direct naar inhoud van Regels
Plan: Terneuzen Centrum, Vlooswijkstraat-Schoolweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPTCT15-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Terneuzen Centrum, Vlooswijkstraat-Schoolweg" met identificatienummer NL.IMRO.0715.BPTCT15-VG01 van de gemeente Terneuzen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0715.BPTCT15-VG01 met de bijbehorende regels.

1.3 aan- en uitbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte of als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 afvalophaalvoorziening

grote verzamelcontainer voor afval.

1.8 archeologische deskundige

de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de provincie, de rijksdienst voor Cultureel Erfgoed dan wel een andere door het college aan te wijzen onafhankelijk deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie.

1.9 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.13 beroep aan huis

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningplicht op grond van bijlage I van het Bor geldt.

1.14 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 dak

de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.

1.26 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.27 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals een archeologische deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder het uitstallen ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.30 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte van een gebouw scheidt van de buitenlucht, zonder te openen delen en met een in NEN 5077, zoals die geldt op het moment van vaststelling van het plan, bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB.

1.31 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.32 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.33 gastenverblijf

ruimte waar door een in de bestemming woonachtig (lid van een) huishouden tijdelijk logies wordt verstrekt aan derden.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein;

1.36 geluidsgevoelige objecten

woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en de artikelen 1.1 en 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.37 geluidgevoelige ruimte

een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

1.38 geluidzone - industrie

De met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.39 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/ of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.40 hotelkamer

ruimte waar logies per nacht wordt verstrekt.

1.41 huishouden

een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.

1.42 kampeermiddel
  • a. een caravan, vouwwagen, camper, tent of tenthuisje;
  • b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat voor recreatief nachtverblijf gebruikt wordt.

1.43 kantoor

een (deel van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheids­instellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.44 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.45 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.46 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

1.47 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen wand.

1.48 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk geen gebouw zijnde: de door het bevoegd gezag vastgestelde hoogte van de weg.

1.49 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.50 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.51 recreatiewoningen
  • a. zomerhuizen: gebouwen die naar de aard en inrichting bedoeld zijn voor recreatieve bewoning;
  • b. tweede woningen: woningen die niet geschikt zijn bevonden voor permanente bewoning en worden gebruikt voor recreatieve bewoning en waarvan de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde elders zijn hoofdverblijf heeft.

1.52 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Terneuzen Centrum, Vlooswijkstraat-Schoolweg'.

1.54 verdieping

de bouwlaag of bouwlagen boven de bouwlaag op de begane grond.

1.55 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.56 vrijstellingsdiepte

de in bijlage 1 Vrijstellingenkaart Terneuzen, de voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte;

1.57 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.

1.58 waterstaatdeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van de waterkering en de waterbeheersing door dijken, kaden, dijksloten en voorzieningen ten behoeve daarvan.

1.59 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.60 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.?

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:


Algemeen

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of de harten van de scheidsmuren.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, goothoogten met een ondergeschikte lengte ten opzichte van de gevel niet meegerekend;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.


Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekende daken en goten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;


met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. fiets- en wandelpaden;
  • f. groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. Hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
  • b. Per bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden;
  • c. Er mag maximaal één aaneengesloten hoofdgebouw worden gebouwd.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte'.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.
  • f. ter plaatse van de waarneempunten 14 en 15 zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels wordt de gevel uitgevoerd als dove gevel voor zover aan die gevel een geluidsgevoelige ruimte grenst.

3.2.2 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De gronden gelegen buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 300 m² worden overkapt.
  • c. De (bouw)hoogte van overkappingen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De (bouw)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de verbeelding 2 m¹, met dien verstande dat de (bouw)hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m¹.
  • c. De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m¹ bedragen, met dien verstande dat de (bouw)hoogte vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m¹.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Het gebruik van de gronden en gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de waarneempunten 14 en 15 zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels is, voor zover aan die gevel een geluidsgevoelige ruimte grenst, alleen een dove gevel toegestaan.

3.3.2 Parkeren
  • a. Het aantal parkeerplaatsen bedraagt ten minste 46

3.3.3 Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven, waarbij het vloeroppervlak in gebruik voor de beroepsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de woning mag bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • b. Het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • c. Het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. Er mag geen detailhandel plaatsvinden;
  • e. Er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.3.4 Voorwaardelijke verplichting 1

De bouw van (hoofd)gebouwen is pas toegestaan, nadat ter beoordeling van het bevoegd gezag, middels onderzoek is aangetoond, dat geen niet gesprongen explosieven aanwezig zijn.

3.3.5 Voorwaardelijke verplichting 2

De bouw van (hoofd)gebouwen is pas toegestaan, nadat de aanwezige puinlaag op de locatie Vlooswijkstraat 50 (sloopafval van de voormalige kerk) verwijderd is of, ter beoordeling van het bevoegd gezag, middels onderzoek is aangetoond dat het puin geen belemmering vormt voor de beoogde woonfunctie.

3.3.6 Voorwaardelijke verplichting 3

De bouw van (hoofd)gebouwen is pas toegestaan, nadat middels onderzoek is vastgesteld dat op de locatie Vlooswijkstraat 50 en Schoolweg 8 eventueel in de bodem voorkomende tanklocaties/ vulpunten/ afleverpompen verwijderd zijn of, ter beoordeling van het bevoegd gezag, middels onderzoek is aangetoond dat ze geen belemmering vormt voor de beoogde woonfunctie.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. Het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen ten behoeve van deze bestemming
  • a. Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.

4.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het te verstoren oppervlak van het plangebied groter is dan 500 m² en waarbij bovendien grond-of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder artikel 4 lid 2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 4 lid 2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

4.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder artikel 4 lid 3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

4.3.3 Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 2.00 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter beneden het maaiveld;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.

4.4.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 4 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

4.4.3 Voorwaarden
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 4 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. Voor zover de in artikel 4 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 4 lid 4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.5.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub g Wabo) te slopen.

4.5.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in artikel 4 lid 5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub b in acht is genomen;
  • b. een verstoring van het plangebied betreft kleiner dan 500 m² en/of de grondlagen ondieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld;
  • c. reeds vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

4.5.3 Voorwaarden

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden op de verbeelding en aangeduid met 'Waarde - Archeologie - 2'.

4.5.4 Te verbinden regel

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 5.1, kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 500 m² en de verstoringsdiepte meer dan 0,50 meter.

4.5.5 Melding vondsten van zeer hoge waarde

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

4.5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde Archeologie - 2', als bedoeld in artikel 4 lid 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.


4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    • 1. naar ligging wordt verschoven;
    • 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    • 3. wordt verwijderd;
    • 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    • 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  • b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering (WS-WK)

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De op de verbeelding voor Waterstaat - Waterkering (WS-WK) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, bestemd als:

  • a. ter plaatse van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (WS-WK): de waterkering en waterbeheersing door dijken, kaden, waterlopen met bijbehorende keurzone: kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone;
  • b. andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de waterbeheersing;


met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;


met inachtneming van het volgende:

  • d. in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

5.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 5 lid 1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van gebouwen ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mag ten hoogst 10 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 5 vierkante meter bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mag voor waterbeheersing en scheepvaartbegeleiding ten hoogste 10 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • c. de hoogte van terreinafscheiding mag voor de rooilijn ten hoogste 1 meter en achter de rooilijn ten hoogste 2 meter bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken

Het college is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2 met dien verstande dat alleen afgeweken wordt indien daardoor het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

5.3.2 Advies

Alvorens met een omgevingsvergunning van de regels af te wijken, als bedoeld in artikel 5 lid 3.1 wint het college schriftelijk advies in van de beheerder van de waterkering.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Uitvoeren van werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering als bedoeld in artikel 5 lid 1.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het planten van bomen;
  • d. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het uitvoeren van alle overige werkzaamheden die de belangen van de Waterstaat - Waterkering in het terrein kunnen aantasten en die niet kunnen worden gerekend tot het normale gebruik of onderhoud van het terrein.

5.4.2 Uitzonderingen

Het verbod zoals in artikel 5 lid 4.1 bedoeld is niet van toepassing op:

  • a. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanleg-, of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden;
  • c. het verrichten van waterstaattechnisch onderzoek door de waterstaatdeskundige;
  • d. evenmin van toepassing wanneer op de betrokken locatie:
    • 1. blijkens waterstaattechnisch onderzoek geen waterstaatsbelangen in het geding zijn;
    • 2. wel aanwezige belangen in voldoende mate zijn zeker gesteld.

5.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, zoals in artikel 5 lid 4.2 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de belangen van de Waterstaat - Waterkering niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

5.4.4 Advies

Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Gebruik van gronden

Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, verleende ontheffingen, verleende omgevingsvergunning of vastgestelde wijzigingen en de overige regels.

7.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  • a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
  • c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
  • d. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
  • e. voor de volgende leidingen, voor zover zij geen deel uitmaken van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer:
    • 1. hoogspanningsverbindingen van 50 kV en hoger die geen deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet milieubeheer;
    • 2. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    • 3. buisleidingen voor transport van aardolieproducten met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm en een druk van meer dan 16 bar;
    • 4. buisleidingen met een diameter van 400 mm of meer buiten de bebouwde kom;
    • 5. buisleidingen voor transport van afvalwater tussen de afvalwaterzuiveringsinstallatie van het Waterschap aan de Frankrijkweg en het lozingspunt in de Westerschelde;
    • 6. buisleidingen voor transport van andere stoffen dan aardgas en aardolieproducten, die risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken.

7.3 Verder strijdig gebruik

Voorts wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:

  • a. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen;
  • b. het gebruik van woningen als recreatiewoningen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • c. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken ten behoeve van de opslag van consumentenvuurwerk (voor zover dit de vergunningplichtige hoeveelheid tussen de 1.000 kg en de 10.000 kg betreft).

7.4 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 7 lid 2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt, mits, wat het bepaalde in artikel 7 lid 2 sub b en artikel 7 lid 2 sub c betreft, niet buiten het bouwvlak en mits, wat het bepaalde in artikel 7 lid 2 sub b betreft, niet met een stapelhoogte van meer dan 1,50 meter met uitzondering van de opslag van agrarische producten;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming(en);
  • c. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels toegestaan, waaronder mede wordt verstaan detailhandel van in hoofdzaak eigen producten in gebouwen tot een oppervlakte van 100 vierkante meter ter plaatse van bestaande agrarische bedrijven;
  • d. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op het bij een woning behorend erf;
  • e. gebruik dat plaatsvindt krachtens een verleende ontheffing of omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels of vastgesteld wijzigingsplan;
  • f. gebruik als bedoeld in artikel 7 lid 3 sub b voor zover dat plaatsvindt krachtens een vergunning gebruiksverordening tweede woningen Terneuzen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Geluidzone - industrie 1 (gebiedsaanduiding)
8.1.1 Omschrijving van de gebiedsaanduiding

De op de verbeelding als geluidzone - industrie 1 aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein 'Terneuzen-West / Logistiek Park' op geluidsgevoelige objecten.

8.1.2 Gevolgen van de gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' is het, met uitzondering van herbouw van een bestaande geluidsgevoelige functie, verboden om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasregelstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en lichtmasten, met dien verstande dat de inhoud van deze gebouwen en bouwwerken niet groter mag zijn dan 35 kubieke meter;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter.
  • g. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kleine windturbines wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter, met dien verstande dat:
    • 1. wiekturbines niet zijn toegestaan;
    • 2. overige kleine windturbines:
      • niet zijn toegestaan ter plaatse van de bestemming Wonen (W) met de bouwaanduidingen W[aeg] en W[tae] dan wel ter plaatse van de bestemming Tuin (T) en;
      • de hoogte dient ondergeschikt te zijn aan en in goede verhoudingen te staan tot de hoogte van bouwwerken waarop zij worden gebouwd en;
      • uitsluitend zijn toegestaan op gebouwen of overkappingen met platte daken, voor zover die niet zijn aangewezen als monument, behoren tot een beschermd dorps- of stadsgezicht.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 afwijken van de regels

Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels en het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, wordt voorbereid met toepassing van de in paragraaf 3.2 van de Wabo genoemde procedure.

10.2 wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan op grond van artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

10.3 Overige regels

Overtreding van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.1;
  • b. artikel 5.1;

is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 11 Overige regels

Overtreding van het bepaalde in:

  • a. artikel 5 lid 5.1;
  • b. artikel 7 lid 1;

is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Terneuzen Centrum, Vlooswijkstraat-Schoolweg".