Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22D Lange Kruisweg 5 Sint Philipsland |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0716.TAMLangeKweg5PHI-OW01 |
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk;
TAM-omgvingsplan Hoofdstuk 22D 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22D Lange Kruisweg 5 Sint Philipsland' NL.IMRO.0716.TAMLangeKweg5PHI-OW01
Het omgevingsplan van de gemeente Tholen;
Omgevingsplanactiviteit bestaande uit:
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en tevens voor:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden tevens de volgende beoordelingsregels:
bouwwerk | goothoogte | bouwhoogte | oppervlakte/inhoud |
kassen, boog- en gaaskassen ten behoeve van glastuinbouw als neventak | 7 m | 12 m | 2.000 m² met dien verstande dat kassen, boog- en gaaskassen niet zijn toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' |
gebouwen ten behoeve van intensieve kwekerijen en intensieve tuinbouw in gebouwen als neventak | 7 m | 12 m | |
gebouwen ten behoeve van aquacultuur | 7 m | 12 m | |
gebouwen en overkappingen voor opslag van agrarische producten | 7 m | 12 m | |
voedersilo's | 12 m | ||
luchtwassers | 7 m | ||
sleufsilo's | 3 m | ||
wateropslagruimten als zelfstandig bouwwerk | 6 m | ||
mestopslagruimten als zelfstandig bouwwerk (exclusief mestopslagruimten onder gebouwen) en mestopslag, geen bouwwerk zijnde | 5 m | 7 m | 2.500 m³ |
silo's en vergistingsinstallaties voor het opwekken van duurzame energie | 12 m | aard, schaal en omvang passend bij het betreffende agrarische bedrijf | |
gebouwen en overkappingen ten behoeve van kleinschalig kamperen | 4 m | 8 m | bestaande bebouwing; indien de bestaande gebouwen daar niet geschikt voor zijn of nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering mag ten hoogste één gebouw worden opgericht met een oppervlakte van 50 m2 |
gebouwen en overkappingen ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten (NED) | bestaande bebouwing | ||
gebouwen en overkappingen ten behoeve van aquacultuur als neventak | 7 m | 12 m | 2.000 m2 |
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak | 7 m | 12 m | |
stapmolen, met dien verstande dat maximaal één stapmolen per bouwvlak is toegestaan | 2 m | ||
erf- of terreinafscheidingen | 2 m | ||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 m |
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
ten aanzien van agrarisch gebruik
ten aanzien van niet-agrarisch gebruik
overig
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van het toestaan of uitbreiden van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak, daarvoor gelden de volgende beoordelingsregels:
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende functies - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in de gronden met de functie 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen, niet zijnde functiegrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het TAM-omgevingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken:
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de functie gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de functie van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of
stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in het vastgestelde 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Tholen 2009-2018'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
De realisatie en gebruik van laadpalen en het gebruik van laadkabels in de openbare ruimte is toegestaan, met dien verstande dat:
De realisatie en het gebruik van laadpalen op eigen terrein en het gebruik van laadkabels (in de openbare ruimte) is toegestaan, met dien verstande dat:
In de functies zijn de bouw en het gebruik van installaties voor de opwekking en levering van duurzame energie waaronder warmte-koude-opslag als ondergeschikte functie begrepen, onder de voorwaarde dat deze niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Met ondergeschikte functie wordt bedoeld dat de duurzame energieopwekking zowel wat betreft het gebruik van de percelen en gebouwen als wat betreft ruimtelijke uitstraling niet de boventoon mag gaan voeren en het karakter van de hoofdfunctie niet mag gaan bepalen. Voor de realisatie van installaties voor de opwekking en levering van duurzame energie, dient bij het bevoegd gezag een melding te worden ingediend.
Voor de realisatie gelden de volgende regels:
Bij omgevingsvergunning zijn in afwijking van de bouwregels in Hoofdstuk 2, bouwwerken toegestaan die innovatieve duurzaamheid en klimaatadaptatie bevorderen, met dien verstande dat: