Beleidskader
Het beleid is erop gericht zorg te dragen dat de bodemkwaliteit geschikt dient te zijn voor het geplande gebruik. Hiervoor is het bij nieuwe ontwikkelingen verplicht een verkennend bodemonderzoek uit te laten voeren. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Naar aanleiding van de grondtransactie van het plangebied is om de kwaliteit van de bodem voor het toekomstige gebruik ‘Wonen’ in kaart te brengen door BK Ingenieurs in 2017 een verkennend en actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd voor het perceel Kortenhoevenseweg 66-68. De resultaten uit dit onderzoek luiden:
‘De hypothese 'verdachte locatie' is juist gebleken. Op de locatie zijn overwegend lichte verontreinigingen met zware metalen, PAK, PCB en minerale olie aangetoond. Plaatselijk is tevens een sterke verontreiniging met minerale olie (restverontreiniging ter plaatse van fundering) en PAK (voormalige spuitcabine) aangetoond. Onderstaand zijn per onderzochte locatie de analyseresultaten samengevat.
Voormalige spuitcabine
Ter plaatse van de voormalige spuitcabine is in de bovengrond (0,19-0,5 m -mv) een sterke verontreiniging (> interventiewaarde) met PAK aangetoond. Uit de uitgevoerde inkadering rondom de spuitcabine blijkt dat er maximaal een lichte verontreiniging met PAK wordt aangetoond. Op basis van de uitgevoerde inkadering kan geconcludeerd worden dat de sterke verontreiniging met PAK zich concentreert tot de bodemlaag direct onder de betonverharding van de voormalige spuitcabine. De omvang van de sterke verontreiniging met PAK bedraagt circa 20 m³ (circa 40 m²). De aangetoonde verontreiniging betreft om basis van de omvangsbepaling geen geval van ernstige bodemverontreiniging in kader van de Wet bodembescherming.
In het grondwater is een matige verontreiniging (> tussenwaarde) voor de parameter barium aangetoond. De herkomst van deze verontreiniging is onbekend. Waarschijnlijk betreft het een verhoogde achtergrondconcentratie.
Voormalige hbo tank (achterzijde werkplaats):
Ter plaatse van de voormalige hbo tank aan de achterzijde van de werkplaats is in de bodemlaag van 0,0-0,5 m -mv een lichte verontreiniging met minerale olie aangetoond. In het grondwater zijn geen verontreinigingen met minerale olie en vluchtige aromaten aangetoond.
Overig terrein:
Ter plaatse van de voormalige werkplaats zijn in de bodemlaag direct onder de betonverharding (0,18-0,7 m -mv) lichte verontreinigingen aangetoond met de parameters cadmium, kobalt, PAK en PCB. Ter plaatse van het buitenterrein zijn in de bodemlaag van 0,05-0,5 m -mv geen overschrijdingen van de achtergrond- waarde aangetoond voor de geanalyseerde parameters uit het NEN 5740 pakket. In de ondergrond (1,0-1,5 m -mv) zijn lichte overschrijdingen van de achtergrond- waarde voor de parameters kobalt en molybdeen aangetoond.
Ter plaatse van de restverontreiniging tegen de fundering (noordwestzijde locatie) is in de bodemlaag van 0,7-0,9 m -mv een sterke verontreiniging (> interventiewaarde) voor de parameter minerale olie aangetoond. In de bodemlaag van 1,0-1,5 m -mv is een matige verontreiniging (> tussenwaarde) met minerale olie aangetoond. Op basis van deze analyseresultaten is bevestigd dat tegen de fundering aan de noordwestzijde van de bebouwing nog sprake is van een restverontreiniging met minerale olie vanuit de in 1995/1996 uitgevoerde saneringswerkzaamheden. Ter plaatse van de fundering aan de noordwestzijde van de locatie is over een lengte van circa 10 meter ter plaatse van de fundering sprake van een sterke (rest)verontreiniging met minerale olie. De omvang van de restverontreiniging in de grond met minerale olie wordt ingeschat op minder dan 25 m³.
In het grondwater is een lichte verontreiniging (> achtergrondwaarde) voor de parameter barium aangetoond. De herkomst van deze verontreiniging is onbekend. Waarschijnlijk betreft het een verhoogde achtergrondconcentratie.
Ter plaatse van de voormalige ondergrondse opslagtank zijn in de grond zintuiglijk geen kenmerken van een verontreiniging met minerale olie aangetroffen. In het grondwater zijn ter plaatse van deze locatie geen verontreinigingen met minerale olie en/of vluchtige aromaten aangetoond.
Aanbevelingen
Op basis van de analyseresultaten zijn met uitzondering van de aangetoonde sterke verontreinigingen met minerale olie en PAK ons inziens geen bezwaren tegen de voorgenomen onroerendgoedtransactie dan wel locatieontwikkeling en de hiermee samenhangende aanvraag van een omgevingsvergunning.
In het kader van de locatieontwikkeling dient na de sloop van de gebouwen de restverontreiniging met minerale olie ter plaatse van de fundering aan de noordwestzijde van de locatie in aanvulling op de in 1995/1996 uitgevoerde saneringswerkzaamheden te worden verwijderd. Tevens dient de sterke verontreiniging met PAK ter plaatse van de voormalige spuitcabine verwijderd te worden. Na de verwijdering van de sterke verontreinigingen op locatie kan de locatie geschikt gemaakt worden voor de toekomstige bestemming.’
In het bodemonderzoek van 2017 was de groenstrook ten zuiden van het voormalige autoschadeherstelbedrijf niet meegenomen. Om de kwaliteit van de bodem ter plaatse van de groenstrook voor het toekomstige gebruik ‘Wonen’ in kaart te brengen is wederom door BK Ingenieurs een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten uit dit onderzoek luiden:
‘De bodem bestaat tot een diepte van minimaal 2,5 m -mv (maximale boordiepte) uit klei. Vanaf 0,5 tot 1,2 m -mv is plaatselijk matig fijn zand aanwezig. In de bodem zijn in de grond geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen.
- Bovengrond: licht verontreinigd met zware metalen, minerale olie, PAK en/of PCB
- Ondergrond: licht verontreinigd met nikkel
- Grondwater: licht verontreinigd met barium
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is geen vervolgonderzoek noodzakelijk.’
Conclusie
Na de sloop van de gebouwen dient de restverontreiniging met minerale olie ter plaatse van de fundering aan de noordwestzijde van het plangebied te worden verwijderd. Tevens dient de sterke verontreiniging met PAK ter plaatse van de voormalige spuitcabine verwijderd te worden. Het onderhavige plan ondervindt verder voor wat betreft het aspect bodemkwaliteit geen belemmeringen.