| Plan: | Othene |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | beheersverordening |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0715.BVOTH01-VG99 |
De gemeente Terneuzen is bezig met het actualiseren van de geldende bestemmingsplannen voor onder meer de kernen, buitengebieden en bedrijventerreinen. Deze actualiseringsopgave heeft tot doel:
Actualisatie van de regeling kan plaatsvinden via een nieuw bestemmingsplan of door een beheersverordening. Voor Othene is gekozen voor het instrument beheersverordening. In paragraaf 2.2 is de keuze voor de beheersverordening onderbouwd.
De woonwijk Othene ligt in het oostelijk deel van de kern Terneuzen, tussen de Otheense kreek, de Reuzenhoekse dijk, de Molenweg en de Drieweg. De ligging van het plangebied is aangegeven op figuur 1.1. De beheersverordening heeft betrekking op het westelijke en middelste gedeelte van de (toekomstige) woonwijk. Voor het oostelijk gedeelte is een voorbereidingsbesluit genomen. Het gehele gebied zal op een later moment worden geregeld in een nieuw bestemmingsplan.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (kaart: maps.google.nl)
Voor het verordeningsgebied geldt het bestemmingsplan Othene Zuid, dat op 3 maart 2005 is vastgesteld. Voor het medisch centrum op de hoek van de Laan van Othene / Schepenlaan / Hoogaarswerf is op 15 september 2010 het projectbesluit Medisch Centrum Othene Zuid Terneuzen, vastgesteld. Het bestemmingsplan Othene Zuid is een globaal eindplan met slechts een beperkt aantal bestemmingen. In bijlage 2 van de regels van deze beheersverordening is de plankaart van het bestemmingsplan opgenomen. Het woongebied inclusief de openbare ruimten zijn bestemd tot Woongebied 1 en Woongebied 2. Daarbinnen is met aanduidingen de beoogde ruimtelijk-stedenbouwkundige opzet vastgelegd. Langs de randen van het gebied zijn gronden bestemd tot Groenvoorzieningen, Verkeersdoeleinden en Waterkering.
Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd.
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee – naast de beheersverordening – het ruimtelijk beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.
Noodzaak: actualiseringsverplichting Wro
Op basis van artikel 3.1 van de Wro dient de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen.
Indien niet voor het verstrijken van de periode van 10 jaar de raad onderscheidenlijk opnieuw een bestemmingsplan heeft vastgesteld dan wel een verlengingsbesluit heeft genomen, vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechten ter zake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan. Dit omvat onder andere het recht tot het invorderen van leges. De sanctie gaat in juli 2013 in, omdat gemeenten na inwerkingtreding van de nieuwe Wro 5 jaar de tijd hebben gekregen om hun juridisch-planologisch regime te actualiseren.
Onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1 voor die delen van het grondgebied van de gemeente, waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van een beheersverordening geschiedt tevens langs elektronische weg.
Inhoudelijk
Bestaand gebruik
Een beheersverordening is een beheersregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin nauwelijks ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (tien jaar). Indien zich binnen deze planperiode toch veranderingen zullen voordoen is via een separaat juridisch planologisch spoor (zie paragraaf 2.3) maatwerk mogelijk. Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.
Bestaand gebruik in 'enge zin'
Bij bestaand gebruik in 'enge zin' worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen dat op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd.
Bestaand gebruik in 'ruime zin'
Bij gebruik in 'ruime zin' wordt het geldende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Gebruik in 'ruime zin' kan weer worden onderscheiden in een beperkte en een brede variant.
Keuze beheersverordening Othene
Voor de voorliggende beheersverordening Othene geldt dat aangesloten is bij de ruime uitleg van bestaand gebruik. In het verordeningsgebied zijn daarom naast het feitelijke bestaande toegestane gebruik ook onbenutte juridisch-planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen betrokken en vastgelegd.
Procedureel
Algemeen
De beheersverordening is een gemeentelijke verordening.
Keuze beheersverordening Othene
Het gebied Othene heeft een lage dynamiek: het is en blijft in hoofdzaak een woonwijk. De beheersverordening is voor de actualiseringsverplichting het geschikte instrument, omdat het juist bedoeld is om de bestaande situatie vast te leggen, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven, voor zover deze passend zijn bij een gebied met lage dynamiek.
Voorts zet de gemeente aanvullende instrumenten in (zie hierna in paragraaf 2.3) om een gebied niet op slot te zetten en binnen het beheer van het gebied aanvaardbare niet-ingrijpende ontwikkelingen mogelijk te maken.
Beheersverordening en andere instrumenten
De beheersverordening is één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijk beheer van de Othene en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:
Welstandstoezicht
In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand.
De gemeente heeft op 5 februari 2013 besloten dat voor het gehele grondgebied enkel een repressief welstandstoezicht (excessenregeling) geldt. Een aanvraag om omgevingsvergunning wordt dus niet vooraf getoetst aan redelijke eisen van welstand, maar wel kan na realisatie worden opgetreden als er sprake is van een evidente buitensporigheid in het uiterlijk van een bouwwerk, waarbij afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
Het vergunningvrij bouwen
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouwactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:
Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:
Voor de vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd.
Planologische kruimelgevallen
In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m² binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.
Het verordeningsgebied maakt deel uit van de bebouwde kom (zie figuur 2.1). Voor de beheersverordening is ervan uitgegaan dat de grenzen van het bestaand bebouwd gebied overeenkomen met de grenzen voor de bebouwde kom, zoals bedoeld in bijlage II van het Bor.
Figuur 2.1. Bebouwd gebied (Geoloket provincie Zeeland)
Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.
Omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening
Voor – de op dit moment – onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt artikel 2.12 lid 1, onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken. Door middel van een goede ruimtelijke onderbouwing dient dan te worden aangetoond dat de beoogde ontwikkeling of activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, noch met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft. In dat geval geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om, naast de hiervoor genoemde omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening, voor een nieuwe ontwikkeling een specifiek op dat plan toegesneden bestemmingsplan op te stellen
Toepassing van de instrumenten in aanvulling op de beheersverordening
Bij het opstellen van de beheersverordening is rekening gehouden met de mate waarin bovengenoemde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Gelet op de mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt en met name ook de planologische kruimelgevallen, is ervoor gekozen bepaalde bouw- en gebruiksmogelijkheden niet in de beheersverordening op te nemen.
Bij deze keuze heeft de strekking van het instrument beheersverordening een belangrijke rol gespeeld. Zoals eerder al benoemd, is de beheersverordening bedoeld om de bestaande situatie te beheren. Het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet, om die eventueel mogelijk te maken of te reguleren.
Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze op Othene wellicht zullen voorkomen, zijn:
Het vergunningvrij bouwen is een wettelijk recht. De gemeente kan hier geen invloed op uitoefenen. Dit is anders voor de activiteiten uit de kruimelgevallenregeling. Deze activiteiten moet de gemeente eerst goedkeuren alvorens deze kunnen worden uitgevoerd.
De beheersverordening bevat regels voor het beheer van het verordeningsgebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. De beheersverordening wordt digitaal opgesteld en voldoet daarmee aan de wettelijke verplichting van de Wet ruimtelijke ordening. De beheersverordening bestaat uit de volgende onderdelen:
De regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken.
Vrijstellingsbevoegdheden in oude bestemmingsplannen kunnen afwijkingsbevoegdheden worden in nieuwe bestemmingsplannen of beheersverordeningen. Het bestemmingsplan Othene-Zuid bevat nauwelijks vrijstellingsbevoegdheden. En sommige bepalingen die wel daarin zijn opgenomen, zijn voor het plangebied niet relevant (slechts een deel van plangebied van het bestemmingsplan wordt nu geregeld in een beheersverordening). In de beheersverordening is daarom maar een beperkt aantal afwijkingsbevoegdheden opgenomen.
Wijzigingsbevoegdheden mogen in beheersverordeningen niet worden opgenomen en zijn dan ook niet opgenomen.
Voor de verschillende bestaande functies zijn afzonderlijke gebiedsregels opgenomen. Binnen elke functie is vastgelegd dat het bestaande gebruik mag worden voortgezet. In aanvulling hierop zijn voor de afzonderlijke gebruiksvormen bepalingen opgenomen waarmee de planologische ruimte uit de geldende bestemmingsregelingen zo veel mogelijk is gecontinueerd (zie ook paragraaf 5).
De enige bedrijfsmatige functie in het plangebied, het koeriersbedrijf aan de Waterhyacint 8, is specifiek bestemd. Omdat het bedrijf in een woongebied ligt, is ander gebruik (bijvoorbeeld met gebruikmaking van een Staat van Bedrijfsactiviteiten die in bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen wordt toegepast) niet in deze beheersverordening mogelijk gemaakt. Louter ter signalering heeft de boerderij de aanduiding monument (zie ook paragraaf 4.3.2).
Deze functie (besluitvlak) is opgenomen voor twee locaties in het plangebied, een aan de noordzijde en een aan de zuidzijde van de Laan van Othene. Aan de noordzijde bevindt zich een buurtwinkelcentrum. Aan de zuidzijde is een medisch centrum gevestigd. Om onderscheid tussen beide locaties te maken, zijn de afzonderlijke besluitvlakken voorzien van de besluitsubvlakken 'detailhandel' en ' dienstverlening'. In het winkelcentrum zijn ook andere functies dan detailhandel aanwezig (o.a. cafetaria). Die functies vallen onder het bestaande gebruik.
Het brutovloeroppervlak ten behoeve van detailhandel is begrensd op ten hoogste 1.250 m2 en per detailhandelsvestiging op ten hoogste 1.000 m2. Deze regeling is ontleend aan het bestemmingsplan Othene-Zuid.
In beide situaties zijn ook woningen gebouwd (deels erboven en deels als grondgebonden woning). Dit is een van de functies die expliciet binnen het besluitvlak zijn genoemd.
Groen en water zijn in beginsel overal binnen het woongebied toegestaan. De belangrijkste structuurbepalende elementen zijn in deze beheersverordening echter expliciet als zodanig bestemd. Daarmee wijkt de systematiek af van het geldende bestemmingsplan, waar deze structurele groen- en watervoorzieningen voor het grootste deel deel uitmaken van de bestemmingen Woongebied 1 en 2.
Kleinschalige speelvoorzieningen worden gezien als bij de functies behorende voorzieningen en zijn dus overal binnen de besluitvlakken toegestaan. Er zijn echter enkele locaties aangewezen waar grotere speelvoorzieningen ( minimale oppervlakte 1.000 m2) mogelijk zijn en voor een deel ook al aanwezig. Voor die locaties is het besluitsubvlak 'speelvoorziening' opgenomen.
De Brede School aan de Schelpenlaan is ' bestemd' tot Maatschappelijk. Binnen dit besluitvlak zijn meer functies dan alleen een school mogelijk gemaakt, namelijk diverse maatschappelijke voorzieningen. Deze regeling is ontleend aan het bestemmingsplan Othene-Zuid.
Dit besluitvlak is opgenomen voor de ontsluitingswegen en alle woonstraten in het gebied. De breedte is afgestemd op de kadastrale situatie. Binnen dit besluitvlak zijn ook kleinschalige groen- en speelvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk.
Woongebied - 1 en Woongebied - 2
Het oude bestemmingsartikel Woongebied 1, Woongebied 2, artikel 6 van het bestemmingsplan Othene-Zuid is gesplitst in verschillende afzonderlijke besluitvlakken, waaronder Woongebied - 1 en Woongebied - 2. Dit houdt verband met de landelijke ruimtelijke ordeningsstandaarden en komt bovendien de raadpleegbaarheid en leesbaarheid ten goede.
De besluitvlakken zijn afgestemd op de woonpercelen en op de gebieden die nog moeten worden ontwikkeld. Binnen deze laatste gebieden moeten ook nog woonstraten en achterpaden kunnen worden aangelegd. Daarom is deze functie binnen beide besluitvlakken mogelijk. Naast het gebruik voor wonen mogen de gronden worden gebruikt oor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. De regeling is afgestemd op andere bestemmingsplannen die recent in de gemeente zijn vastgesteld.
Binnen de besluitvlakken zijn geen aanduidingen opgenomen waarmee de situering van de bebouwing is vastgelegd. Dit is namelijk niet gebruikelijk voor de regeling woonpercelen in de andere geldende beheersverordeningen binnen de gemeente. De bestaande situatie is immers uitgangspunt. Omdat nog niet alle kavels zijn uitgegeven en gelet op de stedenbouwkundige visie op het woongebied, is ervoor gekozen om binnen het besluitvlak Woongebied - 1 voor wat betreft de afstand van een hoofdgebouw tot de voorste grens van het bouwperceel een koppeling te leggen naar de plankaart van het bestemmingsplan Othene-Zuid. De analoge plankaart die normaal gesproken in een nieuw bestemmingsplan of beheersverordening wordt vervangen door een digitale verbeelding, behoudt zodoende rechtskracht voor wat betreft de afstand van hoofdgebouwen tot de voorste grens van het bouwperceel.
Voor het overige zijn er geen inhoudelijke verschillen met de voorgaande regeling.
Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2
Op basis van een combinatie van de bekende archeologische gegevens en analyse van bodemkundige gegevens en luchtfoto’s, zijn twee verschillende waarden archeologie toegekend binnen de grenzen van de beheersverordening, met bijbehorende onderzoeksverplichtingen of vrijstellingen.
Het verschil is regeling zijn de drempeloppervlakten waarbinnen geen onderzoeksverplichting geldt.
In 2014 heeft de gemeente Terneuzen een Vrijstellingenkaart Terneuzen (behorende bij het nieuwe archeologiebeleid 'Verruiming vrijstellingsdiepte gemeente Terneuzen') vastgesteld met daarop aangegeven in welke zones binnen de gemeente Terneuzen een vrijstelling geldt van 0,50 meter en in welke zones een ruimere vrijstelling in de diepte geldt.
In de regeling is een koppeling gelegd met de hiervoor genoemde vrijstellingenkaart. Het oppervlaktecriterium wordt dus geregeld met de verschillende besluitvlakken en het dieptecriterium met de vrijstellingenkaart, waarvan een fragment is opgenomen in de bijlage bij de regels van onderhavige beheersverordening.
Met deze 'dubbelfunctie' is invulling gegeven aan de belangen van de regionale waterkering.
In de algemene gebruiksregels zijn regels opgenomen die vergelijkbaar zijn met bepalingen uit een bestemmingsplan. Het betreft de volgende artikelen:
Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling
Dit artikel is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Artikel 15 Algemene bouwregels en Artikel 16 Algemene gebruiksregels
In lid 15.1 en 16.1 zijn regels opgenomen die voldoende parkeerplaatsen moeten waarborgen. De voorwaarde is opgenomen dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen uitsluitend kan worden verleend indien voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of worden aangelegd. Uitgangspunt is het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein te realiseren.
Een dergelijke regeling is noodzakelijk omdat via een “Reparatiewet BZK” (29 november 2014) de grondslag in de Woningwet om stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening op te nemen, is verdwenen. Dit betekent dat voor plannen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening geen aanvullende werking meer hebben. Dit betreft vooral de bepalingen over het parkeren (en laden en lossen). Immers, bij elke bouwaanvraag kwam via de toetsing aan de Bouwverordening de vraag aan de orde of bij het bouwplan wel voldoende parkeergelegenheid wordt of kan worden gerealiseerd. Nu de grondslag aan deze bepalingen in de Bouwverordening is komen te vervallen, kan hier ook niet meer aan worden getoetst. Dit betekent dat dit moet worden geregeld het bestemmingsplan. In niet alle gevallen is sprake van een bouwactiviteit en dus van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarom zijn ook gebruiksregels opgenomen met de eis van voldoende parkeergelegenheid.
In lid 15.2 is het maximum aantal woningen binnen het plangebied vastgelegd (op 1.000). Deze regeling is van belang omdat er sprake is van een globaal plan waarbij de woningen niet exact zijn vastgelegd. Een groter aantal is uit ruimtelijk stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst en daarnaast zal het aantal woningen in Othene-Zuid moeten blijven passen in de regionale woningbouwafspraken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De overgangsregels regelen situaties die niet passen binnen de regeling uit hoofdstuk 2, maar wel kunnen blijven bestaan. De slotregel bevat de naam van de beheersverordening: Othene.
Het stedenbouwkundig plan Voor Othene-Zuid is uitgebreid beschreven in de toelichting op het gelijknamige bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). Omdat de woonwijk nog niet geheel is afgebouwd is deze beschrijving integraal overgenomen in bijlage 1 van de toelichting op deze beheerverordening. In voorliggen hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. De conclusie is dat deze aspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.
Sinds de inwerkingtreding van het geldende bestemmingsplan is het rijks-, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid en wetgeving ingrijpend gewijzigd en aangevuld. Een nagenoeg volledig overzicht van de beleidsplannen en regelgeving die voor het plangebied van toepassing zijn, is te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Belangrijk technisch verschil met het voorgaande bestemmingsplan is dat ruimtelijke plannen waaronder onderhavige beheersverordening tegenwoordig digitaal uitwisselbaar moeten zijn en moeten voldoen aan de landelijke ruimtelijke ordeningsstandaarden.
De beheersverordening voorziet op het beheer van de bestaande situaties en het continueren van een geldende juridisch-planologisch toetsingskader. Daarom is een uitgebreide toetsing niet noodzakelijk. Voor een belangrijk deel kan worden teruggegrepen op de toelichting van het geldende bestemmingsplan. Hieronder wordt alleen ingegaan op het beleid dat relevant is voor het plangebied en dat na de vaststelling van het geldende bestemmingsplan van kracht is geworden.
Vrijwel alle rijksplannen die op de hiervoor genoemde website te vinden zijn, zijn voor de beoordeling van de beheersverordening niet relevant of niet gedetailleerd genoeg. Hierna wordt alleen ingegaan op de structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Structuurvisie infrastructuur en ruimte
De SVIR bevat het ruimtelijk beleid van het Rijk. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld.
Hoofddoelen van beleid voor de periode 2020/2028
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn:
Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet aandacht zijn voor de gevolgen op de waterhuishouding, het milieu en cultureel erfgoed.
Toetsing
Noch voor het plangebied, noch voor het type ontwikkeling geeft het rijksbeleid specifieke regels. De ontwikkeling van Othene-Zuid is in het bestemmingsplan Othene-Zuid al verantwoord. Het continueren van de huidige planologische rechten (bestaande toegestane gebruik en de onbenutte juridisch-planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden) sluit goed aan op het derde vermelde hoofddoel. Voor de sectorale afwegingen waarvoor aandacht wordt gevraagd, wordt verwezen naar paragraaf 4.3.
Conclusie
De SVIR staat de vaststelling van beheersverordening niet in de weg.
Besluit ruimtelijke ordening
In het Bro stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen en beheersverordeningen, onder andere ten aanzien van de toelichting bij een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. De ontwikkeling van een nieuwe woonwijk is een stedelijke ontwikkeling. Dat betekent onder andere dat de zogenaamde 'duurzaamheidsladder' moet worden toegepast.
De 3 stappen in de duurzaamheidsladder
In het artikel 3.1.6 Bro staan de drie stappen van de ladder beschreven:
Toetsing van het initiatief aan de duurzaamheidsladder
Omdat het plangebied zich bevindt binnen bestaand stedelijk gebied hoeft geen nadere invulling te worden gegeven aan treden 2 en 3 van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarmee is uitsluitend lid 2 onder a, de zogenaamde eerste trede van de ladder, van toepassing. De behoefte is kleiner dan waar oorspronkelijk van is uitgegaan, maar de woonwijk voorziet nog steeds in een actuele regionale behoefte. In de regionale woningbouwafspraken is Othene dan ook opgenomen.
Inleiding
Op provinciaal niveau zijn het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en de Verordening Ruimte Zeeland (2012) relevant. In het omgevingsplan geeft de provincie aan welke doelen de provincie nastreeft, wat voor beleid de provincie voert, hoe de provincie stuurt om haar doelen te realiseren en welke instrumenten zij daarbij inzet.
De verordening is een van de instrumenten die de provincie inzet om haar doelen te realiseren.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Toetsingskader
In het omgevingsplan wordt een duidelijke scheiding van woonkernen (dorpen en steden) en landelijk gebied wordt nagestreefd. Hoofddoelstellingen van provinciaal beleid zijn: zorgvuldig ruimtegebruik, herstructurering van bebouwde terreinen / gebieden en bundeling van functies.
Het plangebied van deze beheersverordening ligt binnen de bebouwde kom van Terneuzen, waarbinnen stedelijke ontwikkelingen worden toegestaan.
Toetsing
In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologisch toegestane gebruik vastgelegd. In de beheersverordening is geen nieuwe uitbreiding van de woonwijk voorzien.
Conclusie
Door deze ruimtelijke keuze past de beheersverordening binnen het provinciaal omgevingsbeleid.
Verordening Ruimte Zeeland
Toetsing
Van belang is dat sprake is van een actualisering. Er worden geen nieuwe functies gerealiseerd. Uitgangspunt van de Ruimtelijke Verordening Zeeland is dat bestaande juridisch-planologische rechten worden gerespecteerd. Met de voorliggende beheersverordening is daaraan invulling gegeven. Van belang zijn de artikelen:
Conclusie
In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologische toegestane gebruik vastgelegd. De beheersverordening is daarmee niet in strijd met de Verordening Ruimte Zeeland.
Structuurvisie 2025
In de structuurvisie (vastgesteld 16 december 2010) wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Terneuzen op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2025.
Voor het beheersverordeningsgebied zijn de volgende relevante beleidsuitspraken relevant.
In Terneuzen wordt het reeds bestemde deel van Othene afgebouwd. Een verdere uitbouw van de wijk Othene na het als zodanig in het bestemmingsplan “Othene Zuid”, bestemde deel ligt niet (meer) voor de hand. Voor het bestaande woongebied Othene Zuid geldt de strategie 'behouden'. Deze strategie is gekozen voor de delen van de gemeente waar binnen de looptijd van de structuurvisie geen of zeer beperkte veranderingen zijn te verwachten. Het huidige ruimtelijke beeld en het functioneren van deze gebieden is goed. Daarom is er voor de gemeente geen aanleiding is om hier actief plannen of projecten te initiëren. Kleine invullingen binnen de bestaande structuur zijn mogelijk
In het kader van de beheersverordening heeft voor het beheersverordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Het onderzoek richt zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving. Voor een belangrijk deel wordt teruggegrepen op het onderzoek naar de omgevingsaspecten dat ten behoeve van het (voorheen geldende) bestemmingsplan Othene Zuid is uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Na de vaststelling van het hiervoor genoemde bestemmingsplan is nieuw beleid van kracht geworden voor het aspect archeologie. In verband hiermee is een nieuwe toetsing opgesteld die in bijlage 3 is opgenomen
Cultuurhistorie
Beleid en toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
De gemeente beschikt over een Cultuurhistorische Waardenkaart. In overleg met betrokken organisaties als Stichting Landschapsbeheer Zeeland is de kaart verder verfijnd. In deze kaart wordt een inventarisatie van alle aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen en objecten gecombineerd met de drie ontwikkelingsstrategieën uit de Structuurvisie 2025:
Per bestemmingsplan wordt vervolgens besloten welke cultuurhistorische elementen daadwerkelijk beschermd worden.
Toetsing / beoordeling
Cultuurhistorie kent verschillende aspecten: historische (steden)bouwkunde (het gebouwde erfgoed), archeologie en het cultuurlandschap en historische geografie. In Othene-Zuid is alleen de monumentale boerderij “Zorggenot” op het adres Waterhyacint 8 cultuurhistorisch waardevol. Deze boerderij is aangewezen als rijksmonument.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie speelt nauwelijks een rol in het verordeningsgebied. Hoewel de boerderij op het adres Waterhyacint 8 is aangewezen als rijksmonument en een verdere bescherming in het planologische spoor daarmee niet nodig is, is ervoor gekozen om in de beheersverordening toch de aanduiding monument op te nemen. Dit heeft louter een signaleringsfunctie.
Archeologie
Voor een uitgebreide toelichting op dit aspect wordt verwezen naar bijlage 3. In de voorliggende beheersverordening is het aspect archeologie verwerkt in de juridische regeling. Nader archeologisch onderzoek is niet nodig. Bij de verlening van omgevingsvergunningen kan dit wel nodig zijn.
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan of beheersverordening rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied.
In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied is destijds zowel historisch als kwalitatief onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het realiseren van een woonbuurt. Binnen de beheersverordening worden geen functiewijziging mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
Toetsingskader
Onderzoek
In paragraaf 4.9. van bijlage 2 is een uitgebreide ecologische toets opgenomen. Daarin is ten aanzien van de soortenbescherming geconcludeerd dat door de ontwikkeling van Othene-Zuid voor veel van de (ook in het verleden) aangetroffen soorten de leefgebieden en –omstandigheden zullen verbeteren. Voor de destijds aanwezige beschermde soorten is ontheffing aangevraagd en verkregen. In de beheersverordening zijn geen andere ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde dier- en plantensoorten of beschermde natuurgebieden. Overigens geldt voor alle eventueel voorkomende soorten een zorgplicht.
Ten aanzien van de gebiedsbescherming wordt hierna, in aanvulling op paragraaf 4.9. van bijlage 2, kort ingegaan op de Natuurbeschermingswet 1998/Natura 2000 en de Ecologische Hoofdstructuur. Deze onderwerpen zijn destijds namelijk niet of nauwelijks beoordeeld. De gebieden hadden destijds nog niet de status die ze nu wel hebben.
Natuurbeschermingswet 1998/Natura 2000
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde en enig relevante Natura 2000-gebied betreft de Westerschelde. Voor dit gebied is de Habitatrichtlijn van toepassing.
Figuur 4.1.. Ligging Natura 2000-gebieden (gele vlakken) en plangebied (rode ovaal)
De beheersverordening maakt in planologisch-juridisch opzicht geen nieuwe ontwikkeling mogelijk. Effecten als vernietiging/areaalverlies en versnippering zijn dan ook niet aan de orde. Het plangebied ligt op grote afstand van de Natura 2000-gebieden (de kortste afstand bedraagt ten minste 500 meter). Vanwege de grote afstand zullen ook effecten als verdroging of verstoring door geluid of licht niet optreden.
Het enige relevante ecologische effect betreft de emissie van stikstof. Bekend is dat woningbouw, afhankelijk van de omvang en de ligging ten opzichte van de omringende Natura 2000-gebieden, gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze extra stikstofemissie kan neerslaan op verschillende Natura 2000-gebieden binnen de invloedsfeer van de ingreep. Het vaststellen van de beheersverordening zorgt echter niet voor een toename van stikstofemissie. Het plan heeft dan ook geen invloed op Natura 2000-gebieden. Het project is daarom niet in strijd met de Natuurbeschermingswet 1998. Het project wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
Ecologische Hoofdstructuur
Verschillende gebieden en percelen in de directe omgeving van het plangebied maken deel uit van de provinciale EHS. Op figuur 4.2 zijn dit de groene gebieden.
Figuur 4.2. Provinciale Ecologische Hoofdstructuur rond het plangebied
Nieuwe uitbreidingen of ontwikkelingen (ten koste van de EHS) zijn niet aan de orde. De EHS-gebieden worden niet aangetast.
Conclusie
De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur staan de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
Toetsingskader
Bij de berekening van de risico's van transporten van gevaarlijke stoffen wordt onderscheid gemaakt tussen het individuele risico (plaatsgebonden risico) en het groepsrisico (verder: GR). In paragraaf 4.10 van bijlage 2 wordt hier nader op ingegaan.
Onderzoek
Op korte afstand van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig. Op grotere afstand zijn de fabrieken van Dow Chemical Terneuzen (verder: Dow) en de transportroute over de Westerschelde van belang.
De plaatsgebonden risicocontouren van Dow liggen niet over het plangebied. Wel ligt het westelijk deel van het plangebied binnen het invloedsgebied voor het GR van deze inrichting (zie figuur 4.3). Het GR van Dow ligt in de bestaande situatie boven de oriëntatiewaarde. Omdat binnen dit gebied het woongebied al vrijwel geheel is gerealiseerd, zal de vaststelling van onderhavige beheersverordening geen gevolgen hebben voor de hoogte van het groepsrisico.
In paragraaf 4.10 van bijlage 2 is geconcludeerd dat de relevante plaatsgebonden risicocontour (10-6) als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde niet van invloed is op het plangebied ‘Othene Zuid'. Ook is aangegeven dat toetsing aan het groepsrisico niet hoeft plaats te vinden en dat in het plan voor Othene Zuid meerdere mogelijke vluchtroutes zijn opgenomen in geval van calamiteiten.
Figuur 4.3. Fragment risicokaart met daarop het invloedsgebied van Dow Chemical Terneuzen en de positionering van de Brede School Othene (een kwetsbaar object)
Conclusie
In voorliggende beheersverordening wordt het bestaand gebruik planologisch-juridisch bevestigd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor het groepsrisico toeneemt. De ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van Dow vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
Toetsingskader
Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen
Onderzoek en conclusie
Het aspect luchtkwaliteit is in de totstandkoming van het bestemmingsplan Othene - Zuid niet onderzocht. Daarom wordt in deze toelichting getoetst aan dit aspect.
De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied gegeven. Specifieke gegevens voor het plangebied zijn namelijk niet voorhanden. De indicatie is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 wordt voldaan aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer.
Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt namelijk 25,1 µg/m³ op het zuidelijk deel van de Mr. F.J. Haarmanweg, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 24,2 µg/m³ aan de Westkade en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 9 tot 14 dagen. In afbeelding 3.4 zijn de rekenpunten in en rond het plangebied weergegeven.
Figuur 4.4. Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool
Conclusie
Binnen het gehele verordeningsgebied wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor vaststelling van onderhavige beheersverordening.
Toetsingskader: Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009)
Onderzoek en conclusie
In het plangebied is één bedrijf aanwezig, namelijk een koeriersbedrijf in de cultuurhistorisch waardevolle boerderij “Zorggenot” op het adres Waterhyacint 8. Dit is een bedrijf uit categorie 2 van de VNG-publicatie. Bij een dergelijk bedrijf hoort een aan te houden richtafstand ten opzichte van woningen van derden van 30 meter. De kortste afstand bedraagt voor één woning ruim 25 meter en voor de andere woningen circa 30 meter of meer. Omdat het gaat om een bestaande situatie, waarbij het voorkomen van eventuele overlast wordt geregeld via de Wet milieubeheer, is dit aanvaardbaar.
In de beheersverordening worden verder geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het aspect Bedrijven en milieuhinder staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
Voor dit aspect wordt verwezen naar de waterparagraaf die ten behoeve van het (voorheen geldende) bestemmingsplan Othene Zuid is uitgevoerd. Deze paragraaf is opgenomen in paragraaf 4.2. van bijlage 2. Na de vaststelling van het hiervoor genoemde bestemmingsplan hebben geen nieuwe feiten of omstandigheden plaatsgevonden die noodzaken tot een aanpassing van de waterparagraaf. De uitgangspunten en conclusies van toen zijn dus nog steeds geldig.
In het kader van het bestemmingsplan Nieuw-Othene (26 juni 1997) is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai van wegen in en rond het plangebied die ingevolge de Wet geluidhinder zijn voorzien van een geluidzone. Op basis hiervan is voor een aantal geprojecteerde woningen hogere grenswaarden verleend. Dit onderzoek is ten behoeve van het bestemmingsplan Othene Zuid geactualiseerd voor de Laan van Othene in het plangebied en de Vrijheidslaan en Reuzenhoeksedijk aan de noordzijde van het plangebied. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in paragraaf 4.6. van bijlage 2. Daaruit blijkt dat voor de woningen langs de Vrijheidslaan en de Reuzenhoeksedijk de geluidbelasting ruimschoots onder de destijds geldende voorkeursgrenswaarde van 50 dB (A) blijven.
In de voorlopige verkavelingsopzet is uitgegaan van 43 woningen langs de Laan van Othene binnen het plangebied. Deze zijn wel binnen de destijds berekende 50 dB(A) geluidcontour geprojecteerd. Een deel hiervan is inmiddels gerealiseerd. De kortste afstand van de woningen tot de as van deze weg bedraagt 20 meter. Op deze afstand van de weg is een maximale geluidbelasting berekend van 53 dB(A). Dat betekende dat de verleende hogere grenswaarden nergens worden overschreden.
Binnen het verordeningsgebied worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. De woningen kunnen bovendien niet op kortere afstand worden gebouwd. Er is dan ook vanaf afgezien om het akoestisch onderzoek opnieuw te actualiseren.
Ook voor dit aspect wordt verwezen naar (paragraaf 4.4. van) bijlage 2. Daarin wordt nog melding gemaakt van een straalpad (Hulst-Terneuzen). Dat is echter geen onderwerp meer dat in deze beheersverordening behoeft te worden geregeld.