direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Kreekdreef 2 (Westdorpe)
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.WPBG39-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Kreekdreef 2 te Westdorpe staat een boerderij met daarbij behorende agrarische gronden. De gronden en boerderij zijn, in het traject voor de verdubbeling van de Tractaatweg, verkocht aan de Provincie Zeeland. De bedrijfsvoering op het perceel is gestopt. De agrarische gronden en huiskavel van de voormalige boerderij zijn door de provincie afzonderlijk verkocht.

De nieuwe eigenaren hebben het voornemen om in de voormalige boerderij te gaan wonen, wat in strijd is met de nu geldende bestemming 'Agrarisch'.

In de regels van de bestemming 'Agrarisch' in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Terneuzen' is in artikel 3.7.3 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders de bestemming 'Agrarisch' met bouwvlak kunnen wijzigen naar de bestemming 'Wonen'.

Door de bestemming naar 'Wonen' te wijzigen wordt het voor particulieren, die geen agrarische bedrijfsvoering hebben, mogelijk om op deze locatie te wonen. De huidige agrarische bouwmogelijkheden vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPBG39-VG01_0001.png"  Figuur 1 | Luchtfoto Kreekdreef 2 (bron: Slagboom en Peeters)

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de Molenstraat, ten zuiden van de kern Westdorpe. Het betreft het perceel, kadastraal bekend, gemeente Terneuzen, sectie K, nummers 864 (zie figuur 2). Het plangebied heeft een oppervlak van 1 hectare. Het erfoppervlak , welke hier binnen valt, bedraagt ongeveer 3.500m².

Het erf grenst ten noorden aan de Kreekdreef, aan de overige zijden wordt het gebied volledig omringd door agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPBG39-VG01_0002.png"

Figuur 2 | Situering plangebied

1.3 Doel

Het doel van dit wijzigingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Met het vaststellen van dit wijzigingsplan vervalt het agrarisch bouwvlak aan de Kreekdreef 2 te Westdorpe en wordt de bestemming 'Wonen' opgenomen. Hierdoor wordt het bewonen van de boerderij op het perceel door niet-agrariërs mogelijk.

1.4 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit drie hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het volledige erf heeft een oppervlak van circa 3500m². Op het erf staat een woonhuis met drie loodsen. Het woonhuis heeft een oppervlak van 90m². De drie loodsen hebben een oppervlak van 305m²,660m² en 95m², tesamen 1060m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPBG39-VG01_0003.png"

Figuur 3 | Huidige situatie Agrarisch bouwvlak en erf. (bron: Juust BV)

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPBG39-VG01_0004.png"

Figuur 4 | Huidige situatie erf (bron: Geoloket Zeeland, bewerking Juust BV)

2.1.2 Toekomstige situatie

De nieuwe eigenaar heeft de wens om de woonboerderij te bewonen. Er zal geen sprake meer zijn van agrarische bedrijfsvoering. Het agrarisch bouwvlak zal worden wegbestemd. Voor zover de gronden buiten het erf liggen wordt de onderliggende agrarische bestemming gehandhaafd.

In het huidige bestemmingsplan is voor de bestemming 'Wonen' een maximum van 90 vierkante meter aan bijgebouwen opgenomen. Op het erf is reeds 1.060m² aan bijgebouwen aanwezig. Aan de regels met betrekking tot bijgebouwen binnen de bestemming 'Wonen' wordt daardoor niet voldaan. Het huidige oppervlak aan bijgebouwen wordt in dit geval als maximum gehanteerd.

Om het plan landschappelijk te laten inpassen wordt ten zuiden en westen van het erf een groenstrook van 5 meter op de grens tussen 'Wonen' en 'Agrarisch' aangelegd. Deze strook krijgt de bestemming 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPBG39-VG01_0005.png"

Figuur 5 | Toekomstige situatie erf (bron: Geoloket Zeeland, bewerking Juust BV)

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Van toepassing is het bestemmingsplan 'Buitengebied Terneuzen' van de gemeente Terneuzen (zie figuur 6). Dit bestemmingsplan is op 25 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Ter plaatse van Kreekdreef 2 geldt de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak. Deze gronden zijn bedoeld voor een de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De dubbelbestemming regelt de bescherming van eventuele archeologische waarden die in de grond aanwezig zijn.

Het bewonen van een agrarische bedrijfswoning door particulieren is in strijd met de regels van het vigerende bestemmingsplan. In artikel 3.7.3 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Terneuzen' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Agrarisch' omzetten naar 'Wonen'. In paragraaf 2.2.2 wordt het plan aan deze voorwaarden getoetst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPBG39-VG01_0006.png"

Figuur 6 | Uitsnede geldende bestemmingsplan Agrarisch bouwvlak (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

2.2.2 Planuitwerking

Agrarisch en Wonen

In het nieuwe bestemmingsplan wordt het agrarisch bouwvlak wegbestemd. De bestemming 'Agrarisch' blijft behouden voor de gronden die niet tot het erf behoren, maar agrarisch bewerkt worden.

De bestemming 'Wonen' wordt aan het volledige erfgebied, 3.500m², toegevoegd waardoor wonen op het erf voor particulieren mogelijk wordt. Daarnaast wordt geregeld dat de bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd.

Groen

Om het nieuwe plan landschappelijk in te passen, wordt een groenstrook van 5 meter aan de zuidelijke en westelijke randen van de woonkavel toegevoegd. De provincie draagt zorg voor de aanleg hiervan. Hiervoor wordt een concreet plan opgesteld, welke door de gemeente dient te worden goedgekeurd. Deze groenstrook wordt, conform afspraak met de Provincie Zeeland, op de aangrenzende agrarische gronden aangelegd.

Toetsing randvoorwaarden artikel 3.7.3 wijzigingsbevoegdheid 'Buitengebied Terneuzen'

Om beroep te kunnen doen op de wijzigingsbevoegdheid welke is opgenomen in artikel 3.7.3 in het bestemmingsplan 'Buitengebied Terneuzen' moet aan de onderstaande voorwaarden worden voldaan. In cursieve tekst is telkens een beoordeling van de randvoorwaarden opgenomen.

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming van gronden met de bestemming Agrarisch en de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Wonen en/of de bestemming Agrarisch zonder de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van het volgende:

  • a. Het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot;

Het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak wordt niet vergroot. De bestaande woning wordt omgezet van bedrijfswoning naar reguliere woning.

  • b. indien de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de oppervlakte van de overige bebouwing meer bedraagt dan bij de bestemming Wonen is toegestaan, dan mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd; in geval van herbouw is het hiervoor bepaalde slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;

De omvang van de overige bebouwing is groter dan dat het bestemmingsplan voor 'Wonen' toelaat. Deze overmaat aan bebouwing mag blijven bestaan en geldt als maximum. De loodsen komen niet onder het 'overgangsrecht' te vallen. In het plan wordt een maximum aan bijgebouwen toegestaan van 1.060m².

  • c. bestaande NED's als vervolgactiviteit zijn toegestaan;

Niet van toepassing.

  • d. een bestaande minicamping als vervolgactiviteit is toegestaan;

Niet van toepassing

  • e. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen blijft gelijk;

Er vinden geen veranderingen plaats.

  • f. wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

In hoofdstuk 4 wordt hierop nader ingegaan. De ontwikkelingen veroorzaken geen belemmeringen voor de omgeving.

  • g. niet langer van toepassing zijnde aanduidingen zoals genoemd in lid 3.1 (de agrarische gronden die bestemd zijn voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven) worden verwijderd.

Er zijn geen aanduidingen van toepassing.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

Regels

Dit wijzigingsplan is geen zelfstandig bestemmingsplan maar maakt deel uit van het moederplan 'Buitengebied Terneuzen' van de gemeente Terneuzen. Met de vaststelling van dit wijzigingsplan worden de regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Terneuzen' van toepassing verklaard.

Aanvullend is geregeld dat de bestaande bebouwing in deze huidige omvang mag worden gehandhaafd. Tevens is de meest actuele regeling voor 'Archeologie' opgenomen.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie- en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden. Hierbinnen kunnen een aantal specifieke bouwvoorschriften en functies worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

De grens van het plangebied wordt gevormd door de grens van het agrarisch bouwvlak zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan. De bestemming 'Wonen' geldt voor het gehele erf. Aan de zuid- en westzijde is de bestemming 'Groen' opgenomen. Gronden buiten het nieuwe perceel, welke aanvankelijk onderdeel van het bouwvlak waren, krijgen de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast ligt er over het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.WPBG39-VG01_0007.png"

Figuur 7 | Nieuwe verbeelding bestemmingsplan

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Daarmee is het beleid ten aanzien van landschap op land niet langer een rijksverantwoordelijkheid.

Voor deze ontwikkeling zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en de provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.
In het omgevingsplan wordt ingezet op het herbestemmen van vrijgekomen agrarisch vastgoed om verpaupering tegen te gaan. Hierbij worden de herbestemmingsmogelijkheden in samenhang bekeken met de mogelijkheden voor (nieuwe) ontwikkelingen en sanering. In dit plan is er sprake van herbestemming, waardoor de voorgenomen ontwikkeling aansluit bij het Omgevingsplan Zeeland 2018.


Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang.
In verband met het wijzigen van een agrarisch bouwvlak naar 'Wonen' zijn in de Omgevingsverordening Zeeland 2018 geen specifieke regels opgenomen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Terneuzen

Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad van Terneuzen de 'Structuurvisie 2025' vastgesteld. De structuurvisie Terneuzen 2025 geeft de visie voor ontwikkeling van de gemeente Terneuzen op lange termijn. Het vormt een afwegingskader bij de beoordeling van nieuwe initiatieven. In de structuurvisie wordt een toekomstbeeld anno 2025 geschetst. Daarbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in de economische en in de leefomgevingskwaliteit.

In het buitengebied van Terneuzen is het vooral de agrarische sector die zorg draagt voor het onderhoud en het beeld van het landschap. Bij het zorg dragen van het landschap hoort ook slopen van gebouwen die niet meer in bedrijf zijn. Op deze manier verpauperen gebouwen niet, wat ten goede komt aan het landschap.

Bij dit plan is er geen sprake van sloop van gebouwen die niet meer in bedrijf zijn, maar er is sprake van hergebruik. Doordat de bestemming 'Agrarisch' wordt omgezet naar 'Wonen' wordt ervoor gezorgd dat de boerderijwoning door niet-agrariërs kan worden bewoond en dus niet leeg staat. Met deze bestemmingswijziging wordt verpaupering voorkomen.

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

In Europees veband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. De erfgoedwet voorziet in een juridische regeling waarin de belangen van archeologie en cultuurhistorie worden gewaarborgd.

Als beleidskader geldt het interimbeleid archeologie 'De onder steen boven?!' en de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Terneuzen.

Archeologie

Over het gehele plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Hiervoor geldt dat er archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodem verstoord wordt op een diepte van 50cm onder het maaiveld met een oppervlakte van meer dan 1000m². Er vinden geen bodemingrepen plaats. Ten behoeve van dit wijzigingsplan is op dit vlak geen onderzoek nodig.

In de planregels zijn wel de meest actuele bepalingen opgenomen ten behoeve van bescherming van de archeologische waarden. Deze treden in plaats van de geldende regels voor dit adres. Er geldt een vrijstellingsdiepte tot 50 cm onder het maaiveld. Doordat er geen verstoring van de bodem plaatsvindt is archeologisch onderzoek niet nodig. De archeologische dubbelbestemming staat het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen' niet in de weg.

Cultuurhistorie

Op de cultuurhistorische waardenkaart is het gebied waarin de boerderij ligt aangemerkt als 'behoud'. Dat wil zeggen dat de gemeente tevreden is over de huidige kwaliteit en functies en dat kleinschalige aanpassingen mogelijk zijn. De boerderij gelegen aan de Kreekdreef 2 is gelegen naast een kreek en is omgeven door akkerland. De boerderij heeft drie moderne schuren, welke aaneengebouwd zijn, één oude schuur en een vermoedelijk 'varkensschuurtje'.

De provincie Zeeland heeft de boerderij aan de Kreekdreef 2 beoordeeld in het kader van de inventarisatie naar cultuurhistorisch waardevolle boerderijen. Het beleid hiervoor is opgenomen in het omgevingsplan en de verordening ruimte van de Provincie Zeeland.  Na een beoordeling krijgen de gebouwen de waardering A, B of C.

  • A. Deze gebouwen mogen niet worden gesloopt;
  • B. deze gebouwen mogen in principe niet worden gesloopt. Maatwerk is mogelijk. Om in aanmerking te komen voor maatwerk zal door de initiatiefnemer aangetoond moeten worden dat behoud van het bestaande object niet mogelijk is;
  • C. deze gebouwen zijn niet behoudenswaardig.

De boerderij als complex heeft een indicatief eindoordeel C. De cultuurhistorische waarden zijn derhalve beperkt, bescherming ervan is op grond hiervan niet nodig.

Voor het overige zijn er geen specifieke historische landschapselementen of andere cultuurhistorische waarden waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden. Het aspect cultuurhistorie staat planwijziging niet in de weg.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

In de omgeving van de Kreekdreef 2 zijn geen bedrijven met een relevante richtafstand aanwezig. Hierdoor is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, kan de gemeente in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning eisen dat er onderzoek wordt uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem. In het kader van planwijziging dient aangetoond te worden dat de gronden geschikt zijn voor de beoogde functie.

Het betreft de wijziging van gebruik van de bestaande woning met bijgebouwen. De huidige (agrarische) bedrijfswoning wordt een reguliere woning. Er wordt geen extra oppervlak bebouwd en de grond wordt niet geroerd. Volgens de bodemkwaliteitskaart kent de locatie de klasse 'achtergrondwaarde'. Hoewel er juridisch-planologisch sprake is van een gebruikswijziging blijft er in de praktijk sprake van een woonfunctie. Er is geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Het aspect bodem belemmert de ontwikkeling van het voorgenomen plan niet.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen dienen te worden getoetst aan de genoemde regelgeving.

Volgens de risicokaart liggen er geen gevaarlijke bedrijven in de omgeving. Ook liggen er geen routes van het basisnet in de omgeving van het plangebied. In en in de nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Hoewel er sprake is van een functiewijziging wijzigt het aantal aanwezigen op de locatie niet. Een nadere beoordeling is derhalve niet aan de orde. Het aspect externe veiligheid is geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidniveaus zijn en wat niet (de geluidnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen van door het aanhouden van voldoende afstand ten opzichte van geluidproducenten (industrie, wegverkeer etc.) of het treffen van andere maatregelen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is een akoestisch onderzoek uitgevoerd d.d. 20 april 2018 (zie Bijlage 1). Het onderhavige plan is getoetst aan de Wet geluidhinder. Uit de rekenresultaten wordt geconcludeerd dat op alle gevels wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting te reduceren kan achterwege blijven. Het aanvragen van een hogere grenswaarde is op basis van de rekenresultaten niet nodig. Een onderzoek naar de karakteristieke geluidwering van de uitwendige gevelconstructie is eveneens niet noodzakelijk.

Een goed leef- en woonklimaat is hier dus gegarandeerd.

4.7 Kabels en leidingen

Er liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen in of in de nabijheid van het plangebied.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

Doordat er geen sprake is van een toename van woningen of (bedrijfs)activiteiten is er geen toename van verkeersbewegingen. De ontwikkelingen dragen dan ook niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mogen niet worden verstoord, verjaagd of gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet dus vastgesteld worden of er beschermde dier- of plantsoorten in het plangebied leven.

Soortenbescherming

De grond binnen het onderhavige plan is agrarisch bewerkt of onderdeel van het erf. Er hebben zich hier geen beschermde flora en fauna kunnen vestigen. Bovendien is er geen sprake van werkzaamheden die eventuele soorten zouden kunnen aantasten. Een quickscan is niet benodigd.

Gebiedsbescherming

Het Natura 2000-gebied Canisvliet ligt op ongeveer 1,5 km afstand van het plangebied. Omdat dit natuurgebied op meer dan 100 meter van het plangebied is gelegen heeft het plan geen invloed op het natuurgebied. Er zijn geen verdere consequenties voor het plangebied.

De Molenkreek die ten noorden van het plangebied is gelegen, behoort bij het Natuurnetwerk Zeeland. Omdat het plangebied binnen 100 meter van de Molenkreek ligt is een nadere afweging nodig. De activiteiten en ontwikkelmogelijkheden binnen het plangebied nemen af. Grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, waaronder het houden van vee is niet meer mogelijk. Dit zorgt voor een positieve bijdrage aan de natuur. Tevens nemen door verwijdering van het agrarisch bouwvlak de bouwmogelijkheden op het perceel af tot de bestaande bebouwing.

De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het natuurgebied.

4.10 Verkeer en parkeren

Het is belangrijk dat bij ontwikkelingen de nieuwe verkeers- en parkeerdruk wordt beoordeeld. Daarnaast moet worden beoordeeld of op eigen terrein genoeg ruimte is om de extra benodige parkeerruimte te realiseren, of dat er in de omgeving gezocht moet worden naar extra parkeerplaatsen.

Het veranderen van functie zorgt niet voor extra verkeersgeneratie of parkeerbehoefte. De situatie rondom verkeer en parkeren blijft onveranderd. Op eigen terrein is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.11 Water

Per 1 november 2003 is door een wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht geworden. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Doel van het watertoetsproces is dat waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig
worden meegenomen bij ruimtelijke plannen of besluiten. De watertoetstabel ondersteunt de onderbouwing van de wateraspecten in een ruimtelijk plan.

De watertoetstabel is voorgelegd aan het Waterschap. Deze heeft geen op- of aanmerkingen (zie Bijlage 2) . Daarmee is de waterparagraaf goedgekeurd.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatief effect op waterveiligheid.  
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
De oppervlakte aan bouwmogelijkheden wordt niet vergroot. Er is in het huidige plan een mogelijkheid tot uitbreiding van de bebouwing. In het nieuwe plan is er alleen een mogelijkheid tot uitbreiding van de woning. Deze zijn kleiner dan de bouwmogelijkheden conform het geldende plan (het gehele agrarisch bouwvlak). De omvang van de bestaande bijgebouwen wordt als maximum gehanteerd. Er is geen compensatie benodigd.  
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Aan de wijze van afvoeren van hemel- en afvalwater wijzigt niets.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
De grondwaterkwaliteit zal behouden worden.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
De oppervlaktewaterkwaliteit zal behouden worden.  
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Niet van toepassing.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Niet van toepassing.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Niet van toepassing.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Er vinden geen veranderingen plaats in het onderhoud van het oppervlaktewater.  
Andere belangen waterbeheerder(s)  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
Situatie verandert niet.  
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.  
De situatie verandert niet. Het plan heeft geen nadelig effect op de omliggende wegen.  
   

4.12 Conclusie

Milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van de vormverandering van het bouwvlak aan de Kreekdreef 2 te Westdorpe zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Met dit wijzigingsplan worden geen ontwikkelingen of bouwplannen mogelijk gemaakt zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan voorziet enkel in een functiewijziging. Kostenverhaal is daarom niet aan de orde. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente zijn afspraken gemaakt over de te volgen procedure. Het wijzigingsplan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op de voorbereiding van een wijziging van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De kennisgeving bedoeld in artikel 3.12 van de Algemene wet bestuursrecht, geschiedt via Staatscourant, Gemeenteblad en Zeeuws-Vlaams advertentieblad.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 21 februari 2019 tot en met 3 april 2019 (zes weken) ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn er geen zienswijzen ontvangen.

Wel zijn van onderstaande instanties adviezen c.q. reacties ontvangen die overigens niet hebben geleid tot een gewijzigde vaststelling van het wijzigingsplan:

- Waterschap Scheldestromen, d.d. 1 maart 2019: geen opmerkingen. Deze reactie is tevens het wateradvies (zie Bijlage 2).

- Provincie Zeeland, d.d. 11 maart 2019: geen opmerkingen.