direct naar inhoud van Regels
Plan: Stadslandgoed Nieuwerve Vlissingen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0718.BPSL01-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Stadslandgoed Nieuwerve Vlissingen, met identificatienummer NL.IMRO.0718.BPSL01-VA01 van de gemeente Vlissingen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en /of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.6 agrarische productie

het bedrijfsmatig telen van gewassen en houden van dieren ten behoeve van gebruik van plantaardige of dierlijke producten door mens of dier.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden dan wel de aan een gebied toegekende hoge of middelhoge verwachtingswaarde ten aanzien van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.11 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor de bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.12 bedruimte

ruimte bestemd voor een of meer bedden bestemd voor slapen.

1.13 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevoegd gezag

het bevoegde bestuursorgaan als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.25 bruto-standplaatsgrootte

De totale oppervlakte van een kampeerterrein, inclusief landschappelijke inpassing, gedeeld door het totaal aantal standplaatsen.

1.26 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van alle:

  • op een recreatieterrein aanwezige standplaatsen en verblijfsrecreatieaccommodaties gericht op het bieden van verblijfsrecreatieve mogelijkheden;
  • op een volkstuinencomplex aanwezige volkstuinen.
1.27 cultuur

het aanbieden en uitoefenen, al dan niet bedrijfsmatig, van activiteiten gericht op kunst, cultuur, beschaving, ontspanning en vermaak, niet zijnde seksinrichtingen en prostitutie.

1.28 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport niet zijnde een sportcomplex, spel, toerisme, cultuur en educatie, waarbij overnachting en lawaaisporten uitdrukkelijk zijn uitgesloten.

1.29 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, een landschapsdeskundige, een milieudeskundige en een natuurdeskundige.

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 erf

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.33 extensieve dagrecreatie

activiteiten in de openlucht ter ontspanning of de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur waarbij het gaat om een relatief beperkt aantal recreanten per oppervlakte-eenheid, zoals wandelen, fietsen, skaten, vissen, zwemmen, natuurobservatie, varen, kanoën, suppen, paardrijden, klimmen en overige kleinschalige sportactiviteiten waarbij gebruikgemaakt wordt van het landschap, de paden, het water en de openbare voorzieningen.

1.34 externe veiligheid

de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewenst voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.37 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.38 grenswaarde

de grens, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

1.39 grens zone industrielawaai

de grens van de zone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.40 groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, een gevaarlijke afvalstof of een bedrijfsmiddel is betrokken.

1.41 grondgebonden agrarisch gebruik
  • a. akkerbouw, fruitteelt- en overige tuinbouw, waaronder bloem- en boomkwekerij: het telen of veredelen van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in lage tijdelijke voorzieningen daarbij begrepen);
  • b. veeteeltbedrijf: het houden van melkvee en/of overig vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is.
1.42 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 invloedsgebied

een gebied waarin, op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.45 justitieel complex

een complex ten behoeve van justitie en veiligheid met daarin onder andere:

  • een extra beveiligde zittingslocatie (EBZ);
  • een penitentiaire inrichting met als onderdeel daarvan:
    • 1. een extra beveiligde inrichting;
    • 2. een steunpunt voor de Dienst Vervoer & Ondersteuning;
    • 3. een beveiligde faciliteit waar procespartijen, zoals rechters etc., kunnen overnachten en werken;
  • ondersteunende en bijbehorende voorzieningen;
  • mogelijkheid voor het landen en opstijgen van een helikopter.
1.46 kantoor

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat, blijkens haar aard, indeling en inrichting kennelijk dient voor het bedrijfsmatig aanbieden en uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden zonder of met een sterk ondergeschikte baliefunctie, waaronder begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.47 kampeermiddel

een kampeerauto/camper op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf waarvan de gebruikers hun hoofdgebruik elders hebben.

1.48 kampeerterrein

een terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en verblijfsrecreatieaccommodaties.

1.49 lawaaisport

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport en modelvliegsport. De jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

1.50 maatschappelijke voorziening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;

1.51 NEN

een door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.52 netto-standplaatsgrootte

de effectieve, vrije ruimte per standplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.53 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.54 ondergeschikte detailhandel

de detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.55 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.56 peil
  • a. de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw, indien de afstand tussen het gebouw en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het, op het moment van inwerkingtreding van het plan, afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
1.57 perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.58 plaatsgebonden risico

het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.59 plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar

de risicocontour 10-6/jaar, ingevolge de artikelen 6, 7 en 8 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers.

1.60 productiegebonden detailhandel

de detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en of toegepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.61 proefvelden

een perceel waar onderzoek kan worden uitgevoerd met betrekking tot voedsel- en bosproductie, waterhuishouding, energie, klimaat en aanverwante thema's.

1.62 QRA

een Quantitative Risk Analysis (kwantitatieve risicoanalyse) voor activiteiten met gevaarlijke stoffen.

1.63 richtwaarde

de richtwaarde, zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer, en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

1.64 risicovolle inrichting
  • a. een inrichting bij welke ingevolge artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het inpassingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. een AMvB-inrichting/vergunningsplichtige inrichting, waarvoor krachtens de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.
1.65 sportcomplex

een complex met meerdere sportvelden dan wel sportaccommodaties.

1.66 standplaats

een gedeelte van een verblijfsrecreatieterrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel inclusief de bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens zoals bijzettenten, of een verblijfsrecreatieaccommodatie .

1.67 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 2) die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.68 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 3) die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.69 teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van gewassen en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, onderzoeksfuncties en duurzaam waterbeheer, klimaatadaptatie en duurzame voedselproductie, nader te onderscheiden in:

  • a. boog- en gaaskassen: al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;
  • b. afdekfolie: folie die op de bodem wordt aangebracht;
  • c. containervelden: al dan niet verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten;
  • d. overkappingconstructies: bouwwerken zonder wanden, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, zoals hagelnetten;
  • e. stellingen: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarop of waarlangs planten worden geteeld/geleid;

nader te onderscheiden in:

  • f. lage tijdelijke voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst zoals afdekfolies, acryldoek en tunnels met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m;
  • g. permanente voorzieningen: voorzieningen die langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst, zoals containervelden, boog- en gaaskassen, stellingen en regenkappen.
1.70 verblijfsrecreatie

een tijdelijk recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen of verblijfsrecreatieaccommodaties gedurende korte perioden per jaar, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.71 verblijfsrecreatieaccommodatie

een vrijstaand gebouw op een standplaats bestemd voor verblijfsrecreatie, met een maximale oppervlakte van 75 m² en een fundering niet dieper dan 30 cm beneden maaiveld;

1.72 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, geen kampeermiddelen of verblijfsrecreatieaccommodaties zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.73 voorgevel

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.

1.74 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.75 vuurwerkbedrijf

een inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.76 wet/wettelijke regelingen

indien in dit plan, de begrippen in de regels daaronder begrepen, wordt verwezen naar een wet, een wettelijke regeling (Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling), een Keur of een verordening dienen deze te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.

1.77 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en /of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de breedte, lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.7 de bouwhoogte van een ander bouwwerk

tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.

2.8 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de tip (uiteinde) van het bovenste verticaal staande rotorblad; als een windturbine op of aan een gebouw wordt gerealiseerd, wordt gemeten tussen het punt waarbij de windturbine het dakvlak kruist en de tiphoogte van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. agrarisch natuurbeheer;
  • c. de bescherming en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van behoud van de kenmerkende openheid, beplantingspatroon, verkavelingspatroon, reliëf en bebouwingspatroon;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen en water, inclusief natuurvriendelijke oevers, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels

Bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, voor het bouwen van overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • b. de teeltondersteunende voorziening staat ten dienste aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • d. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals benoemd in lid 3.1., onder b, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • e. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een opgaande beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • f. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • b. de opslag van dierlijke mest ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van mestbassins is niet toegestaan;
  • d. het gebruik van waterbassins is niet toegestaan;
  • e. het gebruik van kuilvoerplaten en sleufsilo's ten behoeve van de opslag van producten die niet afkomstig zijn van, of worden gebruikt op, het eigen agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;
  • f. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode van langer dan 10 weken is niet toegestaan;
  • g. containervelden zijn niet toegestaan;
  • h. detailhandel is niet toegestaan;
  • i. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (terreinen voor kleinschalig kamperen daaronder inbegrepen) is niet toegestaan;
  • j. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het vellen of rooien van struiken of bomen;
  • d. het beplanten van gronden met struiken of bomen.

3.5.2 Uitzondering

Het verbod van lid 3.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden, die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.5.3 Voorwaarden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1. zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in lid 3.1 onder b genoemde aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.5.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de criteria genoemd in lid 3.5.3 .

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden te wijzigen, door het opnemen van een aanduiding waarmee bemesting wordt uitgesloten of door het wijzigen van de bestemming in de bestemming Natuur of Groen, ten einde te verzekeren dat de stikstofdepositie als gevolg van het door middel van de bestemmingen Bedrijf, Gemengd - Stadslandgoed en Maatschappelijk toegelaten gebruik in voldoende mate wordt gesaldeerd, met inachtneming van het volgende:

  • a. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies;
  • b. bij wijziging naar de bestemming Natuur geldt:
    • 1. aangewezen gronden zijn bestemd voor:
      • het behoud, de versterking en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
      • water, groen en waterpartijen, inclusief natuurvriendelijke oevers;
      • extensieve dagrecreatie in de vorm van wandelen, fietsen, paardrijden en verpozen en andere daarmee vergelijkbare activiteiten en de daarbij behorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
      • aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
    • 2. gebouwen, uitgezonder ntugsvoorzieningen en schuilvoorzieningen, zijn niet toegestaan;
    • 3. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mag ten hoogste 5.00 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag ten hoogste 3.00 meter bedragen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, zoals deze voorkomen in ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag': tevens voor opslag
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, laad- en losvoorzieningen, waterberging en andere waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, windturbines, afvalverzamelvoorzieningen en reclame-uitingen en tevens voorzieningen ten behoeve van productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage van het maatvoeringsvlak;
  • d. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  • e. de afstand van de gebouwen tot de openbare weg bedraagt ten minste 5 m, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7 m;
  • c. windturbines mogen uitsluitend worden gebouwd op of aan een gebouw;
  • d. de bouwhoogte van windturbines bedraagt ten hoogste 50% van de bouwhoogte van gebouwen met een maximum van 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten opzichte van het peil ten hoogste 20 m bedraagt;
  • e. van windturbines met een verticale as bedraagt de maximale hoogte van de rotor 5 m;
  • f. voor niet-wiekturbines geldt een maximale rotordiameter van 2 m.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 omschreven bestemmingen is slechts toegestaan, indien:
    • 1. een landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein op de aangrenzende gronden met de bestemming Groen die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten is aangelegd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden en beheerd;
    • 2. binnen het plangebied van het bestemmingsplan een waterberging wordt aangelegd, beheerd en in stand gehouden met een omvang, die voorziet in een bergingsvolume van minimaal 75 liter per m2 verhard oppervlak, een en ander conform het beleid en de normen van het waterschap;
  • b. de losse opslag in de open lucht van goederen en stoffen vóór de naar de ontsluitingsweg(en) van het bedrijventerrein gekeerde gevel(s) van gebouwen is niet toegestaan, met uitzondering op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag';
  • c. risicovolle inrichtingen, geluidshinderlijke inrichtingen en opslag van vuurwerk zijn niet toegestaan;
  • d. zelfstandige kantoren en zakelijke dienstverlening zijn niet toegestaan;
  • e. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bevoegd gezag kan afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1, sub a:
    • 1. teneinde bedrijven toe te laten, die voorkomen in ten hoogste twee categorieën hoger dan genoemd in lid 4.1, sub a, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1, sub a, toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat risicovolle inrichtingen, geluidshinderlijke inrichtingen en opslag van vuurwerk niet zijn toegestaan;
    • 2. teneinde bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werk- of productiewijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat risicovolle inrichtingen, geluidshinderlijke inrichtingen en opslag van vuurwerk niet zijn toegestaan;
    • 3. indien afwijken niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 5 Gemengd - Stadslandgoed

5.1 Bestemmingsomschrijving

Voor Gemengd - Stadslandgoed aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een robuuste groen- en waterstructuur, onder andere bestaande uit opgaande beplanting, water en open vegetaties;
  • b. dagrecreatie;
  • c. horeca t/m categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. voorzieningen gericht op cultuur;
  • e. maatschappelijke voorzieningen, commerciële instellingen en bedrijven die gericht zijn op duurzaamheidsthema's, zoals klimaatadaptatie, duurzaam waterbeheer, duurzame voedselproductie en duurzame energieopwekking, waaronder begrepen kennis- en onderzoeksinstellingen en laboratoria;
  • f. proefvelden;
  • g. kinderboerderij;
  • h. grondgebonden agrarisch gebruik, met dien verstande het aanwenden van dierlijke mest en/of kunstmest en veehouderij niet zijn toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie;
  • j. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - 2' en 'overige zone 3' tevens volkstuinen;
  • k. ondergeschikte detailhandel;
  • l. wegen;
  • m. fiets- en voetpaden;
  • n. watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;
  • o. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • p. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, energievoorzieningen, verlichting en laad- en losvoorzieningen en nutsvoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen algemeen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen per bouwperceel bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage;
  • d. op een volkstuinencomplex is ten hoogste één, niet voor bewoning, maar voor centrale voorzieningen bestemd gebouw ten dienste van het volkstuinencomplex worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 5,00 meter.

5.2.2 Overige bouwwerken en nutsvoorzieningen

Voor overige bouwwerken en nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - 1': 7 m;
    • 2. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - 2': 15 m, met dien verstande dat de hoogte van vrijstaande windturbines ten hoogste 21 m bedraagt;
    • 3. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - 3': 20 m;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 7 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen ten hoogste 2 m;
  • d. voor windturbines op of aan een gebouw gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van windturbines bedraagt ten hoogste 50% van de bouwhoogte van gebouwen met een maximum van 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten opzichte van het peil ten hoogste 21 m bedraagt;
    • 2. per gebouw is slecht één windturbine hoger dan de maximale bouwhoogte zoals gesteld onder a toegestaan;
    • 3. van windturbines met een verticale as bedraagt de maximale hoogte van de rotor 5 m;
    • 4. voor niet-wiekturbines bedraagt de maximale rotordiameter 2 m.

5.2.3 Verblijfsrecreatie

Op een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' gelden in aanvulling op het bepaalde in 5.2.1 en 5.2.2 de volgende regels:

5.3 Nadere eisen

Bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmeting van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de vormgeving en inrichting van het openbaar gebied waarbij het ruimtelijk raamwerk van het landgoed, bestaande uit onder andere bos, lanen, waterpartijen, lineaire beplanting en vlakvormige beplanting, wordt aangelegd en in stand wordt gehouden
  • c. het oprichten van windturbines, gelet op het stedenbouwkundig en landschappelijk effect en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde 5.2.1:

  • a. ten aanzien van de in deze regels voorgeschreven breedte- en dieptematen, oppervlakten, afmetingen en/of de uitkomst daarvan, met uitzondering van de hoogteregels, tot ten hoogste 10%.

5.4.2 Bouwhoogte gebouwen

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte gebouwen' bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2.1 onder b om een hogere bouwhoogte van gebouwen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 12 m;
  • b. de bouwhoogte past binnen de stedenbouwkundige invulling en landschappelijke visie op het Stadslandgoed;
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4.3 Bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder c:

  • a. voor een bebouwingspercentage tot ten hoogste 30% indien, in aanvulling op het bepaalde in 5.5 sub a onder 3, een oppervlakte van 15% van het bouwperceel op het betreffende bouwperceel of elders binnen de bestemming wordt ingericht met opgaande beplanting of natuur, als onderdeel van de totale groenstructuur van het Stadslandgoed en duurzaam in stand wordt gehouden;

5.4.4 teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder c. voor het bouwen van overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorzieningen tot een oppervlakte van ten hoogste 40% van het bouwperceel met inachtneming van het volgende:

    • 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
    • 2. de teeltondersteunende voorziening staat ten dienste aan de in artikel 5.1 toegestane functies;
    • 3. afwijking wordt niet verleend:
      • binnen een afstand van 100 m van een verblijfsrecreatief bedrijf;
      • binnen een afstand van 100 m van de plangrens rond woonbebouwing;
    • 4. afwijking wordt verleend, indien is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 5. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat de robuuste groen- en waterstructuur, zoals benoemd in lid 5.5.1, niet onevenredig wordt of kan worden geschaad;
    • 6. afwijking wordt verleend indien wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van ten minste 5 meter, waarvan instandhouding is geborgd;
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Algemeen
  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 omschreven bestemmingen is slechts toegestaan, indien:
    • 1. een waterberging wordt aangelegd, beheerd en in stand gehouden met een omvang, die voorziet in een bergingsvolume van minimaal 75 liter per m2 verhard oppervlak, een en ander conform het beleid en de normen van het waterschap;
    • 2. nieuwe functies landschappelijk goed worden ingebed in het landschap van het Stadslandgoed, door de realisatie en de instandhouding van een strook met opgaande beplanting om het betreffende erf met een gemiddelde breedte van 10 m, dan wel een equivalente oppervlakte opgaande beplanting, water of natuur elders in het Stadslandgoed én een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
    • 3. een evenredige bijdrage wordt geleverd aan de robuuste groen- en waterstructuur zoals bedoeld onder b;
  • b. ten minste 30% van het oppervlak van de gronden met bestemming Gemengd - Stadslandgoed wordt ingericht met een robuuste groen- en waterstructuur, met dien verstande dat:
    • 1. de robuuste groen- en waterstructuur bestaat uit opgaande beplanting, lanen en landschapselementen, water, open graslandvegetaties en natuur;
    • 2. extensieve dagrecreatie in de groen- en waterstructuur is toegestaan;
  • c. rondom het Stadslandgoed wordt een groen- en waterstructuur gerealiseerd, conform bijlage 1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' wordt een laanstructuur gerealiseerd conform bijlage 1 met een lijnvormig beplantingselement met een lengte van ten minste 600 m, bestaande uit opgaande beplanting, een langzaamverkeersverbinding en water, waarbij een mogelijke onderbreking van dit beplantingselement niet groter is dan 50 m;
  • e. ten minste 15% van de gronden binnen deze bestemming is openbaar toegankelijk;
  • f. zelfstandige kantoren en zakelijke dienstverlening zijn niet toegestaan;
  • g. volkstuinen zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. als onderdeel van een clustering van meerdere volkstuinen in een complex en;
    • 2. indien sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie en;
    • 3. indien rondom het volkstuinencomplex realisatie van een adequate landschappelijke inpassing met een gemiddelde breedte van 10 m is aangelegd die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten én een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing ;
  • h. volkstuinen zijn niet toegestaan binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - 1';
  • i. de minimale oppervlakte van een individuele volkstuin binnen een complex bedraagt 100 m2;
  • j. wonen is niet toegestaan;
  • k. dagrecreatie is slechts toegestaan indien deze qua aard, schaal en maat past bij het stadslandgoed;
  • l. het houden van dieren voor agrarische productie en het aanwenden van dierlijke mest en/of kunstmest ten behoeve van agrarische productie is niet toegestaan.

5.5.2 Verblijfsrecreatie

Verblijfsrecreatie is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan in kampeermiddelen en verblijfsrecreatieaccommodaties op standplaatsen op een kampeerterrein;
  • b. het gezamenlijk aantal standplaatsen bedraagt maximaal 35;
  • c. het aantal camperplaatsen bedraagt maximaal 10;
  • d. er standplaats mag maximaal 1 kampeermiddel of verblijfsrecreatieaccommodatie worden geplaatst;
  • e. op een standplaats mogen naast het kampeermiddel als bedoeld onder e maximaal twee bijzettentjes worden geplaatst met een maximale oppervlakte van ieder 10 m²;
  • f. de netto-standplaatsgrootte bedraagt ten minste 150 m²;
  • g. in afwijking van sublid h bedraagt de oppervlakte van een standplaats voor een camper ten minste 80 m²;
  • h. de netto-standplaatsgrootte ten behoeve van een verblijfsrecreatieaccommodatie bedraagt ten minste vier maal de oppervlakte van de op de standplaats aanwezige bebouwing;
  • i. de bruto-standplaatsgrootte bedraagt ten minste 2 maal de minimale netto-standplaatsgrootte;
  • j. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, bestaande uit een integraal landschappelijk ontwerp van het terrein, de standplaatsen en centrale voorzieningen, waarbij zorg wordt gedragen voor een goede visuele afscherming met opgaande beplanting naar de omgeving;
  • k. aangetoond moet worden dat sprake is van een goed verblijfsrecreatief milieu, waaronder begrepen een goed akoestisch milieu;
  • l. verblijfsrecreatieve ontwikkelingen zijn aantoonbaar economisch uitvoerbaar en vinden plaats op basis van een businessplan;
  • m. ontwikkelingen zetten qua verschijningsvorm en type accommodatie in op een innovatief en hoogwaardig concept;
  • n. ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de werkgelegenheid en behoud van voorzieningen passend in het karakter van het Stadslandgoed en de daarin gevestigde en te vestigen andere functies;
  • o. er dient sprake te zijn van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • p. in afwijkingen van het bepaalde onder 5.5.1 onder a is het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie slechts toegestaan indien rondom de verblijfsrecreatie een strook met opgaande beplanting met een gemiddelde breedte van ten minste 10 m wordt aangelegd, beheerd en in stand gehouden;
  • q. het al dan niet tijdelijk gebruiken van een verblijfsrecreatieaccommodatie of kampeermiddel als hoofdverblijf is niet toegestaan;
  • r. een hotel is niet toegestaan;
  • s. verblijfsrecreatieve functies worden ontsloten via de Oostelijke Bermweg.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opgaande beplanting ten behoeve van een adequate landschappelijke inpassing van aangrenzende bestemmingen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. grondgebonden agrarisch gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch';
  • e. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen, geluidswerende en ecologische voorzieningen;
  • f. paden;
  • g. perceelontsluitingen en ontsluitingswegen t.b.v. aangrenzende bestemmingen.
6.2 Bouwregels

Voor de bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden op de tot 'Groen' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van paden;
  • b. het vergraven of ontgraven van dijken of taluds;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

6.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien de waarden van de in lid 6.1 omschreven gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

6.3.3 Uitzondering op verbod

Het verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.3.1 welke:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

Voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een justitieel complex;
  • b. groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • c. watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen;
  • d. grondgebonden agrarisch gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch';
  • e. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, energievoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, verlichting, kunstwerken en laad- en losvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven oppervlakte van het maatvoeringsvlak.

7.2.2 Overige bouwwerken en nutsvoorzieningen

Voor overige bouwwerken en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m;
  • b. de bouwhoogte van afschermende muren en hekwerken bedraagt ten hoogste 7 m en de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en bouwwerken ten behoeve van de veiligheid bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen ten hoogste 3 m;
  • d. windturbines mogen uitsluitend worden gebouwd op of aan een gebouw;
  • e. de bouwhoogte van windturbines bedraagt ten hoogste 50% van de bouwhoogte van gebouwen met een maximum van 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten opzichte van het peil ten hoogste 21 m bedraagt;
  • f. van windturbines met een verticale as bedraagt de maximale hoogte van de rotor 5 m;
  • g. voor niet-wiekturbines geldt een maximale rotordiameter van 2 m.
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 7.2.1, onder b, en van het bepaalde in sublid 7.2.2, onder a en b tot ten hoogste 20% van de aangegeven bouwhoogte.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.1 omschreven bestemmingen is slechts toegestaan, indien:
    • 1. op de aangrenzende gronden met de bestemming 'Groen' en/of de gronden met de functieaanduiding 'groen' de landschappelijke inpassing van justitieel complex met zijn gebouwen wordt aangelegd, beheerd en in stand gehouden conform de uitgangspunten en randvoorwaarden voor de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 1, bestaande uit ten minste een 20 m brede strook met opgaande beplanting, met dien verstande dat de breedte van de strook met opgaande beplanting ten westen van de Visodeweg ten minste 15 m is;
    • 2. een waterberging wordt aangelegd, beheerd en in stand gehouden met een omvang, die voorziet in een bergingsvolume van minimaal 75 liter per m2 verhard oppervlak, een en ander conform het beleid en de normen van het waterschap;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' wordt een laanstructuur gerealiseerd conform bijlage 1 met een lijnvormig beplantingselement met een lengte van ten minste 600 meter, bestaande uit opgaande beplanting, een langzaamverkeersverbinding en water, waarbij een mogelijke onderbreking van dit beplantingselement niet groter is dan 50 meter;
  • c. indien gronden met de aanduiding 'agrarisch' binnen de aangrenzende bestemming 'Groen' of in de bestemming Maatschappelijk worden gebruikt ten behoeve van grondgebonden agrarisch gebruik wordt een gelijke oppervlakte binnen de aanduiding 'groen' ingericht ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het justitieel complex, conform de voorwaarden zoals hiervoor onder a beschreven;
  • d. opslag van munitie, anders dan noodzakelijk voor de reguliere bedrijfsvoering van het justitieel complex op deze locatie, is niet toegestaan;
  • e. geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. het opstijgen en landen van een helikopter is toegestaan;
  • g. de opslag in de open lucht van materialen en goederen tussen de ringmuur en openbare weg is niet toegestaan.

7.5.1 Voorwaardelijke verplichting geluid

Een omgevingsvergunning voor bouwen van bedruimte wordt slechts verleend indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat voldaan wordt aan de gewenste binnenwaarde van maximaal 35 dB(A) ten aanzien van het aspect industrielawaai.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' : uitsluitend voor volkstuinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' : tevens voor de bescherming en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van behoud van de kenmerkende openheid, beplantingspatroon, verkavelingspatroon, reliëf en bebouwingspatroon;
  • c. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor de bebouwing gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden met de aanduiding 'volkstuin' mag ten hoogste één, niet voor bewoning, maar voor centrale voorzieningen bestemd gebouw ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 5.00 meter;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'volkstuin' mag per volkstuin ten hoogste één, niet voor bewoning bestemd, dagverblijf worden gebouwd met een oppervlakte ten hoogste 25 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4.00 meter.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen
  • a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mag ten hoogste 5.00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag ten hoogste 3.00 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eisen bouwvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van het onbebouwde gedeelte van een bouwperceel voor de opslag van materialen en goederen, hoger dan 1.50 meter, met uitzondering daarvan ter realisering van de bestemming is niet toegestaan;
  • b. verlichting door middel van lichtmasten is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van voorzieningen ten behoeve van overnachtingsmogelijkheden op de gronden met de aanduiding 'volkstuin' is niet toegestaan.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding 'volkstuin' te wijzigen in 'Agrarisch met Waarden'.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. bermen, beplanting, waterberging en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. andere, bij de bestemming, behorende voorzieningen, zoals verlichting, verkeersborden, geluidswerende voorzieningen, verwijzingsborden en verkeersregelinstallaties;
  • e. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 10 m;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Nadere eisen

Bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterpartijen, waterlopen en waterwegen, inclusief natuurvriendelijke oevers;
  • b. waterberging en waterhuishouding;
  • c. oevers, bermen, vijvers, groen en beplanting;
  • d. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen, sluizen, aanlegsteigers en verwijzingsborden;
  • e. extensieve dagrecreatie, zoals een recreatieve vaarroute en daarbij behorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen, met uitzondering van terreinafscheidingen, mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 5 m en de oppervlakte ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2, onder a, tot ten hoogste 10 m en een oppervlakte van 100 m² per bestemmingsvlak;
  • b. lid 11.2, onder b, met inachtneming van de bouwregels, die voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) gelden en het belang van de leidingstrook niet wordt geschaad;
  • c. alvorens te besluiten omtrent een aanvraag tot afwijking, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de leiding met betrekking tot de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van alle oppervlakte verhardingen zijnde wegen, paden en andere soorten verhardingen;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijv. rietbeplantingen;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, waaronder bijv. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • d. het diepploegen;
  • e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

11.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarvoor ontheffing is verleend, als bedoeld in lid 11.3;
  • b. het normale onderhoud en beheer van de gastransportleiding en de belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) betreffen;
  • c. normaal spit- en ploegwerk;
  • d. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning;
  • f. graafwerkzaamheden als bedoel in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

11.4.3 Procedure

Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag als bedoeld in sublid 11.4.1, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de leiding met betrekking tot de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van het doen vervallen van de bestemming Leiding - Gas, indien de leiding buiten gebruik wordt gesteld dan wel wordt verwijderd.

Artikel 12 Leiding - Hoogspanningsverbinding

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding inclusief de daarbij behorende masten en (veiligheids)voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) en dubbelbestemming(en), indien de belangen, de veiligheid, betrouwbaarheid en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de netbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
  • b. Indien door de bouw, de situering dan wel de hoogte van een met de gevraagde afwijking beoogd bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de hoogspanningsverbinding, wordt de afwijking niet verleend.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen, parkeerplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte niveau door ontgronding, ophoging of andere graafwerkzaamheden;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) sloten, vijvers en andere wateren, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • f. het aanleggen en/of slopen van bovengrondse opstallen, constructies, straatmeubilair, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van deze bestemming.
  • g. het opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen.
  • h. het aanleggen van zonneparken.

12.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

  • a. verband houden met de aanleg en aanpassing van de hoogspanningsverbinding en de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) betreffen;
  • c. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.

12.4.3 Procedure
  • a. De omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de desbetreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid, betrouwbaarheid en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsverbinding.
  • b. De omgevingsvergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de netbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van het doen vervallen van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding, indien de leiding buiten gebruik wordt gesteld dan wel verwijderd na verkregen schriftelijke toestemming van de netbeheerder van de hoogspanningsverbinding.

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een strook ten behoeve van een rioolleiding.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Bebouwing
  • a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 5 m en de oppervlakte ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 13.2.1, onder a, tot ten hoogste 10 meter en een oppervlakte van 100 m² per bestemmingsvlak;
  • b. sublid 10.2.1, onder b, met inachtneming van de bouwregels, die voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) gelden en het belang van de leidingstrook niet onevenredig wordt geschaad.
  • c. voorafgaand aan het besluit tot afwijking wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de rioolleiding en binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de hartleiding van de leiding de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving staat aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm.

13.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarvoor afwijking is verleend, als bedoeld in lid 13.3;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende vergunning.

13.4.3 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen op een aanvraag als bedoeld in sublid 13.4.1 wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de leiding in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van het doen vervallen van de bestemming Leiding - Riool, indien de leiding buiten gebruik wordt gesteld dan wel wordt verwijderd.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Bebouwing

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt, dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
    • 4. het hiervoor bepaalde is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk, dat op basis van bijlage 4 is toegestaan.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen, aanleggen van drainage en het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 2 m;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen maatregel van het bevoegde waterschap betreft;
  • d. het planten of rooien van bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland.

14.3.2 Uitzonderingen

Het verbod in sublid 14.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij lid 14.2 in acht is genomen;
  • b. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. de werken of werkzaamheden tot de normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden worden gerekend;
  • e. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen die op basis van de voorwaarden opgenomen in bijlage 4 zijn toegestaan;
  • f. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 14.3.1 nodig is.

14.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in sublid 14.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning te slopen.

14.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 14.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij het bepaalde in lid 14.2 in acht is genomen;
  • b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. de werken of werkzaamheden tot de normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden worden gerekend;
  • d. de sloopwerkzaamheden die op basis van de voorwaarden opgenomen in bijlage 4 zijn toegestaan;
  • e. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4 nodig is.

14.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 14.4.1, kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem;
    • 2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Bebouwing

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • b. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt, dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
    • 4. het hiervoor bepaalde is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
      • een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Verbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het maaiveld, waartoe in ieder geval worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, grootschalig egaliseren en ontginnen, het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 2 m;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen maatregel van het bevoegde waterschap betreft;
  • d. het planten of rooien van bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland.

15.3.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in sublid 15.3.1, is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij lid 15.2 in acht is genomen;
  • b. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. de werken of werkzaamheden tot de normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden worden gerekend;
  • e. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  • f. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het maaiveld;
  • g. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als bedoeld in sublid 15.3.1 nodig is.

15.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 15.3.1, kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag te slopen.

15.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 15.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij het bepaalde in lid 15.2 in acht is genomen;
  • b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. de diepste, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm beneden het maaiveld bedraagt;
  • d. de oppervlakte, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 500 m² bedraagt;
  • e. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 15.4.1 nodig is.

15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 15.4.1, kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    • 2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

Artikel 16 Waterstaat

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor:

  • a. de beschermingszone van een primaire waterkering;
  • b. de waterberging of waterloop met een waterhuishoudkundige of waterstaatkundige functie;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. andere voorzieningen dan genoemd onder a en b met een waterstaatkundige functie;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. wiekoverslag van windturbines.
16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte ten hoogste 5 m en de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting van het ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld plaatsvindt, afwijking verlenen van:

  • a. het bepaalde in sublid 16.2, onder a, tot ten hoogste 10 m en een oppervlakte van 100 m² per bestemmingsvlak;
  • b. het bepaalde in sublid 16.2, onder b, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en het belang van de waterstaat niet onevenredig wordt geschaad.
  • c. voorafgaand aan het besluit tot afwijking wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering of de waterloop of -weg.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • 1. de opslag en bewerking van explosiegevaarlijk materiaal is niet toegestaan.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Van het bepaalde in lid 16.4, onder 1, mag worden afgeweken, indien voor de opslag en het bewerken van explosiegevaarlijk materiaal een watervergunning is verleend door het bevoegd gezag.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Bestaande afstanden en andere maten

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen, of tot stand kunnen komen, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

18.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten afwijken van de maatvoeringsregels in de bouwregels van de desbetreffende bestemming, gelden die afwijkende maten als regels voor de maatvoering, met dien verstande dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a, onder 1 en 2, uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.
18.3 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van deze regels, worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, erkers, balkons, entreeportalen, veranda's alsmede andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Vrijwaringszone - weg

Binnen de op de verbeelding voor 'Vrijwaringszone - weg' aangeduide gronden, is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan met instemming van Waterschap Scheldestromen.

19.2 Vrijwaringszone - dijk
19.2.1 Aanduidingsomschrijving

In aanvulling op het bepaalde in deze regels geldt voor de gronden binnen de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk', dat de opslag en bewerking van explosiegevaarlijk materiaal niet is toegestaan.

19.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Van het bepaalde in lid 19.2.1 mag worden afgeweken, indien voor de opslag en het bewerken van explosiegevaarlijk materiaal een watervergunning is verleend door het bevoegd gezag.

19.3 Geluidszone - industrie
19.3.1 Beperkingen

In aanvulling op het bepaalde in deze regels geldt voor de gronden binnen de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie', dat het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidsgevoelige bestemming uitsluitend is toegestaan, indien is gebleken, dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de gebouwen met deze geluidsgevoelige bestemmingen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Afwijkingsbevoegdheid
20.1.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het afwijken van de in deze regels voorgeschreven breedte- en dieptematen, oppervlakten, afmetingen en bebouwingspercentages en/of de uitkomst daarvan, met uitzondering van de hoogteregels, tot ten hoogste 10%;
  • b. het afwijken tot ten hoogste 10 m in de plaats, richting of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van:
    • 1. een geringe aanpassing van het tracé of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid of de verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;
    • 2. een ruimtelijk. landschappelijk of technisch beter verantwoorde situering van bouwwerken;
    • 3. een aanpassing van de bij uitmeting van een terrein blijkende werkelijke toestand.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen:

21.1.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
  • a. ten behoeve van het geheel of gedeeltelijk verwijderen van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2', met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht, dat het inpassingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
    • 3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologisch deskundige.

21.1.2 Wijzigingen vorm bestemmingsvlak archeologische bestemming
  • a. ten behoeve van het wijzigen van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2', met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige waarden;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Voorwaardelijke verplichting stikstof
  • 1. Aanleg en gebruik van het plangebied overeenkomstig de bestemmingen Maatschappelijk, Gemengd - Stadslandgoed en Bedrijf is slechts toegestaan indien en voor zover de volgende bestaande stikstofemissies daadwerkelijk zijn en blijven beëindigd:
    • a. 216,3 kg stikstofemissie, samenhangend met de in bijlage 6 genoemde aantallen dierplaatsen ter plaatse van het agrarisch bedrijf op het adres Boudewijnskerke 5, 4374 te Zoutelande, waarbij de stalinrichting voor de te verwijderen dieren fysiek en blijvend zal worden verwijderd en de volgende toestemmingen voor de betreffende stikstofdepositie onherroepelijk zijn en blijven ingetrokken:
      • de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere op 7 juli 2020 (kenmerk: W-ABG190645/ 00234478) verleende omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jo. artikel 2.2a eerste lid, onder d en artikel 2.2aa onder a van het Besluit omgevingsrecht voor de activiteit het houden van dieren;
      • de melding op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer die door de varkenshouderij is ingediend op 10 december 2019, met het kenmerk M-ACT190045;

en

    • a. 22,2 kg stikstofemissie samenhangend met de bemesting, overeenkomstig het gebruik ten tijde van vaststelling van bestemmingsplan Stadslandgoed Nieuwerve Vlissingen, van de kadastrale percelen Gemeente Vlissingen, K 1072 Gemeente Vlissingen K 818, Gemeente Vlissingen K812, Gemeente Vlissingen K813, Gemeente Vlissingen K811, Gemeente Vlissingen K867 en/of Gemeente Vlissingen, K 868 of gedeelten hiervan.
22.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken, waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering, zoals deze is opgenomen in de 'Beleidsnota parkeernormering Vlissingen' en diens rechtsopvolger(s).

22.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de bestemming van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag is aangetoond, dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering, zoals deze is opgenomen in de 'Beleidsnota parkeernormering Vlissingen' en diens rechtsopvolger(s).

22.4 Afwijken

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 22.3 en toestaan dat:

  • a. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, wordt gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de in de 'Beleidsnota parkeernormering' en diens rechtsopvolger(s) gestelde voorwaarden;
  • b. wordt afgeweken van de toe te passen parkeernormering, mits voldaan wordt aan de in de 'Beleidsnota parkeernormering Vlissingen' en diens rechtsopvolger(s) gestelde voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt.

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Stadslandgoed Nieuwerve Vlissingen' van de gemeente Vlissingen.