direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Philippine, Gentsebreedstraat 30
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In het pand op de locatie Gentsebreedstraat 30 was in het verleden een kapperszaak gevestigd. De huidige eigenaar is voornemens het gehele pand te gebruiken als woning. Het gebruik van het pand uitsluitend voor bewoning is op dit moment niet toegestaan. In het geldende bestemmingsplan 'Kom Philippine' is de locatie bestemd als 'Detailhandel' en is wonen op de verdieping en in ondergeschikte mate op de begane grond alleen in ondergeschikte mate toegestaan.

Door middel van de wijzigingsbevoegdheid, zoals opgenomen in artikel 5.3 onder a van het geldende bestemmingsplan, is het mogelijk de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen naar 'Woondoeleinden'. Het college van burgemeester en wethouders hebben, naar aanleiding van het verzoek van de eigenaar van het pand, op 25 mei 2021 besloten van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken. Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de wijziging naar de bestemming 'Wonen'.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de Gentsebreedstraat te Philippine op het volgende kadastrale perceel:

  • PLP00, sectie C, perceelnummer 2996 (266 m2)

De totale oppervlakte van het plangebied is circa 90 m2. De tuin is reeds bestemd voor woondoeleinden (erf), waardoor alleen voor het perceelsgedeelte direct grenzend aan de Gentsebreedstraat een bestemmingswijziging nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust B.V.)

1.3 Doel

Het doel van dit wijzigingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit wijzigingsplan vormt de basis om het pland volledig te kunnen gebruiken als woning.

1.4 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit het pand dat deels in gebruik is geweest als woning en deels als kapperszaak. Aan de noord- en westzijde van het plangebied zijn woonbestemmingen gelegen. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de Gentsebreedstraat. Aan de zuidzijde van het plangebied zijn garageboxen en een bedrijfsbestemming (Meerpaalstraat 2) gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0002.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Google Streetview)

2.1.2 Toekomstige situatie

Het gebruik van het pand op de locatie Gentsebreedstraat 30 wordt gewijzigd. Het gebruik van het pand als kapperszaak vervalt. Het pand zal volledig gebruikt worden als woning. Er zijn geen plannen voor nieuwbouw.

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Terneuzen Philippine' van de gemeente Terneuzen. Dit bestemmingsplan is op 11 september 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'detailhandel'. Op de begane grond is detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven (overeenkomend met categorie 1a van de Staat van horeca-activiteiten) toegestaan. Op de verdieping is het toegestaan om te wonen. In ondergeschikte mate is het eveneens toegestaan om te wonen op de begane grond. Er geldt een maximale bouwhoogte van 7 meter. Daarnaast is op het plangebied de dubbelbestemming 'archeologisch waardevol gebied' gelegen. Verder geldt het facetbestemmingsplan Wonen Terneuzen en het facetbestemmingsplan Parkeren Terneuzen. Met het facetbestemmingsplan Wonen zijn onder andere de begrippen 'wonen' en 'huishouden' gestandaardiseerd. Daarnaast is het maximaal aantal woningen dat per bouwvlak mogelijk is vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0004.png"

Afbeelding 3 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

In de regels van de bestemming 'Detailhandel' is in artikel 5.3 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestemming gewijzigd kan worden naar de functie 'kantoordoeleinden' of 'woondoeleinden', onder een aantal voorwaarden:

  • a. planwijziging ten behoeve van de functiewisseling naar woondoeleinden dient in overeenstemming te zijn met het bepaalde in artikel 3 Woondoeleinden (W) van het bestemmingsplan 'Kom Philippine' en de volgende bepalingen:
    • 1. het aantal woningen dient te passen binnen de provinciale en gemeentelijke Woonvisie; de voorgenomen ontwikkeling betreft een bestemmingswijziging van een bestaande woning. Er wordt geen nieuwe woning toegevoegd aan de bestaande woonvoorraad.
    • 2. de nieuwe woningen mogen geen onnodige hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied; zie paragraaf 4.3 Bedrijven en milieuzonering
    • 3. voldaan moet worden aan de wettelijke vereisten inzake de bodemkwaliteit, flora- en faunawet, externe veiligheid, luchtkwaliteit alsmede de economische uitvoerbaarheid; zie Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving.
    • 4. de wijziging dient gericht te zijn op het bereiken van nieuwe grondgebonden woningen, passend binnen de ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving; het betreft een bestaand pand reeds is ingepast in de kernrandzone van Philippine.
    • 5. vooraf dient het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen om advies te worden gevraagd; in het kader van het vooroverleg wordt het plan aan het waterschap voorgelegd.
    • 6. een besluit tot planwijziging wordt pas genomen nadat, ingeval van ligging in een gebied dat is aangewezen op de IKAW en/of AMK, archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en wanneer eenmaal aangetroffen archeologische waarden blijkens rapportage van de archeologisch deskundige in voldoende mate zijn zeker gesteld; zie paragraaf 4.2 Archeologie en cultuurhistorie

De bestemmingsregels zoals die voor woningen elders binnen het plangebied 'Terneuzen Philippine' gelden, worden van toepassing. Op het adres Gentsebreedstraat 30 te Philippine wordt de bestemming 'Wonen' opgenomen. Er geldt een maximum bouwhoogte van 7 meter. De bouwaanduiding 'aaneengebouwd (aeg)' wordt opgenomen in plaats van de lettertekenaanduiding 'aaneengeschakeld (a)', omdat de geldende lettertekenaanduiding niet conform de geldende RO-standaarden is. Dit is noodzakelijk vanwege digitalisering van het plan. Over het plangebied blijft de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied' gehandhaafd. Het facetbestemmingsplan Wonen Terneuzen en het facetbestemmingsplan Parkeren Terneuzen blijven van toepassing.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Het voorliggend wijzigingsplan is vervaardigd op basis van een moederplan die onder SVBP2008 of SVBP2006 is vervaardigd. De naamgeving en volgorde van bestemmingen is daarom niet conform SVBP2012. Voor zover nodig zijn regels en aanduidingen daarop aangepast. Het wijzigingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het wijzigingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De Regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Terneuzen Philippine' zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan 'Gentsebreedstraat 30, Philippine' van de gemeente Terneuzen. De wijzigingen en toevoegingen ten opzichte van het bestemmingsplan 'Terneuzen Philippine' zijn opgenomen in de regels.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan/wijzigingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Er is geen sprake van het toevoegen van een woning, de bedrijfswoning wordt omgezet naar een reguliere woning. Er is daarnaast geen sprake van nieuw ruimtegebruik. Het project wordt niet aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig is. Rijksbeleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.2 Provinciaal beleid


Omgevingsplan en omgevingsverordening Zeeland 2018

Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang.

In dit wijzigingsplan gaat het uitsluitend om een functiewijziging van detailhandel naar wonen. Er is geen sprake van bouwwerkzaamheden. De functiewijziging raakt de provinciale belangen niet. Een nadere toetsing aan de beleidsuitgangspunten is niet nodig. Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Terneuzen 2025

De structuurvisie Terneuzen 2025 geeft de visie voor ontwikkeling van de gemeente Terneuzen op lange termijn. Het vormt een afwegingskader bij de beoordeling van nieuwe initiatieven. In de structuurvisie wordt een toekomstbeeld anno 2025 geschetst. Daarbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in de economie en in de leefomgevingskwaliteit. De gemeente wil een veelzijdigheid aan woonmilieus binnen de gemeentegrenzen. De focus ligt daarbij op herstructureren van bestaande woongebieden. In de structuurvisie zijn 8 strategieën benoemd om ontwikkelingen en initiatieven te kunnen toetsen:

  • 1. Versterken: tevreden over huidige multifunctionaliteit; zorgen over (toekomstige) kwaliteit; faciliteren van ontwikkelingen die multifunctionaliteit versterken.
  • 2. Verbreden: ontevreden over huidige monofunctionaliteit; faciliteren dat nieuwe functies worden toegevoegd gecombineerd met kwaliteitsverbetering;
  • 3. Verbinden: ontevreden over robuustheid structuur; onduidelijkheid over exacte situering verbinding; onduidelijkheid over procedure; planvorming start waarschijnlijk binnen termijn structuurvisie;
  • 4. Transformeren: ontevreden over huidige kwaliteit; ideeën over nieuwe hoofdfunctie; onduidelijkheid over procedure; planvorming start waarschijnlijk binnen termijn structuurvisie;
  • 5. Ontwikkelen: ontevreden over huidige functie; nieuwe functie inbrengen; duidelijkheid over kwaliteit en procedure;
  • 6. Herstructureren: tevreden over huidige hoofdfunctie, ontevreden over kwaliteit; actieve/fysieke benadering om kwaliteit van hoofdfunctie te verbeteren;
  • 7. Behouden: tevreden over huidige functie en kwaliteit; kleinschalige aanpassingen zijn mogelijk; geen actieve benadering;
  • 8. Beschermen: tevreden over huidige hoofdfunctie; kwetsbare hoofdfunctie beschermen; faciliteren dat ontwikkelingen in de omgeving de hoofdfunctie niet bedreigen;

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0005.png"

Afbeelding 4 | Strategie versterken (bron: gemeente Terneuzen; bewerking: Juust)

Het plangebied is gelegen binnen de strategie 'versterken' (afbeelding 4). De wijziging doet geen afbreuk aan deze strategie. De bestemmingswijziging voorziet enkel in een functiewijziging van detailhandel naar wonen. Ter plaatse is sprake van een goed woon- en leefklimaat (zie Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving. Het pand kan daardoor volledig als woning gebruikt worden. Er zijn geen bouw- of verbouwplannen voorzien en er wordt met dit wijzigingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het gemeentelijk beleid van de gemeente Terneuzen staat deze planwijziging niet in de weg.

 

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Op het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied'. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is op basis daarvan niet nodig. De gemeente Terneuzen eist echter wel dat er een volledige toets aan het interimbeleid archeologie 'De onderste steen boven?!' ,(waarvan de vrijstellingenkaart ook deel uitmaakt) plaatsvindt. Naast het interimbeleid archeologie wordt ook getoetst aan de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Terneuzen. Deze hangen samen met de door de raad vastgestelde Erfgoedverordening.Archeologie Op basis van het gemeentelijk (interim) archeologiebeleid 'De onderste steen boven?' dient er een toetsing in de vorm van 6 stappen plaats te vinden. Daarbij wordt het stroomschema gevolgd zoals vastgelegd in het interimbeleid.

1. Toetsing aan de Archeologische Monumentenkaart (AMK):

Het plangebied is binnen een AMK terrein gelegen met hoge archeologische waarde (monumentnummer 13.501).

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0006.png"

Afbeelding 5 | Uitsnede Archeologische Monumentenkaart (bron: www.archeologieinnederland.nl)

2. Toetsing aan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW):

Het plangebied ligt in een gebied met een zeer lage trefkans.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0007.png"

Afbeelding 6 | Uitsnede Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (bron:www.archeologieinnederland.nl)

3. Toetsing aan Archis:

Binnen het plangebied zijn geen onderzoeksmeldingen of vondstlocaties bekend. Het plangebied maakt verder deel uit van vier grote bureauonderzoeken:

  • 2026574100: Archeologische inventarisatie en advieskaart
  • 2439204100: Leemten in Kennis
  • 2434360100: archeologisch bureauonderzoek: verruiming vrijstellingsdiepte gemeente Terneuzen
  • 4568760100: archeologisch bureauonderzoek: update vrijstellingenkaart gemeente Terneuzen

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0008.png"

Afbeelding 7 | vondstmeldingen Archis (bron: Artefact!)

4. Toetsing aan het archief van het Zeeuws Archeologisch Depot (ZAD):

Er is geen aanvullende informatie bekend.

5. Toetsing aan de bodemkaart van Van Rummelen:

Op de geologische kaart is het plangebied gesitueerd in een gebied met code Do.3b. Dit zijn kreekafzettingen van Duinkerke IIIb.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0009.png"

Afbeelding 8 | uitsnede Van Rummelen 1977

6. Toetsing aan de vrijstellingenkaart 2017 (project verruiming vrijstellingsdiepte):

Het plangebied is gesitueerd in een gebied waarbij onderzoek vrijgesteld is tot 0,5 meter beneden maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0010.png"

Afbeelding 9 | uitsnede Vrijstellingenkaart 2017 (bron: gemeente Terneuzen)

Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, welke beschermd moeten worden. Deze bescherming is nodig gelet op de ligging in AMK-gebied. Hierdoor blijft de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied' met de vaststelling van dit wijzigingsplan van toepassing. Voor de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied' geldt nu dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen niet dieper reiken dan 30 centimeter. Op basis van de vrijstellingenkaart zou de vrijstellingsdiepte bijgesteld kunnen worden naar 50 centimeter. Omdat het in dit geval echter om een afzonderlijke locatie gaat temidden van een groter geheel en er sprake is van een wijzigingsplan waarbij niet de planregels van de archeologische dubbelbestemming (kunnen) worden gewijzigd blijft de vrijstellingsdiepte vooralsnog op 30 centimeter gehandhaafd. Aangezien er geen sloop-, graaf- en bouwwerkzaamheden zijn voorzien, is een archeologisch onderzoek niet nodig. Er is alleen sprake van een functiewijziging en vinden er geen bodemingrepen plaats.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Voor de beoordeling van het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart, als onderdeel van de Structuurvisie 2025 van de gemeente Terneuzen beschikbaar. Daarin zijn ruimtelijke strategieën voor het grondgebied van Terneuzen aangegeven. In de cultuurhistorische waardenkaart wordt uitgegaan van 3 strategieën: Behoud (behoud en bescherming), Behoud door ontwikkeling (versterken, verbreden, verbinden) en Vernieuwing mogelijk (transformeren, ontwikkelen, herstructureren).

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0012.png"

Afbeelding 10 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart - behoud (bron: gemeente Terneuzen)

Op de kaart 'Behoud' ligt het plangebied binnen het cultuurhistorisch element 'stedelijk vestingwerk' (afbeelding 10). Op de kaart 'Behoud door ontwikkeling' is het plangebied gelegen binnen de strategie 'versterken' (zie afbeelding 11). Het plangebied ligt niet binnen de strategie 'vernieuwing mogelijk'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0014.png"

Afbeelding 11 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart - behoud door ontwikkeling

Uit de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) blijkt dat er in of in de directe omgeving van het plangebied verder geen cultuurhistorisch waardevolle objecten zijn waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden (afbeelding 12).

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0015.png"

Afbeelding 12 | Uitsnede cultuurhistorische hoofdstructuur Zeeland (bron: Provincie Zeeland)

Er zijn geen verbouwingen of aanpassingen aan de woning gepland. Omdat er uitsluitend sprake is van een gebruikswijziging heeft het plan geen invloed op cultuurhistorische elementen in de omgeving. Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen functiewijziging.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Grenzend aan de zuidwestzijde van het plangebied is een bedrijfsbestemming aanwezig waar bedrijven gevestigd mogen worden tot en met milieucategorie 2. Vanaf de bedrijfsbestemming geldt een richtafstand van 30 meter tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Aangezien de bedrijfsbestemming direct grenst aan het plangebied wordt niet voldaan aan de richtafstand. Aan de zuidzijde van het plangebied, gelegen aan de Meerpaalstraat, is een constructiebedrijf gevestigd uit maximaal milieucategorie 3.2. Vanaf deze bedrijfsbestemming geldt een richtafstand van 100 meter tot het gebiedstype 'rustige woonwijk'. De afstand van de bedrijfsbestemming tot het plangebied bedraagt circa 24 meter. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand.

Het wonen op de verdieping en ondergeschikt ook op de begane grond is reeds toegestaan. De afstanden tussen de woning en de bedrijfslocaties wijzigen niet. De genoemde bedrijven worden door de volledige woonfunctie daarom ook niet (verder) belemmerd in de bedrijfsvoering.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Aan de hand van historische bodeminformatie is de verwacht huidige bodemkwaliteit in beeld gebracht. Op basis van de bodemkwaliteitskaart heeft de te ontgraven grond op de onderzoekslocatie de volgende bodemkwaliteitsklasse(s) (afbeelding 13):

  • BKK Kwaliteitsklasse bovengrond (0-0.5 m-mv): Industrie
  • BKK Kwaliteitsklasse ondergrond (0.5-2.0 m-mv): Industrie
  • Bodemfunctieklassenkaart: Wonen

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0016.png"

Afbeelding 13 | Kwaliteitsklasse bovengrond, kwaliteitsklasse ondergrond en bodemfunctieklassenkaart (bron: gemeente Terneuzen)

Op basis van de de Bodemkwaliteitskaart PFAS Zeeuws-Vlaanderen (afbeelding 14) kan gesteld worden dat de gemiddelde bodemkwaliteit voor PFAS voldoet aan de landelijke achtergrondwaarde (1,9 µg/kg voor PFOA en 1,4 µg/kg voor PFOS en de andere PFAS).

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPPHP12-VG01_0017.png"

Afbeelding 14 | Bodemkwaliteitskaart PFAS Zeeuws-Vlaanderen (bron: Marmos Bodemmanagement)

Op de locatie Gentsebreedstraat 30 te Philippine is op 25 juli 2000 door Grond-, gewas- en milieulaboratorium Zeeuws-Vlaanderen een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat voor het onverdachte gedeelte geldt dat de analyseresultaten geen reden geven tot een nader bodemonderzoek. Op basis van het uitgevoerde verkennend onderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteiten. Voor het verdachte locatiepunt (metaalafvalopslagplaats) geld dat uit de resultaten van het verkennend onderzoek wordt geconcludeerd dat de analyseresultaten reden zijn tot een nader bodemonderzoek. Op 23 augustus 2007 is door Grond-, gewas- en milieulaboratorium Zeeuws Vlaanderen in een aanvullend grondonderzoek geadviseerd om een nader onderzoek uit te voeren.

Door De Feijter Groep is op 6 december 2009 een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat ter plaatse van de boringen zintuigelijk geen waarnemingen zijn geaan die verontreiniging van de bodem vermoeden. Wel blijkt dat er een kleine verontreiniging met lood en zink in de bovengrond aanwezig is. In de ondergrond wordt geen noemenswaardige verontreinging aangetroffen. Uitgaande van de nu aangetoonde gehalte kan worden gesteld dat circa 3 m3 (3*2*0.5) grond ernstig is verontreinigd met lood en zink en dat circa 6 m3 grond licht tot matig is verontreinigd met lood en zink. Geadviseerd is om de bovengrond ter plaatse van de ingang van de voormalige garage tot aan de perceelsgrens tijdens de bodemsanering mee te nemen.

Op 22 oktober 2009 is door De Feijter Groep een plan van aanpak geschreven voor de sanering. In het evaluatieverslag (22 maart 2010) is beschreven dat de verontreiniging door middel van een open ontgraving door De Feijter Groep in Biervliet is afgegraven en afgevoerd naar Feijter Groep te Axelse Vlakte en Finlandweg te Westdorpe. SMA Zeeland heeft op 29 juni 2018 de afgevoerde partij (restgrond uit wegcunet Gentsebreedstraat Philippine) gekeurd. Uit de keuring blijkt dat het gehalte aan lood boven de achtergrondwaarde ligt, maar de overschrijding minder bedraagt daneen factor twee en het gehalte onder de maximale waarde ligt voor de klasse Wonen. Verder blijkt dat de gehalten van de overige onderzochte parameters onder de achtergrondwaarden liggen. Op basis van onderhavige partijkeuring wordt de partij geclassificeerd als grond klasse achtergrondwaarde (AW). De partij is hiermee vrij toepasbaar.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt geen gevoeligere functie mogelijk gemaakt omdat wonen in ondergeschikte mate op de begane grond al is toegestaan. De milieuhygiënische situatie ter plaatse is voldoende voor de woonbestemming. Er zijn geen graaf-, sloop- of bouwwerkzaamheden voorzien. Een verkennend bodemonderzoek is niet benodigd.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Er zijn geen risicobronnen in de nabijheid van het plangebied aanwezig. In de huidige situatie is het daarnaast toegestaan om op de locatie te wonen. Het aantal personen in het plangebied nemet door deze functiewijziging af. Een nadere beoordeling is niet noodzakelijk. Dit aspect belemmert de vaststelling van dit wijzigingsplan niet.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Een reguliere woning wordt vanwege wegverkeerslawaai niet anders beoordeeld dan een bedrijfswoning. Het betreft een bestaande woning waarvan de afstand tot de weg niet wijzigt. Er is wat dat betreft sprake van een bestaande situatie. Een akoestisch onderzoek is om deze reden niet nodig. Het aspect geluid belemmert de vaststelling van dit wijzigingsplan niet.

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In dit geval is er geen sprake van een toename van verkeersbewegingen. De verkeersaantrekkende werking van de kapperszaak komt te vervallen en de locatie wordt uitsluitend particulier gebruikt. Hierdoor is er in de toekomstige situatie minder verkeersaantrekkende werking. De planwijziging heeft geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Er is geen extra emissie omdat er geen sprake is van een verkeerstoename of het uitvoeren van werkzaamheden. Er is dan ook geen sprake van enige stikstofeffecten op nabijgelegen natuurgebieden. Een stikstofberekening is niet benodigd. Ook op gebieden van het Natuurnetwerk is geen effect te verwachten omdat er uitsluitend sprake is van een functiewijziging.

Soortenbescherming

Er is slechts sprake van een functiewijziging waarbij geen sloop- en (ver)bouwwerkzaamheden plaatsvinden. Er vinden geen werkzaamheden plaats die eventueel aanwezige soorten zouden kunnen schaden. Het uitvoeren van een quickscan Wet natuurbescherming is niet nodig.

4.10 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Er vinden geen aanpassingen plaats aan de ontsluiting. Het aantal vervoersbewegingen neemt niet toe. Gelet op het feit dat de kapperszaak op de locatie komt te vervallen, zullen de voertuigbewegingen afnemen.

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Het wijzigingsplan maakt geen extra bebouwd oppervlak mogelijk. Er vindt voorts geen wijziging plaats wat betreft afvoer van hemel- en afvalwater. De bestaande (bedrijfs)woning wordt gehandhaafd. De gebruikswijziging heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding.

4.12 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Het wijzigingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.

4.13 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Er is geen sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. Het opstellen van een exploitatieplan of het sluiten van een anterieure overeenkomst is daarom niet aan de orde. Voor het volgen van de wijzigingsplanprocedure kunnen leges in rekening worden gebracht.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpwijzigingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb heeft het ontwerpwijzigingsplan, van donderdag 24 februari 2022 tot en met woensdag 6 april 2022 ter inzage gelegen. Er zijn tijdens die periode geen zienswijzen ingekomen. Het wijzigingsplan is daarom ongewijzigd vastgesteld.