Plan: | Zuidwateringstraat, Ritthem |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0718.OMRI03-VG01 |
Op de locatie Zuidwateringstraat ongenummerd te Ritthem is een perceel gelegen dat voor een deel bestaat uit een paardenbak. Het voornemen is om op deze locatie een vrijstaande woning te realiseren. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Tuin'. De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn beperkt tot niet voor bewoning bestemde gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2. Het realiseren van een woning is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen hebben in het principbebesluit (d.d. 23 mei 2023) aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief. De voorgenomen ontwikkeling is planologisch mogelijk te maken middels de uitgebreide procedure omgevingsvergunning. De gemeente heeft daarbij de volgende locatie specifieke randvoorwaarden gesteld:
De aanvraag omgevingsvergunning moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.
Het plangebied is gelegen aan de rand van de kern Ritthem. Het plangebied bestaat uit een deel van het kadastrale perceel Gemeente Vlissingen, sectie O, perceelnummer 1595. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 800 m2.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking Juust)
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de nieuw te bouwen woning toe te staan. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit document toetst de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofdstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en in hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied bestaat uit een deel van de paardenbak, een schuurtje en diverse bomen en struiken (afbeelding 2). Aan de noordzijde van het plangebied is een veldsportcomplex aanwezig met onder andere een korfbalveld, tennisbaan en obstakel- en survivalrun. Aan de oost- en zuidzijde van het plangebied is, op het adres Zuidwateringstraat 7, een vrijstaande woning met bijbehorende tuin en paardenbak gesitueerd. Aan de westzijde van het plangebied is, op de locatie Zuidwateringstraat 22, een begraafplaats aanwezig.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Google Maps)
Het voornemen is om in de toekomstige situatie een vrijstaande woning met berging te realiseren. De woning bestaat uit één bouwlaag met kap (afbeelding 3). De woning inclusief berging heeft een oppervlakte van circa 176 m2. Wat betreft bouwmassa sluit de woning aan bij de bestaande woningen in Ritthem. Om de woning te realiseren wordt het aanwezige schuurtje aan de westzijde van het plangebied gesloopt en wordt de paardenbak verplaatst richting het oosten, zodat deze op een afstand van minimaal 15 meter van de woning komt te liggen. De paardenbak zal verkleind worden van 60 x 20 meter naar 40 x 20 meter.
Afbeelding 3 | Impressie nieuw te bouwen woning (Gabriëlse Architectuur)
De woning komt op dezelfde lijn te liggen als de overige lintbebouwing in de Zuidwateringstraat (afbeelding 4). De lintbebouwing vanuit de kern Ritthem wordt gekenmerkt door de open zichtlijnen richting het landelijk gebied. Over de gehele lengte van de Zuidwateringstraat is er afwisseling van bebouwing met groene doorzichten. Deze zichtlijnen worden, evenals de hagenstructuur langs de wegen, als waardevolle landschapswaarden beschouwd. In het bestemmingsplan 'Buitengebied' is om deze reden de functieaanduiding 'landschapswaarden' opgenomen (zie 2.2.1).
Ter plaatse van het plangebied is vanwege de aanwezigheid van bomen en struiken in de huidige situatie geen open zicht op het achterliggende landschap (afbeelding 2 en 5). De nieuw te bouwen woning zorgt daarom niet voor een belemmering van het doorzicht. Het voornemen is om deze bomen en struiken aan de westzijde van de nieuw te bouwen woning grotendeels te behouden. De knotwilgen aan de noordzijde van het plangebied blijven ook staan. Hiermee wordt de woning landschappelijk en ruimtelijk goed ingepast in de lintbebouwing van de Zuidwateringstraat en worden de aanwezige landschappelijke waarden niet aangetast. Aan de noordzijde van het plangebied wordt een nieuwe inrit gerealiseerd. Hiervoor wordt afzonderlijk een melding ingediend. Bovenstaande is verder uitgewerkt in het landschapsadvies (Bijlage 1).
Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Gabriëlse Architectuur)
Afbeelding 5 | Lintbebouwing en landschappelijke doorzichten aan de Zuidwateringstraat (bron: gemeente Vlissingen)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Vlissingen. Dit bestemmingsplan is op 17 december 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Tuin'. Het bouwen van woningen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Daarnaast ligt over het plangebied de functieaanduiding 'landschapswaarden'. Gronden ter plaatse van deze functieaanduiding zijn tevens bestemd voor de bescherming en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van behoud van de kenmerkende openheid, beplantingspatroon, verkavelingspatroon, reliëf en bebouwingspatroon. Hier is reeds aan getoetst in paragraaf 2.1.2 Toekomstige situatie.
Verder ligt over het plangebied de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – munitie C'. Deze aanduiding geeft aan dat geen gebouwen zijn toegestaan met een vlies- of gordijngevelconstructie en geen gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waar zich als regel een groot aantal personen bevindt (zie 4.5 Externe veiligheid). Verder geldt ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1'. De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden (zie 4.2 Archeologie en cultuurhistorie).
Afbeelding 6 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Paraplubestemmingsplan Parkeernormering
Naar aanleiding van het Parkeerbeleidsplan Vlissingen 2017-2022 en het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen) heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen op 20 maart 2018 de 'Nota parkeernormering Vlissingen 2018-2022' vastgesteld om de parkeerverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen bepalen. Dit is vervolgens juridisch verankerd in het op 5 juli 2018 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeernormering'. De toetsing aan het Paraplubestemmingsplan Parkeernormering is opgenomen in paragraaf 4.11 Verkeer en parkeren.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit wijzigingsplan en raakt geen nationale belangen die in de NOVI zijn opgenomen. Het plan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke otwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van één woning en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven. Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
Zeeuwse Omgevingsvisie
De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.
Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.
Kijkend naar het onderhavige plan sluit deze het meest aan bij de bouwstenen zoals genoemd onder de ambitie 'Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland'. Voor de woningvoorraad is de doelstelling ''Een toekomstbestendige en CO2-neutrale woningvoorraad die in kwaliteit en kwantiteit aansluit op de vraag.'' van toepassing. Voor de bouwsteen 'Woonomgeving' geldt de doelstelling: ''Onze woonomgeving is veilig en klimaatadaptief, lokt gezond gedrag uit en draagt bij aan biodiversiteit.''. Voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van één vrijstaande woning. Deze woning wordt gasloos gerealiseerd en zal voldoen aan de laatste duurzaamheidseisen. Door de ruime opzet van het perceel kunnen maatregelen genomen worden om het perceel klimaatadaptief en biodivers in te richten. De voorgenomen planontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de Zeeuwse Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 is op 21 september 2018 vastgesteld. Nadien zijn verschillende wijzigingen van de verordening vastgesteld. Deze hebben vooral betrekking op het kustfundament, zonneparken, grootschalige bedrijventerreinen en de begrenzing van natuurgebieden. De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Zeeland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, maar ook op het gebied van mobiliteit, milieu, natuur, water en bodem. De regels zijn vooral van belang voor het opstellen van bestemmingsplannen.
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken. De Provincie Zeeland heeft aangegeven de locatie van onderhavige ontwikkeling te beschouwen als bestaand stedelijk gebied. Hierdoor zijn de provinciale regels en beleid gericht op het buitengebied, zoals de rood-voor-rood regeling, niet op deze ontwikkeling van toepassing. Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Regionale woningmarktafspraken Walcheren 2016-2025
Op 18 december 2018 is de 'Actualisatie Walcherse woningmarktafspraken 2016-2025' vastgesteld door de afzonderlijke colleges van de gemeenten Vlissingen, Veere en Middelburg. De gemeenten worden hierbij concreet geconfronteerd met:
In de komende 10 jaar is de verwachting dat de woningvoorraad met circa 7% moet groeien om aan de behoefte te kunnen voldoen. Dit is meer dan waar eerder rekening mee is gehouden. De huidige plancapaciteit van de drie Walcherse gemeenten is 5%. Zo kan de woningmarktvraag worden ingevuld, maar blijft er ook ruimte voor flexibiliteit om in te spelen op veranderingen in de woningmarkt. Om invulling te geven aan de geprognotiseerde behoefte voor reguliere woningen is een onderscheid gemaakt tussen de netto nieuwbouwbehoefte, herstructurering en deeltijdwoningen. Ten behoeve van de woningbouwopgave zijn ruim 3.500 van de te bouwen woningen opgenomen in nader gedefinieerde nieuwbouwprojecten. In deze projectenlijst wordt onderscheid gemaakte tussen plannen die planologisch geregeld zijn door middel van bijvoorbeeld een onherroepelijk bestemmingsplan (de zogenaamde 'harde plancapaciteit') en plannen die dat niet zijn (de 'zachte plancapaciteit').
In de Walcherse woningmarktafspraken is de kern Ritthem opgenomen. In de zachte plancapaciteit is er voor kleinere plannen (< 20 woningen) in Ritthem nog ruimte voor 11 woningen in de periode 2016-2025. De beoogde ontwikkeling van één woning is daarmee passend binnen de regionale woningbouwafspraken.
Zeeuwse Woondeal
Het Rijk heeft de provincies en gemeenten gevraagd om met woningbouwplannen te komen in de vorm van zogenaamde woondeals. Die woondeals geven regionale invulling aan de nationale woningbouwambities. De Zeeuwse Woondeal is de uitwerking van het provinciale bod dat in 2022 is vormgegeven in afstemming met de Zeeuwse gemeenten. De woondeal is 6 maart 2023 ondertekend door de minister voor VRO en vertegenwoordigers namens de colleges van GS en B&W van de Zeeuwse gemeenten. De hoofdlijnen van de Woondeal Zeeland zijn als volgt:
Voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van één woning. Het iniatief draagt bij aan de woningbouwopgave en is, aangezien de eigenaar van het perceel zelf de woning gaat realiseren, niet in strijd met de doelstelling 'betaalbaarheid' uit de Zeeuwse Woondeal. Het initiatief past hiermee binnen de uitgangspunten van de Zeeuwse Woondeal.
Strategische Visie 2040
De strategische visie Blik op de toekomst kijkt vooruit naar hoe in Vlissingen in 2040 gewoond, gewerkt, geleerd en ontspannen kan worden. Zichtbaar wordt hoe is ingezet op het halen van de klimaatdoelstellingen en hoe de stad omgaat met toenemende wateroverlast, hittestress en droogte.
Het uitgangspunt voor het wonen is dat nieuwe en bestaande woongebieden klimaatneutraal zijn door nul-op-demeterwoningen en daarnaast ook klimaatadaptief. Zo kunnen groene daken en geveltuinen zorgen voor isolatie en verkoeling, geeft vergroening schaduw en zijn er oplossingen om regenwater snel af te voeren of juist op te slaan. Ingezet wordt op het hergebruik van materialen. Daarnaast worden nieuwbouwprojecten en renovaties in 2040 naast circulair ook natuurinclusief. Moderne, groenere woonwijken zijn aantrekkelijker én worden hoger gewaardeerd op de markt. Groen binnen handbereik draagt immers ook bij aan de gezondheid van wie in de wijk leeft en beweegt.
Kortom, in 20240 is Vlissingen in balans. Meer werkende bollebozen, jonge gezinnen en hogere inkomens noemen Vlissingen hun thuis. Niet vreemd, want Vlissingen is een levendige gemeente met woningen en voorzieningen die up to date zijn. Door snelle, fysieke en digitale, verbindingen ontstaat een aantrekkelijke woonplaats, wat wordt versterkt door de interessante werkomgeving die de stad biedt, onder meer door Delta-gerelateerde bedrijven en het justitieel complex. Het woningaanbod past bij deze gezinnen met hun hogere besteedbaar inkomen en varieert daarom van energiezuinige appartementen tot eengezinswoningen in groene wijken. Door een grotere variatie in het beschikbare aanbod kunnen mensen hun hele wooncarrière in Vlissingen vormgeven.
Voorliggend plan voorziet in de mogelijkheid om ter plaatse een moderne woning te realiseren waarin de hiervoor genoemde doelstellingen op het gebied van klimaat en energiezuinigheid vormgegeven kunnen worden. De realisatie van een vrijstaande woning op deze locatie biedt de mogelijkheid voor een jong gezin om in Ritthem te blijven wonen. Het initiatief past binnen de Strategische Visie 2040.
Structuurvisie Vlissingen 2020
Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad van Vlissingen de structuurvisie 'Vlissingen stad aan zee- een zee aan ruimte' vastgesteld. Op 30 mei 2013 heeft de raad een actualisatie van deze visie vastgesteld. De gemeente heeft de ambitie Vlissingen gereed te maken voor de toekomst. De gemeente wil in deze structuurvisie verschillende ontwikkelingen koppelen aan de ruimtelijke opgave.
In de structuurvisie is met betrekking tot het thema 'Wonen' opgenomen dat Vlissingen een stad is waar iedereen moet kunnen wonen en waar iedereen zijn bijdrage levert aan een beter woonklimaat. Van de boulevards, via het centrum tot en met de geledingszone; de omgevingsfactoren voor een breed scala aan woonomgevingen zijn voorhanden in Vlissingen. Wat lijkt te ontbreken, is de match van de woningvoorraad met de woningvraag. In Vlissingen moet iedereen zo veel mogelijk in staat zijn een wooncarrière te maken. Diversiteit aan woningen en het toevoegen van meer kwaliteit is hiervoor een vereiste.
De gemeente zet in op integrale wijkaanpak om zoveel mogelijk Vlissingers, Souburgers en Ritthemers een wooncarrière te kunnen laten maken. Het aanbieden van voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor diverse doelgroepen hoort daar vanzelfsprekend bij. Voorgenomen ontwikkeling betreft de woning van één vrijstaande gezinswoning waardoor een jong gezin wooncarrière kan maken in Ritthem. Het plangebied is op de visiekaart gelegen in het buitengebied/geledingszone (afbeelding 7). De strategie voor deze zogenaamde geledingszone is het behouden en versterken van het karakteristieke Walcherse landschap. Het initiatief belemmert, zoals beschreven in paragraaf 2.1.2, geen waardevolle open doorzichten vanuit de lintbebouwing richting het landelijk gebied.
Afbeelding 7 | Uitsnede structuurvisie (bron: gemeente Vlissingen; bewerking: Juust)
Woonvisie 'Vlissingen stad aan zee - een zee aan woonkwaliteit'
Het doel van de woonvisie, vastgesteld op 17 december 2009 en geactualiseerd op 30 mei 2013, is het formuleren van het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wonen. De visie is het toetsingskader voor initiatieven van derden en leidraad voor het handelen van de gemeente Vlissingen. In de woonvisie is een aantal doelstellingen geformuleerd:
Voorgenomen ontwikkeling draagt voornamelijk bij aan de doelstelling 1 en doelstelling 3. De nieuw te bouwen woning zal voldoen aan de meest recente eisen voor nieuwbouw. Daarnaast draagt de realisatie van deze gezinswoning bij aan het behoud van een gezin in de kern Ritthem. In de woonvisie is specifiek aangegeven dat speciale aandacht en zorgvuldigheid nodig is in het geval van een ontwikkeling op een plek waar (te behouden) landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische of ecologische waarden in het geding zijn. Met voorgenomen ontwikkeling worden geen gebouwen met een cultuurhistorische betekenis gesloopt. Ook wordt het open doorzicht op het achterliggende landschap niet geblokkeerd, aangezien in de huidige situatie de bestaande bomen en struiken het zicht reeds blokkeren.
Uit bovenstaande blijkt dat gemeentelijk beleid de vaststelling van het plan niet in de weg staat.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Over het gehele plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1'. Archeologisch onderzoek is nodig wanneer de grond- of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte (40 cm) beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 500 m². De woning heeft een oppervlakte van ca. 176 m2 en zal daarmee de vrijstellingswaarden in geen geval overschrijden. Archeologisch onderzoek is daarom niet benodigd.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. Op de locatie Zandweg 11, op een afstand van 130 meter vanaf het plangebied, is een rijksmonument gelegen (blauwe stip, afbeelding 8). Het gaat om een militair verblijfsgebouw met een functie als personeelsonderkomen. Deze locatie was onderdeel van het complex Landfront Vlissingen. Verder staat op de locatie Zuidwateringstraat 10 een MIP-object (paarse stip, afbeelding 8). Dit betreft een dienstwoning. Verder zijn er in de omgeving meerdere historische boerderijen aanwezig, waaronder de woning op het naastgelegen perceel Zuidwateringstraat 7 (groene stip, afbeelding 8). Ook op de locatie Zuidwateringstraat 9, 20 en 28 zijn historische boerderijen aanwezig. De nieuw te bouwen woning heeft, gelet op de ruime afstand, geen negatieve effecten op de instandhouding en zicht op cultuurhistorisch waardevolle objecten in de omgeving.
Afbeelding 8 | Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart (bron: Provincie Zeeland, bewerking: Juust)
De aspect 'archeologie en cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de realisatie van het gewenste plan.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Bij nieuwbouw van woningen dient onderbouwd te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Relevant in dit geval is de begraafplaats, de paardenbak en het naastgelegen sportveld (geluid en veldverlichting). Voor het bepalen van de richtafstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven- en Milieuzonering'. De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden tot het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Het plangebied maakt onderdeel uit van een lintbebouwing. Gelet op de verschillende functies (agrarische gronden, sportvelden, begraafplaats en een bedrijf) in de nabijheid van het plangebied kan gesteld dat er sprake is van een gemengd gebied. De richtafstand kan hierdoor met één afstandstap verkleind worden.
Aan de westzijde van het plangebied is een begraafplaats gelegen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven- en Milieuzonering' geldt voor een begraafplaats een minimale richtafstand van 10 meter. Aangezien er sprake is van een 'gemengd gebied' kan de richtafstand verkleind worden tot 0 meter. De afstand tussen het plangebied en de begraafplaats bedraagt ruim 15 meter waardoor ruimschoots aan de richtafstand wordt voldaan.
Ter plaatse van de nieuw te bouwen woning is een paardenbak aanwezig. De paardenbak zal verplaatst worden richting het oosten, zodat deze op een afstand van minimaal 15 meter van de nieuw te bouwen woning komt te liggen. De grondeigenaren van het nieuwe perceel en de locatie Zuidwateringstraat 7 houden gezamenlijk 2 paarden en een pony, waardoor er sprake is van het hobbymatig houden van paarden. Een paardenbak van een hobbymatige paardenhouderij in een 'gemengd gebied' dient, confrom de VNG-brochure 'Bedrijven- en milieuzonering', op ten minste 10 meter van een woning van derden gesitueerd te zijn. In de toekomstige situatie bedraagt de afstand tussen de noordwestelijke punt van de paardenbak en de dichtsbijgelegen woning van derden (Zuidwateringstraat 3E) circa 35 meter. Hierdoor wordt ruimtschoots voldaan aan de richtafstand. Bovendien staan de paarden het overgrote deel van de tijd op de wei of in de stal. Bij slecht weer en in de winter staan de paarden een uur per dag in de bak. De bak wordt niet gebruikt om in te rijden. Eventuele mest wordt dagelijks verwijderd.
Aan de noordzijde van het plangebied is een veldsportcomplex aanwezig met onder andere een korfbalveld, tennisbaan en obstakel- en survivalrun. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven- en Milieuzonering', bedraagt de richtafstand van een veldsportcomplex met verlichting (SBI2008 931, milieucategorie 3.1) in een 'gemengd gebied' 30 meter. Hierbij is het aspect geluid maatgevend. De bestemming 'Sport' grenst direct aan het plangebied. Hierdoor wordt niet voldaan aan de richtafstand. Het dichtsbijgelegen sportveld, waar de meeste geluidhinder vandaan komt, is echter gelegen op een afstand van circa 34 meter. De gebouwen (kantines) behorend bij het sportveld zorgen daarnaast voor een afschermende werking. De hoofdingang van de gebouwen is bovendien gelegen aan de noordzijde. Verder dient de toegangsweg naar de sportvelden als een bufferzone tussen de nieuw te bouwen woning en het veldsportcomplex. Het is niet aannemelijk dat deze toegangsweg tot zowel de sportvelden als de nieuw te bouwen woning zal verdwijnen. De parkeerplaats van het sportveld is gelegen op een afstand van circa 40 meter vanaf het plangebied, waardoor eventuele indirecte geluidhinder (o.a. dichtslaande portieren) geen belemmering vormt.
Wat betreft lichthinder kan gesteld worden dat er recent nieuwe lichtmasten (Dark Light armaturen) zijn aangebracht. Hierdoor is er een maximale lichtopbrengst op het veld en slechts strooilicht naar de omgeving. De lichthinder naar de omgeving is hierdoor minimaal. Uit bovenstaande blijkt dat het aspect 'bedrijven- en milieuzonering' geen belemmering vormt voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
De ruimtelijke onderbouwing bevat een motivering over de bodemkwaliteit in relatie tot de beoogde bestemming. Op het plangebied ligt een tuinbestemming. De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de woonbestemming en mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Aangezien er een gevoeligere functie wordt mogelijk gemaakt, is het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Door ABO Milieuconsult is op 27 september 2023 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2).
Uit dit onderzoek blijkt dat in de bovengrond plaatselijk bodemvreemde bijmengingen zijn aangetroffen met baksteen. De licht verhoogde gehalten aan cadmium, lood, zink, PCB, PAK en minerale olie in de bovengrond geven echter geen aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek. Op de locatie is in de bodem en op het maaiveld geen asbest(verdacht) materiaal aangetroffen. Het aspect 'Bodem' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Kwetsbare objecten (woningen) moeten bij ruimtelijke planvorming beschermd worden tegen de externe veiligheidsrisico's. Hieronder wordt ingegaan op zowel risicovolle inrichtingen als transportroutes gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op ruim 500 meter afstand van het plangebied is een risicovolle inrichting (bovengrondse propaantank) gelegen (afbeelding 9). Het gaat om Akkerbouwbedrijf Wisse. Het explosieaandachtsgebied valt niet over het plangebied. Op een afstand van ruim 680 meter van het plangebied is eveneens een risicovolle inrichting gelegen. Dit betreft Akkerbouwbedrijf Cevaal/Minicamping de Karnemelkshoek. Het plangebied is niet gelegen binnen de explosieaandachtsgebied van deze risicovolle inrichting.
Het plangebied is wel gelegen in de C-zone van munitieopslagplaats MMC Ritthem. Over het plangebied is daarom in het bestemmingsplan 'Buitengebied' de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – munitie C' opgenomen. Binnen veiligheidszone C (1200 meter rondom de munitieopslag van Fort Rammekens) zijn geen gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en geen gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich een groot aantal personen bevindt, toegestaan. Er wordt over het algemeen gesproken over zeer grote glasoppervlakten bij meer dan 100 m2 aan glas. Bij het ontwerp van de woning is hier rekening mee gehouden. Het glasoppervlak van de woning zal niet meer dan 100 m2 bedragen.
Het plangebied ligt, op een afstand van ruim 6,5 kilometer van de kerncentrale en daarmee, binnen de maatregelenzone 'jodiumprofylaxe'. De maatregel jodiumprofylaxe (het innemen van jodiumtabletten) is één van de maatregelen die in de voorbereiding op- en bij de bestrijding van de effecten van een kernongeval kan worden overwogen. Verder is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van Kloosterboer Vlissingen VOF en Verbrugge Zeeland Terminals. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is daarom benodigd.
Afbeelding 9 | Uitsnede signaleringskaart EV (bron: Ipo; bewerking: Juust)
Transportroute gevaarlijke stoffen
Op ruim 550 meter afstand is een gasleiding van de Gasunie gelegen. Het plangebied ligt niet binnen de risicocontouren. Op ruim 900 meter afstand is de Westerschelde gelegen. Het PR-risicocontour door de Westerschelde is niet over het land geprojecteerd en vormt zodoende geen belemmering. Het plangebied ligt echter wel binnen het invloedsgebied van de Westerschelde. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico, waarbij wordt ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid en beheersbaarheid, is daarom nodig. Het groepsrisico zal, aangezien het gaan om de realisatie van slechts één woning, niet meer dan 10% toenemen.
Bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid en beheersbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie "Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid". Uit bovengenoemde handreiking volgt dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor ook in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is.
Het plangebied wordt via de Zuidwateringstraat, Dorpsweg en Rammenkensweg ontsloten op de N662. Het plangebied is vanaf het noorden goed bereikbaar voor hulpdiensten via de N662. Het plangebied is eveneens via de Zuidwateringstraat en daarop aangesloten wegen goed bereikbaar vanaf het zuiden. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten voldoende te noemen.
Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn om zichzelf op eigen kracht enige tijd te redden of in veiligheid te brengen. Tegen ongevallen met giftige stoffen of brandbare gassen op de Westerschelde zijn redelijkerwijs geen ruimtelijk relevante maatregelen te nemen zoals het uitsluiten van nieuwe risicobronnen, uitsluiten van ontwikkelingen voor grote groepen personen of meer afstand tussen risicobron en ontvangers. Wel zijn er maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid en ter verbetering van de beheersbaarheid te treffen om de veiligheid te verhogen. Ondanks dat er geen ruimtelijke maatregelen zijn te nemen, zijn er wel andere maatregelen te treffen om de veiligheid te verhogen. Uit bovenstaande verantwoording blijkt dat het groepsrisico geen belemmering vormt voor het mogelijk maken van het plan.
Om de zelfredzaamheid te vergroten zijn de toekomstige bewoners geïnformeerd over hoe zij het beste kunnen handelen in het geval van een incident waarbij een toxische wolk vrijkomt. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van de infografic van de Veiligheidsregio Zeeland (Bijlage 3). Daarnaast wordt de woning zodanig gebouwd dat deze luchtdicht afsluitbaar is. Zo kan bijvoorbeeld de mechanische ventilatie met een eenvoudige handeling uitgeschakeld worden.
Uit bovenstaande blijkt dat het aspect 'Externe veiligheid' geen belemmering vormt voor het plan.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Woningen zijn geluidsgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder. Het plangebied is gelegen binnen een 30 km/uur zone. Wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur zijn uitgesloten van akoestisch onderzoek volgens de Wet geluidhinder. Wel moet er, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. De nieuw te bouwen woning komt te liggen op een afstand van circa 27 meter van de Zuidwateringstraat. Er kan vanuit worden gegaan dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect geluid vormt geen belemmering om het gewenste plan mogelijk te maken.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In dit geval is er sprake van een woningbouwlocatie met één woning. Volgens de regeling is er in dat geval dus geen sprake van een ontwikkeling die in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Desondanks is de te verwachten verkeersgeneratie in de NIBM-tool ingevoerd (afbeelding 10).
Afbeelding 10 | NIBM-tool (bron: Ministerie I&W)
Uitgaande van een extra verkeersgeneratie van 8,2 motorvoertuigen per etmaal (zie paragraaf 4.11), draagt het plan niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De concentratiebijdrage ligt ruim onder de NIBM-grens van 1,2 ìg/m3. Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de realisatie van het gewenste plan.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Soortenbescherming
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effecten hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Er zijn sloopactiviteiten en rooiwerkzaamheden voorzien. Het kan zijn dat daardoor beschermde soorten worden verstoord. Door MaGRID is op 25 augustus 2023 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 4).Ter plaatse van de nieuw te bouwen woning is een berging aanwezig en verschillende bomen en struiken. De berging zal gesloopt worden en een aantal struiken zullen gerooid worden. Om de nieuwe inrit aan te kunnen leggen wordt een slootje gedempt en vervangen door een duiker. Verder worden twee van de appelbomen verplaatst binnen het perceel in verband met de plaatsing ten opzichte van de nieuwe woning.
Uit het onderzoek blijkt dat het gebied in geen enkel opzicht geschikt broedbiotoop vormt voor vogels (al of niet met jaarrond beschermde nesten). Effecten en daarmee knelpunten in het kader van de Wet natuurbescherming treden daarmee niet op. Effecten op algemeen voorkomende soorten (waarvan de nesten alleen tijdens het broedseizoen beschermd zijn) zullen enkel optreden als de werkzaamheden uitgevoerd worden binnen de broedperiode (maart-augustus). Door werkzaamheden buiten deze periode uit te voeren en/of te starten worden de grootste negatieve effecten (verstoring in dit geval) op broedende vogels voorkomen.
Essentiële foerageergebieden, primaire vliegroutes en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet aanwezig op en rondom de onderzoekslocatie. Op de locatie is geen sprake van optimaal ontwikkeld habitat voor dagvlinders, libellen, amfibieën, vissen, reptielen, grondgebonden zoogdieren en overige ongewervelden. Uit de quickscan blijkt dat nader onderzoek en/of het treffen van andere mitigerende maatregelen niet nodig is.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied en niet in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of overige provinciaal beschermde gebieden, waardoor bij voorbaat kan worden uitgesloten dat sprake is van een direct negatief effect op beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt op minder dan 1 km afstand van het NNN 'Natuurreservaat Rammekenshoek'. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling daarnaast kleinschalig is en op enige afstand van beschermde natuurgebieden plaatsvindt worden tevens geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door geluid, trilling en licht) verwacht.
Voor dit plan is voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (Bijlage 5). Uit de berekening blijkt dat het aspect stikstof geen belemmering vormt voor uitvoering van het plan. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Voor het onderdeel stikstof is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Op basis van de gemeentelijke beleidskaart ligt het plangebied in een 'verdacht gebied' (afbeelding 11). In deze gebieden hebben oorlogshandelingen plaatsgevonden en hebben na de WOII geen grootschalige grondroerende werkzaamheden plaatsgevonden. Bij alle grondroerende werkzaamheden dieper dan 0,4 m –mv, dient onderzoek naar conventionele explosieven (CE) uitgevoerd te worden. Om deze reden is er onderzoek nodig.
Afbeelding 11 | Uitsnede kaart onderzoeksgebied explosieven (bron: gemeente Vlissingen)
Door BeoBOM is op 6 oktober 2023 een vooronderzoek conflictperiode uitgevoerd (Bijlage 6). Uit dit onderzoek blijkt dat onvoldoende feitelijke indicaties aangetroffen zijn voor de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten binnen het plangebied. Nader onderzoek is niet benodigd. Het aspect 'Niet Gesprongen Explosieven' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Op 19 april 2012 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2012-2020 (GVVP) vastgesteld. Het doel van dit plan is het vastleggen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de gemeente Vlissingen voor de periode tot 2020 met inachtneming van de ruimtelijke, demografische en verkeerskundige ontwikkelingen alsmede met het rijks-, provinciale- en regionale beleid. Voor de regio Walcheren is goede bereikbaarheid van groot belang. Het gaat daarbij om de bereikbaarheid voor forensen, inwoners, toeristen en dagjesmensen in de regio.
Parkeren
De ambitie van de gemeente Vlissingen is dat het parkeren een optimale ondersteuning levert aan alle activiteiten (gericht op bewoners, ondernemers/ werknemers en sociaal, recreatief, toeristisch en economisch bezoek) die binnen de gemeente Vlissingen plaatsvinden.
Om de parkeerbehoefte bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen te bepalen wordt gebruikt gemaakt van parkeernormen afkomstig uit de Nota Parkeernormering Vlissingen 2018-2022 (Stilstaan bij Ruimtelijke Ontwikkelingen). Het plangebied ligt binnen een gebied met de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en valt binnen de stedelijke zone 'rest bebouwde kom'. Een bouwplan dient in beginsel op eigen terrein aan de parkeerplaatsverplichting te voldoen. Voor de functie ‘wonen’ is een andere indeling aangehouden dan de richtlijnen vanuit het CROW. Voor de implementatie in de ruimtelijke plannen is een indeling naar ‘omvang van de woning’ en ‘typologie van de woning’ volgens het gemeentelijk beleid beter toepasbaar dan een indeling uitgaande van de prijsklasse van de woning.
Uit de Nota Parkeernormering Vlissingen 2018-2022 volgt dat de parkeernormering voor een vrijstaande woning (van meer dan 150 m2 gebruiksoppervlak) 2,1 parkeerplaats bedraagt met inbegrip van 0,3 parkeerplaatsen per woning voor bezoekers. Dit betekend dat er 3 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd op eigen terrein. Op het perceel is voldoende ruimte aanwezig om in deze parkeerbehoefte te voorzien.
Verkeersgeneratie
De Nota Parkeernormering Vlissingen 2018-2022 heeft geen normen voor de verkeersgeneratie. Hierdoor wordt gebruik gemaakt van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'. Hierbij is uitgegaan van het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk'. De gemiddelde verkeersgeneratie voor een vrijstaande woning is 8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit aantal is voor een erftoegangsweg als de Zuidwateringstraat verwaarloosbaar.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatief effect op de waterveiligheid. Er liggen geen waterkeringen in de directe omgeving van het projectgebied. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
![]() Het dakoppervlak van het schuurtje bedraagt 40 m2. De nieuwe woning inclusief berging heeft een dakoppervlak van 176 m2. In totaal neemt daarmee de verharding toe met 136 m2. Dit betekent een watercompensatie van 10,2 m3. Deze wordt voorzien door het hemelwater dat op het dakoppervlak valt, oppervlakkig af te laten voeren naar de paardenbak. In deze paardenbak worden voorzieningen getroffen om het water tijdelijk te bergen en vertraagd af te voeren richting de secundaire watergang aan de noordzijde van het perceel. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater afgevoerd via het bestaande gemeentelijke rioolstelsel en aangeboden voor zuivering. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
Met dit plan wijzigt de oppervlaktewaterkwaliteit niet. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
Niet van toepassing. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Er is geen sprake van bodemdaling. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Er is geen sprake van natte natuur. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Aan de noordzijde van het plangebied is een secundaire watergang gelegen in beheer en eigendom van het Waterschap. Onderhoud kan plaatsvinden via de huidige weg richting het veldsportcomplex. |
Andere belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Er zijn geen relevante andere eigendommen van het Waterschap Scheldestromen in de nabijheid van het plangebied. |
Wegen in beheer bij het waterschap
|
Niet van toepassing |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan wordt één nieuwe woning mogelijk gemaakt. Het project wordt, gezien de aard en omvang, niet aangemerkt als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Tevens zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten, omdat de milieu-effecten zeer beperkt zijn (zie voorgaande paragrafen). Het opstellen van een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsnotitie is niet nodig.
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Dit plan voorziet in de bouw van 1 woning. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hierboven is benoemd. De gemeente Vlissingen sluit met de initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging ontwerpbesluit omgevingsvergunning
Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning wordt, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken, zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend.
Participatie
Iniatiefnemers hebben op 25 januari 2024 een informatieavond georganiseerd voor omwonenden en belanghebbenden. Deze zijn middels een uitnodigingsbrief uitgenodigd. Tijdens de informatieavond zijn de plannen gepresenteerd en was er ruimte voor het stellen van vragen. Er zijn zorgen geuit over het heien in relatie tot scheurvorming. Toegezegd is om voor de paalfundering te werken met een boorsysteem, waardoor heien niet aan de orde is. Daarnaast is aandacht gevraagd voor eventuele verkeersbewegingen van bouwverkeer, met name in de weekenden en op trainingsavonden. Omdat door het HSB bouwsysteem minder lang gebouwd wordt en 95 % door een aannemer wordt gebouwd, zal er in de avonden en weekenden weinig bouwverkeer zijn. De bouwvakkers worden wel geinstrueerd met betrekking tot dit onderwerp. Hiermee zijn de zorgen van omwonenden/belanghebbenden weggenomen. Van de informatieavond is een verslag geschreven welke is overlegd met de gemeente.