Artikel 9 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
-
a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
-
b. afwijkingen van de in deze regels voorgeschreven breedte- en dieptematen, oppervlakten, afmetingen en bebouwingspercentages en/of de uitkomst daarvan en hoogtebepalingen, tot ten hoogste 10%;
-
c. afwijkingen tot ten hoogste 10 meter in de plaats, richting of afmetingen van bestemmings- en bouwgrenzen ten behoeve van:
-
1. een geringe aanpassing van het tracé of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid of de verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
2. een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde stituering van bouwwerken;
-
3. een aapnassing van de bij uitmeting van een terrein blijkende werkelijke toestand;
-
d. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk en dergelijke tot een hoogte van maximaal 20 m.
-
e. het oprichten van antennes, antenne-opstelpunten en zend- en ontvangstmasten voor mobiele telefonie, radio- en televisiecommunicatie en alarmeringsvoorzieningen, zoals een sirene, tot maximaal 40 m.