Plan: | Van Ginkelstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0718.OMOS02-VG01 |
Aan de noordoostzijde van Oost-Souburg ligt aan de Van Ginkelstraat een braakliggend perceel. Op het braakliggende perceel was voorheen een gymzaal gevestigd behorende bij een voormalige basisschool. Zowel de school als de gymzaal zijn gesloopt. Het voornemen is om op deze locatie 8 woningen te realiseren. De grond waarop de woningen worden gebouwd heeft de bestemming 'Maatschappelijk'. Het realiseren van woningen is niet toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk' in het geldende bestemmingsplan.
Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, wordt de uitgebreide procedure omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan doorlopen. De aanvraag moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.
Het plangebied is gelegen aan de noordoostzijde van Oost-Souburg, op de hoek van de Van Ginkelstraat en de Henri Dunantstraat. Het betreft het perceel kadastraal bekend, gemeente Vlissingen, sectie 1, nummer 4550. Het plangebied wordt aan de noordoostzijde begrensd door perceel 4547, aan de zuidoostzijde door percelen 3930 en 3933. Aan de zuidwestzijde wordt het perceel begrensd door de Henri Dunantstraat en aan de noordwestzijde door de Van Ginkelstraat.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Scheldestromen, bewerking Juust B.V.)
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige nieuwbouw toe te staan. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit document toetst de realisatie van nieuwbouw aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofdstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het bouwplan nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en in hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied betreft een braakliggend terrein. Op dit perceel was een gymzaal gevestigd, welke in 2018 is gesloopt. Op het naastgelegen perceel stond een basisschool welke, net als de gymzaal, in 2018 is gesloopt. Sinds 2012 was deze basisschool niet meer in gebruik. Op het perceel van de bassischool is een groepszorgwoning gerealiseerd waar intramurale zorg wordt verleend. Het perceel van de gymzaal ligt sindsdien braak.
Het plangebied ligt in een woonwijk met voornamelijk woningen die zijn gebouwd omstreeks 1970 en een deel begin 2000.
Afbeelding 2 | Huidige situatie projectgebied - bezien vanuit Van Ginkelstraat (bron: Google StreetView, 2021)
Afbeelding 3 | Oude situatie plangebied – bezien vanuit Van Ginkelstraat (bron: Google Street View, 2009)
Het voornemen is om op deze locatie 8 sociale huurwoningen te realiseren. De woningen betreffen grondgebonden rijwoningen, bestaande uit twee bouwlagen aan de voorzijde en één bouwlaag aan de achterzijde. De voorzijdes zijn gericht op de Van Ginkelstraat. De woningen hebben een plat dak met aan de voorzijde een hoogte van 7 meter en aan de achterzijde een hoogte van 4 meter. Op de daken worden zonnepanelen aangebracht. Deze worden aan het zicht onttrokken doordat op het dak een opstaande rand wordt aangebracht. De woningen worden levensloopbestendig uitgevoerd en bevatten drie slaapkamers, waarvan één op de begane grond. Verder bevinden alle voorzieningen, waaronder de badkamer, wasruimte, toilet en keuken, zich ook op de begane grond.
Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied - perspectief vanuit noordwestelijke zijde (bron: Zeeuwland)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Oost-Souburg' van de gemeente Vlissingen. Dit bestemmingsplan is op 27 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Maatschappelijk'. De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor maatschappelijke instellingen en voorzieningen, ondergeschikte detailhandel en horeca en evenementen met daarbij horende bebouwing, erf, tuin, groen, verkeer- en parkeervoorzieningen, en andere bij de bestemming horende voorzieningen. Het bouwen van woningen is niet toegestaan.
Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Ter plaatse geldt tevens het 'Paraplubestemmingsplan Parkeernormering', dat op 5 juli 2018 is vastgesteld. Dit paraplubestemmingsplan geldt voor de gehele gemeente en betreft een partiële herziening van meerdere bestemmingsplannen voor het aspect parkeren. Het plan voorziet in een regeling waarmee de 'Beleidsnota parkerenormering Vlissingen' en diens rechtsopvolger(s) in bestemmingsplannen en beheersverordeningen wordt ingepast.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 8 woningen en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Het plan hoeft dus niet getoetst te worden aan de Ladder.
De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.
Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd. In de omgevingsvisie wordt gesteld dat de vraag van de Zeeuwen naar woningtype verandert. Door de toename van met name alleenstaande 80+ huishoudens lijkt er een mismatch te ontstaan tussen de huidige woningvoorraad en de woningvoorraad die er op lange termijn zou moeten staan. De behoefte aan nultredenwoningen en beschutte woonzorgwoningen neemt immers fors toe.
Met onderhavig plan waarbij 8 levensloopbestendige woningen worden gebouwd, wordt voorzien in de behoefte aan nultredenwoningen.
Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken (zie onder Regionaal beleid). Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ). De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Walcheren als volgt:
Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. In het onderhavige plan zijn 8 grondgebonden woningen voorzien, waarbij alle voorzieningen van de woning op de begane grond zijn en dus gebruikt zou kunnen worden als nultredenwoning. De doelgroep waarvoor de woningen bedoeld zijn, betreffen 55+ senioren. Er is sprake van sociale huurwoningen waarvan de huur huurtoeslag toegankelijk zal zijn. Het plan voorziet in de kwalitatieve behoefte zoals die blijkt uit het KWOZ. Op de kwantitatieve behoefte wordt ingegaan onder paragraaf 3.3 Regionaal beleid.
Het Rijk heeft de provincies en gemeenten gevraagd om met woningbouwplannen te komen in de vorm van zogenaamde woondeals. Die woondeals geven regionale invulling aan de nationale woningbouwambities. De Zeeuwse Woondeal is de uitwerking van het provinciale bod dat in 2022 is vormgegeven in afstemming met de Zeeuwse gemeenten. De woondeal is 6 maart 2023 ondertekend door de minister voor VRO en vertegenwoordigers namens de colleges van GS en B&W van de Zeeuwse gemeenten. De hoofdlijnen van de Woondeal Zeeland zijn als volgt:
In het plan zijn 8 woningen voorzien in de categorie 'betaalbaar'. De opgave in de gemeente Vlissingen wordt grotendeels opgevangen door reeds bekende plannen en projecten in voorbereiding zijn. Nieuwbouw op deze binnenstedelijke locatie past binnen de opgave.
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 is op 21 september 2018 vastgesteld. Nadien zijn verschillende wijzigingen van de verordening vastgesteld. Deze hebben vooral betrekking op het kustfundament, zonneparken, grootschalige bedrijventerreinen en de begrenzing van natuurgebieden. De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Zeeland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, maar ook op het gebied van mobiliteit, milieu, natuur, water en bodem. De regels zijn vooral van belang voor het opstellen van bestemmingsplannen.
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.
Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Op 18 december 2018 is de 'Actualisatie Walcherse woningmarktafspraken 2016-2025' vastgesteld door de afzonderlijke colleges van de gemeenten Vlissingen, Veere en Middelburg. De gemeenten worden hierbij concreet geconfronteerd met:
In de komende 10 jaar is de verwachting dat de woningvoorraad met circa 7% moet groeien om aan de behoefte te kunnen voldoen. Dit is meer dan waar eerder rekening mee is gehouden. De huidige plancapaciteit van de drie Walcherse gemeenten is 5%. Zo kan de woningmarktvraag worden ingevuld, maar blijft er ook ruimte voor flexibiliteit om in te spelen om veranderingen in de woningmarkt. Om invulling te geven aan de geprognotiseerde behoefte voor reguliere woningen is een onderscheid gemaakt tussen de netto nieuwbouwbehoefte, herstructurering en deeltijdwoningen. Ten behoeve van de woningbouwopgave zijn ruim 3.500 van de te bouwen woningen opgenomen in nader gedefinieerde nieuwbouwprojecten. In deze projectenlijst wordt onderscheid gemaakte tussen plannen die planologisch geregeld zijn door middel van bijvoorbeeld een onherroepelijk bestemmingsplan (de zogenaamde 'harde plancapaciteit'), en plannen die dat niet zijn (de 'zachte plancapaciteit').
In de Walcherse woningmarktafspraken is in de tabel van woningaantallen Vlissingen de kern Oost-Souburg opgenomen. Hier staat dat voor kleine plannen onder de 20 woningen nog ruimte is voor 32 woningen resterend in periode 2016-2025 in de zachte plancapaciteit. De beoogde ontwikkeling van 8 woningen past binnen dit aantal en past daarmee binnen de regionale woningbouwafspraken.
Naar aanleiding van het Parkeerbeleidsplan Vlissingen 2017-2022 en het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen) heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen op 20 maart 2018 de 'Nota parkeernormering Vlissingen 2018-2022' vastgesteld om de parkeerverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen bepalen. Dit is vervolgens juridisch verankerd in het op 5 juli 2018 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeernormering'. De toetsing aan het parkeren is in hoofdstuk 4 onder Verkeer en Parkeren opgenomen.
De toekomstvisie Vlissingen 2040 is door het college in juli 2021 vastgesteld. In september 2021 heeft ook de raad de visie vastgesteld. De toekomstvisie geeft antwoord op vragen als: wat willen we als gemeente hebben bereikt in 2040? Welke thema's staan te springen om aandacht? Wat maakt onze gemeente bijzonder?
De 6 thema's zijn:
In 2040 is Vlissingen een duurzame gemeente en zijn woonwijken gewapend tegen de gevolgen van klimaatveranderingen door klimaatadaptief bouwen. Er wordt circulair en natuurinclusief gebouwd. De auto is niet meer vanzelfsprekend en er zijn milieuvriendelijke alternatieven voor iedereen. Groene wijken en goed ingerichte openbare ruimtes dragen bij aan de gezondheid.
De binnenstad is het podium voor festivals en evenementen, het hele jaar door, ook in de winter. Voor wie er woont, werkt of studeert is er binnen Vlissingen ook een evenwichtig woningaanbod. Van modern wonen in de woontorens in het Scheldekwartier tot wonen in de rust van de woonwijken en dorpen als Ritthem en Oost-Souburg. Dorpen op Walcheren zijn vaak van oudsher terrein van buitenplaatsen in de 'tuin van Zeeland'. Hun pittoreske karakter en eeuwenoude maritieme sporen zijn hier vaak nog vindbaar.
Het doel van de woonvisie, eveneens vastgesteld op 17 december 2009 en geactualiseerd op 30 mei 2013, is het formuleren van het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wonen. De visie is het toetsingskader voor initiatieven van derden en leidraad voor het handelen van de gemeente Vlissingen. In de woonvisie is een aantal doelstellingen geformuleerd:
De focus van de woonvisie ligt op de bestaande voorraad, hierin is een aanzienlijke kwaliteitsslag te behalen. Tot 2020 heeft de gemeente zich een herstructureringsopgave gesteld van 1.450 woningen. Om ook kwaliteitsverbetering in de woonomgeving te bereiken gaat dit gepaard met een verdunningsopgave van 320 woningen.
Gemeente Vlissingen heeft samen met woningbouwcorporaties L'escaut woonservice, Zeeuwland en huurdersorganisaties afspraken gemaakt over de uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid in Vlissingen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het document 'Prestatieafspraken 2020 en verder'. De partijen hebben afspraken gemaakt over rollen en verantwoordelijkheden, beschikbaarheid van woningen, betaalbaarheid en woonlasten, energie en duurzaamheid, inzet in wijken en buurten en de sociaal maatschappelijke opgaven. De focus van deze prestatieafspraken is vooral kaderstellend. Op basis van de Woningwet 2015 zullen de corporaties jaarlijks een bod uitbrengen bij de gemeente, met de geplande projecten en activiteiten voor het volgende jaar. Deze geplande projecten en activiteiten moeten passen binnen de kaders van de prestatieovereenkomst.
De kern van de prestatieafspraken is een gezamenlijke inspanning op de volgende kernpunten.
Met de realisatie van 8 sociale huurwoningen die levensloopbestendig zijn en bedoeld voor senioren (55+) op een inbreidingslocatie, wordt voldaan aan de prestatieafspraken. De voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Ter plaatse van het plangebied geldt geen archeologische dubbelbestemming. Een archeologisch onderzoek naar archeologische waarden in de ondergrond is niet benodigd. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Op een afstand van circa 80 meter ligt een perceel met de bestemming 'Bedrijf' en functieaanduiding 'Rioolpersgemaal'. Volgens de richtlijnen van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' geldt voor een rioolgemaal een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk, waar in het onderhavige plan sprake van is. Dat betekent dat aan de richtlijnen wordt voldaan. Ten oosten is een maatschappelijke bestemming aanwezig. Hier is een groepszorgwoning aanwezig met acht wooneenheden waar intramurale zorg wordt verleend. Aangezien dit een woonzorgfunctie betreft, past dit binnen een woonomgeving en vormt dit geen belemmering voor de omgeving. Ten noordoosten is een kinderdagverblijf gevestigd. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen de gevel van de dichtstbij gelegen woning en het kinderdagverblijf bedraagt circa 31 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand. Voor het overige zijn geen milieubelastende activiteiten aanwezig. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Ten tijde van de ontwikkeling aan de Molenweg 55 is een bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie van de gesloopte basisschool en gymzaal. Dit onderzoek is in 2019 uitgevoerd door Wematech Bodem Adviseurs B.V (zie Bijlage 1). Uit dit onderzoek blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met molybdeen, nikkel en PAK. Gezien de geringe overschrijdingen, voldoet de bovengrond wel aan de klasse wonen. De ondergrond is niet verontreinigd en voldoet aan de eisen voor achtergrondwaarde grond. Het grondwater is licht verontreinigd met zink, xylenen en naftaleen. Deze verhoogde achtergrondgehaltes komen van nature voor in het grondwater. Op basis van het historische onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat binnen de huidige functieklasse geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen functie. Sinds de uitvoering van dit onderzoek hebben op de planlocatie geen activiteiten plaatsgevonden die de grond hebben kunnen verontreinigen. Daarom worden de resultaten van het onderzoek nog steeds doelmatig geacht. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet nodig.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans weer om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een persoon die de gehele tijd op die plaats aanwezig is. Het plaatsgebonden risico kan op de kaart van één gebied worden weergegeven met zogeheten risicocontouren.
In of in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen PR-contouren.
Groepsrisico
Het groepsrisico is de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting.
Transportroute A58
Op een afstand van circa 300 meter is de Rijksweg A58 gelegen die is aangewezen als route voor het transport van gevaarlijke stoffen en die deel uitmaakt van het Basisnet. Het plangebied ligt niet binnen het brandaandachtsgebied en explosieaandachtsgebied. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied (1.500 meter) van deze Basisnetroute (wegvak Ze4). Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is benodigd.
Transportroute Westerschelde
Ten zuiden van het plangebied ligt op een afstand van circa 3 kilometer de scheepvaartroute over de Westerschelde, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De PR 10-8 contour van deze zeevaartroute reikt niet over het plangebied. Dit betekent dat deze route geen invloed heeft op de voorgenomen ontwikkeling.
Risicovolle inrichting Verbrugge Zeeland Terminals
Het plangebied ligt binnen het toxisch invloedsgebied van de risicovolle inrichting Verbrugge Zeeland Terminals. Hiervoor geldt een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Beperkte verantwoording groepsrisico
Ten aanzien van de beperkte verantwoording van het groepsrisico dient ingegaan te worden op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Overigens betreft het plangebied een inbreidingslocatie in een bestaande woonwijk en ligt het realiseren van woningen hier in de rede.
Bestrijdbaarheid
Het plangebied wordt via meerdere straten in verschillende richtingen ontsloten. Er zijn daarmee vluchtroutes van de risicobron af. De brandweer kan via verschillenden straten en richtingen het plangebied bereiken. Nabij het plangebied is in de straten voldoende ruimte aanwezig voor het opstellen van één of meerdere blusvoertuigen.
Zelfredzaamheid
De woningen zijn bedoeld voor senioren vanaf 55 jaar die zelfstandig kunnen wonen. Deze doelgroep wordt voldoende zelfredzaam geacht om bij een calamiteit zichzelf snel in veiligheid te brengen. De Veiligheidsregio heeft teneinde de risico's te beperken en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid te vergroten een aantal adviezen gegeven ten aanzien van ventilatie (maak de woningen luchtdicht afsluitbaar) en ten aanzien van risicobewustzijn (informeer bewoners over het handelingsperspectief bij ongevallen met gevaarlijke stoffen. Deze adviezen zijn door de gemeente aan de initiatiefnemer voorgelegd. De initiatiefnemer heeft bevestigt de adviezen op te volgen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Afbeelding 6 | Externe veiligheid rondom perceel (bron: Atlas Leefomgeving, bewerking: Juust BV)
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
De wegen rondom het plangebied zijn erftoegangswegen en hebben een snelheidsregime van 30 km/uur. Hiervoor is in het kader van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek benodigd.
Op een afstand van ongeveer 300 meter ligt de A58, dit is een autosnelweg. Hier geldt een snelheidsregime van 120 km/uur en voor een deel 100 km/uur. Een autosnelweg heeft een geluidzone van 400 meter. Dit betekent dat het plangebied binnen deze zone ligt. Tevens ligt het plangebied binnen de zone van de Burgemeester Stemerdinglaan. Hier geldt een snelheidsregime van 50 km/uur.
Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai (zie Bijlage 2). Voor de wegen in de directe omgeving van het plangebied geldt een 30 km/u regime. Dergelijke wegen hebben volgens de Wgh geen geluidzone en formeel dus ook geen toetsingsplicht aan de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het echter wenselijk zijn de geluidbelasting van dergelijke wegen wel te beschouwen. Dit is het geval als de geluidbelasting vanwege deze wegen relevant geacht wordt voor de beoogde ontwikkeling. Op grond van door de gemeente aangeleverde gegevens blijkt dat de verkeersintensiteit van de rondom het plan gelegen Molenweg en Van Ginkelstraat lager is dan 500 motorvoertuigen per etmaal, maar op de Henri Dunantstraat en Irenestraat precies 500 motorvoertuigen of zelfs meer. Vanwege de korte afstand tot de planlocatie (Henri Dunantstraat) of relatief hoge verkeersintensiteit (Irenestraat) worden deze twee klinkerwegen zekerheidshalve in het akoestisch onderzoek betrokken.
De berekende geluidbelasting vanwege de rijksweg A58 bedraagt ten hoogste 45 dB op de gevels van de nieuwbouwwoningen. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. De berekende geluidbelasting vanwege de Burgemeester Stemerdinglaan bedraagt ten hoogste 36 dB op de gevels van de nieuwbouwwoningen. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Het treffen van geluidreducerende maatregen is niet noodzakelijk en er hoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld.
De geluidbelasting vanwege de twee niet geluidgezoneerde bronnen die in het onderzoek zijn meegenomen bedraagt ten hoogste 50 dB. De richtwaarde wordt weliswaar met slechts 2 dB overschreden, maar de uiterste waarde voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (63 dB) wordt hiermee niet overschreden. Bovendien vindt deze geluidbelasting op slechts één gevelzijde, namelijk de westelijke zijgevel van het woningblok, plaats. Op de overige gevelzijden wordt vanwege de 30 km/u wegen wel aan de richtwaarde voldaan.
Voor de volledigheid is een cumulatie berekening uitgevoerd, omdat deze in het kader van een goede ruimtelijke ordening het meest de werkelijke situatie benadert. Vanwege de ligging van de planlocatie (stedelijk) en het gegeven dat er bij de nieuwbouw zondermeer sprake is van een geluidluwe gevel aan zowel de voor- als de achterzijde, wordt het akoestisch woon- en leefklimaat zeer aanvaardbaar geacht en is in voorliggende situatie sprake van een goede ruimtelijke ordening. Vanuit akoestisch oogpunt is er dan ook geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen nieuwbouw.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Wel liggen er in de nabijheid van het plangebied een aantal andere leidingen en kabels, zoals een Asbest Cement waterleiding aan de Molenweg en elektra kabels aan de Irenestraat. Bij uitvoering van de bouwwerkzaamheden en aanleg van het aansluitende terrein moet er rekening mee worden gehouden dat deze leidingen kunnen blijven functioneren en de vrije toegang is gewaarborgd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In onderhavig plan is er sprake van de ontwikkeling van 8 woningen. De verkeersgeneratie is hierdoor beperkt. Hiermee is de ontwikkeling fors kleiner dan een ontwikkeling van 1.500 woningen en is daardoor aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van luchtkwaliteitsonderzoek is niet nodig.
Ik het kader van een goede ruimtelijke ordening is de toename aan NO2 en PM10 inzichtelijk gemaakt aan de hand van de NIBM tool. In paragraaf 4.11 is de verkeersgeneratie van het project inzichtelijk gemaakt. Deze bedraagt 39,2 motorvoertuigen per etmaal. De NIBM tool laat zien dat deze verkeerstoename niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Afbeelding 7 | NIBM-tool (bron: Infomil)
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen natuurgebieden of onderdelen van het Natuur Netwerk Zeeland. Op een grotere afstand zijn diverse Natura2000-gebieden gelegen, waaronder stikstofgevoelige natuurgebieden. Voor dit plan dient daarom de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura2000-gebieden inzichtelijk te worden gemaakt. Aan de hand hiervan wordt beoordeeld of op voorhand significant negatieve effecten op Natura2000-gebieden vanwege stikstofdepositie kan worden uitgesloten.
Met behulp van de AERIUS-calculator is voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase een stikstofberekening uitgevoerd (zie Bijlage 3). Uit de rekenresultaten blijkt, dat er geen uitkomsten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. De beoogde ontwikkeling heeft derhalve geen consequenties voor de instandhouding van stikstofgevoelige natuurgebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
Het plangebied betreft een braakliggend terrein waarop één boom aanwezig is. De boom zal worden gekapt.
Door Magrid is een quickscan natuurwaarden uitgevoerd (zie Bijlage 4). Hiertoe heeft een veldbezoek en literatuur- en archiefonderzoek plaatsgevonden. Op basis van de quickscan kan het volgende worden geconcludeerd:
Het uitvoeren van nader onderzoek is niet benodigd. Het aspect soortenbescherming natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waarop te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen. Als er op verdachte locaties werkzaamheden gepland staan, moet men eerst op zoek naar de mogelijke explosieven.
Als gevolg van de vele oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog, kunnen niet gesprongen conventionele explosieven (CE) zijn achtergebleven in de bodem van de gemeente Vlissingen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er echter vele grondroerende werkzaamheden uitgevoerd binnen de gemeente. Op 3 oktober 2013 heeft de gemeenteraad hiertoe beleid vastgesteld. In dit beleid en op de bijbehorende kaart is vastgelegd in welke deelgebieden wel of geen nader onderzoek naar conventionele explosieven uitgevoerd moet worden voorafgaand aan grondroerende werkzaamheden.
Op basis van de gemeentelijke beleidskaart ligt het plangebied in de zone 'Na-oorlogs bebouwd onderzoeksgebied' (zie afbeelding 8). Dit betreft naoorlogs bebouwd gebied. In deze gebieden hebben oorlogshandelingen plaatsgevonden. Bij grondroerende werkzaamheden is het uitvoeren van onderzoek naar CE niet noodzakelijk. Wel dient bij alle grondroerende werkzaamheden het protocol toevalstreffers uit WOII gevolgd te worden. Het aspect NGE staat de gewenste ontwikkeling niet in de weg.
Afbeelding 8 | Uitsnede Beleidskaart CE (bron: Gemeente Vlissingen)
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
In het Paraplubestemmingsplan Parkeernormering, wat door de gemeenteraad van Vlissingen in 2018 is vastgesteld, is het parkeerbeleid opgenomen. Hierin is aangegeven, dat bij nieuwe ontwikkelingen voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid en op welke wijze het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt berekend.
De kern Oost-Souburg valt binnen het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. De gemeente Vlissingen heeft de stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk'. De woningen hebben een gebruiksoppervlakte van circa 90 m2 per woning en vallen daarmee in de categorie grondgebonden onder “<100 m2 go”. Voor het plan is de parkeernorm dan 1,8 parkeerplaats per woning (zie afbeelding 7). Voor de realisatie van 8 woningen betekent dit dat er een behoefte is van (1,8x8=) 14,2, dus 15 parkeerplaatsen.
Afbeelding 7 | Parkeernormering gemeente Vlissingen (bron: Gemeente Vlissingen, bewerking: Juust BV)
Omdat er op eigen terrein geen ruimte is om parkeerplaatsen te realiseren, dient in de openbare ruimte voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is in een overeenkomst vastgelegd, dat er gebruik wordt gemaakt van de “afkoopregeling”. Dit houdt in dat initiatiefnemer een financiële bijdrage per benodigde parkeerplaats levert aan de gemeente. De gemeente gebruikt dit vervolgens om in het openbaar gebied parkeerplaatsen te realiseren. Dit heeft inmiddels plaatsgevonden bij de herinrichting van de Van Ginkelstraat.
Verkeersgeneratie
Op basis van de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' is de verkeersgeneratie bepaald. Hierbij is uitgegaan van het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en de stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk'. De gemiddelde verkeersgeneratie van een sociale huurwoning bedraagt 4,9 motorvoertuigen per etmaal per woning. De totale verkeersgeneratie bedraagt daarmee 39,2 motorvoertuigen per etmaal. Vanwege de ligging in een bestaande woonwijk dat via meerdere wegen wordt ontsloten kan het verkeer goed afgewikkeld worden op omliggende infrastructuur. Door het plan zijn geen negatieve effecten te verwachten op de omliggende wegenstructuur.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Tot 2018 was er op de locatie een gymzaal gevestigd behorende bij de naastgelegen basisschool. Beide zijn in 2018 gesloopt, ten behoeve van de ontwikkeling van (zorg)woningen op deze locatie. Om diverse redenen is ervoor gekozen om eerst de groepszorgwoning te realiseren en in een later stadium de 8 huurwoningen. Desondanks wordt de sloop van de school met bijbehorende gymzaal en de bouw van de groepszorgwoning en de 8 huurwoningen, als één ontwikkeling beschouwd. Als gevolg van de planontwikkeling neemt de oppervlakte aan verharding niet toe. De gewenste ontwikkeling heeft geen ongewenst effect op de waterhuishouding, zoals onderstaande tabel aantoont.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatief effect op de waterveiligheid. Er liggen geen waterkeringen in de directe omgeving van het projectgebied. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
![]() Het dakoppervlak van de school en gymzaal bedroegen 1.478 m2. Tevens was er een oppervlakte van 742 m2 bodemverharding aanwezig. De nieuwe (zorg)woningen hebben een gezamenlijk dakoppervlak van 1.302 m2 (671 zorgwoning + 575 huurwoningen + 56 bergingen). Daarnaast wordt circa 200 m2 aan dichte bodemverharding aangelegd. In totaal neemt daarmee de verharding af met 718 m2 (2.220 – 1.502). Watercompensatie is daarom niet aan de orde. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het hemel- en afvalwater wordt afgevoerd via het aanwezige gemeentelijk rioolstelsel. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen effect op de grondwaterkwantiteit. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen effect op de grondwaterkwaliteit. De huidige grondwaterkwaliteit zal behouden blijven. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
De oppervlaktewaterkwaliteit zal behouden worden. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
In het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Daarom zijn er geen risico's voor de volksgezondheid. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Voor de fundering worden heipalen (schroefpalen) gebruikt. Hierdoor blijft de druk op het maaiveld beperkt. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Het projectgebied betreft een binnenstedelijke locatie. Er is geen natte natuur in de directe omgeving aanwezig. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Binnen het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het voorgenomen plan heeft geen gevolgen voor het onderhoud van bestaande sloten. |
Andere belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Het plan belemmert geen objecten van de waterbeheerder.
|
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). |
Er liggen geen wegen in de directe omgeving van het projectgebied die in eigendom zijn het rijk, provincie of het waterschap. |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. In onderhavig plan worden 8 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het plan blijft daarmee ruim onder de drempelwaarden. Het gewenste plan wordt niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject gezien de aard en omvang. Het aantal woningen betreft een beperkt aantal van 8 woningen. De bestaande planologische situatie (maatschappelijke bestemming) is qua milieu impact gelijk aan de toekomstige planologische situatie (wonen). Zie hiervoor ook de onderbouwing in de voorgaande paragraven van dit hoofdstuk. Tevens is het plan gelegen in een stedelijke omgeving met overwegend de functie 'wonen'. Het opstellen van een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling is daarom niet benodigd. Het Besluit m.e.r. is niet van toepassing.
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Er is sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is op 14 juli 2020 een anterieure overeenkomst gesloten die het complete kostenverhaal dekt door middel van de grondprijs. Daarnaast is er met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan het waterschap en de veiligheidsregio. De provincie Zeeland heeft in een eerder stadium aangegeven, akkoord te zijn met het bouwplan.
Ter inzage legging ontwerpbesluit omgevingsvergunning
Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning heeft, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken waaronder deze ruimtelijke onderbouwing, zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn twee zienswijzen ingediend. In de Nota beantwoording zienswijzen (zie Bijlage 5) zijn deze zienswijzen samengevat en beantwoord.