direct naar inhoud van 5.3 Archeologie
Plan: Fort Vuren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0733.BPfortVuren-VA01

5.3 Archeologie

In het kader van de renovatie van monument Fort Vuren dienen verschillende graafwerkzaamheden uitgevoerd te worden:

  • Het graven van een sleuf ten behoeve van de aanleg van nutsleidingen voor de appartementen ter plaatse van de kazerne (maximaal 800 mm).
  • Het graven van een sleuf achter de kazerne t.b.v. onder meer toetreding daglicht (maximaal 400 mm).

Omdat er gegraven moet worden ter plaatse van een monument is een zorgvuldig archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is bekeken onder welke voorwaarden de grond geroerd kan worden zonder dat archeologische of cultuurhistorische waarden worden aangetast.

In juli 2009 heeft Grontmij een cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek uitgevoerd. Bij het onderdeel archeologie is gekeken naar het de voor het onderzoeksgebied relevante gegevens met betrekking tot de archeologie in combinatie met geologie en bodem. Hierbij zijn de volgende werkzaamheden verricht:

  • het bestuderen van bodemkaarten en van geologische en topografische kaarten;
  • het raadplegen van de gemeentelijke beleids- en verwachtingskaarten;
  • het raadplegen van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie;
  • het inventariseren van archeologische waarnemingen en in het verleden verrichte archeologische onderzoeken in het archeologisch informatiesysteem Archis2;
  • het raadplegen van de Archeologische Monumentenkaart (AMK);
  • het raadplegen van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW).

Op basis van de resultaten uit bovengenoemde werkzaamheden blijkt dat het terrein van het fort voor het gebied waar gegraven moet worden, te weten binnen de voormalige grachten, flink is opgehoogd. Het gaat om een pakket van enkele meters. Deze situatie is ontstaan op het moment dat de in 1844 gebouwde aarden redoute op de Waaldijk en de bijbehorende lunet in de jaren 1873-79 met elkaar verbonden werden door een grondlichaam. Hierdoor kreeg het forteiland zijn bijzondere, langgerekte vorm. Dit grondlichaam is hoogstwaarschijnlijk opgeworpen met grond die bij het graven van de grachten om het forteiland vrijkwam. Hierdoor zullen toen der tijd archeologische waarden - die mogelijk daar ter plekke aanwezig waren - zijn vernietigd.

Omdat de werkzaamheden zoals nu gepland, gaan plaatsvinden in (eertijds) opgebrachte grond, zullen daarbij geen archeologisch relevante lagen worden geraakt of genaderd. Hooguit zijn in het grondlichaam zelf archeologische vondsten of indicatoren aanwezig. Deze bevinden zich dan echter niet meer niet in situ, maar zijn in dat geval afkomstig zijn uit die delen van het gebied rond het fort die ten behoeve van de grachtaanleg zijn vergraven. Bij het vervaardigen van dergelijke grondlichamen is in het verleden echter ook veelvuldig gebruik gemaakt van grond die van elders is aangevoerd. Het is dus zelfs onzeker of eventueel aanwezige indicatoren wel afkomstig zijn uit de gegraven gracht ter plaatse.

Voor de diepere ondergrond van het plangebied geldt een middelhoge tot hoge archeologische verwachting vanwege de aanwezigheid daar van meerdere fossiele meandergordels. Deze zouden volgens de gemeentelijke verwachtingskaart archeologische waarden uit het Neolithicum kunnen bevatten. Omdat de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden in het opgeworpen grondlichaam van het fort, is niet aannemelijk dat bij de geplande graafwerkzaamheden archeologische lagen worden geraakt. Daarbij wordt niet dieper gegraven dan 0.30 meter. Voor graafwerkzaamheden dieper dan 0.30 meter is conform dit bestemmingsplan een aanlegvergunning vereist. Met deze vergunningverplichting is het behoud van archeologische waarden geborgd. Ten aanzien van de archeologie worden op grond van het voorgaande geen verdere aanbevelingen gedaan.

Gelet op voorgaande wordt geconcludeerd dat het onderdeel archeologie géén belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.