direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Postweg 15, Tholen, Wijzigingsplan
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Planbeschrijving

1.1 Aanleiding en doel wijzigingsplan

Aan de Postweg 15 in het buitengebied van Tholen is een voormalig agrarisch bedrijf met agrarische bedrijfswoning gelegen. De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn op deze locatie beëindigd en de huidige eigenaar heeft het voornemen om de agrarische bestemming om te zetten naar een woonbestemming. De voormalig bedrijfswoning is in gebruik als burgerwoning en de eigenaren wil dit gebruik voortzetten.

In de regels van het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de beoogde bestemmingswijziging mogelijk gemaakt kan worden. De gemeente is bereid planologische medewerking te verlenen aan het verzoek en hiervoor de wijzigingsbevoegdheid toe te passen. In dit wijzigingsplan wordt onder andere aandacht besteed aan de voorwaarden die opgenomen zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' om bij een bedrijfsbeëindiging de agrarische bestemming om te zetten in een woonbestemming.

Om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid, is het noodzakelijk dat een wijzigingsplan wordt opgesteld. Dit document betreft dit wijzigingsplan.

1.2 Ligging plangebied en beschrijving huidige situatie

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Tholen. De locatie bevindt zich ten westen van de kern Tholen. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (Bron: Google Maps)

1.2.1 Postweg 15

Op het perceel is een bedrijfswoning in gebruik als burgerwoning waar de agrarische activiteiten zijn beëindigd. Het perceel staat kadastraal bekend als TLN00-1266 en heeft een oppervlakte van 2.990 m2. De woonbestemming is beoogd op het agrarische bouwvlak (zie paragraaf 2.1). Het perceel bevindt zich aan de Postweg langs het kanaal. Een gedeelte van het perceel is tevens gelegen aan de Stenenkruisweg. In de omgeving bevinden zich verschillende burgerwoningen en aan de overkant van de Postweg bevindt zich nog een agrarisch bedrijf.

Het perceel bestaat uit een woonhuis van circa 150 m2 en een drietal agrarische opstallen met een totale oppervlakte van circa 200 m2. In figuur 1.2 is een bovenaanzicht weergegeven. Figuur 1.3 geeft het aanzicht vanaf de Postweg weer en figuur 1.4 geeft het aanzicht vanaf de Stenenkruisweg weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Locatie Postweg 15, blauw omkaderd (Bron: Luchtfoto, 2022)

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0003.png"

Figuur 1.3 Aanzicht woning vanaf de Postweg (Bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0004.png"

Figuur 1.4 Aanzicht vanaf de Stenenkruisweg (Bron: Google Streetview)

1.3 Beoogde situatie

Op het perceel wordt de huidige bestemming Agrarisch met bij behorend bouwvlak omgezet naar de bestemming Wonen. Aan de feitelijke bebouwde situatie zal niets veranderen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de geldende regeling omschreven en wordt de ontwikkeling getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden. In hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt de wijziging nader getoetst aan van toepassing zijnde beleid en de sectorale omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling en in hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke haalbaarheid onderbouwd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsplan en wijzigingsvoorwaarden

2.1 Geldende regeling

In figuur 2.1 is de verbeelding te zien behorend bij het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen', vastgesteld d.d. 19 december 2013. Het perceel heeft hierin de bestemming 'Agrarisch'. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van volwaardige en reële grondgebonden agrarische bedrijven.

Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

Bebouwing is binnen de bestemming 'Agrarisch' uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak. Ter plaatse het plangebied is een bouwvlak aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0005.png"

Figuur 2.1 Fragment bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' (plangebied rood omlijnd)(bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor 'de uitoefening van volwaardige en reële grondgebonden agrarische bedrijven'. Het gebruiken van de agrarische woning als burgerwoning is hierdoor niet toegestaan.

In artikel 3.6.7 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarin het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om een wijziging door te voeren bij bedrijfsbeëindiging. Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de gronden met de bestemming 'Agrarisch' en de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Wonen en/of de bestemming Agrarisch zonder de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van de wijzigingsvoorwaarden.

Om de bevoegdheid voor de bestemmingswijziging te kunnen toepassen, zal ten minste aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan moeten worden voldaan (zie paragraaf 2.2). Daarnaast kunnen ook andere eisen of voorwaarden van belang zijn, bijvoorbeeld als er nieuw planologisch beleid of nieuwe wet- of regelgeving is vastgesteld. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld. In hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.

2.2 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden geldend bestemmingsplan

De wijzigingsvoorwaarden zijn vastgelegd in artikel 3.6.7 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen'. Daarin is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om een wijziging door te voeren bij bedrijfsbeëindiging. In tabel 2.1 zijn deze voorwaarden vermeld en is het perceel aan de betreffende bepalingen getoetst.

Tabel 2.1 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden geldend bestemmingsplan

Wijzigingsvoorwaarden   Toetsing  
a.   het ter plaatse gevestigde (agrarische) bedrijf moet beëindigd zijn;   De agrarische activiteiten op het perceel zijn al enige jaren beëindigd.  
b.   aangetoond moet worden dat voor een periode van ten minste één jaar de vestiging van een ander agrarisch bedrijf ter plaatse niet mogelijk was, dan wel anderszins aannemelijk maken dat de vestiging van een ander agrarisch bedrijf niet te verwachten is;   Al meerdere jaren is gebleken dat het perceel niet verkoopbaar is voor agrarisch gebruik. De opstallen zijn dermate verouderd en klein dat ze niet meer geschikt zijn voor agrarische bedrijven van tegenwoordig. Daarnaast zijn de omliggende (landbouw)kavels niet meeverkocht met de verkoop van de agrarische opstallen.  
c.   het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet worden verhoogd;   In de huidige situatie is één voormalig bedrijfswoning aanwezig. Na de voorgenomen wijziging is sprake van één burgerwoning.  
d.   de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;   Uit hoofdstuk 4 blijkt dat geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn.  
e.   indien de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de oppervlakte van de overige bebouwing, met uitzondering van kassen, meer bedraagt dan bij de bestemming Wonen is toegestaan, dan mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
bij herbouw is het hiervoor aangegeven slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt  
De woning past qua inhouds- en hoogtematen binnen de gestelde maten, zoals opgenomen in de bestemming 'Wonen'.  
f.   wijziging door gronden met de aanduiding 'glastuinbouw' wordt uitsluitend toegepast indien de kassen worden gesloopt;   Dit is niet van toepassing. De gronden hebben niet de aanduiding 'glastuinbouw'.  
g.   bestaande NED's als vervolgactiviteit zijn toegestaan;   Ter plaatse van het perceel is geen sprake van een NED die voortgezet wordt.  
h.   een bestaande minicamping als vervolgactiviteit is toegestaan;   Dit is niet van toepassing.  
i.   de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen gelijk blijft;   De goot- en bouwhoogte van de huidige aanwezige gebouwen veranderen niet.  
j.   wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;   Uit hoofdstuk 4 blijkt dat de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen niet worden belemmerd.  
k.   niet langer van toepassing zijnde aanduidingen zoals genoemd in lid 3.1 worden verwijderd.   Niet van toepassing.  

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het beoogde plan past binnen de gestelde wijzigingsvoorwaarden.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan beleid

3.1 Inleiding

In het basisplan waarin de mogelijkheid van de woningen door middel van een wijzigingsbevoegdheid wordt mogelijk gemaakt is getoetst aan Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Dit beleid en de toetsing daaraan zijn voor het grootste deel nog steeds actueel. In onderstaande beleidsparagrafen is de toetsing aan het wijzigingsplan toegevoegd.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Toetsing en conclusie

Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van een bestemmingswijziging van 'Agrarisch' naar 'Wonen' wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit wijzigingsplan zijn geen strijdigheden met de NOVI.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de NOVI. Dit initiatief raakt geen rijksbelangen uit het Barro.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing en conclusie

Aangezien er alleen sprake is van een bestemmingswijziging en deze niet leidt tot een nieuwe woning in het buitengebied, kan deze bestemmingswijziging niet worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is voor de beoogde ontwikkeling dan ook niet aan de orde.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Zeeuwse Omgevingsvisie

De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.

De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:

  • 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland;
  • 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied;
  • 3. Een duurzame en innovatieve economie;
  • 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland;

In 2050 is er voor ieder een passende woning beschikbaar. In de omgeving van je huis kun je je veilig voelen. De verandering van de bevolkingssamenstelling en de noodzaak voor toegankelijke voorzieningen heeft tot vernieuwing van de Zeeuwse woningmarkt geleid. Hierbij is de noodzaak om barrières weg te nemen zodat alle Zeeuwen gemakkelijk deel kunnen nemen aan de samenleving. Hierbij draagt een schone, gezonde en veilige woonomgeving aan mee.

Toetsing

In de Zeeuwse Omgevingsvisie is geen specifiek beleid geformuleerd ten aanzien van het wijzigen van een agrarische bestemming naar een woonbestemming.

Conclusie

De Zeeuwse Omgevingsvisie staat deze ontwikkeling niet in de weg.

3.3.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018

Toetsingskader

De voor de Provincie relevante beleidskaders uit de Omgevingsvisie zijn verwerkt in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.

Toetsing

Voor het omzetten van de voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning zijn de volgende artikelen van belang.

Wonen

Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. De regels zijn van belang voor het opstellen van een bestemmingsplan en voor een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan.

Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van de Omgevingsvisie.

Bufferzones

In artikel 2.17 van de verordening is bepaald dat in een bestemmingsplan waarin voor de eerste maal woonbestemmingen worden aangewezen, nieuwe woonfuncties niet worden toegelaten binnen een afstand van:

  • 100 meter tot buiten de bebouwde kom gesitueerde gronden waarop agrarische gebouwen anders dan kassen zijn toegelaten.

Een kleinere afstand kan worden gehanteerd indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat geen of nagenoeg geen hinder optreedt bij woonfuncties en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige beperkingen in de bedrijfsvoering van de betrokken agrarische bedrijven. In paragraaf 4.6 zal uitgebreid ingegaan worden op de richtafstanden tot (agrarische) bedrijven en wordt geconcludeerd dat daaraan wordt voldaan.

Conclusie

De Provinciale Omgevingsverordening staat deze ontwikkeling niet in de weg.

3.3.3 Ontwerp Zeeuwse Omgevingsverordening

Provinciale Staten moeten op grond van de Omgevingswet één omgevingsverordening vaststellen, waarin alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. De invulling hiervan is de Omgevingsverordening Zeeland. Op 21 december 2021 hebben Gedeputeerde Staten een ontwerp Omgevingsverordening Zeeland vastgesteld voor inspraak. Nadat het ontwerp vanaf 11 januari tot en met 21 februari 2022 zes weken ter inzage heeft gelegen, hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening op 7 oktober 2022 vastgesteld. Inhoudelijk wijkt de nieuwe verordening nagenoeg niet af van de bestaande verordening uit 2018, die overigens blijft gelden tot het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Tot het moment van vaststelling van deze Omgevingsverordening is de Omgevingsverordening uit 2018 van kracht, zie paragraaf 3.3.2.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Tholen

Grote maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie, klimaatadaptatie, biodiversiteit en de woningbouwopgave confronteren ook de gemeente Tholen. Om goed en adequaat in te kunnen spelen op deze ontwikkelingen en transities en de hiermee samenhangende opgaven is een actueel beleidskader gewenst dat op hoofdlijnen sturing geeft aan sectoraal beleid en waarmee de opgaven integraal, samen en eensgezind kunnen worden opgepakt.

De omgevingsvisie vormt dit beleidskader op hoofdlijnen, waarin de gemeente haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn vastlegt voor het hele grondgebied. In de omgevingsvisie is per thema een ambitie bepaald.

Op basis van de beschreven uitgangspunten zijn, in samenspraak met raad en bevolking ambities geformuleerd. De ambities vormen een stip aan de horizon waar we aan willen

werken. De rol van de gemeente bij het bereiken van deze ambities is niet bij elke ambitie hetzelfde. Soms is de gemeente initiator en soms facilitator en soms regisseur. Het bereiken van deze ambities zal echter steeds een samenspel zijn van alle betrokkenen.

De gemeente Tholen streeft, gekoppeld aan het fysieke domein, de volgende ambities na:

Maatschappelijk

1. Een samenleving met een sterke sociale samenhang, waar men elkaar ontmoet, men naar elkaar omkijkt en waar bewoners hun steentje aan bijdragen.

2. Vitale kernen met een goed leef- en woonklimaat, een gezonde, groene, rustige en veilige woonomgeving, met plekken om te bewegen, te recreëren en te ontmoeten.

3. Goede, bereikbare en betaalbare zorg en andere voorzieningen voor alle bewoners.

Mobiliteit

4. Bereikbare kernen waarbinnen je je comfortabel te voet en met de fiets verplaatst en die goed bereikbaar zijn per auto en met andere vormen van vervoer.

Wonen

5. Het realiseren van voldoende kwalitatief goede, levensloopbestendige, energiezuinige en betaalbare woningen zowel voor eigen bewoners als voor nieuwe inwoners.

Natuur en landschap

6. Een vitaal platteland met rust en ruimte, waar de kwaliteit van het landschap, het water en de cultuurhistorie zichtbaar en beleefbaar zijn met een grote biodiversiteit en waar agrariërs op een gezonde manier kunnen ondernemen.

Recreatie en toerisme

7. Een gemeente die haar ruimtelijke kwaliteiten ten aanzien van rust, ruimte, cultuurhistorie in de kernen en het buitengebied, landschap en water benut voor recreatie door eigen inwoners en voor toerisme.

Economie

8. Een gemeente waar het goed ondernemen is en die voldoende op de bevolking afgestemde werkgelegenheid en voldoende goed bereikbare bedrijventerreinen heeft.

Energie en Klimaat

9. Een duurzame, klimaat adaptieve en circulaire gemeente waar in 2025 25% van de gebruikte energie duurzaam wordt opgewekt, met als uitgangspunt het behouden en verbeteren van de kwaliteit van het landschap

In de omgevingsvisie zijn ook de ambities per kern weergegeven en is per kern een visiekaart gemaakt. In figuur 3.1 is een uitsnede van de visiekaart ter hoogte van het plangebied weergegeven. Het plangebied is hierin blauw omlijnd. Het plangebied is gelegen in een 'zone rond natuurgebieden waar ontwikkelingen niet gewenst zijn, tenzij de ontwikkelingen een bijdrage leveren aan de versterking van de natuurwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0006.png"

Figuur 3.1 - Visiekaart Tholen (Omgevingsvisie Tholen, 2023)

Toetsing

De beoogde ontwikkeling voorziet in een bestemmingswijziging van 'agrarisch' naar 'wonen'. Hierdoor kan de bebouwing niet meer voor agrarische doeleinden gebruikt worden, wat een positief effect heeft op de natuurwaarden ter plaatse. Een burgerwoning zorgt immers voor minder verstoring dan een agrarisch bedrijf.

3.4.2 Woonvisie 2021 - 2026

In oktober 2021 is de 'Woonvisie 2021-2026' door de gemeenteraad vastgesteld. De woonvisie vormt de basis voor de woningbouw in de gemeente en voor de prestatieafspraken met de corporatie. Het hoofddoel van het gemeentelijk woonbeleid is het versterken van Tholen als aantrekkelijke woongemeente voor de brede groep inwoners door het faciliteren en stimuleren van inzet voor woonkwaliteit en leefbaarheid.

Toetsing en conclusie

Ten behoeve van de woningbouwopgave heeft de gemeente Tholen afspraken gemaakt over het aantal benodigde woningen. Aangezien in de feitelijke situatie al sprake is van een woning hoeft deze niet worden opgenomen in de woningbouwopgave. Voorliggend plan maakt geen onderdeel uit van de (harde) plancapaciteit, maar draagt kwantitatief wel bij aan de ambities uit de gemeentelijke woonvisie, aangezien de woning voorziet in de specifieke woonbehoefte van de initiatiefnemer. Namelijk levensloopbestendig wonen wordt gefaciliteerd, er wordt geen nieuwe bebouwing opgericht in het buitengebied en er is sprake van herbestemming van bestaande bebouwing. Dit zijn speerpunten uit de Woonvisie. Hiermee is de beoogde ontwikkeling in lijn met het hoofddoel van het gemeentelijk woonbeleid.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan omgevingsaspecten

4.1 Watertoets

4.1.1 Toetsingskader

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van het wijzigingsplan is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld voor het plangebied (zie bijlage 1) Dit aanmeldformulier moet voorgelegd worden aan het waterschap.

4.1.2 Toetsing en conclusie

Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn.

4.2 Ecologie

Ter voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

4.2.1 Toetsingskader

Bij de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantsoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.

In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied bedraagt circa 1,72 m (zie figuur 4.1). Dit betreft het Natura 2000-gebied 'Oosterschelde'. Een onderzoek ten aanzien van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden door middel van een AERIUS-berekening is niet noodzakelijk aangezien de feitelijke situatie en het gebruik niet verandert. Er vinden ook geen bouwwerkzaamheden plaats. Hierdoor kan er geconcludeerd worden dat zowel in bouwfase als in de gebruiksfase geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0007.png"

Figuur 4.1 Ligging van de planlocatie (blauw omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied (Bron: Provincie Zeeland)

Natuurnetwerk Zeeland

Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op ongeveer 200 meter. Het planvoornemen voorziet niet in bouwwerkzaamheden, waardoor verstoring niet zal optreden. Het planvoornemen heeft geen effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0008.png"

Figuur 4.2 Ligging Postweg 15 (rood omcirkeld) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)

Soortenbescherming

Aan de feitelijke bebouwde situatie zal niets veranderen. Ook het groen wordt niet aangetast. Hierdoor leidt de beoogde ontwikkeling niet tot het eventueel verstoren van beschermde soorten.

Conclusie

De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Cultuurhistorie en archeologie

4.3.1 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

4.3.1.1 Toetsing

De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.3 is te zien dat er op het perceel van Postweg 15 geen bouwhistorisch object aanwezig is. Twee andere boerderijen aan de Stenenkruisweg zijn wel aangeduid als bouwhistorisch object, namelijk als historische boerderij. Het planvoornemen heeft geen effect op deze historische objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0009.png" Figuur 4.3 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, plangebied blauw omlijnd(Bron: Provincie Zeeland)

4.3.1.2 Conclusie

Er vinden geen bouwwerkzaamheden plaats waardoor er aan de feitelijke situatie niets zal veranderen. De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op cultuurhistorische waarden.

4.3.2 Archeologie

Toetsingskader

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.

Op basis hiervan zijn vier verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De archeologische verwachtingszones zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' vertaald naar vier archeologische dubbelbestemmingen. In de bouwregels van deze bestemmingen is bepaald dat er ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd mits de betrokken archeologische waarden door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden geschaad. Hiervoor zal de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoeksrapport moeten overleggen en is instemming van de archeologische deskundige vereist. Ook voor het uitvoeren van werkzaamheden die het bodemprofiel kunnen aantasten, is een vergunning met onderzoek en advies nodig. De dubbelbestemmingen verschillen van elkaar op het punt van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek.

4.3.2.1 Toetsing en conclusie

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2 ' opgenomen. In deze bestemming is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 40 cm. Aangezien er geen bodemverstoring plaatsvindt, wordt de dubbelbestemming overgenomen in het wijzigingsplan. Verder archeologisch onderzoek is niet van toepassing.

4.4 Bodem- en grondwaterkwaliteit

4.4.1 Toetsingskader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

4.4.2 Toetsing

De beoogde ontwikkeling voorziet in een bodemgevoeliger gebruik. Hierdoor is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk naar de bodemgesteldheid ter plaatse. Hiervoor is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

Uit de resultaten van het vooronderzoek (inclusief locatie-inspectie) blijkt dat de locatie als onverdacht beschouwd dient te worden ten aanzien van bodemverontreiniging. Als

extra aandachtspunt is het (mogelijk) voormalig gebruik van bestrijdingsmiddelen aan de zuidwestzijde van de locatie aangemerkt.

Uit de veld- en analyseresultaten kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk (geur, kleur en samenstelling) geen afwijkingen waargenomen. Er zijn visueel in de bodem geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen.
  • In bovengrondmengmonster M01 zijn licht verhoogde gehalten aan PCB, kwik en loodaangetroffen. De nader onderzoekswaarden worden niet overschreden.
  • In bovengrondmengmonster M02 is een licht verhoogd gehalte aan PCB aangetroffen.
  • De nader onderzoekswaarde worden niet benaderd.
  • In ondergrondmengmonster M03 zijn licht verhoogde gehalten aan PCB en lood aangetroffen. De nader onderzoekswaarden worden niet overschreden.
  • In bovengrondmengmonster M04 zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen.
  • In grondwatermonster GW01 is een licht verhoogde concentratie aan koper aangetroffen. Aangenomen wordt dat de verhoging aan koper een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde betreft.

De tevoren gestelde hypothese ‘onverdachte’ locatie dient formeel gezien te worden

verworpen. De verhogingen in de grond en het grondwater zijn echter gering en

kunnen als niet significant beschouwd worden. Nader onderzoek en/of nadere

maatregelen worden derhalve niet noodzakelijk geacht. Het volledig bodemonderzoek in bijgevoegd in bijlage 2 bij deze toelichting.

Lokaliseren ondergronds tank

Op de locatie is waarschijnlijk een ondergrondse HBO tank aanwezig geweest met een inhoud van (vermoedelijk) maximaal 5.000 liter. Middels een brief uit 1998 naar de gemeente Tholen heeft de eigenaar van destijds laten weten dat de tank is gevuld met zand. Nadere gegevens hierover (zoals een tanksaneringscertificaat) ontbreken. Voor het overige zijn geen gegevens bekend bij de huidige opdrachtgever/eigenaar, gemeente en omgevingsdienst (over bijvoorbeeld verwijdering van de tank). Volgens de huidige eigenaar bevond de tank zich vermoedelijk aan de zuid(west)zijde van de woning.

Op de locatie is in 2022 een verkennend tankonderzoek verricht door Moerdijk Bodemsanering B.V. Hierbij is op verschillende plaatsen (mogelijke tanklocatie, op aanwijzen van de huidige eigenaar) op het perceel gezocht met een prikpen en metaaldetector naar de ondergrondse HBO tank. Echter is hierbij geen ondergrondse tank aangetroffen. Nabij de vermoedelijke voormalige tanklocatie is een verkennend tankonderzoek verricht en zijn in de grond en het grondwater zintuiglijk en analytisch geen olieverontreinigingen aangetroffen. Opgemerkt dient te worden dat ter plaatse ophoogzand is aangetroffen. Dit kan erop duiden dat ter plaatse mogelijk de tank heeft

gelegen (en de tankput is opgevuld met schoon ophoogzand).

Vervolgens is in 2023 een verkennend bodemonderzoek verricht op de gehele locatie door

Moerdijk Bodemsanering B.V. (bijlage 2). Hierbij zijn in de grond licht verhoogde gehalten aan kwik, lood en PCB aangetroffen. In het grondwater is een licht verhoogde concentratie aan koper aangetroffen. Tijdens de locatie-inspecties bij de voorgaande onderzoeken zijn geen bijzonderheden aangetroffen. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden bij de voorgaande onderzoeken zijn geen aanwijzingen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een ondergrondse tank.

Op 4 oktober 2023 is ter plaatse van het gehele perceel (waar in 2022 niet is gezocht naar de

mogelijke aanwezigheid van de ondergrondse olietank), met behulp van een metaaldetector, gezocht naar de aanwezigheid van een ondergrondse tank. Hierbij zijn geen aanwijzingen aangetroffen dat op de locatie nog een tank aanwezig is. De serre aan

de zuidkant van de woning is recent herbouwd, tijdens de (graaf)werkzaamheden ter plaatse zijn geen aanwijzingen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een ondergrondse tank. Het kan zijn dat op de locatie in het verleden een ondergrondse olietank in gebruik is geweest. De olietank is echter, gezien het onderzoek, zeer waarschijnlijk niet meer aanwezig op de locatie. De briefrapportage van het lokaliseren van de tanklocatie bevindt zich in bijlage 3.

Conclusie

De resultaten van het verrichte onderzoek dienen geen belemmering te vormen voor de

voorgenomen functiewijziging naar wonen.

4.5 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er in de gebruiksfase de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.

Voor nieuwe ruimtelijke-functionele ontwikkelingen kunnen de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte worden berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen). Hiervan kan worden afgeweken mits dit goed kan worden gemotiveerd. De ligging van de locatie is 'rest buitengebied'.

4.5.1 Toetsing

Ontsluiting

Het perceel wordt ontsloten aan de oostzijde via de Stenenkruisweg. Vanaf de Stenenkruisweg is via de Postweg en de Reimerswaalseweg (N659) de Nieuwe Postweg (N286) bereikbaar. Vanaf hier is in westelijke richting de rest van het eiland Tholen bereikbaar en is oostelijke richting de A4 en de rest van Nederland bereikbaar.

Parkeren

Het parkeerbeleid van de gemeente Tholen is vastgelegd in het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Tholen 2009 - 2018'. In dat beleidsdocument zijn parkeernormen voor verschillende woningtypes opgenomen. Het parkeren geschiedt net als in de huidige situatie op eigen terrein.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

CROW-publicatie 381 (2018) geeft kencijfers voor het berekenen van de verkeersgeneratie van een ontwikkeling. Ten behoeve van het wijzigingsplan en gezien het feit van de onveranderde situatie is er geen toename van een toenemende verkeersgeneratie. De doorstroming op wegvakken en de relevante kruispunten blijft ongewijzigd.

4.5.2 Conclusie

Gezien het wijzigingsplan en dat aan de feitelijke bebouwde situatie niet zal veranderen, neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen niet toe, er zullen geen problemen op het gebied van de verkeersafwikkeling ontstaan. Het parkeren geschiedt net als in de huidige situatie op eigen terrein. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.6 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

Voor de toetsing aan het aspect milieuhinder dient rekening te worden gehouden met de bepalingen uit de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25). Daarnaast geldt op basis van jurisprudentie dat te allen tijde sprake moet zijn van een 'goede ruimtelijke ordening'. Voldaan moet worden aan wettelijke milieueisen indien sprake is van een milieuhinderlijk en/of milieugevoelige functie. Daarbij moet ter plaatse van de woning een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd en rekening gehouden worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de omliggende bedrijven.

4.6.1 Toetsing

Met het planvoornemen wordt een bedrijfshindergevoelig object toegevoegd. In de omgeving van Postweg 15 zijn enkele burgerwoningen gelegen en een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning (zie figuur 4.4)

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0010.png"

Figuur 4.4 - Omliggende bedrijven rondom het plangebied (rood omkaderd) (www.ruimtelijkeplannen.nl)

Het toevoegen van een bedrijfshindergevoelig object kan het noordelijk gelegen agrarisch bedrijf in zijn bedrijfsvoering beperken. De afstand vanaf het agrarisch bouwvlak tot het woonperceel bedraagt 28 meter, de afstand vanaf het agrarisch bouwvlak tot het woonhuis bedraagt circa 48 meter. De richtafstand voor een agrarisch bedrijf bedraagt 30 meter, hier wordt dan ook aan voldaan.

Op basis hiervan wordt milieuhinder geen belemmering geacht voor de beoogde wijziging. De omliggende bedrijven worden niet belemmerd in zijn gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.7 Akoestisch onderzoek

Het aspect geluid kan betrekking hebben op:

  • wegverkeerslawaai;
  • industrielawaai;
  • inrichtingslawaai.

De locatie valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet relevant. Op basis van paragraaf 4.6 kan geconcludeerd worden dat het bedrijfsmatig gebruik op de omliggende percelen geen geluidsuitstralende effecten hebben die een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in de weg staat. Omdat het woonperceel op voldoende afstand ligt van omringende percelen worden de bedrijven aldaar ook niet in hun bedrijfsvoering belemmerd. Op het aspect wegverkeerslawaai wordt hierna ingegaan.

4.7.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is er geen sprake van een toename van geluidsgevoelige bestemmingen. De aanwezige agrarische bedrijfswoning geldt als een woning in het kader van de Wgh. Deze agrarische bedrijfswoning wordt omgezet in een burgerwoning.

Verder kan op basis van de inrichting van de wegen, de al aanwezige woningen en het lage gebruik gesteld worden dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Conclusie

Er is geen sprake van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in het kader van de Wgh. Wegverkeerslawaai is dan ook niet aan de orde.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM.

Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2))   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Toetsing en conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht. In de huidige situatie is de woning aan de Postweg 15 al aanwezig. De verkeersgeneratie blijft gelijk en de ontwikkeling draagt daarom 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de Eendrachtsweg (zie figuur 4.5). Hieruit blijkt dat de totale concentratie NOx en PM10 gespectievelijk 16,35 ug/m3 en 14,79 ug/m3 bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0716.WPPostweg15TLN-VG01_0011.png"

Figuur 4.5 - Rekenpunt (rode cirkel) ten opzichte van plangebied (rood vierkant) in Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit.

Hiermee wordt voldaan aan de voor dat jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.6.

stof   grenswaarde   maximale waarden in jaar 2020   maximale waarden in jaar 2030  
stikstofdioxide (NO2)   40 µg/m³   18,5 µg/m³   13,6 µg/m³  
fijn stof (PM10)   40 µg/m³   17,0 µg/m³   14,7 µg/m³  
  max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   6,0 µg/m³   6,0 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)   25 µg/m³   10,0 µg/m³   8,0 µg/m³  

Figuur 4.6 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm (Bron: NSL-monitoringstool)

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Voor risicovolle functies en/of activiteiten gelden veiligheidsnormen. Indien in de nabijheid van het plangebied sprake is van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen moet beoordeeld worden of dit van invloed is op het planvoornemen. Ook bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid (waaronder Bevi-inrichtingen) kunnen van invloed zijn op het planvoornemen.

De veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten dient altijd gewaarborgd te worden. Daarbij moet voldaan worden aan de veiligheidsnormen indien sprake is van risicovolle functies/activiteiten.

Toetsing en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied van een risicovolle inrichting.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Er zijn geen wegen, waterwegen, spoorwegen of buisleidingen in de omgeving waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied bevindt zich niet in een pr-contour of invloedsgebied, een berekening of verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.

Conclusie

Externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Tholen.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • a. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • b. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • c. defensiebrandstoffen;
  • d. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Toetsing en conclusie Boomdijk 4 en Ceresweg 2 Tholen

In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningslijnen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij de percelen hoeft in het wijzigingsplan geen rekening te worden gehouden.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de juridische regeling

5.1 Wijzigingsplan

Dit wijzigingsplan is een wijziging van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' (hierna: basisplan) zoals dat op 19 december 2013 door de gemeenteraad van Tholen is vastgesteld. De wijziging vindt plaats op basis van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 3.6.6 van dat basisplan. Op basis van die bepaling is de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in de bestemming 'Wonen'.

5.2 Regels

Omdat er sprake is van een wijzigingsbevoegdheid is het opstellen van een complete set regels niet noodzakelijk en volstaat een verwijzing naar de regels van het basisplan. De regels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Waarde - Archeologie - 2' uit het basisplan zijn daarmee in de basis van toepassing. Daarnaast is de parkeerregeling zoals opgenomen in de Parapluherziening Parkeren Tholen overgenomen in dit wijzigingsplan en is aangegeven dat de regels zoals opgenomen in de Parapluherziening Woonvormen ook van toepassing verklaard.

5.3 Anti-dubbeltelregeling en overgangsrecht

Verder dienen volgens paragraaf 3.2 van het Besluit ruimtelijke ordening standaardregels in bestemmingsplannen te worden opgenomen. In artikel 1.1.1 sub 3 van dat besluit is bepaald dat onder een bestemmingsplan ook een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6. eerste lid onder a of b van de Wet ruimtelijke ordening wordt verstaan. Om deze reden zijn ook een anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht opgenomen.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Ter voldoening aan het bepaal de in artikel 3.8 lid 1, sub b, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) juncto artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpwijzigingplan toegezonden aan de Provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en de Veiligheidsregio Zeeland. De overlegpartners hebben aangegeven dat het wijzigingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerp van het wijzigingsplan is met ingang van 24 november 2023 voor een periode van zes weken, dus tot en met 5 januari 2024, ter inzage gelegd. Een ieder had de mogelijkheid om gedurende de periode van terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.