direct naar inhoud van 4.2 Rijksbeleid
Plan: Fort Vuren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0733.BPfortVuren-VA01

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Nota Ruimte

De algemene uitgangspunten van de Nota Ruimte zijn:

  • Ontwikkelingsplanologie;
  • Decentralisatie;
  • Deregulering;
  • Uitvoeringsgerichtheid.

Het is van belang volgens de Nota Ruimte dat de samenleving zich ontwikkelt tot een netwerksamenleving en een netwerkeconomie. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies.

Het rijksbeleid streeft de volgende doelen na:

  • Versterking van de concurrentiepositie van Nederland;
  • Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • Borging van veiligheid.

In het kader van de Nota Ruimte heeft De Nieuwe Hollandse Waterlinie toestemming gekregen voor Nota Ruimtemiddelen. Dit besluit is gebaseerd op een maatschappelijke kosten/ batenanalyse die aantoont dat de investering van de overheid in de Waterlinie positieve effecten heeft.

De regering heeft in 2008 geld beschikbaar gezet voor conservatie en renovatie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

De plannen ten aanzien van Fort Vuren dragen bij aan de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden alsmede de borging van veiligheid. Het fort draagt tevens bij aan het behoud en versterking in ruimtelijke zin van De Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het project draagt bij aan de doelstellingen van de Nota Ruimte.

4.2.2 Vierde Nota Waterhuishouding

De Vierde Nota Waterhuishouding beschrijft de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de waterhuishouding. De hoofddoelstelling van het beleid is "het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”.

In onderhavig bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen waarin is aangegeven hoe bij de ontwikkeling en het beheer van het fort wordt omgegaan met de verschillende wateraspecten. De effecten van de ontwikkelingen op het fort hebben geen invloed op de waterkwaliteit en de veiligheid en/of kwaliteit van de waterkering en dragen daarbij bij aan de hoofddoelstelling van het waterbeleid.

De wijze waarop bij fort Vuren omgegaan wordt met de verschillende wateraspecten dragen bij aan de hoofddoelstelling van het waterbeleid zoals verwoord in de Vierde Nota Waterhuishouding.

4.2.3 Panorama Krayenhoff

'Behoud door ontwikkeling' is het devies van het rijksbeleid voor cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling. Historisch belangrijke gebouwen en structuren kunnen behouden blijven door er eigentijdse gebruiksvormen en functies aan toe te kennen. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een duidelijk voorbeeld van zo'n oude structuur die alleen met behulp van nieuwe functies nieuw leven kan worden ingeblazen. De Waterlinie heeft officieel gefunctioneerd van 1815 tot en met 1963. Ze is de meest uitgewerkte en daardoor de indrukwekkendste van een stelsel van nationale verdedigingslinies. Over een lengte van hemelsbreed 85 kilometer vormde ze één systeem, met één doel en één beheerder. De Linie was bedoeld ter verdediging van het westelijke deel van Nederland. Na 1945 verloor het systeem geleidelijk zijn noodzaak, het onderhoud aan de bouwwerken kwam op een laag pitje te staan en de beperkingen die de Waterlinie stelde aan de landbouw en de stadsuitbreiding kwamen te vervallen. Na 1963 verbrokkelde ook het beheer. De terreinen verloren steeds meer van hun historische sporen. Hoewel de militaire noodzaak is verdwenen, kan de Waterlinie nog wel degelijk van betekenis zijn.

Globaal gesteld richt het Linieperspectief zich op de opbouw van het 'typische Linieprofiel': een herkenbare hoofdverdedigingslijn, geflankeerd door open velden in het oosten (de voormalige inundatievelden) en landschappelijke of stedelijke verdichting in het westen (destijds het verdedigde gebied).

De geplande ontwikkeling bij Fort Vuren richt zich op het behoud van de historische belangrijke gebouwen en structuren door er eigentijdse gebruiksvormen en functies aan toe te kennen. De geplande voorgenomen ontwikkeling sluit goed aan bij Panorama Krayenhoff.

4.2.4 Beleidsnota Belvedère

Belvedère is rijksbeleid van de ministeries OCW, VROM, LNV en V&W lopend van 1999 t/m eind 2009 dat beoogt om de cultuurhistorie meer richtinggevend te laten zijn in de ruimtelijke inrichting van Nederland. Het cultuurhistorisch erfgoed kan gebaat zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen. Deze vormen een nieuwe ruimtelijke drager, voorzien in een nieuwe functie, of geven een economische impuls voor behoud van het erfgoed.

Deze denk- en werkwijze wordt ook wel 'behoud door ontwikkeling' genoemd. De nota Belvedère is bedoeld om beleidsmaker, marktpartijen, cultuurhistorische en ruimtelijke beroepsgroepen op nieuwe gedachten te brengen. Geen wet, geen regelgeving, maar wel een bron van inspiratie voor provinciaal en lokaal beleid, voor concrete ontwerpopgaven en ruimtelijke plannen.

De geplande ontwikkeling bij Fort Vuren sluit goed aan bij de beleidsnota Belvedère, immers door het geven van een nieuwe functie en economische impuls voor het Fort Vuren wordt het cultuurhistorisch erfgoed behouden en gebruikt.

4.2.5 Rijksmonument

Fort Vuren is op 24 maart 1971 aangewezen als Rijksmonument en valt dientengevolge onder de bescherming van de Monumentenwet 1988. Voor bouwwerkzaamheden aan het fort dient dan ook voldaan te worden aan de Monumentenwet 1988.

Tegelijkertijd met de bouwvergunningaanvraag dient een vergunningaanvraag in het kader van de Monumentenwet 1988 te worden aangevraagd. In de regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar de status van Fort Vuren als rijksmonument. Daarmee wordt zorgvuldigheid in planvorming gewaarborgd.

4.2.6 Beleidsnota Modernisering Monumentenzorg (2009)

De Monumentenwet 1988 stamt oorspronkelijk uit het begin van de twintigste eeuw. Het denken over de omgang met monumenten is sindsdien sterk veranderd. Kenmerken zijn een verschuiving in denken van object naar gebied en van behoud naar ontwikkeling. Ook het denken over de organisatie van de monumentenzorg is veranderd. Daarom moet het systeem worden aangepast aan de ontwikkelingen. In 2010 is de monumentenvergunning onderdeel van de omgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

Verdergaande vereenvoudigingen zijn in de Beleidsbrief aangekondigd:

  • Bepaald gaat worden welke werkzaamheden zonder vergunning mogen worden uitgevoerd.
  • Bij eenvoudige gevallen hoeft niet langer de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) te worden gevolgd.

De Directie Cultureel Erfgoed van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling van de modernisering.

4.2.7 Natuurbeschermingswet - Natura 2000

Nederland kent een stelsel van natuurgebieden die op Europees niveau bescherming genieten: de Natura 2000-gebieden (voorheen de Vogelrichtlijn- en Habitatgebieden). Elk van deze gebieden valt onder de Natuurbeschermingswet omdat het een of meer in Europees verband bijzondere soorten of habitattypen herbergt. Voor elk van deze natuurwaarden zijn per Natura 2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd. De bescherming van de natuurwaarden is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Uitgangspunt hierbij is, dat een verandering in de omstandigheden in en om een Natura 2000-gebied het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mag brengen. De beoordeling hiervan dient te worden onderbouwd met een gedegen ecologische analyse. Is een dergelijk significant effect wel te verwachten, dan moet voor vergunningverlening worden aangetoond dat:

  • er voor de geplande aanpassingen geen reëel alternatief bestaat;
  • er een dwingende reden van groot openbaar belang voor bestaat;
  • de schade volledig gecompenseerd wordt met nadere maatregelen.
4.2.8 Flora- en faunawet

Op basis van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet is het een vereiste om inzicht te bieden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zullen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of zijn leefgebied, zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Zijn de effecten niet weg te nemen, bijvoorbeeld door een andere locatie te kiezen, of op een andere manier naar een oplossing te zoeken, terwijl de uitvoering van het plan noodzakelijk wordt geacht (dwingende redenen van groot openbaar belang) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden aangevraagd en zal moeten worden voorzien in compensatie. Daar waar ontwikkelingen plaatsvinden geldt in dit kader een onderzoeksplicht.