In het kader van de bestemmingsplanprocedure dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater van het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels een bodemonderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Conclusie
Onderhavig plangebied betreft de nieuwbouw van een veldschuur op een nabij gelegen locatie. Er is geen sprake van functieverandering. Voordat echter een sloopvergunning kan worden afgegeven moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit bodemonderzoek is in 2007 reeds uitgevoerd, zie bijlage
1. Uit dit onderzoek volgt dat het gehalte aan E.O.X. (o,5 mg/kg ds) in de ondergrond licht is verhoogd ten opzichte van de triggerwaarde. De overige onderzochte paramaters in zowel de boven- als ondergrond overschrijden de streefwaarden niet. Het grondwater is licht verontreinigd met arseen en barium, mogelijk als gevolg van verspreiding van de op de nabij gelegen stortplaats aangetroffen verontreiniging met arseen en barium.
Het geheel aan onderzoeksresultaten geeft formeel aanleiding de gestelde hypothese (onverdacht) te verwerpen. Het criterium voor nader onderzoek wordt echter niet overschreden, nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. De aangetroffen bodemkwaliteit wordt aanvaardbaar geacht en vormt zodoende geen belemmering voor de geplande nieuwbouw.