Plan: | Buitengebied - Wijzigingsplan Oudelandsedijk ong. Tholen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0716.WPOudelandsedykTLN-VG01 |
Op de locatie aan de Oudelandsedijk ong. te Tholen ligt het voornemen om bedrijfsbebouwing en in de toekomst een bedrijfswoning te realiseren. Ter plaatse is reeds een volwaardig agrarische bedrijf aanwezig, namelijk een boom- en sierkwekerij. Voor de beoogde bedrijfsbebouwing is een agrarisch bouwvlak noodzakelijk. Dit bouwvlak ontbreekt momenteel. Aan de Kastelijnsweg 19 in Sint-Maartensdijk zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten beëindigd en wordt de agrarische bestemming met bouwvlak door middel van een reeds lopende bestemmingsplanprocedure omgezet naar een woonbestemming. Het vrijkomende agrarische bouwvlak wordt verplaatst naar de locatie aan de Oudelandsedijk. Daarnaast worden in diezelfde procedure opstallen aan de Kastelijnsweg 10 gesaneerd.
Om op de locatie aan de Oudelandsedijk een agrarisch bouwvlak te realiseren is het noodzakelijk om de bestemming te wijzigen in 'Agrarisch' met bouwvlak. In de regels van het geldende bestemmingplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de beoogde bestemmingswijziging mogelijk gemaakt kan worden. De gemeente is bereid planologische medewerking te verlenen aan het verzoek en hiervoor de wijzigingsbevoegdheid toe te passen. In dit wijzigingsplan wordt onder andere aandacht besteed aan de voorwaarden die opgenomen zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen'.
Het plangebied Oudelandsedijk ong. is gelegen in het buitengebied van de gemeente Tholen. Deze locatie ligt ten zuiden van Tholen, ten zuiden van de Zwarteweg, maar net ten noorden van de bebouwing van Het Oudeland.
Het volledige perceel tussen de Zwarteweg en Oudelandsedijk is in gebruik als boom- en sierkwekerij. Op de hoek van de Zwarteweg / Oudelandsedijk staat een kleine overkapping, een kantine, zijn verhardingen aangebracht en vindt opslag van materialen in de buitenlucht plaats. De tractoren en landbouwmachines staan tijdelijk gestald aan de Zwarteweg 1.
Het plangebied betreft het gehele perceel waarbij het bouwvlak is beoogd op het zuidelijke deel van het kadastrale perceel P1147 bekend als gemeente Tholen.
Figuur 1.1 Locatie van het bouwvlak op luchtfoto (bron: basisviewer Rho adviseurs voor leefruimte, situatie 2019)
Figuur 1.2 Gebied tussen plangebied en Zwarteweg (bron: google.streetview, oktober 2010)
Het planvoornemen betreft de realisatie van een bouwvlak van 1,0 ha. Binnen dit bouwvlak ligt het voornemen een schuur met overkapping te bouwen. In de toekomst moet het ook mogelijk zijn een bedrijfswoning te realiseren. De beoogde schuur met overkapping heeft een geplande omvang van 600 m2. De schuur met overkapping is noodzakelijk voor stalling van tractoren en landbouwmachines. Daarnaast dient de schuur met overkapping voor stalling van andere bedrijfsbenodigdheden en opslag ten behoeve van de boom- en sierkwekerij. De overige bouwwerken zoals de overkapping op de hoek Zwarteweg / Oudelandsedijk worden nadien geamoveerd.
Het ontwerp van de schuur wordt later uitgewerkt. Gedacht wordt om de schuur op het perceel een traditioneel Zeeuwse uitstraling te geven, waarbij de wanden zwarte (gepotdekselde) damwandprofielen krijgen en een oranje dakbedekking, waar eventueel zonnepanelen op/in komen te liggen. Deze historische vormgeving van de schuur draagt bij aan een 'ruimtelijke kwaliteitswinst' ten opzichte van een meer standaard vormgeving van een dergelijke constructie.
Op figuur 1.3. is de ligging van het bouwvlak aangegeven. Het bouwvlak krijgt een lengte van 200 meter en een breedte van 50 meter. De naar de Oudelandsedijk gekeerde zijde loopt parallel met de Oudelandsedijk waardoor het bouwvlak een ruitvorm krijgt. Het bouwvlak ligt op circa 20 meter uit de Oudelandsedijk en op ruim 15 meter uit de zuidelijk gelegen waterloop.
De bebouwing wordt ontsloten via de bestaande inrit aan de Oudelandsedijk. De overige gronden blijven in gebruik als boom- en sierkwekerij.
De bebouwing is beperkt van omvang en wordt gerealiseerd op een bestaande boom- en sierkwekerij, tussen de aanwezige bomen en planten. Hemelwater kan op het perceel worden opgevangen en hergebruikt worden voor de besproeiing van de aanwezige beplanting. Tussen het bouwvlak en de Oudelandsedijk ligt een waterloop, staat hoog opgaande beplanting en staan enkele rijen bomen behorende tot de boom- en sierkwekerij. Daarnaast wordt de Oudelandsedijk begeleid door een enkele rij bomen aan elke zijde van de dijk. De beoogde bebouwing wordt daarmee aan het zicht onttrokken.
De aanwezige beplanting op de kwekerij en rond de bebouwing bestaat altijd uit meerdere rijen bomen en planten. Zo zijn hier onder andere circa 1000 leibomen en een grote hoeveelheid sierperen aanwezig. Omdat sprake is van een boom- en sierkwekerij is deze beplanting van verschillende grootte en hoogte en is hier altijd beplanting aanwezig. Bij een dergelijk bedrijf bestaat immers nooit een situatie waarbij alle beplanting tegelijk verkocht/gerooid is.
Herplanten op een andere locatie op het perceel is om bedrijfsuitvoerende redenen niet logisch, waardoor de aanwezige rijen in dezelfde positie/rij blijven. Daarbij geldt: hoe groter de boom, hoe gunstiger dit is voor de bedrijfsvoering. Bij 'oogst' van de beplanting wordt op dezelfde plaats een nieuw exemplaar herplant.
De beoogde bebouwing wordt zodoende altijd omgeven door een grote hoeveelheid bomen en planten. Vanwege de hiervoor geschetste specifieke bedrijfsvoering van een boom- en sierkwekerij is de bebouwing dan ook te allen tijde landschappelijk ingepast.
Na afronding van de ruimtelijke procedure voor dit wijzigingsplan is het mogelijk een aanvraag in te dienen voor de bouw van een schuur en/of bedrijfswoning.
Figuur 1.3 Grens beoogd bouwvlak in rood
In hoofdstuk 2 wordt de geldende regeling omschreven en wordt de ontwikkeling getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden. In hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt de wijziging nader getoetst aan van toepassing zijnde beleid en de sectorale omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling en in hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke haalbaarheid onderbouwd.
In figuur 2.1 is ingezoomd op de verbeelding van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen'. De locatie aan Oudelandsedijk heeft daarin de bestemming 'Agrarisch'. In lid 3.1 van het betreffende bestemmingsartikel is het gebruik vastgelegd: de uitoefening van volwaardige en reële grondgebonden agrarische bedrijven.
Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
Figuur 2.1 Fragment bestemmingsplan Buitengebied Tholen, plangebied globaal in rood aangegeven (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Bebouwing is binnen de bestemming 'Agrarisch' uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak. Ter plaatse van het plangebied is geen bouwvlak aanwezig.
In artikel 3.6.6 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarin het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om een bouwvlak aan een agrarische bestemming toe te voegen.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van een nieuw bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
Om de bevoegdheid voor de bestemmingswijziging te kunnen toepassen, zal ten minste aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan moeten worden voldaan (zie paragraaf 2.2). Daarnaast kunnen ook andere eisen of voorwaarden van belang zijn, bijvoorbeeld als er nieuw planologisch beleid of nieuwe wet- of regelgeving is vastgesteld. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld. In hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.
De wijzigingsvoorwaarden zijn vastgelegd in artikel 3.6.6 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen'. Daarin is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om een agrarische bestemming te wijzigen door het toevoegen van de aanduiding 'bouwvlak'. Voor de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid gelden voorwaarden. In tabel 2.1. zijn deze voorwaarden vermeld en is het initiatief aan de betreffende bepalingen getoetst.
Tabel 2.1 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden geldend bestemmingsplan
Wijzigingsvoorwaarde | Toetsing | |
a. |
Medewerking wordt slechts verleend ten behoeve van het verplaatsen of nieuw vestigen van agrarische bedrijven, mits: | |
1. Bij verplaatsing op het oude bouwvlak ten minste alle agrarische opstallen worden gesaneerd en herbouw hiervan wordt tegen gegaan of, in geval van cultuurhistorische waardevolle bebouwing, op adequate wijze wordt herbestemd. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Op deze locatie is reeds sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf. Middels een separate procedure komt het bouwvlak, en daarmee de bouwrechten, aan de Kastelijnsweg 19 te Sint Maartensdijk vervallen. Dit bouwvlak wordt naar de locatie van het plangebied verplaatst. Initiatiefnemer levert daarnaast een bijdrage aan de sloop van een opstal aan de Kastelijnsweg 10, (perceel 1679 te Sint-Maartensdijk) dat onderdeel uitmaakt van hetzelfde bestemmingsplan waarin de bestemming van het perceel aan de Kastelijnsweg 19 wordt herbestemd. Dit is in een anterieure overeenkomst vastgelegd zoals weergegeven in bijlage 6 bij deze toelichting. | |
2. Bij nieuwvestiging een bijdrage wordt geleverd in de sanering van agrarische opstallen elders. | Dit is niet van toepassing. Het provinciaal beleid staat in principe geen nieuwvestiging toe. Er is geen sprake van nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf, maar van een bestaand agrarisch bedrijf, namelijk een boom- en sierkwekerij. Daarnaast vindt verplaatsing van bouwrechten en sanering van opstallen plaats, zoals ook in de anterieure overkomst is opgenomen. | |
b. | De oppervlakte van het bouwvlak mag ten hoogste 1,5 ha bedragen. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De oppervlakte van het bouwvlak bedraagt maximaal 1,0 ha. |
c. | Medewerking wordt slechts verleend ten behoeve van een volwaardig bedrijf en indien noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Dit advies is aangevraagd bij de Agrarische Adviescommissie Zeeland (AAZ). De AAZ heeft het agrarisch bedrijf als volwaardig bedrijf beschouwd. Het advies van de AAZ is positief advies . |
d. |
Aangetoond dient te zijn dat gedurende een periode van ten minste één jaar geen of niet tijdig vrijkomende agrarische bouwvlakken beschikbaar zijn. | Dit is niet van toepassing. Er is sprake van verplaatsing van een bouwvlak. |
e. |
Wijziging is niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied', 'afwegingszone - natuur' of 'wetgevingszone - wijzigingsgebied-2'. | Dit is niet van toepassing. Het plangebied is niet als dusdanig aangeduid. |
f. |
Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het bouwvlak wordt op ruime afstand van woningen gerealiseerd en in de nabije omgeving zijn geen andere bouwvlakken gelegen. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 4.1.8. |
g. |
De ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijnde ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De ontwikkeling is nader getoetst aan de verschillende milieuhygiënische aspecten, zie hoofdstuk 4. |
h. | Wijziging leidt niet tot significante negatieve effecten binnen Natura 2000-gebieden. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De ontwikkeling leidt niet tot significante negatieve effecten binnen Natura 2000-gebieden. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 4.1.7. |
i. | Wijziging leidt niet tot een onevenredige verstening, verglazing en versnippering van agrarische gronden of tot een onevenredige schade aan infrastructuurwijziging leidt niet tot een onevenredige verstening, verglazing en versnippering van agrarische gronden of tot een onevenredige schade aan infrastructuur. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het bedrijf is reeds gevestigd op de locatie waar het bouwvlak wordt gerealiseerd. Door de bedrijfsvoering te clusteren ontstaat er geen onevenredige verstening, versnippering of schade aan infrastructuur. |
j. | Ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De bebouwing wordt voorzien te midden van een boom- en sierkwekerij en is zodoende landschappelijk ingepast. Rond de beoogde bebouwing zijn altijd meerdere rijen bomen en planten aanwezig. Dit is in paragraaf 1.3 nader omschreven. |
k. | Ter plaatse wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Deze professionaliseringsslag biedt de initiatiefnemer de mogelijkheid om de bedrijfsvoering te optimaliseren. Dit zal er toe leiden dat de hoek van de Zwarteweg / Oudelandsedijk een betere uitstraling krijgt. Er zal verder aandacht uitgaan naar de uitstraling van de bebouwing. |
l. | In het wijzigingsplan wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd. | In dit wijzigingsplan is de bouw en het gebruik van de bebouwing gekoppeld aan de boom- en sierkwekerij. Omdat de boom- en sierkwekerij het enige gebruik is dat is toegestaan, zijn deze gebouwen en het gebruik van de bouwwerken landschappelijk ingepast zolang dit gebruik in stand wordt gehouden. Een voorwaardelijke verplichting is zodoende overbodig. |
m. | Wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De ontwikkeling leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 4.1.2. Het aanvragen van schriftelijk advies van de waterbeheerder maakt onderdeel uit van de wijzigingsprocedure. |
In dit hoofdstuk wordt het voor de ontwikkeling relevante ruimtelijke Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid uiteengezet. Daarnaast wordt de beoogde ontwikkeling in dit hoofdstuk tevens aan dit beleid getoetst.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in Nederland en vervangt onder andere de Nota Ruimte. In deze Structuurvisie stelt het Rijk heldere ambities voor Nederland in 2040. Dit doet het Rijk op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven zowel bovengronds en ondergronds richting 2040 bepalen. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Rijk heeft in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) nationaal ruimtelijk beleid geborgd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het Barro omvat 14 onderwerpen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van zowel het rijksbeleid (het Bro), als het provinciaal beleid (het Omgevingsplan en de Omgevingsverordening) dient bij een bestemmingsplan/wijzigingsplan uitgegaan te worden van de duurzaamheidsladder. Het doel hiervan is een zorgvuldig ruimtegebruik, de herstructurering van bebouwde terreinen/gebieden en de bundeling van functies. De duurzaamheidsladder is van toepassing op woningbouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Toetsing
De locatie is gelegen in het buitengebied en betreft de verplaatsing van een bestaand agrarische bouwvlak. In de toekomstige situatie is één bedrijfswoning toegestaan. De planologische mogelijkheid voor het aantal woningen of bebouwing neemt met één toe. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die getoetst moet worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Het wijzigen van de bestemming past in het ruimtelijk beleid voor behoud van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied. Voor het overige zijn er geen rijksregels op voorliggende locatie van toepassing.
Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten het Omgevingsplan Zeeland 2018 vastgesteld. In dit Omgevingsplan zijn de hoofdlijnen voor het provinciaal ruimtelijk beleid uiteengezet. In het Omgevingsplan 2018 zet de provincie Zeeland in op grondgebonden landbouw, biologische landbouw en aquacultuur. Voor deze vormen van landbouw worden ruime ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Voor de niet-grondgebonden landbouw (intensieve veehouderij en glastuinbouw) zijn de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. Het streven is naar behoud van omgevingskwaliteit, behoud van biodiversiteit, beperken milieubelasting, minder uitstoot van broeikasgassen en levering van grondstoffen voor de biobased industrie.
De Provincie Zeeland zet in op een sterke economie, goed woon- en leefklimaat en kwaliteit van water en het landelijk gebied. Evenwichtig duurzaam en innovatief zijn de pijlers waar de provincie zich op richt. Om een toekomstbestendige woningmarkt te krijgen is de doelstelling gesteld: Een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland en met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop.
Het Zeeuwse landschap kenmerkt zich door openheid. De provincie wil deze openheid behouden. Een integrale afweging, nadere invulling en maatwerk wordt aan de gemeenten overgelaten. Hierbij dienen zij rekening te houden met het voorkómen van verstening van het landschap, versnippering van de agrarische gronden en zorg dragen voor een zorgvuldige landschappelijke afweging.
Landbouw is in Zeeland een belangrijke economische sector en draagt in belangrijke mate bij aan de kwaliteiten rust en ruimte in het landelijk gebied en daarmee aan de recreatieve aantrekkingskracht. In de landbouw wordt steeds vaker tegen grenzen aangelopen. Tekorten aan zoet water, achteruitgang van de bodemvruchtbaarheid, bodemstructuur en bodemweerbaarheid, het niet bereiken van de gewenste waterkwaliteit, achteruitgang van biodiversiteit (onder- en bovengronds), toename uitstoot van fijn stof, stikstof, fosfaat, etc. zijn de (on)zichtbare bijkomstigheden van de manier waarop landbouw wordt bedreven. De prijs van ons voedsel wordt daardoor (indirect) steeds hoger, terwijl het inkomen van de boer door hogere kosten steeds meer onder druk komt te staan. Ingezet wordt op grondgebonden landbouw, biologische landbouw en aquacultuur. Voor deze vormen van landbouw worden ruime ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Voor de niet-grondgebonden landbouw (intensieve veehouderij en glastuinbouw) zijn de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Toetsing
De gewenste ontwikkeling betreft het planologisch wijzigen van de bestemming door verplaatsing van een agrarisch bouwvlak. Ter plaatse is reeds een agrarisch bedrijf in de vorm van een boom- en sierkwekerij toegestaan. De gebruiksmogelijkheden voor de landbouw wijzigen niet. Het bedrijf is een volwaardig agrarisch bedrijf.
De positie en de functie van het landelijk gebied veranderen. De woonfunctie kan een bijdrage leveren aan dit veranderingsproces. Daarnaast kunnen woningen (naast recreatievoorzieningen en bedrijfsmatige activiteiten) worden gebruikt als kostendrager bij het oplossen van problemen en/of het stimuleren van gewenste ontwikkelingen in het landelijk gebied. Het realiseren van een bedrijfswoning bij de bedrijfsbebouwing staat dan ook in dienst van de ontwikkeling van het bedrijf tot een volwaardig bedrijf.
Omgevingsverordening Zeeland 2018 (inclusief wijzigingen)
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (inclusief wijzigingen). Naast regelgeving omtrent bouwen in het buitengebied duidt de Verordening gebieden met een bijzondere verwachtingswaarde aan. Bij het opstellen van dit wijzigingsplan zijn de kaarten behorend bij de Verordening geraadpleegd en beoordeeld of de gewenste ontwikkeling van invloed is op gebieden met een bijzondere verwachtingswaarde.
Toetsing
Met de ontwikkeling wordt een agrarisch bouwvlak verplaatst. Hierdoor is geen sprake van nieuwvestiging. In een separate procedure komt het bouwvlak aan de Kastelijnsweg 19 te Sint Maartensdijk vervallen. Dit bouwvlak wordt naar de locatie van het plangebied verplaatst. Initiatiefnemer levert een bijdrage aan de sloop van een opstal aan de Kastelijnsweg 10 (perceel 1679 te Sint-Maartensdijk) dat onderdeel uitmaakt van hetzelfde bestemmingsplan waarin de bestemming van het perceel aan de Kastelijnsweg 19 wordt herbestemd. Dit is in een anterieure overeenkomst vastgelegd zoals weergegeven in bijlage 6 bij deze toelichting. De sloop van de bebouwing aan de Kastelijnsweg 10 levert immers een grotere ruimtelijke kwaliteitswinst op dan de sloop van de beperkte oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel aan de Kastelijnsweg 19 die nog in gebruik zijn bij de woning.
De realisatie van een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van een volwaardig agrarisch bedrijf. Aangezien uit advies van de AAZ (Agrarische Adviescommissie Zeeland) is gebleken dat er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf is de realisatie van een bedrijfswoning mogelijk binnen de regels van de Omgevingsverordening.
De locatie is niet gelegen in of in de nabijheid van een gebied welke is aangeduid in de artikelen 2.23 tot en met 2.27 en de daarbij behorende kaartmaterialen. Aangaande de omgevingskwaliteiten worden in deze toelichting alle ruimtelijke factoren afgewogen. Vanwege de permanente aanwezigheid van beplanting op de gronden van de boom- en sierkwekerij rond de beoogde bebouwing, is deze bebouwing te allen tijde landschappelijk ingepast. Geconcludeerd kan worden dat de gewenste ontwikkeling zich niet verzet tegen de omgevingskwaliteiten. De gewenste ontwikkeling is niet in strijd met provinciaal beleid.
Toekomstvisie Tholen 2025
In de toekomstvisie voor de gemeente Tholen zijn de visie in hoofdlijnen voor het lange termijn beleid van de gemeente vastgelegd. Deze visie vormt het 'casco' waarbinnen ontwikkelingen de komende decennia kunnen plaatsvinden. Daarnaast wordt een uitwerking op de visie gegeven. Hierbij zijn verschillende thema's die betrekking hebben op wonen, werken en leven op Tholen uitgewerkt.
Met betrekking tot het thema 'wonen' wordt in de visie gesteld dat behoefte is aan meer woningkwaliteit. Hierbij is het van belang om de markt leidend te laten zijn, zodat zowel voldaan kan worden aan de vraag van de eigen inwoners als aan de woonwensen van nieuwkomers. Hierbij is het wenselijk om meer binnen de bestaande kernen te bouwen en minder uit te breiden. Het concentratiebeleid, waarbij nieuwbouw vooral was bestemd voor de drie grootste kernen, wordt hierbij losgelaten; het moet mogelijk zijn om woningbouw in een bijzondere omgeving te realiseren, bijvoorbeeld aan het water of op het platteland. Wel is het van belang om nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopgeschikt te bouwen.
Evenals voor de kernen wordt ook voor het buitengebied differentiatie nagestreefd. Door (helder afgebakende) gebieden aan te wijzen waar het accent op de agrarische sector, natuur dan wel recreatie ligt, wordt voorkomen dat deze functies voor elkaar belemmeringen opwerpen. In het grootste gedeelte van het Thoolse buitengebied staat de agrarische functie centraal. Hier worden aan de ontwikkelingsmogelijkheden van deze sector, voor zover het grondgebonden teeltvormen betreft, zo min mogelijk beperkingen opgelegd. Gestreefd wordt naar behoud en versterking van deze bedrijfstak. Buiten de kernen wordt in het gebied ten zuiden van de N286, dat zich uitstrekt van Tholen-stad tot aan Sint-Maartensdijk, ingestoken op plattelandstoerisme en (beperkte) oeverrecreatie.
Toetsing
Het plangebied wordt al ingezet voor grondgebonden agrarisch gebruik, namelijk een boom- en sierkwekerij. Om de huidige bedrijfsactiviteiten van de initiatiefnemer efficiënter uit te kunnen voeren is de mogelijkheid tot de bouw van een schuur met overkapping noodzakelijk.
De voorgenomen wijziging past binnen de uitgangspunten van zowel het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.
De ontsluiting vanuit het perceel loopt via de Oudelandsedijk. Dit is een lokale ontsluitingsweg voor met name bestemmingsverkeer. Er is geen fysieke scheiding tussen fiets- en autoverkeer. Het profiel van de wegen bestaat uit asfalt en grasbermen. De weg kent een geringe verkeersintensiteit.
Verkeersgeneratie
De voorgenomen ontwikkelingen van een schuur met overkapping en een bedrijfswoning leiden mogelijk tot een toename van de verkeersintensiteiten op het wegennet. De verkeersgeneratie is bepaald op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 381 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (2018). Hierbij geldt als uitgangspunt een ligging binnen een niet stedelijke gemeente (bron: CBS) en het buitengebied. Op basis van het autobezit binnen de gemeente Tholen in vergelijking met die in andere gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad, kan worden uitgegaan van het gemiddelde van de door het CROW gegeven bandbreedte. Voor de schuur met overkapping ( arbeids- en bezoekersextensieve bedrijvigheid) geldt een verkeersgeneratie van 4,8 mvt/etmaal per 100 m2 bvo. Met een oppervlakte van 600 m2 betekent dit een verkeersgeneratie van 28,8 mvt/etmaal. Voor de bedrijfswoning geldt een verkeersgeneratie van 8,2 mvt/etmaal. Voor de totale ontwikkeling bedraagt de verkeersgeneratie 37 mvt/etmaal.
Met de verplaatsing van de stalling van landbouwvoertuigen van de Zwarteweg 1 naar het plangebied neemt het landbouwverkeer op de openbare weg af. De berekende verkeersgeneratie heeft dan ook uitsluitend betrekking op de afzet van planten aan handelsbedrijven en hoveniers, aanwezigheid personeel en de eigen verkeersbewegingen. De huidige ervaring is dat er slechts sprake is van 1 bezoeker, werknemer of leverancier per dag.
Aangezien het plangebied momenteel in gebruik is als boom- en sierkwekerij, vindt de verkeersgeneratie met betrekking tot de agrarische activiteiten reeds plaats. De berekende verkeersgeneratie betreft dan ook de worst-case toename en is goed afwikkelbaar op de Oudelandsedijk.
Parkeren
Onderhavig plan voorziet in een schuur met overkapping en een bedrijfswoning. De toekomstige parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen (GVVP Tholen 2009 – 2018). Voor een dure koopwoning in het buitengebied geldt een parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per woning. Voor arbeids- en bezoekersextensieve bedrijvigheid zoals de schuur bij de bestaande boom- en sierkwekerij geldt een parkeernorm van 0,8 per 100 m2 bvo. Dit leidt bij een schuur van circa 600 m2 tot een parkeerbehoefte van 4,8 parkeerplaatsen. De totale parkeerbehoefte bedraagt daarmee 6,8 dus 7 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied is voldoende ruimte om te voorzien in deze parkeerbehoefte.
Sinds 1 november 2003 is de zogenaamde Watertoets verplicht. Dat wil zeggen dat in elk ruimtelijk plan gemotiveerd moet worden aangegeven hoe met het water in het gebied wordt omgegaan en wat de ruimtelijke veranderingen voor het water betekenen. Aangaande de aspecten omtrent water acht Waterschap Scheldestromen een watertoets noodzakelijk ondanks dat er geen wijzigingen aan de waterhuishouding plaatsvinden.
Toetsing
De ontwikkeling betreft een de toevoeging van bouwmogelijkheden binnen een bestaande boom- en sierkwekerij. Met dit wijzigingsplan wordt de realisatie van bebouwing en verhard oppervlakte binnen het plangebied mogelijk gemaakt. De hoeveelheid verhard oppervlak kan in de toekomst toenemen. De watertoets is ingevuld, zie bijlage 1. Aan de huidige situatie voor de waterhuishouding verandert vanwege het wijzigingsplan niets direct. Vanwege de toename van de verharding kan voor de opvang van hemelwater de huidige waterloop worden verbreed. Een rendabele oplossing is het hemelwater op te vangen en te gebruiken voor de besproeiing van de aanwezige gewassen. Met de nieuwbouw van de bedrijfswoning zal op het gemeentelijk riool aangesloten moeten worden. In overleg met waterschap zal er een extra dam worden gelegd aan de Oudelandsedijk ter hoogte van het bouwvlak.
Figuur 4.1 Ligging bouwvlak ten opzichte van waterlopen (bron: legger Scheldestromen)
Er zijn vanuit het oogpunt van waterhuishouding op dit moment geen aandachtspunten of belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Toetsing
Om na te gaan of de grond ter plaatse voldoet aan de kwaliteitseisen van de beoogde functie is een historisch en verkennend bodemonderzoek (NEN5725 en N5740) uitgevoerd op basis van de strategie 'onverdacht', zie bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat in het opgeboorde materiaal en in de bovengrond geen verontreinigingen zijn geconstateerd. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met nikkel en licht en matig met barium. Gelet op het feit dat er geen aanwijsbare bron aanwezig is voor de matige bariumverontreiniging in het grondwater en deze verontreiniging niet aangetoond wordt in de bodem, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek. Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen.
Toetsing
Op basis van het Bodemvenster (bron: provincie Zeeland) ligt het plangebied niet in een gebied waar niet-gesprongen explosieven kunnen voorkomen. Op grond van deze informatie is een vooronderzoek naar niet-gesprongen explosieven niet noodzakelijk. Met de bestemmingswijziging zelf vinden bovendien geen bodemingrepen plaats.
In het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Uit de uitsnede in figuur 4.2 blijkt dat binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten zijn gelegen. In het plangebied en de directe omgeving daarvan zijn geen overige cultuurhistorische waarden van betekenis aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden.
Figuur 4.2 Cultuurhistorische waardenkaart provincie Zeeland met bouwvlak in rood.
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermt met de Erfgoedwet. Om te voorkomen dat de archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen voor de omgang met dit bodemarchief. Dit is een uitvloeisel van het Verdrag van Malta dan in 1992 door Nederland werd ondertekend. Toetsingskader voor het aspect archeologie is het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen'.
Toetsing
Op basis van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' zijn bodemingrepen van meer dan 250 m2 niet zondermeer toegestaan. De beoogde bebouwing binnen het nieuwe bouwvlak overschrijdt dit oppervlakte. Een archeologisch onderzoek is dan ook noodzakelijk voor het gehele plangebied. Op basis van het door Econsultancy uitgevoerde vooronderzoek blijkt dat sprake is van een lage archeologische verwachting, zie bijlage 3. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt van het deel waar het bouwvlak is beoogd verwijderd. Voor het overige deel van het plangebied blijft de dubbelbestemming behouden. De bevoegde overheid heeft het archeologisch onderzoek beoordeeld en stemt in met de conclusies uit het uitgevoerde onderzoek.
Ondanks dat voor het plangebied geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is bestaat de kans dat tijdens de civiel technische werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen. Hiervoor geldt op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet een meldingsplicht. Deze melding dient voor Zeeland te gebeuren bij het speciaal daarvoor ingerichte meldpunt van de Provincie Zeeland bij Erfgoed Zeeland. De melding kan gebeuren via telefoonnummer 0118-670870.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of nabij beschermde natuurgebieden. Aangezien het plangebied buiten het Natura 2000-gebied ligt, zijn areaalverlies, versnippering, verandering van waterhuishouding en verstoring uit te sluiten.
Gebruiksfase
De ontwikkeling zorgt voor een toename van de verkeersgeneratie, zie paragraaf 4.1.1. Deze verkeersgeneratie zorgt mogelijk voor een toename van stikstofdepositie. Voor het toekomstige gebruik is een Aerius berekening uitgevoerd, zie bijlage 4. Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jr op Natura 2000-gebied. Het planvoornemen heeft geen nadelige gevolgen voor beschermde natuurgebieden.
Aanlegfase
De aanlegfase betreft een uitvoeringsaspect. Er is voor gekozen om op basis van kengetallen en ervaringscijfers deze stikstofberekening alvast uit te voeren, zie bijlage 5. De uitkomst is dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling van de Natura2000-gebieden.
Er is geen vergunning van de provincie Zeeland op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Soortenbescherming
De gronden waarop de bebouwing mogelijk wordt gemaakt zijn in gebruik voor agrarische doeleinden en ongeschikt als verblijfsplaats voor beschermde soorten. De naastgelegen waterloop met begroeiing blijven ongemoeid. De ontwikkeling heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor beschermde soorten.
Conclusie
De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden of soorten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
Op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering dienen voor verschillende bedrijfsactiviteiten richtafstanden aangehouden te worden.
Toetsing
Bedrijfsactiviteiten
Het planvoornemen betreft de verplaatsing van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch landbouwbedrijf. Voor de bedrijfsactiviteiten ten aanzien van de stalling van landbouwmachines gelden richtafstanden van 30 meter ten opzichte van gevoelige functies.
De meest nabij gelegen gevoelige functie betreft de woning aan de Oudelandsedijk 2, gelegen op circa 175 meter uit het plangebied. De woningen aan de Oudelandsedijk 1 en Zwarteweg 1 liggen op circa 220 meter. Aan de richtafstanden wordt voldaan.
Bedrijfswoning
Ten aanzien van de bedrijfswoning hoeft geen rekening gehouden te worden met de hiervoor genoemde richtafstand omdat deze bedrijfswoning onderdeel uitmaakt van de inrichting. In de directe omgeving zijn geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de bedrijfswoning.
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Toetsing
Met het planvoornemen sprake van toename van het aantal verkeersbewegingen, zie paragraaf 4.1.1. Gelet op de omvang van de ontwikkeling valt het plan binnen één van de aangewezen vrijstellingscategorieën uit het Besluit nibm.
Om te toetsen aan de grenswaarden is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de Nieuwe Postweg (N286). Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2018 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De hoogste concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 21.4 µg/m³ voor NO2, 18.3 µg/m³ voor PM10 en 11.1 µg/m³ voor PM2,5. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 6.4 dagen.
Op basis van de maximale bijdrage van het extra verkeer en de huidige concentraties luchtverontreinigende stoffen kan een overschrijding van de grenswaarden luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer uitgesloten worden. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Ook ten aanzien van wegverkeerslawaai dient te worden getoetst aan de Wet milieubeheer, maar daarnaast ook aan de Wet geluidhinder en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25). Op basis van jurisprudentie dient daarnaast ook aangetoond te worden dat sprake is van goede ruimtelijke ordening.
Indien er sprake is van een geluidproducerende functie moet aangetoond worden dat voldaan wordt aan wettelijke geluidseisen. Eventueel dient dit aangetoond te worden door middel van akoestisch onderzoek en zijn geluidwerende maatregelen nodig.
Toetsing
De bedrijfswoning geldt als een woning in het kader van de Wet geluidhinder. Het plangebied is gelegen binnen de invloedszone van de Oudelandsedijk (60 km/uur). Het bouwvlak wordt gerealiseerd op circa 20 meter van de Oudelandsedijk.
De Oudelandsedijk is uitsluitend toegankelijk voor bestemmingsverkeer. De Oudelandsedijk is een weg met een smal profiel, zonder markeringen, met bermen aan beide zijden gelegen in een open polder. De Oudelandsedijk wordt gebruikt voor gemotoriseerd verkeer en voor langzaam verkeer zoals fietsers en voetgangers. Voor dit gebruik is geen scheiding of markering aangebracht.
Gezien het smalle profiel en de beperkte toegankelijkheid is de verkeersintensiteit op de Oudelandsedijk laag. Op basis van de inrichting van de weg en het lage gebruik kan gesteld worden dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Voor risicovolle functies en/of activiteiten gelden veiligheidsnormen. Indien in de nabijheid van het plangebied sprake is van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen moet beoordeeld worden of dit van invloed is op het planvoornemen. Ook bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid (waaronder Bevi-inrichtingen) kunnen van invloed zijn op het planvoornemen. De veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten dient altijd gewaarborgd te worden. Daarbij moet voldaan worden aan de veiligheidsnormen indien sprake is van risicovolle functies/activiteiten.
Toetsing
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle bronnen zoals bedrijven of inrichtingen. Ook worden op korte afstand geen gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, water of door buisleidingen vervoerd. Het aspect externe veiligheid staat de ontwikkeling niet in de weg.
De belangen van planologisch relevante kabels en leidingen moeten gewaarborgd zijn.
Toetsing
Op basis van de provinciale website en risicokaart zijn er in en rondom het plangebied geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, of telecomverbindingen aanwezig waarmee bij de planontwikkeling rekening moet worden gehouden. De bestemmingswijziging is niet van invloed op kabels en leidingen.
Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Deze wijziging geldt voor alle aanvragen na 16 mei 2017, omdat er een directe werking van het Europese recht geldt. Een milieueffectrapportage (MER), en de bijbehorende procedure (m.e.r.), is een hulpmiddel om de belangen van het milieu volwaardig te betrekken bij de besluitvormíng omtrent projecten. Het gaat hierbij wel enkel om plannen en projecten die kunnen leiden tot initiatieven waarmee het milieu mogelijk nadelig kan worden beïnvloed. Als uitgangspunt geldt voor plannen, waaronder partiële herzieningen, onderstaande criteria om te beoordelen of een MER noodzakelijk is:
Een plan is kaderstellend voor een toekomstig m.e.r.- (beoordelings)plichtig besluit indien er sprake is van een overschrijding van de grenswaarden uit de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r. Onder de grenzen uit de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. (Activiteit D11.2, 2.000 woningen) geldt nog wel de plicht om een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' uit te voeren. Dit houdt in dat er bekeken moet worden of bij het initiatief sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden of milieueffecten er toch een MER moet worden opgesteld. In artikel 7.16, tweede tot en met vierde lid van de Wet milieubeheer, staat welke informatie over de voorgenomen activiteit in de mededeling van de initiatiefnemer moet zijn opgenomen. Bij het opstellen van deze informatie moet ook rekening worden gehouden met de relevante criteria van bijlage III bij de Europese mer-richtlijn.
Toetsing
De ontwikkeling betreft een de verplaatsing van een bouwvlak met de daarbij behorende bestemmingswijziging en het toevoegen van een bedrijfswoning. Hierdoor is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Er hoeft geen m.e.r.-beoordeling plaats te vinden.
Op basis van bovenstaande toetsing kan worden geconcludeerd dat de verplaatsing van het bouwvlak en de oprichting van een bedrijfswoning past binnen de verschillende sectorale aspecten.
Wijzigingsplan
Dit wijzigingsplan is een wijziging van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' (hierna: basisplan) zoals dat op 19 december 2013 door de gemeenteraad van Tholen is vastgesteld. De wijziging vindt plaats op basis van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 3.6.6 van dat basisplan. Op basis van die bepaling is de bestemming Agrarisch gewijzigd in de bestemming Agrarisch met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boom- en sierkwekerij'. Door het bouwvlak op te nemen is de schuur met overkapping toegestaan en de bedrijfswoning.
Regels
Omdat er sprake is van een wijzigingsbevoegdheid is het opstellen van een complete set regels niet noodzakelijk en volstaat een verwijzing naar de regels van het basisplan. De regels van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Waarde - Archeologie - 2' uit het basisplan zijn daarmee in de basis van toepassing. Daarnaast is de parkeerregeling zoals opgenomen in de Parapluherziening Parkeren Tholen overgenomen in dit wijzigingsplan.
Anti-dubbeltelregeling en overgangsrecht
Verder dienen volgens paragraaf 3.2. van het Besluit ruimtelijke ordening standaardregels in bestemmingsplannen te worden opgenomen. In artikel 1.1.1 sub 3 van dat besluit is bepaald dat onder een bestemmingsplan ook een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6. eerste lid onder a of b van de Wet ruimtelijke ordening wordt verstaan. Om deze reden zijn ook een Anti - dubbeltelregel en Overgangsrecht opgenomen.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De resultaten van het vooroverleg worden verwerkt in onderstaande paragraaf.
Tijdens de termijn van inspraak zijn twee vooroverlegreacties ontvangen van de provincie Zeeland en de het waterschap Scheldestromen. Deze reacties zijn verwerkt in voorliggend plan.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 1 april 2021 tot en met 14 mei 2021 en daarmee voor een periode van 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn is één zienswijzen ontvangen. Die zienswijze geeft aanleiding het ontwerp wijzigingsplan gewijzigd vast te stellen, zie zienswijzennota bijlage 7.
Na vaststelling wordt het wijzigingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.