   Opslag  
    Haarweg 4   Opslag  
    Landscheiding 10   Stalling en onderhoud van tenten  
    Landscheiding 5s   Transportbedrijf en schapenhandel  
    Zandsteeg 14   Transportbedrijf  
    Haarweg 2a/b/c   Tuincentrum en verkoop/opslag van vuurwerk  
    Bloklandweg 1   Het uitzenden van personeel voor de agrarische markt en opslag  
    Waaldijk 64   Installatiebedrijf, verhuur, lease en plaatsing van verplaatsbare gebouwen  
    Waaldijk 189/191   Aannemersbedrijf  
    Achterweg 57   Agrarisch hulp- en nevenbedrijf, groente- en fruittransport en bloemenwinkel.  
    Achterweg 65   Metaalbewerking  
    Leuvense kweldijk 9   Hoveniersbedrijf  
    Spijkse kweldijk 21   Aannemers- en verhuurbedrijf  
    Spijksesteeg 2a   Groothandel  
    Nieuwe Zuiderlingedijk 2   Opslag  
    Spijksesteeg 8   Hondenkennel  
  • c. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, ter plaatse van aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • f. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • g. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. mantelzorg in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • i. bed & breakfast in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn.
  • j. afsluiterschema en afblaaslocatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterlocatie';

met de daarbijbehorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub e;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het bouwvlak maximaal tot het aangegegeven bebouwingspercentage mag worden bebebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    • 3. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
    • 4. de maximale inhoud bedraagt 750 m³;
  • f. gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bestaande bebouwde oppervlak per bouwvlak, tot een maximum van 375 m2;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
  • g. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' mag de inhoud van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterlocatie' mag maximaal 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. sublid 5.2.1 sub a ten behoeve van het veranderen van de vorm van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. het noodzakelijk is om de vorm van het bouwvlak te wijzigingen in verband met de bedrijfsvoering. Deze noodzaak blijkt uit een daartoe opgesteld bedrijfsplan;
    • 2. het bouwvlak niet mag worden vergroot;
    • 3. er sprake dient te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan;
    • 4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • het landschaps- en bebouwingsbeeld;
      • de ecologische waarden en kenmerken van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur' en 'weidevogelgebied';
  • b. sublid 5.2.1 sub c ten behoeve van het verhogen van de goothoogte, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 2. aangetoond is dat de verhoging van de goothoogte noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 3. omliggende waarden door de verhoging van de goothoogte niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
  • c. sublid 5.2.1 sub d ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m;
    • 2. aangetoond is dat de verhoging van de bouwhoogte noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 3. omliggende waarden door de verhoging van de bouwhoogte niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
  • d. sublid 5.2.1 sub f ten behoeve van het uitbreiden het bebouwde oppervlak van bedrijven, welke niet grenzen aan de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en 'Natuur', met dien verstande dat:
    • 1. de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 40% van de bestaande bebouwde oppervlakte tot een maximum van 500 m2;
    • 2. indien de bestaande bebouwde oppervlakte meer bedraagt dan 500 m2, dan mag de uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan:
      • 30% van de eerste 500 m2;
      • 10% van het resterende bebouwde oppervlak;
  • e. sublid 5.2.1 sub f.2 ten behoeve van het verminderen van de afstand tot de erfgrens, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad en er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het landschap- en bebouwingsbeeld;
  • f. sublid 5.2.1 sub f ten behoeve van het tijdelijk vergroten van het bouwvlak ten behoeve van het uitoefenen van mantelzorg in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    • 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
    • 3. de inhoud van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 200 m3 mag bedragen;
    • 4. de vrijstaande of aangebouwde bijbehorende bouwwerken constructief en functioneel ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning;
    • 5. het vrijstaande bijbehorende bouwwerk achter de achtergevel en het verlengde daarvan van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd;
    • 6. de afstand van de achtergevel van de bedrijfswoning tot de voorgevel van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk niet meer dan 15 m mag bedragen, tenzij de inrichting van het perceel het niet mogelijk maakt om het vrijstaande bijbehorende bouwwerk binnen deze afstand te plaatsen;
    • 7. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen tweede inrit aangelegd wordt;
    • 8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 9. indien er sprake is van een tijdelijke woonunit dient deze te worden verwijderd indien de noodzaak voor mantelzorg is vervallen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen;
  • c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 5.1 sub f en ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. seksinrichtingen;
  • e. buitenopslag.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 sub a ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 sub a, niet in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd, met dien verstande dat:

  • a. de functies detailhandel en horeca niet zijn toegestaan;
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

5.5.2 Afwijkende milieucategorie

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 sub b ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in categorie 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. de functie detailhandel niet is toegestaan;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken.

5.5.3 Uitbreiding bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 sub i ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Verplaatsen en/of concentreren van bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verplaatsen en/of concenteren van bouwvlakken binnen het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:

  • a. de bouwvlakken zijn gelegen binnen hetzelfde bestemmingsvlak;
  • b. het bouwvlak niet mag worden vergroot;
  • c. er sprake is van een verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. het landschaps- en bebouwingsbeeld.

Artikel 6 Bedrijf - Gasreduceerstation

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-Gasreduceerstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasreduceerstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor een combinatie van de volgende functies:

  • a. ontspanning en vermaak in de vorm van een educatieve en museale attractie;
  • b. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van activiteiten gericht op educatie en voorlichting;
  • c. horeca categorie 2, met een omvang van maximaal 600 m2 en bijbehorende terrassen met dien verstande dat de oppervlakte van terrassen niet wordt betrokken in de berekening van de maximale oppervlakte;
  • d. detailhandel in aan de attractie gerelateerde producten en streekproducten, met een omvang van maximaal 300 m2;
  • e. recreatie;
  • f. instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • g. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, met een maximum van 15 tenten; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • h. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • i. bed & breakfast in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn;
  • j. parkeervoorzieningen; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • k. oppervlakte water met een omvang van minimaal 603 m2 bij een peilstijging van 30 cm ten behoeve van waterberging;

met de daarbij behorende:

  • gebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • wegen en paden;
  • sanitaire voorzieningen;
  • speelvoorzieningen;
  • tuinen, erven en terreinen;
  • waterlopen en waterpartijen, waaronder duikers en overige voorzieningen voor de waterberging;
  • groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. bijbehorende bouwwerken, met per bedrijfswoning een gezamenlijke maximale oppervlakte van 75 m2, een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 6 m.

7.2.2 Bedrijfswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag een gebouw worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de inhoud maximaal 750 m3 bedraagt;
  • b. de inhoud van het gedeelte van het gebouw dat voor de woonfunctie wordt gebruikt maximaal 650 m3 bedraagt.

7.2.3 Kleinschalig kamperen

In afwijking van het bepaalde in lid 7.2.1 mag ten behoeve van het kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’, een gebouw worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Uitbreiding bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 sub i ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Gemengd - 1', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. houtgewas te vellen en te rooien;
    • 2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    • 3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    • 5. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
    • 6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 7. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen en moet worden geweigerd, indien:
    • 1. door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast;
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt uitsluitend verleend voor zover dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied.
  • d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is nodig voor:
    • 1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
    • 2. andere-werken die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
    • 3. andere-werken die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
    • 4. andere-werken die worden uitgevoerd conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd inrichtingsplan.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor een combinatie van de volgende functies:

  • a. culturele en kunstmanifestaties ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  • b. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van activiteiten gericht op educatie en voorlichting;
  • c. logiesverblijven en vergaderfaciliteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - logiesverblijf' met een totale oppervlakte van maximaal 400 m2;
  • d. horeca, categorie 2, en detailhandel met terrasvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'horeca' met een oppervlakte van maximaal 420 m2 met dien verstande dat de oppervlakte van de terrasvoorziening niet wordt betrokken in de berekening van de maximale oppervlakte;
  • e. 10 tentjes ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • f. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. bed & breakfast in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn;
  • h. extensieve (dag)recreatie;
  • i. instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen.

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 9 meter.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Uitbreiding bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 sub g ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke en ecologische voorzieningen en waarden;
  • d. paden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen in de vorm van aarden wallen;
  • g. voorzieningen voor elektrotechnische voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensieve dagrecreatie.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en elektrotechnische systemen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 30 m².

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 5 meter en 10 m2 bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 9.2.2 sub a ten behoeve van het toestaan van lichtmasten, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • b. er geen sprake is van negatieve effecten op de flora en fauna.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca van categorie 2;
  • b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. mantelzorg in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. bed & breakfast in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn.

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub e;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    • 3. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
    • 4. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
  • f. gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
    • 3. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwvlak als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 10.2.1 sub f ten behoeve van het tijdelijk vergroten van het bouwvlak ten behoeve van het uitoefenen van mantelzorg in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
  • c. de inhoud van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 200 m3 mag bedragen;
  • d. de vrijstaande of aangebouwde bijbehorende bouwwerken constructief en functioneel ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning;
  • e. het vrijstaande bijbehorende bouwwerk achter de achtergevel en het verlengde daarvan van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd;
  • f. de afstand van de achtergevel van de bedrijfswoning tot de voorgevel van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk niet meer dan 15 m mag bedragen, tenzij de inrichting van het perceel het niet mogelijk maakt om het vrijstaande bijbehorende bouwwerk binnen deze afstand te plaatsen;
  • g. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen tweede inrit aangelegd wordt;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. indien er sprake is van een tijdelijke woonunit dient deze te worden verwijderd indien de noodzaak voor mantelzorg is vervallen.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Uitbreiding bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1 sub d ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats, ter plaats van de aanduiding 'begraafplaats';
  • b. een brandweerkazerne, ter plaate van de aanduiding 'brandweerkazerne';
  • c. groenvoorzieningen, waaronder een rij bomen ter plaatse van de aanduiding 'groen', bedoeld als foerageerroute voor vleermuizen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub e;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het bouwvlak maximaal tot het aangegegeven bebouwingspercentage mag worden bebebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
    • 3. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwvlak als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, met dien verstande dat daaronder is begrepen:
    • 1. de instandhouding van de landschappelijke - en natuurwaarden behorend tot de volgende landschapstyperingen:
      • de Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid met de oeverlanden van de rivier de Linge en de daarbij behorende landschapselementen, begroeiingen en soorten, waaronder begrepen grienden, kleine elzenbroekbosjes, moerasruigten, grotezeggenmoerassen en diverse typen water- en verlandingsvegetatie en nat bloemrijk schraalland;
      • de uiterwaarden van de Waal met moerassen en nat grasland, afgewisseld met afgetichelde graslanden, grienden en kleinere wateren, zoals doorbraakwielen, klei- en zandputten, sloten en poelen;
      • weidevogelgebieden Het Leuvensche veld, de Rietkampen en Broekgraaf met vochtige graslandgebieden;
      • botanisch waardevol grasland het Hooge veld met natte percelen en bloemrijk schraalland;
    • 2. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Zuider Lingedijk' en 'Diefdijk-Zuid';
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van kleinschalige natuur- en landschapselementen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', het behoud en herstel van de openheid van de vochtige graslandgebieden ter bescherming van het waardevolle leefgebied voor weidevogels;
  • d. bescherming en instandhouding van de eendenkooien met bosjes, oude knotessen en knotwilgen ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi';
  • e. bosbouw en houtproductie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - houtproductie';
  • f. kleinschalige oeverrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - blokhut';
  • g. één caravan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - caravan';
  • h. een speelbos, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - speelbos';
  • i. poorten behorende bij het landgoed, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - poort bij landgoed';
  • j. follie, ter plaate van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - follie';
  • k. instandhouding van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • l. de functies als bedoeld in lid 20.1 voorzover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water';

met daaraan ondergeschikt:

  • m. agrarisch medegebruik;
  • n. extensieve dagrecreatie en de daarbij behorende voorzieningen en educatief medegebruik;
  • o. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. waterlopen en waterpartijen;
  • q. infrastructurele voorzieningen;
  • r. voorzieningen van openbaar nut of andere voorzieningen voor water, elektriciteit, energie e.d.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - blokhut', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonark' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nutsvoorziening bij landgoed';
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur - blokhut' en 'specifieke vorm van wonen - woonark' is uitsluitend de bestaande bebouwing op de bestaande locatie en met de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nutsvoorziening bij landgoed' mag maximaal 3 m bedragen.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van poorten behorende bij het landgoed ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - poort bij landgoed' mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een follie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - follie' mag maximaal 4 m bedragen.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2 ten behoeve van het bouwen van een gebouw voor het beheer en inrichting van de natuurgebieden, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de goothoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan 4 m;
    • 3. de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de noodzaak voor het oprichten van het gebouw uit het oogpunt van beheer en onderhoud wordt aangetoond;
    • 4. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden dan wel hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. lid 12.2 ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden voor fietsers en wandelaars tot 30 m2, met dien verstande dat de natuurwaarden door de overschrijding niet onevenredig worden aangetast;
  • c. lid 12.2 ten behoeve van het realiseren van observatieposten en uitkijktorens, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20 m;
    • 2. de natuurwaarden door het realiseren van observatieposten en uitkijktorens niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. lid 12.2 ten behoeve van het realiseren van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 2. de natuurwaarden door het realiseren van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet onevenredig wordt aangetast.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur', niet zijnde de gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur', ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
  • c. Het verbod als bedoeld in sub a en b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a en b mag alleen worden verleend indien:
    • 1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', het behoud en herstel van de openheid van de vochtige graslandgebieden ter bescherming van het waardevolle leefgebied voor weidevogels;
  • c. volkstuinen en daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, zoals kasten voor tuingereedschap en terreinafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie, ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien:
    • 1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • b. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • c. tennisbaan ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
  • d. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. mantelzorg in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. bed & breakfast in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn;
  • g. lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmast';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. wegen en paden;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende regels:
    • 1. de maximale oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 630 m2;
    • 2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende regels:
    • 1. uitsluitend een recreatiewoning op de bestaande locatie en met de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte is toegestaan;
    • 2. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de recreatiewoning gelden de volgende regels:
      • de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2, dan wel niet meer dan de oppervlakte van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw bij recreatiewoning' indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw bij recreatiewoning';
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    • 3. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
    • 4. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmast' niet meer mag bedragen dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 14.2.1 sub a ten behoeve van het tijdelijk vergroten van de maximale oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van het uitoefenen van mantelzorg in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
  • c. de inhoud van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 200 m3 mag bedragen;
  • d. de vrijstaande of aangebouwde bijbehorende bouwwerken constructief en functioneel ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning;
  • e. het vrijstaande bijbehorende bouwwerk achter de achtergevel en het verlengde daarvan van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd;
  • f. de afstand van de achtergevel van de bedrijfswoning tot de voorgevel van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk niet meer dan 15 m mag bedragen, tenzij de inrichting van het perceel het niet mogelijk maakt om het vrijstaande bijbehorende bouwwerk binnen deze afstand te plaatsen;
  • g. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen tweede inrit aangelegd wordt;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. indien er sprake is van een tijdelijke woonunit dient deze te worden verwijderd indien de noodzaak voor mantelzorg is vervallen.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. permante bewoning van de bebouwing.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Uitbreiding bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.1 sub e ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten met de daarbijbehorende voorzieningen als een kantine;
  • b. een golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - golfbaan 1', met dien verstande dat de volgende bijbehorende voorzieningen zijn toegestaan:
    • 1. recreatieve voorzieningen;
    • 2. horeca van categorie 2, 3 en 5,
    • 3. detailhandel gerelateerd aan de golfsport;
    • 4. een golfschool;
    • 5. een clubhuis;
  • c. een golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - golfbaan 2', met dien verstande dat de volgende bijbehorende voorzieningen zijn toegestaan:
    • 1. een loods ten behoeve van de opslag van machines en materialen voor het onderhoud van de golfbaan;
    • 2. schuilgelegenheden;
  • d. een manege met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', het behoud en herstel van de openheid van de vochtige graslandgebieden ter bescherming van het waardevolle leefgebied voor weidevogels;
  • f. geluidwerende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
  • g. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. mantelzorg in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • i. bed & breakfast in de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn.

met daaraan ondergeschikt:

  • j. wegen en paden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. waterlopen en waterpartijen;
  • n. groenvoorzieningen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub f;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het bouwvlak maximaal tot het aangegegeven bebouwingspercentage mag worden bebebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub c en d mag:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'manege' de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan respectievelijk 4 m en 5 m;
  • f. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    • 3. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
    • 4. de maximale inhoud bedraagt 750 m³;
  • g. gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
    • 3. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwvlak als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

15.2.2 Schuilgelegenheden

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van schuilgelegenheden gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen in de vorm van schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - golfbaan 2' en mogen buiten het bouwvlak gerealiseerd worden;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen in de vorm van schuilgelegenheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - golfbaan 2' mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen in de vorm van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 4 m.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van het uitoefenen van de sport, zoals ballenvangers, mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 15.2.1 sub g ten behoeve van het tijdelijk vergroten van het bouwvlak ten behoeve van het uitoefenen van mantelzorg in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
  • c. de inhoud van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 200 m3 mag bedragen;
  • d. de vrijstaande of aangebouwde bijbehorende bouwwerken constructief en functioneel ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning;
  • e. het vrijstaande bijbehorende bouwwerk achter de achtergevel en het verlengde daarvan van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd;
  • f. de afstand van de achtergevel van de bedrijfswoning tot de voorgevel van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk niet meer dan 15 m mag bedragen, tenzij de inrichting van het perceel het niet mogelijk maakt om het vrijstaande bijbehorende bouwwerk binnen deze afstand te plaatsen;
  • g. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen tweede inrit aangelegd wordt;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. indien er sprake is van een tijdelijke woonunit dient deze te worden verwijderd indien de noodzaak voor mantelzorg is vervallen.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Uitbreiding bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 sub i ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Sport', ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien:
    • 1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Artikel 16 Sport - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een multifunctionele baan ten behoeve van schaatsen, skeeleren/ skaten, hardlopen en vergelijkbare, niet gemotoriseerde, sporten;
  • b. een clubgebouw ten behoeve van de onder a. genoemde multifunctionele baan;
  • c. ondersteunende horeca met bijbehorende terrassen;
  • d. lichtmasten ten behoeve van de verlichting van de multifunctionele baan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - lichtmast";
  • e. voorzieningen ten behoeve van een geluidsinstallatie, uitsluitend gekoppeld aan de lichtmasten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - lichtmast";
  • f. een ooievaarspaal;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. waterlopen, waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen en een waterbassin;
  • j. kades en beschoeiingen;
  • k. groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte mag maximaal 200 m2 bedragen;
  • c. binnen het bouwvlak mogen de goot- en bouwhoogte van een gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van sport- en spelvoorzieningen mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - lichtmast" mag niet meer dan 16 m bedragen;
  • d. maximaal één ooievaarspaal is toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 8 m;
  • e. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor seksinrichtingen.

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - lichtmast" anders te situeren, teneinde een andere situering van de lichtmasten en voorzieningen ten behoeve van een geluidsinstallatie mogelijk te maken, mits:

  • a. middels een lichthinderonderzoek en een akoestisch onderzoek is aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen van het plangebied is gewaarborgd;
  • b. het aantal aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - lichtmast" binnen de bestemming niet wordt gewijzigd.

Artikel 17 Sport - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een schuilfaciliteit in de vorm van een gebouw;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" zijn de gronden uitsluitend bestemd voor parkeervoorzieningen met bijbehorende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er is niet meer dan één gebouw toegestaan;
  • b. de totale oppervlakte mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van sport- en spelvoorzieningen mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. er zijn maximaal 6 lichtmasten toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • d. voor de bouw van een paardenbak gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2;
    • 2. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor seksinrichtingen en horeca.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; en/of
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. de functies als bedoeld in lid 19.1, ter plaatse van onder- of bovengrondse kruisingen met spoorwegen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • f. bermen en beplanting;
  • g. straatmeubilair;
  • h. (voorzieningen voor) ambulante detailhandel;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. oeververbindingen (bruggen);
  • k. kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en geluidwerende voorzieningen;
  • l. andere voorzieningen, zoals voor elektrotechnische systemen en ecologische doeleinden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m2;
  • d. ten behoeve van elektrotechnische systemen mogen gebouwen worden gebouwd, mits de oppervlakte van elk gebouw niet meer dan 30 m2 bedraagt, de afstand tot de meest nabijgelegen woning niet minder dan 50 m bedraagt, de afstand tot aan het buitenste spoor niet meer dan 25 m bedraagt, en de hoogte, vanaf de voet gemeten, niet meer dan 5 m bedraagt.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het verkeer, lichtmasten en geluidwerende voorzieningen mag maximaal 12 m bedragen.
  • c. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 5 meter en 10 m2 bedragen.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

Artikel 19 Verkeer - Railverkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een spoorlijn en daarbij behorende voorzieningen en kunstwerken;
  • b. voorzieningen, onder meer van infrastructurele, waterhuishoudkundige en landschappelijke aard, ten behoeve van de inpassing van de spoorlijn in de omgeving;
  • c. de functies als bedoeld in lid 18.1 ter plaatse van onder- en bovengrondse kruisingen met spoorwegen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. oeververbindingen (bruggen);
  • g. kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en geluidwerende voorzieningen;
  • h. andere voorzieningen, zoals voor elektrotechnische systemen en ecologische doeleinden.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van draagconstructies voor de bovenleiding mag maximaal 15 m bedragen ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf;
  • b. de bouwhoogte van geluidsschermen mag, vanaf de Bovenkant Spoorstaaf gemeten, maximaal 4 m bedragen, waar de sporen verdiept zijn gelegen, maximaal 4 m vanaf maaiveld;
  • c. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het spoorverkeer en lichtmasten mag maximaal 12 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 5 meter en 10 m2 bedragen.

19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', het behoud en herstel van de openheid van de vochtige graslandgebieden ter bescherming van het waardevolle leefgebied voor weidevogels;
  • f. natuurvriendelijke oevers;
  • g. extensief recreatief gebruik in, op en aan het water

met daaraan ondergeschikt:

  • h. groenvoorzieningen;
  • i. infiltratievoorzieningen;
  • j. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 5 meter en 10 m2 bedragen.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water', ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien:
    • 1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Artikel 21 Water - Vaarweg

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarwater;
  • b. natuurvriendelijke oevers;
  • c. extensief recreatief gebruik in, op en aan het water;

met de daarbij behorende:

  • d. voorzieningen zoals aanlegsteigers, los- en laadplaatsen, los- en laadinstallaties en eenvoudige waterbouwkundige bouwwerken.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 20 meter en 10 m2 bedragen.

21.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

Artikel 22 Wonen - 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 50 m²;
  • b. een woonark, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonark';
  • c. nevenactiviteiten, met de nadere functie welke is weergegeven in de navolgende tabel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit':
    Adres   Nevenactiviteit  
    Oude Zuiderlingedijk 13   Galerie en beeldentuin  
    Zuiderlingedijk 19   Antiekhandel  
    Zuiderlingedijk 23   Koffie- en theeschenkerij met een daarbij behorend terras, met dien verstande dat de oppervlakte van het terras niet meer mag bedragen dan 400 m2  
    Waaldijk 120 Vuren   Galerie  
    Waaldijk 123 Vuren   Hondenkennel  
    Waaldijk 125 Vuren   Atelier, kunsthandel/galerie, museum, cursuscentrum, adviesbureau en vergaderaccommodatie  
    Waaldijk 154 Vuren   Showroom van een vloerenbedrijf  
    Poelweg 2   Paardenhouderij  
    Groeneweg 20   Kinderdagverblijf  
    Spijkse Steeg 8   Hondenkennel en paardenhouderij  
    Lingedijk 12   Autowerkplaats  
    Lingedijk 14   Paardenhouderij  
    Katerdam 4   Caravanstalling  
    Waaldijk 159   Geluidsstudio  
    Landscheiding 5   Caravanstalling  
  • d. een stacaravan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - stacaravan';
  • e. het hobbymatig houden van vee en telen van gewassen;
  • f. sportveld, met dien verstande dat:
    • 1. per woning maximaal 1 sportveld is toegestaan;
    • 2. de afstand tot het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 40 m;
    • 3. de afstand tot het bouwvlak van derden niet minder mag bedragen dan 30 m;
    • 4. het sportveld uitsluitend is toegestaan ten behoeve van hobbymatig gebruik;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m2;
    • 6. lichtmasten niet zijn toegestaan;
  • g. bed & breakfast in de woning en in de woonark ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonark', met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de woonark mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn;
  • h. een tennisbaan ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
  • i. kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', met dien verstande dat het gezamenlijke aantal kampeerplaatsen op het kampeerterrein behorende bij het perceel aan de Waaldijk 56 niet meer mag bedragen dan 25;
  • j. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldoende parkeervoorzieningen op eigen erf aanwezig moeten zijn;

met de daarbijbehorende:

  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. tuinen en erven.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub lid 22.2.3 sub a;
  • b. per bouwvlak is maximaal 1 woning is toegestaan;
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3 meter achter de voorgevelbouwgrens;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter aan beide zijden;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
  • g. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°;
  • h. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij anders is aangegeven;

22.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevelbouwgrens, of het verlengde daarvan, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijbehorende bouwwerken tevens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • c. de maximale afstand tot de weg bedraagt 80 meter, dan wel de bestaande afstand indien deze meer bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m², met dien verstande dat bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m²,met inachtneming van de volgende bepaling:
    • 1. minimaal 50% van de gronden achter de voorgevelbouwgrens en het verlengde daarvan, met uitzondering van het bouwvlak, dient onbebouwd en onoverdekt te blijven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonark' de geldt de volgende regel:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 15 m2;
  • f. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw bij wonen' mag de oppervlakte niet meer bedragen dan de oppervlakte van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw bij wonen';
  • g. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.

22.2.3 Erkers

In afwijking van het bepaalde in 22.2.1 onder a gelden voor het bouwen van gebouwen in op de gronden buiten het bouwvlak en voor de voorgevelbouwgrens de volgende regels:

  • a. op de gronden buiten het bouwvlak en voor de voorgevelbouwgrens zijn uitsluitend erkers toegestaan;
  • b. de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de maximale diepte van de erker bedraagt 25% van de diepte van de gronden voor de voorgevelbouwgrens tot de bestemmingsgrens, met een maximum van 1,5 meter;
  • e. op een erker is een transparante afscheiding toegestaan, dat wil zeggen dat de afscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn, met een hoogte van 1 meter gemeten vanaf bovenkant erker.

22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevelbouwgrens maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. voor de bouw van een paardenbak gelden de volgende regels:
    • 1. per woning is maximaal 1 paardenbak toegestaan;
    • 2. de afstand tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40 m;
    • 3. de afstand tot het bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    • 4. de paardenbak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van hobbymatig gebruik;
    • 5. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2;
    • 6. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 22.2.1 sub h ten behoeve van het vergroten van de inhoud van woningen en het bouwvlak, mits alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, uitgezonderd de bij recht toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de vergroting van de woningen niet meer mag bedragen dan is weergegeven in de navolgende tabellen, tot een maximum van 1.200 m3;

Gesloopte oppervlakte voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen   Extra uitbreiding van de woning in m3  
0 -750 m2   0,5 m3 per gesloopte m2  
> 750 m2   0,35 m3 per gesloopte m2  

Gesloopte oppervlakte glasopstallen   Extra uitbreiding woning in m3  
0 - 1.000 m2   0,2 m3 per gesloopte m2  
> 1.000 m2   0,05 m3 per gesloopte m2  

  • b. lid 22.2.2 sub c ten behoeve van het vergroten van de afstand tot de weg, mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
  • c. lid 22.2.2 sub d ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, mits alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, uitgezonderd de bij recht toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat voor elke gesloopte m2 voormalige (agrarische) bedrijfsgebouw, 60% van de gesloopte oppervlakte mag worden herbouwd, tot een maximum van 200 m2;
  • d. sublid 22.2.2 sub d ten behoeve van het tijdelijk vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het uitoefenen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    • 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
    • 3. de inhoud van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 200 m3 mag bedragen;
    • 4. de vrijstaande of aangebouwde bijbehorende bouwwerken constructief en functioneel ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning;
    • 5. het vrijstaande bijbehorende bouwwerk achter de achtergevel en het verlengde daarvan van de woning moet worden gesitueerd;
    • 6. de afstand van de achtergevel van de woning tot de voorgevel van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk niet meer dan 15 m mag bedragen, tenzij de inrichting van het perceel het niet mogelijk maakt om het vrijstaande bijbehorende bouwwerk binnen deze afstand te plaatsen;
    • 7. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen tweede inrit aangelegd wordt;
    • 8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 9. indien er sprake is van een tijdelijke woonunit dient deze te worden verwijderd indien de noodzaak voor mantelzorg is vervallen.
  • e. lid 22.2.4 sub b.3 ten behoeve van het verkleinen van de afstand van paardenbakken tot de bouwpercelen van derden, mits de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. kamerbewoning;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. elke verandering van gebruik die in strijd is met het beschermen en in stand houden van natuurwaarden in het stroomgebied van de Linge, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beperking activiteiten'.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 22.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in de woning, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
    • 1. bedrijf aan huis enkel is toegestaan bij woningen welke zijn gelegen in de kernrandzone, ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone';
    • 2. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    • 3. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 en 2 van de in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijfsactviteiten, of bedrijven die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn;
    • 4. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner(s) van de woning;
    • 5. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het bedrijf aan huis;
    • 6. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    • 7. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
    • 8. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers;
  • b. lid 22.1 sub h ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
    • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de woonark mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
    • 3. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Splitsen van een bestaande woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van een bestaande woning in twee zelfstandige woningen, mits:

  • a. de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • b. omliggende (agrarische) bedrijvigheid door de woningsplitsing niet in de bedrijfsvoering wordt belemmerd;
  • c. uit onderzoek is gebleken dat sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
  • d. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevel van de gesplitste woningen;
  • e. uit milieukundig en cultuurhistorisch bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • f. er niet eerder woningsplitsing heeft plaatsgevonden.

22.6.2 Realiseren van nieuwe woongebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van nieuwe woongebouwen. Bij de wijziging gelden de volgende bepalingen:

  • a. alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen zonder karakteristieke of monumentale waarde, voor zover het betreft boventallige bebouwing, welke buiten het bereik van de na wijziging toegestane bebouwing valt, wordt afgebroken;
  • b. bij de maatvoering wordt zo goed mogelijk aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
  • c. de afstand tot boomgaarden dient ten minste 50 m te bedragen.
  • d. naast de bestaande woning mag, na sloop, vervangende nieuwbouw ten behoeve van een woongebouw plaatsvinden overeenkomstig de volgende tabellen:
gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen   nieuwbouw woongebouw  
0 – 500 m²   geen mogelijkheden  
500 -1.000 m²   maximaal 750 m³  
1.000 – 2.500 m²   maximaal 1.200 m³  
> 2.500   maximaal 1.600 m³  

met dien verstande, dat de oppervlakte van een nieuw woongebouw maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de gesloopte voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen;

gesloopte oppervlakte glasopstallen   nieuwbouw woongebouw  
0 - 3.500 m2   geen mogelijkheden  
3.500 - 20.000 m2   maximaal 1.200 m3  
> 20.000 m2   maximaal 1.600 m3  
  • e. indien het woongebouw een inhoud heeft van 750 m3 of meer, dient het aantal wooneenheden ten minste 2 te bedragen;
  • f. indien het woongebouw een inhoud heeft van 900 m³ of meer, dient het aantal wooneenheden ten minste 3 te bedragen;
  • g. indien het woongebouw een inhoud heeft van 1.600 m³ of meer, dient het aantal wooneenheden ten minste 4 te bedragen;
  • h. er mogen bijbehorende bouwwerken bij de nieuw te realiseren woongebouwen worden gebouwd overeenkomstig de volgende tabel:
    woongebouw   bijbehorende bouwwerken  
    woongebouw met 2 wooneenheden   80 m² (in maximaal 1 bijbehorend bouwwerk)  
    woongebouw met 3 wooneenheden   120 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of 110 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  
    woongebouw met 4 of meer wooneenheden   150 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of 140 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  
  • i. de inhoud van een in het woongebouw opgenomen wooneenheid mag niet minder bedragen dan 300 m³;
  • j. om landschappelijke, stedenbouwkundige dan wel economische redenen mogen, in plaats van een woongebouw, vrijstaande woningen worden gebouwd, overeenkomstig de volgende tabel:
    gesloopte oppervlakte   aantal woningen  
    1.000 m² gesloopte bedrijfsgebouwen   maximaal 1  
    2.500 m² gesloopte bedrijfsgebouwen   maximaal 2  
  • k. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:
    • 1. er mogen geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden (ecologie, Natura2000-gebied, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie) en functies (agrarische bedrijven en andere functies);
    • 2. de bestaande infrastructuur moet voldoen en de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig zijn;
    • 3. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
    • 4. buitenopslag is niet toegestaan;
    • 5. de bestaande woning dient te worden gehandhaafd;
    • 6. aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
    • 7. bij een wijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid met betrekking tot vervoer gevaarlijke stoffen over wegen en over het spoor en met betrekking tot gasleidingen in acht te worden genomen;
    • 8. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de bij of krachtens,
      • de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
      • de Wet milieubeheer gestelde bepalingen in acht genomen;
    • 9. door middel van een onderzoek is aangetoond dat er geen negatieve gevolgen ontstaan dan wel dat de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet significant worden aangetast;
    • 10. de wijziging niet mag leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.

22.6.3 Wijziging naar Agrarisch

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden, mits:

  • a. de bestaande oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de woning meer bedraagt dan 200 m2;
  • b. uitsluitend een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • c. omliggende waarden door de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden stedenbouwkundige waarden en landschappelijke waarden;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
  • e. de vergroting niet leidt tot nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid en in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

Artikel 23 Wonen - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in twee-aaneengebouwde en/of geschakelde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 50 m²;
  • b. nevenactiviteiten, met de nadere functie welke is weergegeven in de navolgende tabel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit':
    Adres   Nevenactiviteit  
    Zijl 2   Kantoor  
  • c. het hobbymatig houden van vee en telen van gewassen;
  • d. sportveld, met dien verstande dat:
    • 1. per woning maximaal 1 sportveld is toegestaan;
    • 2. de afstand tot het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 40 m;
    • 3. de afstand tot het bouwvlak van derden niet minder mag bedragen dan 30 m;
    • 4. het sportveld uitsluitend is toegestaan ten behoeve van hobbymatig gebruik;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m2;
    • 6. lichtmasten niet zijn toegestaan;
  • e. mantelzorg in de woning;
  • f. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn.

met de daarbijbehorende:

  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. tuinen en erven.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub lid 23.2.3 sub a;
  • b. per bouwvlak zijn maximaal 2 woningen toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3 meter achter de voorgevelbouwgrens;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter aan beide zijden;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
  • g. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°;
  • h. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij anders is aangegeven;

23.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevelbouwgrens, of het verlengde daarvan, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijbehorende bouwwerken tevens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • c. de maximale afstand tot de weg bedraagt 80 meter, dan wel de bestaande afstand indien deze meer bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m², met dien verstande dat bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m²,met inachtneming van de volgende bepaling:
    • 1. minimaal 50% van de gronden achter de voorgevelbouwgrens en het verlengde daarvan, met uitzondering van het bouwvlak, dient onbebouwd en onoverdekt te blijven;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.

23.2.3 Erkers

In afwijking van het bepaalde in 23.2.1 onder a gelden voor het bouwen van gebouwen in op de gronden buiten het bouwvlak en voor de voorgevelbouwgrens de volgende regels:

  • a. op de gronden buiten het bouwvlak en voor de voorgevelbouwgrens zijn uitsluitend erkers toegestaan;
  • b. de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de maximale diepte van de erker bedraagt 25% van de diepte van de gronden voor de voorgevelbouwgrens tot de bestemmingsgrens, met een maximum van 1,5 meter;
  • e. op een erker is een transparante afscheiding toegestaan, dat wil zeggen dat de afscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn, met een hoogte van 1 meter gemeten vanaf bovenkant erker.

23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevelbouwgrens maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. voor de bouw van een paardenbak gelden de volgende regels:
    • 1. per woning is maximaal 1 paardenbak toegestaan;
    • 2. de afstand tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40 m;
    • 3. de afstand tot het bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    • 4. de paardenbak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van hobbymatig gebruik;
    • 5. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2;
    • 6. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 23.2.1 sub h ten behoeve van het vergroten van de inhoud van woningen en het vergroten van het bouwvlak, mits alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, uitgezonderd de bij recht toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de vergroting van de woningen niet meer mag bedragen dan is weergegeven in de navolgende tabellen, tot een maximum van 1.200 m3;

Gesloopte oppervlakte voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen   Extra uitbreiding van de woning in m3  
0 -750 m2   0,5 m3 per gesloopte m2  
> 750 m2   0,35 m3 per gesloopte m2  

Gesloopte oppervlakte glasopstallen   Extra uitbreiding woning in m3  
0 - 1.000 m2   0,2 m3 per gesloopte m2  
> 1.000 m2   0,05 m3 per gesloopte m2  
  • b. lid 23.2.2 sub c ten behoeve van het vergroten van de afstand tot de weg, mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
  • c. lid 23.2.2 sub d ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, mits alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, uitgezonderd de bij recht toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat voor elke gesloopte m2 voormalige (agrarische) bedrijfsgebouw, 60% van de gesloopte oppervlakte mag worden herbouwd, tot een maximum van 200 m2;
  • d. sublid 23.2.2 sub d ten behoeve van het tijdelijk vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het uitoefenen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    • 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
    • 3. de inhoud van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 200 m3 mag bedragen;
    • 4. de vrijstaande of aangebouwde bijbehorende bouwwerken constructief en functioneel ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning;
    • 5. het vrijstaande bijbehorende bouwwerk achter de achtergevel en het verlengde daarvan van de woning moet worden gesitueerd;
    • 6. de afstand van de achtergevel van de woning tot de voorgevel van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk niet meer dan 15 m mag bedragen, tenzij de inrichting van het perceel het niet mogelijk maakt om het vrijstaande bijbehorende bouwwerk binnen deze afstand te plaatsen;
    • 7. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen tweede inrit aangelegd wordt;
    • 8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 9. indien er sprake is van een tijdelijke woonunit dient deze te worden verwijderd indien de noodzaak voor mantelzorg is vervallen;
  • e. lid 23.2.4 sub b.3 ten behoeve van het verkleinen van de afstand van paardenbakken tot de bouwpercelen van derden, mits de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. kamerbewoning;
  • c. seksinrichtingen.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 23.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in de woning, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
    • 1. bedrijf aan huis enkel is toegestaan bij woningen welke zijn gelegen in de kernrandzone, ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone';
    • 2. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    • 3. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 en 2 van de in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijfsactviteiten, of bedrijven die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn;
    • 4. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner(s) van de woning;
    • 5. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het bedrijf aan huis;
    • 6. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    • 7. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
    • 8. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers.
  • b. lid 23.1 sub e ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
    • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
    • 3. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

23.6 Wijzigingsbevoegdheid
23.6.1 Wijziging naar Agrarisch

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden, mits:

  • a. de bestaande oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de woning meer bedraagt dan 200 m2;
  • b. uitsluitend een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • c. is aangetoond dat de vergroting niet leidt tot een significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied;
  • d. is aangetoond dat de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet significant worden aangetast;
  • e. wordt voorzien in een zorgvuldige inpassing in het omringende landschap door middel van een erfinrichtingsplan;
  • f. omliggende waarden door de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden stedenbouwkundige waarden en landschappelijke waarden;
  • g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
  • h. de vergroting niet leidt tot nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid en in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

Artikel 24 Wonen - 6

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woonwagencentrum ten behoeve van 4 standplaatsen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals bergruimten, sanitaire voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. groenvoorzieningen.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen maximaal 4 voorzieningengebouwen worden opgericht;
  • b. de oppervlakte van een voorzieningengebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevelbouwgrens maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

24.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen.

Artikel 25 Wonen - Landgoed

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. facilitieiten ten behoeve van vergaderingen en bijeenkomsten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', het behoud en herstel van de openheid van de vochtige graslandgebieden ter bescherming van het waardevolle leefgebied voor weidevogels;
  • d. mantelzorg;
  • e. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m2;
    • 4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    • 5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn;
  • f. poorten behorende bij het landgoed, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - poort bij landgoed';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. agrarisch medegebruik;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde in sub f;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens bedraagt 3 meter;
    • 3. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwvlak als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte;
  • g. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw bij wonen' mag de oppervlakte niet meer bedragen dan de oppervlakte van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw bij wonen' en de bouwhoogte niet meer dan is aangegeven.

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van poorten behorende bij het landgoed ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - poort bij landgoed' mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan respectievelijk 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 25.2.1 sub f ten behoeve van het tijdelijk vergroten van het bouwvlak ten behoeve van het uitoefenen van mantelzorg in bijbehorende bouwwerken bij de woning, met dien verstande dat:

  • a. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
  • c. de inhoud van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 200 m3 mag bedragen;
  • d. de vrijstaande of aangebouwde bijbehorende bouwwerken constructief en functioneel ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning;
  • e. het vrijstaande bijbehorende bouwwerk achter de achtergevel en het verlengde daarvan van de woning moet worden gesitueerd;
  • f. de afstand van de achtergevel van de woning tot de voorgevel van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk niet meer dan 15 m mag bedragen, tenzij de inrichting van het perceel het niet mogelijk maakt om het vrijstaande bijbehorende bouwwerk binnen deze afstand te plaatsen;
  • g. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen tweede inrit aangelegd wordt;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. indien er sprake is van een tijdelijke woonunit dient deze te worden verwijderd indien de noodzaak voor mantelzorg is vervallen.

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1 Uitbreiding bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.1 sub e ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

 

25.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Wonen - Landgoed', ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien:
    • 1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Artikel 26 Leiding - Gas

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een hogedrukgasleiding.

26.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
    • 1. de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag respectievelijk maximaal 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. de veiligheid met betreking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Gas' en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
    • 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 27 Leiding - Riool

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een rioolpersleiding.

27.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
    • 1. de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag respectievelijk maximaal 2,5 meter en 10 m2 bedragen.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Riool' en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
    • 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 28 Waarde - Archeologische verwachting 1

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het verenigbaar is met het belang van de bescherming van archeologische waarden.

28.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van andere bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

28.2.3 Bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij:

  • a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. gebouwen maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht;
  • e. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m².

28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Afwijken bouwen ten behoeve van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 28.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

28.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 28.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 28.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

28.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
28.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte- verhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

28.5.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 28.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 28.3.

28.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 28.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

28.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 28.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

28.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 29 Waarde - Archeologische verwachting 2

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het verenigbaar is met het belang van de bescherming van archeologische waarden.

29.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van andere bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

29.2.3 Bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij:

  • a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot een diepte van 200 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. gebouwen maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht;
  • e. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 500 m².

29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Afwijken bouwen ten behoeve van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 29.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

29.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 29.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 29.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

29.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
29.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte- verhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

29.5.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 29.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 200 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 500 m²;
  • d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 29.3.

29.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 29.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

29.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 29.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

29.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 30 Waarde - Archeologische verwachting 3

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het verenigbaar is met het belang van de bescherming van archeologische waarden.

30.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van andere bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

30.2.3 Bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij:

  • a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. gebouwen maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht;
  • e. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 500 m².

30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Afwijken bouwen ten behoeve van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 30.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

30.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 30.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

30.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
30.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte- verhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

30.5.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 30.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 500 m²;
  • d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 30.3.

30.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 30.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

30.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 30.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

30.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 31 Waarde - Archeologische verwachting 4

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het verenigbaar is met het belang van de bescherming van archeologische waarden.

31.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van andere bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

31.2.3 Bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij:

  • a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot een diepte van 100 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. gebouwen maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht;
  • e. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 5000 m².

31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijken bouwen ten behoeve van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 31.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

31.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 31.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 31.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

31.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
31.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte- verhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

31.5.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 31.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 100 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 5000 m²;
  • d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 31.3.

31.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 31.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

31.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 31.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

31.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 32 Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het verenigbaar is met het belang van de bescherming van archeologische waarden.

 

32.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van andere bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

32.2.3 Bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij:

  • a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. gebouwen maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht.

32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Afwijken bouwen ten behoeve van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 32.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

32.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 32.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 32.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

32.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
32.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte- verhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

32.5.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 32.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 32.3.

32.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 32.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

32.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

32.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 33 Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 2

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 2' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het verenigbaar is met het belang van de bescherming van archeologische waarden.

33.2.2 Verbod bouwen ten behoeve van andere bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

33.2.3 Bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij:

  • a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. gebouwen maximaal 2,5 meter uit de bestaande fundering worden opgericht;
  • e. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m².

33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Afwijken bouwen ten behoeve van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 33.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

33.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 33.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 33.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

33.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

33.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
33.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte- verhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

33.5.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 33.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 33.3.

33.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 33.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

33.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in 33.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

33.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 34 Waarde - Landgoed

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een samenhangend beheer van de gronden, met daarbij behorende bouwwerken.

34.2 Bouwregels

Op of in de in lid 34.1 bedoelde gronden mogen, naast de bebouwing die is toegestaan op grond van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte en oppervlakte van niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 10 m2 .

Artikel 35 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde – Nieuwe Hollandse Waterlinie " aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden.

35.2 Bouwregels

Op de in lid 35.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, ten dienste van en behorende bij de daar bedoelde doeleinden en de doeleinden als genoemd in lid 35.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van 2 m.

35.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten aanzien van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in 35.1 nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken en gebruiksvormen:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de cultuurhistorisch waardevolle elementen, en
  • b. nadat ter zake advies is ingewonnen van een door burgemeester en wethouders aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen van landschapselementen;
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 36 Waterstaat - Waterbergingsgebied

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding;
  • b. de waterberging;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m2;
  • d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de waterberingscapaciteit gelijkt blijft.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag mag afwijken middels een omgevingsverguning van lid 36.2 onder d, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. de waterbergingscapaciteit wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder, indien gebouwd wordt onder +3 m NAP.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging' zonder of in afwijking van een omgevingsverguning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
    • 1. het ophogen van gronden;
    • 2. het dempen van watergangen;
  • b. het verbod van sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend zoals in lid 36.3 is bedoeld;
    • 2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in sub a, zijn slechts toelaatbaar, indien de waterbergingscapaciteit gelijk blijft en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder, in geval werkzaamheden worden uitgevoerd onder +3 m NAP.

Artikel 37 Waterstaat - Waterkering

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

37.2 Bouwregels
37.2.1 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het voorzover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering.

37.2.2 Bouwen
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

37.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. morgen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Artikel 38 Waterstaat - Waterretentie

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterretentie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de tijdelijke berging van water.

38.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

38.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de waterretentie;
  • vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het waterschap.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterretentie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. morgen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de waterretentie;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 39 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de afvoer van hoog opperwater, sediment en ijs, voor waterhuishouding, waterberging, voor verkeer te water en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de waterkering.

39.2 Bouwregels

Op de in lid 39.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van rivierbakening en bouwwerken ten behoeve van de Rijkswaterstaat.

39.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.2 ten behoeve van op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane bebouwing, mits in dit kader de Hoofdingenieur Directeur van de Rijkswaterstaat wordt gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 40 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 41 Algemene bouwregels

41.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
  • a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwen zijn gebouwd, met uitzondering van (niet-overdekte) zwembaden.
  • b. Zwembaden zijn uitsluitend toegestaan achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 3 m van de perceelsgrens.
  • c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter  onder peil.

41.2 Bouwen langs water
  • a. De gronden gelegen binnen de volgende afstanden:
    • 1. de hoofdwatergangen tot 10 m uit de as van de waterloop, mits minimaal 4 m uit de insteek;

zijn tevens bestemd ten behoeve van het waterschapsbelang;

  • b. Op de in sub a bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, toegestaan binnen de bouwvlakken van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en de bestemmingsvlakken en bouwvlakkken van de bestemmingen 'Wonen' en 'Bedrijf', alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m;

Afwijken bij een omgevingsvergunning

  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b voor wat betreft het oprichten van:
    • 1. bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand, in verband waarmee gehoord wordt het waterschap;
    • 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, verkeersborden en seinpalen ten behoeve van het waterschapsbelang met een maximale bouwhoogte van 10 m;

mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het waterschapsbelang.

41.3 Bestaande afstanden en maten
  • a. Indien afstanden tot, bouwhoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of aantoonbaar gebouwd zijn voor 14 februari 1977, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of aantoonbaar gebouwd zijn voor 14 februari 1977, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
  • d. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing op de gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'lingelandjes'.

Artikel 42 Algemene aanduidingsregels

42.1 ehs - natuur
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  • b. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 5. het aanleggen van landschapselementen;
    • 6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 7. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 8. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • c. Het verbod als bedoeld in sub b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub b mag alleen worden verleend indien:
    • 1. uit onderzoek is gebleken dat door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

42.2 weidevogelgebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'weidevogelgebied' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  • b. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'weidevogelgebied', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 5. het aanleggen van landschapselementen;
    • 6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 7. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 8. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • c. Het verbod als bedoeld in sub b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub b mag alleen worden verleend indien:
    • 1. uit onderzoek is gebleken dat door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

42.3 geluidzone - industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht indien de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. Met uitzondering van nieuwbouw ter vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing, waarvoor op basis van een bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.

42.4 veiligheidszone - betuwelijn
  • a. Ter plaaste van de aanduiding 'veiligheidszone - betuwelijn' zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. bestaande gebouwen welke aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 2. gebouwen welke zijn toegestaan op basis van Artikel 19 Verkeer - Railverkeer;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a ten behoeve van het realiseren van gebouwen welke zijn toegestaan op basis van de overige regels van dit plan, met dien verstande dat:
    • 1. voorzien wordt in voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
    • 2. voorzien wordt in verschillende aanrijdroutes;
    • 3. voorzien wordt in voldoende mogelijkheden voor ontvluchting van objecten;
    • 4. voorzien wordt in een goede ontvluchting door optimale inrichting of ontsluiting van de openbare ruimte;
    • 5. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de brandweer.

42.5 veiligheidszone - bevi
  • a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

Wijzigingsbevoegdheid 

  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan wijzigen door de aanduiding 'veiligheidszone - bevi geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien de risicovolle inrichting wordt verwijderd, danwel indien door het nemen van technische maatregelen en / of het wijzigen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving blijkt dat de tot de risicovolle inrichting aan te houden afstand kan worden verkleind.

42.6 vrijwaringszone - molenbiotoop
  • a. Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:
    • 1. binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen;
    • 2. binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
      H = X/n + c·z
      Waarin:
      H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
      X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen
      n = de ruwheidcoëfficiënt volgens de ruwheidsklassentabel van Wieringa:
      140 voor open gebied;
      75 voor een ruw gebied;
      c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)
      z = de askophoogte van de molen. Deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel:
Adres   Plaats   Askophoogte  
Zeek 5   Hellouw   14 m  
Provincialeweg 2   Leerdam   13 m  

  • b. Bestaande bouwwerken waarvan de bouwhoogte afwijkt van hetgeen op grond van sub a zou zijn toegestaan, worden geacht in overeenstemming te zijn met het bepaalde in sub a.

Afwijken

  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de andere bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  • d. Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden bepaalde, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 3. het aanleggen van landschapselementen.
  • e. Het in sub d vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan.
  • f. Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in sub d, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 43 Algemene afwijkingsregels

43.1 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ bedraagt;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter.

Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten gelden nog de volgende voorwaarden:

    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken.
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen geheel dienen te worden ontzien;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

43.2 Verhuur van boten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het toestaan van het verhuren van boten, met dien verstande dat:

  • a. het aantal boten niet meer mag bedragen dan 5;
  • b. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
  • c. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'lingelandjes' of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beperking activiteiten';

Artikel 44 Algemene wijzigingsregels

44.1 Algemene afwegingscriteria

Voor elke wijziging welke is opgenomen in artikel 44, met uitzondering van lid 44.4, geldt in zijn algemeenheid dat in de afweging de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen worden betrokken. Met het oog daarop worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:

  • a. er mogen geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden (ecologie, Natura2000-gebied, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie) en functies (agrarische bedrijven, woningen en andere functies);
  • b. de bestaande infrastructuur moet voldoen en de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig zijn;
  • c. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. de bedrijfswoning dient te worden gehandhaafd. Er is geen mogelijkheid de bestaande woning los te koppelen van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bij functieverandering. De eenheid van het erf dient te worden behouden.
  • f. aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
  • g. bij een functiewijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid met betrekking tot vervoer gevaarlijke stoffen over wegen en over het spoor en met betrekking tot gasleidingen in acht te worden genomen;
  • h. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens,
    • 1. de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
    • 2. de Wet milieubeheer gestelde bepalingen in acht genomen;
  • i. door middel van een onderzoek is aangetoond dat er geen negatieve gevolgen ontstaan dan wel dat de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet significant worden aangetast;
  • j. de wijziging niet mag leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.

44.2 Wijziging naar de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen naar de bestemming 'Natuur' ten behoeve van bos- en natuurontwikkeling of het verplaatsen van houtopstanden, met dien verstande dat:

  • a. wijziging plaats vindt met inachtneming van het provinciaal beleid inzake bos- en natuurcompensatie en de Boswet;
  • b. bij de wijziging wordt voorzien in de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur en de bijbehorende beschermingszones.

44.3 Wijziging (niet) agrarisch bedrijf in een andere functie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, voorzover het betreft agrarische of niet-agrarische bedrijfsgebouwen alsmede vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, met bijbehorende erven, wijzigen ten behoeve van:

  • a. wonen;
  • b. agrarisch verwante bedrijven;
  • c. aan het buitengebied gebonden bedrijven;
  • d. ambachtelijke bedrijvigheid en kunstnijverheid;
  • e. extensieve verblijfsrecreatie;
  • f. kleinschalige horeca die gerelateerd is aan de recreatieve functie van het buitengebied;
  • g. extensieve dagrecreatie;
  • h. zorg;
  • i. opslagbedrijven;
  • j. kleinschalige bedrijvigheid genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten.

Bij de wijziging gelden de volgende bepalingen:

  • het bestaande bedrijf dient geheel te worden beëindigd;
  • alle vrijgekomen bebouwing zonder karakteristieke of monumentale waarde, voor zover het betreft boventallige bebouwing, welke buiten het bereik van de na wijziging toegestane bebouwing valt, wordt afgebroken;
  • bij de maatvoering wordt zo goed mogelijk aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
  • de afstand tot boomgaarden dient ten minste 50 m te bedragen.
  • voor de activiteit genoemd onder a;
    • 1. mag, naast de voormalige bedrijfswoning, na sloop vervangende nieuwbouw ten behoeve van een woongebouw plaatsvinden overeenkomstig de volgende tabellen:
gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen   nieuwbouw woongebouw  
0 – 500 m²   geen mogelijkheden  
500 -1.000 m²   maximaal 750 m³  
1.000 – 2.500 m²   maximaal 1.200 m³  
> 2.500   maximaal 1.600 m³  

met dien verstande, dat de oppervlakte van een nieuw woongebouw maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsgebouwen;

gesloopte oppervlakte glasopstallen   nieuwbouw woongebouw  
0 - 3.500 m2   geen mogelijkheden  
3.500 - 20.000 m2   maximaal 1.200 m3  
> 20.000 m2   maximaal 1.600 m3  

    • 1. dient, indien het woongebouw een inhoud heeft van 750 m3 of meer, het aantal wooneenheden ten minste 2 te bedragen;
    • 2. dient, indien het woongebouw een inhoud heeft van 900 m³ of meer, het aantal wooneenheden ten minste 3 te bedragen;
    • 3. dient, indien het woongebouw een inhoud heeft van 1.600 m³ of meer, het aantal wooneenheden ten minste 4 te bedragen;
    • 4. mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de volgende tabel:

woongebouw   bijbehorende bouwwerken  
woongebouw met 2 wooneenheden   80 m² (in maximaal 1 bijbehorend bouwwerk)  
woongebouw met 3 wooneenheden   120 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of 110 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  
woongebouw met 4 of meer wooneenheden   150 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of 140 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  

    • 1. mag de inhoud van een in het woongebouw opgenomen wooneenheid niet minder bedragen dan 300 m³;
    • 2. mogen om landschappelijke, stedenbouwkundige dan wel economische redenen, in plaats van een woongebouw, vrijstaande woningen worden gebouwd, overeenkomstig de volgende tabel:

gesloopte oppervlakte   aantal woningen  
1.000 m² gesloopte bedrijfsgebouwen   maximaal 1  
2.500 m² gesloopte bedrijfsgebouwen   maximaal 2  

    • 1. zijn na wijziging overigens de regels voor het doel wonen van toepassing;

  • de maximale omvang van de activiteiten genoemd onder b, c, d, e, f, g, h, i en j mag niet meer bedragen dan per bedrijf en per bestemming is aangegeven in de onderstaande tabel:

type bedrijf   Omvang hergebruik binnen het plangebied, niet zijnde de bestemmingen Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden en Natuur   Omvang hergebruik binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden en Natuur  
agrarische verwante bedrijven   100%   100%  
aan het buitengebied gebonden bedrijven   100%   100%  
opslagbedrijven   500 m2 + 75% van de overtollige opstallen   geen mogelijkheden  
ambachtelijke bedrijven en kunstnijverheid   500 m2   500 m2  
extensieve verblijfsrecreatie   500 m2   500 m2  
kleinschalige horeca die gerelateerd is aan de recreatieve functie van het buitengebied   250 m2   250 m2  
extensieve dagrecreatie   500 m2   500 m2  
overige bedrijven   500 m2   geen mogelijkheden  
  • de genoemde maximale bedrijfsoppervlakte per hergebruikfunctie mag niet leiden tot een toename van de bebouwing. Het dient in alle gevallen te gaan om hergebruik van bestaande gebouwen. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is niet toegestaan tenzij de bestaande bebouwing ongeschikt is voor hergebruik en met een erfinrichtingsplan de nieuwe bebouwing op een verantwoorde wijze wordt ingepast. Tevens mag door nieuwbouw het bouwvolume (inhoud van de gebouwen) ten opzichte van de bestaande situatie niet toenemen;
  • detailhandel is slechts toegestaan voor kleinschalige verkoop van ter plaatse geproduceerde of streekeigen producten waarbij de detailhandelsfuncties ondergeschikt is;
  • buitenopslag is niet toegestaan.

44.4 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.

De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 45 Algemene procedureregels

Bij toepassing van een bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Artikel 46 Overige regels

46.1 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op veiligheidsaspecten voorgaan boven dubbelbestemmingen ten behoeve van de bescherming van waarden zoals cultuurhistorische waarden en archeologie. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

Artikel 47 Van toepassing verklaring

Het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, blijft van toepassing, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de in het Reparatieplan Bestemmingsplan Buitengebied 2014  opgenomen bestemmingen, de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, volledig (dus inclusief alle ter plaatse geldende aanduidingen) wordt vervangen;
  • b. de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, als volgt worden gewijzigd:
    • 1. de tekstdelen welke in dit plan met vet zijn weergegeven, worden aan de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, toegevoegd;
    • 2. de tekstdelen welke in dit plan zijn doorgehaald, worden uit de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, verwijderd.
  • c. voor zover de gronden zijn aangeduid met de aanduiding 'overige zone – lingelandjes' de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, zoals deze gelden voor de aanduiding 'lingelandjes' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. voor zover de gronden zijn aangeduid met de aanduiding 'overige zone – ehs natuur' de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, zoals deze gelden voor de aanduiding 'ehs natuur' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • e. voor zover de gronden zijn aangeduid met de aanduiding 'overige zone – kernrandzone' de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, zoals deze gelden voor de aanduiding 'kernrandzone' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • f. voor zover de gronden zijn aangeduid met de aanduiding 'overige zone – openheid' de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, zoals deze gelden voor de aanduiding 'openheid' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • g. voor zover de gronden zijn aangeduid met de aanduiding 'overige zone – weidevogelgebied' de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Lingewaal, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 oktober 2012, zoals deze gelden voor de aanduiding 'weidevogelgebied' van overeenkomstige toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 48 Overgangsrecht

48.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

48.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

48.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Ter plaatse van de aanduiding 'Lingelandjes' is kleinschalige oeverrecreatie toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid tot het gebruik van deze gronden ten behoeve van kleinschalige oeverrecreatie, is beperkt tot de eigenaren welke zijn weergegeven in Bijlage 2 Eigenaren Lingelandjes.
Ter plaatse van de aanduiding 'Lingelandjes' is geen bebouwing toegestaan.

Artikel 49 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Reparatieplan Bestemmingsplan Buitengebied 2014.