direct naar inhoud van Regels
Plan: Beheersverordening Oostelijke Kanaaloever - 1e wijziging
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BVOKO02-VG99

Regels

Hoofdstuk 1 Regels

Artikel 1 Bestaande regels van toepassing

De regels die deel uitmaken van de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie GML-bestanden NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn, onverkort van toepassing met inachtneming van de wijzigingen die zijn aangegeven in Artikel 2 Wijziging 'Begrippen', Artikel 3 Wijziging 'Bedrijventerrein - A', Artikel 4 Wijziging 'Bedrijventerrein - B', Artikel 5 Wijziging 'Verkeer', Artikel 6 Wijziging 'Water - Haven' en Artikel 7 Wijziging in verband met aanpassing regeling archeologie.

Artikel 2 Wijziging 'Begrippen'

2.1 Wijziging begripsbepaling 'verordening'

Van artikel 1 Begrippen worden de leden 1.1. en 1.31 ingetrokken en opnieuw vastgesteld, luidende als volgt:

"1.1 verordening

de Beheersverordening Oostelijke Kanaaloever van de gemeente Terneuzen overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in de GML-bestanden NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99 en NL.IMRO.0715.BVOKO02-VG99 met bijbehorende bestanden."

'1.31 detailhandel in volumineuze goederen

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen.'

2.2 Intrekking begripsbepaling 'grootschalige detailhandel'

De begripsbepaling 'grootschalige detailhandel (lid 1.38 ) wordt ingetrokken.

2.3 Toevoeging begrippen

Aan artikel 1 Begrippen worden vier nieuwe begrippen toegevoegd, luidende als volgt:

1.38 opgraving

De ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.70 archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en dat uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.71 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.72 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.

1.73 vrijstellingsdiepte

de in 'Bijlage 6 Vrijstellingenkaart Terneuzen', de voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte.

Artikel 3 Wijziging 'Bedrijventerrein - A'

De wijziging onder a is toegelicht in paragraaf 2.1 en de wijziging onder b in paragraaf 2.2.  

  • a. Aan artikel 4.2.1 onder a wordt een nieuwe bepaling toegevoegd, luidende als volgt:

'4. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - A van categorie 1 - 3.1': bedrijven uit categorie 1 tot en met categorie 3.1 van Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein;'

  • b. Aan artikel 4 Bedrijventerrein - A, lid 4.2. wordt een sublid 4.2.2 toegevoegd, luidende als volgt:

'4.2.2 Besluitsubvlak 'detailhandel volumineus'

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor:

    • a. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - A van categorie 2': bedrijven uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
    • b. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - A van categorie 2 - 3.1': bedrijven uit categorie 2 tot en met categorie 3.1 van Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
    • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - A van categorie 2 - 3.2': bedrijven uit categorie 2 tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
    • d. detailhandel in volumineuze goederen;
    • e. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. nutsvoorzieningen;
    • 2. geluidwerende voorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. ontsluitingswegen;
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. spoor- en railverbindingen;
    • 7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

    • 1. bedrijfswoningen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
    • 3. kwetsbare objecten met uitzondering van bestaande kwetsbare objecten;
    • 4. Wgh-inrichtingen.'

Artikel 4 Wijziging 'Bedrijventerrein - B'

De wijziging onder a is toegelicht in paragraaf 2.2 de wijziging onder b in paragraaf 2.1 en de wijziging onder c in paragraaf 2.3.  

  • a. Van artikel 5 Bedrijventerrein - B, lid 5.2, sublid 5.2.2. onder b wordt de zinsnede 'en grootschalige detailhandel' ingetrokken.

  • b. Van artikel 5 Bedrijventerrein - B, lid 5.3. sublid 5.3.1 wordt de bepaling onder d ingetrokken en opnieuw vastgesteld, luidende als volgt:

'd. ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt het volgende:

1. Op het voorerf zijn geen aan-, uit-, en bijgebouwen en overkappingen toegestaan.

2. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'gebouwen en overkappingen uitgesloten' zijn vóór de bestaande gebouwen geen gebouwen en overkappingen toegestaan.'

  • c. Van artikel 5 Bedrijventerrein - B, lid 5.3, sublid 5.3.1 onder f sub 1 wordt het woord 'bouwhoogte' ingetrokken. In plaats daarvan wordt het woord 'goothoogte' vastgesteld.

Artikel 5 Wijziging 'Verkeer'

Deze wijziging is toegelicht in paragraaf 2.3  

Van artikel 16 Verkeer, lid 16.3 wordt sublid 16.3.1. als volgt gewijzigd:

  • a. In de aanhef wordt de komma tussen 'gebouwen, nutsvoorzieningen' vervangen door 'voor'.
  • b. De bepaling onder a wordt ingetrokken.
  • c. Van de bepaling onder c wordt de zinsnede 'licht- en vlaggenmasten' gewijzigd in 'licht-, reclame en vlaggenmasten'.
  • d. De bepalingen b tot en met e worden vernummerd in a tot en met d.

Artikel 6 Wijziging 'Water - Haven'

Deze wijziging is toegelicht in paragraaf 2.4  

Van artikel 19 Water - Haven, lid 19.2, sublid 19.2.2. wordt de bepaling onder a ingetrokken en opnieuw vastgesteld, luidende als volgt:

'a. uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'ligplaats' zijn ligplaatsen voor de beroeps- en pleziervaart toegestaan;'

Artikel 7 Wijziging in verband met aanpassing regeling archeologie

Deze wijziging is toegelicht in paragraaf 2.5  

De artikelen 23 Waarde - Beschermde Dijken tot en met 29 Slotregel worden vernummerd in 25 tot en met 30 waarbij ook de onderlinge verwijzingen worden aangepast.

7.1 Aanpassing artikel 22 Waarde - Archeologie

Artikel 22 Waarde - Archeologie wordt ingetrokken en opnieuw vastgesteld, luidende als volgt:

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 1

22.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. De in het besluitvlak Waarde - Archeologie - 1 gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.

b. Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

22.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

22.2.1 Besluitvlak Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende besluitvlakken, mede aangewezen voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

22.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 22.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende bepalingen gelden.

22.3.1 Bouwwerken ten behoeve van het besluitvlak

a. Op de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het besluitvlak worden gebouwd.

b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,5 m.

22.3.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van overige aldaar geldende besluit(sub)vlakken

a. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende besluit(sub)vlakken mag niet worden gebouwd, indien het te verstoren oppervlak van het plangebied groter is dan 100 m² en waarbij bovendien grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

22.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

22.4.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder sublid 22.3.2. onder a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 100 m² en dieper dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veilig gesteld.

22.4.2 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

Indien uit het in sublid 22.4.1. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

22.4.3. Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 22.4.1 vraagt het bevoegd gezag aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 sub b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

b. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m en waartoe ook wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;

c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;

g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

h. het omzetten van grasland in bouwland;

i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

22.5.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 22.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 100 m²;

b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

22.5.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 22.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden.

b. Voor zover de in lid 22.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien daaraan de volgende regels worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;

c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

22.5.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 22.5.3 onder a. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

22.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

22.6. 1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 sub g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te slopen.

22.6.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 22.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 22.3.2 sub b in acht is genomen;

b. een verstoring van het plangebied betreft kleiner dan 100 m² en/of de grondlagen ondieper dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

c. reeds vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

22.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.6.1. de voorwaarde verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 100 m² en de verstoringsdiepte meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

22.6.4 Melding vondsten van zeer hoge waarde

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken volgens de KNA behoudenswaardige vondsten worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

7.2 Toevoeging artikel 23 Waarde - Archeologie - 2 en artikel 24 Waarde - Archeologie - 3

Aan hoofdstuk 2 (gebiedsregels) worden twee artikelen, artikel 23 Waarde - Archeologie - 2 en artikel 24 Waarde - Archeologie - 3 en toegevoegd, luidende als volgt:

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 2

23.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. De in het besluitvlak Waarde - Archeologie - 2 gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.

b. Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

23.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

23.2.1 Besluitvlak Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende besluitvlakken, mede aangewezen voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

23.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 23.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende bepalingen gelden.

23.3.1 Bouwwerken ten behoeve van het besluitvlak

a. Op de in lid 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het besluitvlak worden gebouwd.

b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,5 m.

23.3.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van overige aldaar geldende besluit(sub)vlakken

a. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende besluit(sub)vlakken mag niet worden gebouwd, indien het te verstoren oppervlak van het plangebied groter is dan 500 m² waarbij bovendien grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

23.4.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder sublid 23.3.2. onder a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 500 m² en dieper dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld indien de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veilig gesteld.

23.4.2 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

Indien uit het in sublid 23.4.1. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

23.4.3. Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 23.4.1 vraagt het bevoegd gezag aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 sub b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

b. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m en waartoe ook wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;

c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;

g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

h. het omzetten van grasland in bouwland;

i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

23.5.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 23.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 500 m²;

b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

23.5.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 23.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden.

b. Voor zover de in lid 23.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien daaraan de volgende regels worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;

c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

23.5.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 23.5.3 onder a. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

23.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

23.6.1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 sub g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te slopen.

23.6.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 23.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 23.3.2 sub b in acht is genomen;

b. een verstoring van het plangebied betreft kleiner dan 500 m² en/of de grondlagen ondieper dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

c. reeds vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

23.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.6.1 de voorwaarde verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 500 m² en de verstoringsdiepte meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

23.6.4 Melding vondsten van zeer hoge waarde

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken volgens de KNA behoudenswaardige vondsten worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 3

24.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. De in het besluitvlak Waarde - Archeologie - 3 gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.

b. Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

24.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

24.2.1 Besluitvlak Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende besluitvlakken, mede aangewezen voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

24.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 24.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende bepalingen gelden.

24.3.1 Bouwwerken ten behoeve van het besluitvlak

a. Op de in lid 24.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het besluitvlak worden gebouwd.

b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,5 m.

24.3.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van overige aldaar geldende besluit(sub)vlakken

a. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende besluit(sub)vlakken mag niet worden gebouwd, indien het te verstoren oppervlak van het plangebied groter is dan 1.000 m² en waarbij bovendien grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

24.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

24.4.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder sublid 24.3.2. onder a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 1.000 m² en dieper dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veilig gesteld.

24.4.2 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

Indien uit het in sublid 24.4.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

24.4.3. Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 24.4.1 vraagt het bevoegd gezag aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5. 1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 sub b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

b. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m en waartoe ook wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;

c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;

g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

h. het omzetten van grasland in bouwland;

i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

24.5.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 24.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 1.000 m²;

b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

24.5.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 24.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden.

b. Voor zover de in lid 24.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien daaraan de volgende regels worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;

c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

24.5.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 24.5.3 onder a. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

24.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

24.6. 1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 sub g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te slopen.

24.6.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 24.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 24.3.2 sub b in acht is genomen;

b. een verstoring van het plangebied betreft kleiner dan 1.000 m² en/of de grondlagen ondieper dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

c. reeds vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

24.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.6.1 de voorwaarde verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 1.000 m² en de verstoringsdiepte meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

24.6.4 Melding vondsten van zeer hoge waarde

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken volgens de KNA behoudenswaardige vondsten worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

Artikel 8 Aanvulling Bijlage 1 bestaande bedrijfswoningen

Aan 'Bijlage 1 Bestaande bedrijfswoningen' van de regels wordt het volgende adres toegevoegd: Lange Reksestraat 21.

Artikel 9 Toevoeging Bijlage 6 Vrijstellingenkaart Terneuzen

Aan de regels van het bestemmingsplan wordt een 'Bijlage 6 Vrijstellingenkaart Terneuzen' toegevoegd als opgenomen in Bijlage 1

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de Beheersverordening Oostelijke Kanaaloever - 1e wijziging.

Bijlage bij de regels 1e wijziging