Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22D Lange Kruisweg 5 Sint Philipsland |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0716.TAMLangeKweg5PHI-OW01 |
Op het kadastrale perceel PLL00-G-897 aan de Lange Kruisweg 5 in Sint Philipsland is een paardenstal gebouwd buiten het bouwvlak. Dit is in strijd met het omgevingsplan. Om een planologisch legale situatie te creëren, wil de gemeente graag medewerking verlenen aan het aanpassen van de vorm van het bouwvlak.
Met de gemeente Tholen is afgesproken dat er voor deze ontwikkeling gebruik wordt gemaakt van TAM-IMRO om het omgevingsplan te wijzigen.
In deze motivering is onderzocht of de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties van het omgevingsplan van de gemeente Tholen. Hiervoor is een belangenafweging gemaakt waarbij bekeken is of wordt bijgedragen aan de beleidsdoelen van diverse overheden en of de ontwikkeling gaan onaanvaardbare effecten heeft op de fysieke leefomgeving.
Het plangebied bevindt zich op het perceel Lange Kruisweg 5 in het buitengebied ten noordoosten van de kern Sint Philipsland. Het perceel staat kadastraal bekend als PLL00-G-995 en heeft een oppervlakte van circa 1.200 m2. De ligging van het plangebied is in figuur 2.1 weergegeven.
Figuur 2.1 Ligging plangebied, blauw omkaderd (Bron: Google Maps, bewerking Rho adviseurs)
De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het omgevingsplan van de gemeente Tholen. Ter plaatste geldt tijdelijke deel van het omgevingsplan bestaande uit het bestemmingsplan ‘Buitengebied Tholen’, 'Parapluherziening Woonvormen', 'Parapluherziening Parkeren Tholen' en de Bruidschat. Om de gewenste ontwikkeling te realiseren moet het omgevingsplan worden aangepast. Dat betekent dat het gemeentelijk omgevingsplan moet worden gewijzigd om het initiatief mogelijk te maken. Met de gemeente Tholen is afgesproken dat er voor deze ontwikkeling een wijziging van het omgevingsplan wordt opgesteld en dat daarbij gebruik wordt gemaakt van TAM-IMRO.
Vanwege de onzekerheden rondom het DSO is er de eerste twee jaar de mogelijkheid gecreëerd om via de Wro-standaarden het omgevingsplan te publiceren, TAM-IMRO ('Tijdelijke Alternatieve Maatregelen – Informatiemodel Ruimtelijke Ordening') genaamd. De wijziging van het omgevingsplan kan worden gemaakt in de software voor bestemmingsplan en wordt gepubliceerd via de IMRO standaarden. Inhoudelijk moet dit plan voldoen aan de Omgevingswet.
Met de gemeente Tholen is afgesproken dat er een TAM-omgevingsplan wordt opgesteld, omdat de gemeente nog niet ver genoeg is om een wijziging van het omgevingsplan op te stellen in de nieuwe software en omdat het TAM-omgevingsplan flexibiliteit biedt om de ontwikkeling op termijn en in verschillende fasen te kunnen realiseren. De regels worden opgesteld in de huidige software. Voor de opbouw wordt aangesloten bij de geldende bestemmingsplannen in de gemeente Tholen (de bestemmingsplanvariant van de TAM-IMRO), maar er worden regels toegevoegd zodat duidelijk is dat het plan onderdeel is van het gemeentebrede omgevingsplan en het toepassingsbereik wordt weergegeven. Er wordt niet meer gesproken van bestemmingen, maar van functies en activiteiten. Dit is ook terug te zien op de verbeelding. Ook zullen er voorrangsbepalingen en verwijzingen worden opgenomen om de relatie met de andere regels uit het omgevingsplan (Hoofdstuk 22 De bruidsschat) te duiden. In de motivering wordt onderbouwd dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Het TAM-omgevingsplan wordt gepubliceerd via ruimtelijkeplannen.nl en wordt via de overbruggingsfunctie getoond in het Omgevingsloket (DSO).
Het TAM-omgevingsplan moet voor 2032 worden omgezet naar het gemeentebrede omgevingsplan in de software van de gemeente en het moet dan voldoen aan de standaarden voor het omgevingsplan (STOP/TPOD) door middel van een wijziging van het omgevingsplan. Voor deze wijziging wordt een nieuw besluit genomen. Het ministerie van BZK heeft de intentie uitgesproken om in de wet- en regelgeving vast te leggen dat regels in het STOP omgevingsplan die inhoudelijk gelijk zijn aan het TAM-IMRO plan niet opnieuw appellabel worden bij het overbrengen. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder dit mogelijk is worden momenteel uitgewerkt.
Het aspect participatie is opgenomen en benoemd in paragraaf 3.1.
De motivering bij het TAM-omgevingsplan heeft de volgende opzet. In hoofdstuk 2 is de huidige situatie en het planvoornemen beschreven. In hoofdstuk 3 is het vooroverleg beschreven.
In hoofdstuk 4 en 5 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan aan het beleid van verschillende overheden en aan de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van de ontwikkeling. In hoofdstuk 7
de evenwichtige toedeling van functies aan locaties afgewogen. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op de juridische regeling.
Het plangebied bestaat uit meerdere schuren. Kadastraal bestaat het plangebied uit de percelen PLL00-G-1127, PLL00-G-1128, PLL00-G-995, (deels) PLL00-G-988 en PLL00-G-897.
Alleen de westelijke percelen zullen aangepast worden (zie figuur 3.3). Ter plaatse van de aan te passen percelen is een schuur aanwezig. Deze schuur wordt momenteel gebruikt als paardenhouderij.
Het plangebied bevindt zich aan de Lange Kruisweg 5 in het buitengebied van Tholen, ten noordoosten van de kern Sint Philipsland. Op circa 300 meter ten zuiden van het plangebied bevindt zich een bedrijventerrein. Verder bevinden zich in de omgeving van het plangebied agrarische gronden, (voormalige) agrarische bedrijven en woningen. Via de Lange Kruisweg kunnen de N656 en de N257 bereikt worden.
Er zijn minder dan 25 paarden in het plangebied aanwezig.
Figuur 3.1. Rood omkaderd de huidige situatie (Bron: Luchtfoto Kadaster Nederland, bewerking Rho adviseurs)
Het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente Tholen is van toepassing. Voor het plangebied bestaat dat uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' (vastgesteld 19 december 2013), 'Parapluherziening Parkeren Tholen' (vastgesteld 11-10-2018) en 'Parapluherziening Woonvormen (vastgesteld 08-12-2022). Daarnaast geldt de Bruidsschat en de Erfgoedverordening.
De ruimtelijke regels voor de bouw van een schuur zijn te vinden in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen', een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan ter plaatse is te vinden in figuur 3.2.
Figuur 3.2 Het geldende bestemmingsplan, rood omkaderd het plangebied aangeduid (Bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking Rho adviseurs)
Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming Agrarisch. De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van volwaardige en reële grondgebonden agrarische bedrijven en tevens voor aquacultuur als neventak, niet-grondgebonden agrarische activiteiten als neventak, aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
In een groot deel van het plangebied is een bouwvlak aanwezig, op de locatie waar de paardenschuren staan (in het zuidwesten van het plangebied) is geen bouwvlak aanwezig. Uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak is bedrijfsbebouwing in de vorm van schuren en loodsen toegestaan.
Daarnaast heeft het plangebied de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'. Ter plaatse van deze functieaanduiding is een bedrijfswoning niet toegestaan.
Tot slot heeft het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4. De voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
Op het perceel wordt het bestaande bouwvlak behorend bij de bestemming Agrarisch van vorm verandert. Aan de feitelijke bebouwde situatie zal niets veranderen. De bebouwing van de al aanwezige paardenhouderij wordt hierdoor gelegaliseerd. De overige schuren binnen het plangebied blijven gehandhaafd. In figuur 3.3 is de gewenste situatie weergegeven.
Figuur 3.3 Gewenste situatie (Bron: Van Hekken tekenwerk)
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' waren wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Met inwerkingtreding van de Omgevingswet is de planfiguur van de wijzigingsbevoegdheid vervallen. Het vervallen van de wijzigingsbevoegdheden wil echter niet zeggen dat de gemeente beleidsmatig geen medewerking meer zou willen verlenen aan de ontwikkelingen waarvoor wijzigingsbevoegdheden golden. Het gemeentelijk beleid met betrekking tot vergroting of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf is niet veranderd. In het kader van de toetsing van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties is dan ook getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden die opgenomen zijn in artikel 3.6.1 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen'. Deze toetsing is opgenomen in tabel 3.1 van deze motivering.
Tabel 3.1 Wijzigingsregels en toetsing wijzigingsbevoegdheid vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf
Criterium | Toetsing | |
a. | het bouwvlak mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha; | Het bouwvlak wordt niet vergroot, de vorm van het bouwvlak wordt aangepast. Net zoals in de huidige situatie blijft het bouwvlak bestaan uit 10.600 m2 (1,06 hectare). |
b. | medewerking wordt slechts verleend indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van het agrarische bedrijf en voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens wijziging voor vergroting toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige; |
In de beoogde situatie is slechts sprake van een vormverandering. Niet van een vergroting. Hierdoor hoeft er geen schriftelijk advies van agrarisch deskundige nodig. |
c. | indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt; | Het plangebied is niet aangeduid als 'afwegingszone - natuur'. Dit aspect is niet van toepassing. |
d. | de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; | De ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar. Zie voor een uitgebreide toetsing hoofdstuk 5. |
e. | wijziging leidt niet tot significante negatieve effecten binnen Natura 2000 gebieden; | De wijzigingen zullen niet leiden tot negatieve effecten binnen Natura 2000 gebieden. Zie hoofdstuk 5. |
f. | wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' leidt medewerking aan de wijziging niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen; |
In hoofdstuk 5 is aangetoond dat de wijziging van het bouwvlak niet zal leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen. De omliggende gronden zijn niet aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied'. |
g. | ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing; | Voor een landschappelijke inpassing geldt op basis van de begripsbepaling in het bestemmingplan Buitengebied Tholen het volgende: aan te leggen opgaande beplantingsstrook met een dichte struik- en boomhaag van voornamelijk gebiedseigen soorten, met een gemiddelde breedte van ten minste: - 10 meter bij vormverandering en vergroting van het bouwvlak, vergroting van het bestemmingsvlak en vergroting van omvang van gebouwen; - 10 meter bij het realiseren of vergroten van kleinschalig kamperen; - 3 meter (een 2 rijige bomenrij) bij gebouwen als teeltondersteunde voorzieningen; - 1 meter (een 1 rijige bomenrij) bij teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde; - met gras begroeide aarden wallen met een hoogte van maximaal 0,75 meter bij bassins voor aquacultuur; waarvan aanleg noodzakelijk is, tenzij de nieuwe bebouwing zodanig wordt gesitueerd dat deze door bebouwing of anderszins al aan het zicht wordt onttrokken. De bebouwing is vanaf de zuidwestzijde, westzijde, noordzijde, en noordoostzijde al uit het zicht onttrokken door een rijen bomen en bestaande bebouwing op naastgelegen percelen. Uitsluitend aan de zuidzijde is een gat in de beplanting aanwezig. Dit gat zal worden ingevuld met soortgelijke beplanting. |
h. | in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd; | N.v.t. |
i. | wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder. | De vergroting van het bouwvlak zal niet leiden tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer. Zie hiervoor hoofdstuk 5. |
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het beoogde plan past binnen de gestelde wijzigingsvoorwaarden.
Er is geen sprake van een verplichte participatie bij een dergelijke ontwikkeling. We eigenaren van omliggende percelen worden doormiddel van een brief op de hoogte gesteld van de planwijziging.
Gezien de aard en omvang van voorliggend initiatief is het rijksbeleid en provinciaal beleid niet direct invloed op de ontwikkeling. De inhoudelijke keuzes en afweging ligt bij de gemeente. Hierdoor is het provinciaal beleid uitgewerkt in het gemeentelijk beleid.
De wereld om ons heen is in beweging. Grote maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie, klimaatadaptatie, biodiversiteit en de woningbouwopgave vragen om antwoorden én om ruimte. Niet alles kan overal, niet alles kan samen. Het maken van keuzes is daarom noodzakelijk. Deze omgevingsvisie maakt keuzes en vormt een beleidskader op hoofdlijnen. In de omgevingsvisie legt de gemeente haar ambities en beleidsdoelen en maatregelen voor de fysieke leefomgeving op hoofdlijnen vast voor de langere termijn en voor het hele grondgebied. Hiermee wordt duidelijkheid en perspectief geboden aan inwoners en bedrijven over de gewenste ontwikkelrichting en worden partijen geïnspireerd hierop in te spelen.
De omgevingsvisie is opgesteld met inbreng van inwoners, ondernemers, partners en allerlei andere stakeholders in onze gemeente. Hierbij is rekening gehouden met de provinciale omgevingsvisie en de nationale omgevingsvisie.
De ontwikkeling bevindt zich in het buitengebied, nabij de kern Sint Philipsland. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling wordt het landschap niet aangetast en wordt de openheid gewaarborgd.
Figuur 5.1 Voorgestane ontwikkelingsaccenten rond Sint Philipsland, het plangebied is geel omcirkeld (Bron: Omgevingsvisie Tholen)
Toetsing en conclusie
De schuur is al jaren aanwezig. Aan de feitelijke situatie zal niets veranderen. De vormverandering van het bouwvlak zal geen afbreuk doen aan het karakter van het landelijk gebied ter plaatse. Het plangebied ligt in een gebied waar landbouw centraal staat (het licht groene gebied in figuur 5.1). Hier worden de ontwikkelingsmogelijkheden van deze sector zo min mogelijk beperkingen opgelegd. Versterking van de landbouw sector moet plaatsvinden in de ontwikkelingszone landbouw. De beoogde ontwikkeling zal de aanwezige landbouw niet belemmeren.
Op 18 april 2024 heeft de gemeenteraad het ‘Beleidsplan Groen' vastgesteld. In het groenplan wordt richting gegeven aan een toekomstbestendige inrichting en beheer van het openbaar groen. Het is de visie van de gemeente om een robuuste groenstructuur te bereiken die de waarden van groen versterkt. Het is de visie van de gemeente om een robuuste groenstructuur te bereiken die de waarden van groen versterkt.
In het groenplan zijn de volgende ambities en/of toekomstperspectieven geformuleerd:
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal de gewenste groenstructuur zoals omschreven in het groenplan nadrukkelijk een plaats moeten krijgen in de planvorming en dus als randvoorwaarde mee moeten worden genomen in deze ontwikkelingen.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling vindt plaats op een perceel waar al een schuur staat. Aan de feitelijke situatie zal in de toekomstige situatie niets veranderen.
De gevolgen voor de fysieke leefomgeving van een activiteit waarvoor een moeten in beeld worden gebracht en gemotiveerd zal moeten worden hoe met het oog op de evenwichtige toedeling van functies aan locaties rekening gehouden wordt met in het in ieder geval de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en de provinciale milieuverordening (artikel 8.0b, eerste lid, Bkl).
Daar waar een nieuwe activiteit milieuruimte inneemt, is aandacht nodig voor de gevolgen van deze activiteit op de omgeving maar ook welke gevolgen de omgeving heeft op deze nieuwe activiteit. Hiervoor dient extra aandacht te worden besteed aan het onderzoek naar de gevolgen van een activiteit voor de fysieke leefomgeving.
In dit hoofdstuk wordt de gewenste ontwikkeling getoetst aan verschillende en relevante aspecten uit de fysieke leefomgeving. Indien noodzakelijk worden deze aspecten nader gemotiveerd met een onderzoek.
Tabel 6.1 Toetsing aan omgevingsaspecten
Criterium | Toetsing |
Ecologie |
Gebiedsbescherming Natura 2000 Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het meest dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is de 'Oosterschelde' en bevindt zich op circa 550 meter. Om de eventuele toename van stikstofdepositie op de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden te bepalen is met het programma AERIUS Calculator een berekening voor de aanlegfase uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden. De memo met bijbehorende memo is opgenomen in bijlage 1. Uit de rekenresultaten blijkt dat voor de aanlegfase geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar op het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied. Natuurnetwerk Zeeland Het plangebied bevindt zich niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op ongeveer 230 meter en betreft het NNZ-gebied 'dijken St. Philipsland'. De geplande activiteit ligt op voldoende afstand van het gebied. Het planvoornemen heeft geen effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland. Soortenbescherming Aan de feitelijke situatie zal niets veranderen. Ook het groen wordt niet aangetast, waardoor verstoring niet aan de orde is. Het wijzigen van heb bestaande bouwvlak heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor beschermde soorten. |
Cultureel erfgoed |
Archeologie
In het tijdelijke deel van het omgevingsplan, het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' opgenomen. In deze bestemming is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 2.500 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 40 cm. Aangezien er geen bodemverstoring plaatsvindt, is verder archeologisch onderzoek is niet van toepassing. Cultuurhistorie De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 6.3 is te zien dat er op het perceel geen bouwhistorisch object aanwezig is. In de omliggende omgeving bevinden zich een aantal cultuurhistorische boerderijen. Aan de feitelijke situatie zal niets veranderen. De schuur blijft behouden waardoor er geen invloed is op de cultuurhistorisch waarde. |
Milieubelastende activiteiten | Het aspect geur is relevant, omdat het om een paardenhouderij gaat. Voor paardenhouderijen gelden in de bruidsschat genoemde vaste afstanden. De minimaal aan te houden afstand bedraagt 50 meter tot een geurgevoelig gebouw buiten de bebouwde kom en 100 meter tot een geurgevoelig gebouw binnen de bebouwde kom. Het projectgebied bevindt zich buiten de bebouwde kom. De afstand van het paardenverblijf tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt circa 75 meter. Er wordt voldaan aan de afstandseis van 50 meter. De geurbelasting ter plaatse vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. |
Bodem | Een paardenstal is geen gevoelige locatie. Er is geen vooronderzoek nodig volgens de NEN 5725:2023. Op grond van deze informatie is het aspect bodem geen belemmering voor vaststelling van het plan. |
M.e.r.-beoordeling | De beoogde ontwikkeling wordt niet genoemd in bijlage V van het Omgevingsbesluit. Om die reden is een mer-beoordelingsplicht niet aan de orde. Bovendien blijkt uit de toetsing van de overige milieuaspecten dat de ontwikkeling niet leidt tot aanzienlijke milieueffecten. Het opstellen van een MER is dan ook niet nodig. |
Duurzaamheid | Aan de feitelijke situatie gaat niets veranderen. Er worden ten behoeve van de ontwikkeling dan ook geen duurzaamheidsmaatregelen genomen. |
Mobiliteit en parkeren | Aan de feitelijke situatie gaat niets veranderen, dit heeft dan ook geen gevolgen voor de mobiliteit en het parkeren ter plaatsen. |
Groen en landschappelijke inpassing | Er is geen landschappelijke inpassing opgesteld. Dit aspect is dan ook niet van toepassing. |
Luchtkwaliteit | Ter plaatse van het plangebied verblijven geen mensen, dus de luchtkwaliteit ter plaatse is niet van belang voor de gezondheid van daar verblijvende personen. Er is geen sprake van activiteiten die invloed hebben op de luchtkwaliteit. |
Trilling | Dit is aspect is niet van toepassing. |
Geluid | Dit aspect is niet van toepassing. |
Geur | De ontwikkeling zorgt niet voor een toename van geurhinder. Aan de feitelijke bebouwde situatie zal niets veranderen. De bebouwing van de al aanwezige paardenhouderij wordt alleen gelegaliseerd. |
Omgevingsveiligheid | Ter plaatse van de ontwikkeling verblijven geen mensen. Daarnaast worden er in de nabijheid geen gevaarlijke stoffen over de weg vervoerd. Het aspect omgevingsveiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. |
Gezondheid | Feitelijk vinden er geen veranderingen plaats ten opzichte van de huidige situatie. Dit heeft geen gevolgen voor de gezondheid ter plaatse. |
Welstand | Er wordt geen bebouwing gerealiseerd. Dit aspect is dan ook niet van toepassing. |
Water en riolering | Ten aanzien van de ontwikkelingen zijn er geen wijzigingen in de waterhuishouding. Het aspect water vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen. |
Kabels en leidingen | Ter plaatse van het plangebied zijn geen relevante kabels en leidingen aanwezig. |
Maatwerkvoorschrift | Dit aspect is niet van toepassing. |
Figuur 6.1 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van het Natura 2000-gebied Oosterschelde (Bron: Rho Basisviewer)
Figuur 6.2 Ligging van de planlocatie (rood omkaderd) ten opzichte van het Natuur Netwerk Zeeland dijken St.Philipsland (Bron: Provincie Zeeland, bewerking Rho adviseurs)
Figuur 6.3 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, rood omkaderd het plangebied (Bron: Provincie Zeeland, bewerking Rho adviseurs)
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Deze motivering vormt het toetsingskader voor de geplande ontwikkeling. De initiatiefnemer is eigenaar van de gronden ter plaatse van het plangebied. Hierdoor is het plan financieel haalbaar.
Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties betekent dat er balans bestaat tussen het beschermen en benutten ten gevolge van de verschillende functies die locaties kunnen vervullen. Het bevoegd gezag moet beoordelen of bij realisering van de aangevraagde activiteit(en) sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Om dit te kunnen beoordelen moeten alle voor de fysieke leefomgeving relevante aspecten (voor zover die betrekking hebben op de aangevraagde activiteit) zorgvuldig worden onderzocht en afgewogen. Dat is in de voorgaande hoofdstukken gebeurd.
Voor de beoordeling van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties zijn alle voor de fysieke leefomgeving relevante aspecten, voor zover betrekking hebbend op de gevraagde activiteit, nader onderzocht in hoofdstukken 3, 4, 5 en 6.
Getoetst is aan relevante omgevingsaspecten. Hieruit is gebleken dat voldaan wordt aan de instructieregels en het beleid. Dit betekent dat het project bijdraagt aan de beleidsdoelen en niet leidt tot onacceptabele effecten op de leefomgeving. Alles overwegende is de ontwikkeling aanvaardbaar.
Bij het bepalen van de functies is zoveel mogelijk gesloten bij het tijdelijke deel van het omgevingsplan, het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen'. De functies worden hieronder toegelicht:
Agrarisch: Met behulp van deze functie wordt het agrarisch bouwvlak uitgebreid. De aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' blijft gehandhaafd.
Waarde - Archeologie - 4: De al aanwezige functie blijft gehandhaafd.