direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zandweg 2(nader te bepalen) en 6B, Kruiningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Aan de Zandweg in Kruiningen zijn de percelen kadastraal bekend als gemeente Kruiningen, sectie N, nummer 1324, 1325 en 1050 gelegen. Percelen 1324 en 1325 zijn gelegen tussen Zandweg 4A en Zandweg 6A en bestaan uit een woonperceel en agrarische gronden, het plangebied omvat enkel de agrarische gronden. Perceel 1050 is gelegen tussen Zandweg 2 en Zandweg 4 en bestaat uit een grasveld. Het voornemen van de initiatiefnemer is om een vrijstaande woning te bouwen op perceel 1325 en op perceel 1050 twee vrijstaande woningen te realiseren. Het college heeft besloten in principe medewerking te verlenen aan het bouwplan.

In het geldende bestemmingsplan hebben percelen 1324 en 1325 de bestemming 'Agrarisch', het realiseren van een woning is niet toegestaan binnen deze bestemming. Perceel 1050 heeft de bestemming 'Wonen', binnen het bouwvlak is 1 woning toegestaan. Er is reeds een woning aanwezig binnen het bouwvlak, de twee beoogde woningen zijn daardoor in strijd met het bestemmingsplan. Het gewenste plan is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2022' van de gemeente Reimerswaal.

Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te kunnen maken is een nieuw juridisch-planologisch kader nodig. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt binnen de gemeente Reimerswaal en is gelegen aan de Zandweg te Kruiningen. Het plangebied bestaat uit de volgende kadastrale percelen:

  • gemeente Kruiningen, sectie N, nummer 1324 (gedeeltelijk)
  • gemeente Kruiningen, sectie N, nummer 1325 (1.189 m2)
  • gemeente Kruiningen, sectie N, nummer 1050 (7.540 m²)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Atlas van Zeeland, bewerking Juust)

Op 28 november 2023 heeft er een kadastrale splitsing plaatsgevonden, het kadastraal perceel Kruiningen, sectie N, nummer 1257 is daarbij gesplitst in de kadastrale percelen Kruiningen, sectie N, nummer 1324 en nummer 1325. Verwijzingen naar perceel 1257 kunnen dus gelezen worden als perceel 1324 en 1325.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied, 2022' van de gemeente Reimerswaal. Dit bestemmingsplan is op 24 januari 2023 door de gemeenteraad vastgesteld en is met ingang van 16 maart 2023 in werking getreden en onherroepelijk geworden.

Kadastraal perceel 1324

Het desbetreffende perceel heeft de enkelbestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Archeologie 2'. De gronden hebben de gebiedsaanduidingen 'kernrandzone' en 'vrijwaringszone radar 7'. Verder geldt ter plaatse de specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten - gebouwen'. Het gebruiken van de gronden als tuin is in strijd met de bestemming 'Agrarisch'.

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de karakteristiek van kernen en verblijfsrecreatiegebied en een beperktere agrarische ontwikkeling. Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar 7' geldt teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan 60 meter boven NAP. De voorgestelde ontwikkeling past gelet op bovenstaande niet binnen het geldende bestemmingsplan.

Aan de uiterste noordoostzijde van het perceel geldt de dubbelbestemming 'Leiding - Water', deze gronden zijn mede bestemd voor een drinkwater(transport-) dan wel industriewaterleiding.

Kadastraal perceel 1325

Het desbetreffende perceel heeft de enkelbestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Archeologie 2'. De gronden hebben de gebiedsaanduidingen 'kernrandzone' en 'vrijwaringszone radar 7'. Verder geldt ter plaatse de specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten - gebouwen'. De bouw van een burgerwoning is in strijd met zowel de bestemming 'Agrarisch' als met de genoemde bouwaanduiding.

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de karakteristiek van kernen en verblijfsrecreatiegebied en een beperktere agrarische ontwikkeling. Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar 7' geldt teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan 60 meter boven NAP. De voorgestelde ontwikkeling past gelet op bovenstaande niet binnen het geldende bestemmingsplan.

Kadastraal perceel 1050

De gronden gelegen tussen Zandweg 2 en Zandweg 4-4B hebben de enkelbestemming 'Wonen', en de dubbelbestemming 'Archeologie 2'. Het maximum aantal toegestane wooneenheden bedraagt 1 en de maximaal toegestane goothoogte is 4 meter. Verder hebben de gronden de gebiedsaanduidingen 'kernrandzone' en 'vrijwaringszone radar 7'. Er is reeds 1 woning in het bouwvlak aanwezig; het realiseren van 2 extra woningen is daarmee in strijd met het bestemmingsplan.

Aan de uiterste noordoostzijde van het perceel geldt de dubbelbestemming 'Leiding - Water', deze gronden zijn mede bestemd voor een industriewaterleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0002.png"

Afbeelding 2 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

1.4 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten beschreven en tot slot wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Huidige situatie

Kadastrale percelen 1324 en 1325

De percelen zijn momenteel nog in gebruik als agrarische gronden en er is geen bebouwing aanwezig op de percelen. Aan de zuidwestzijde grenst het perceel aan de Zandweg. Aan de noordoostzijde van het perceel zijn agrarische gronden gelegen. Aan de noordwestzijde van het perceel is een woning gelegen met adres Zandweg 4A. Aan de oostzijde grenst het perceel aan een watergang. Op het adres Zandweg 6 is een woning gelegen. Naast de watergang, op het adres Zandweg 6A is een bedrijfsverzamelgebouw gesitueerd. Ten zuiden van het plangebied staat een transformatorhuisje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0003.png"

Afbeelding 3 | Percelen 1324 en 1325 (bron: Google Streetview)

Kadastraal perceel 1050

Het perceel is momenteel ingericht als grasland en er is geen bebouwing aanwezig op het perceel. Aan de zuidwestzijde grenst het perceel aan de Zandweg. Aan de noordoostzijde van het perceel zijn agrarische gronden gesitueerd. Het restaurant en hotel Inter Scaldes ligt ten westen van het plangebied. Ten oosten van het plangebied is een woning gelegen op het adres Zandweg 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0004.png"

Afbeelding 4 | Perceel 1050 (bron: Google Streetview)

2.2 Toekomstige situatie

De totale planontwikkeling bestaat uit 3 vrijstaande woningen, waarvan twee op perceel 1050 (afbeelding 5) en één woning op perceel 1325 (afbeelding 6).

Perceel 1050

De westelijke woning op perceel 1050 krijgt het adres Zandweg 2 (n.t.b.) en de oostelijke woning krijgt het adres Zandweg 2 (n.t.b.). Gelet op beoogde ontwikkelingen op het adres Zandweg 2, is nog niet bekend welke toevoegingen aan de huisnummers worden toegekend binnen het plangebied. Aan de achterzijde van de percelen worden zonnepanelen in een veldopstelling geplaatst. Ten behoeve van de ontsluiting op de Zandweg wordt er een dam aangelegd voorzien van een betonduiker. De percelen hebben beide een oppervlak van circa 3.800 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0005.png"

Afbeelding 5 | Toekomstige situatie plangebied Zandweg 2(n.t.b.) en 2(n.t.b.) (bron: Kosten Bouwadvies) afbeelding aanpassen

Perceel 1324 en 1325

Op perceel 1325 wordt een vrijstaande woning gerealiseerd. De woning krijgt het adres Zandweg 6B. De ontsluiting op de Zandweg zal plaatsvinden via de bestaande dam aan de zuidoostzijde van het perceel. Het bestaande trafostation zal verplaatst worden naar het zuidwestelijke deel van het perceel. Het toe te voegen bouwvlak met de bestemming 'Wonen' van perceel 1325 bedraagt circa 255 m2. De kavel van de beoogde woning zal circa 1.200 m2 omvatten. Perceel 1324 krijgt deels de bestemming 'Wonen'. De achterste 25 meter van het perceel krijgt de bestemming 'Tuin'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0006.png"

Afbeelding 6 | Toekomstige situatie plangebied Zandweg 6B (bron: Kosten Bouwadvies)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor deze ontwikkeling. Dit bouwplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling.

Er is geen sprake van het toevoegen van meer dan 11 woningen. De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. De Ladder voor duurzame verstedelijking is dus niet van toepassing op dit plan.

Nationale Woon- en Bouwagenda

De druk op de woningmarkt is hoog. Er is te weinig aanbod aan woningen en de betaalbaarheid van woningen staat onder druk. Voor Zeeland lijkt het te kort aan woningen in de huidige tijd nog gering. In de toekomst neemt de behoefte echter wel toe. Binnen de provincie Zeeland is er behoefte aan 5.100 woningen t/m 2030. De bruto nieuwbouw (incl. transformatie en splitsing) is 7.100, daarentegen wordt het aantal te slopen woningen (incl. functieverandering en samenvoeging van woningen) geraamd op 2.600. De netto uitbreiding betreft daardoor 4.500 woningen. Vergeleken met de behoefte wordt het woningtekort in 2031 geraamd op 600 woningen.

De beschikbaarheid van een passende woning staat voor veel mensen onder druk: mensen zijn onvoldoende in staat om snel een woning te vinden die bij hen past. Dit hangt sterk samen met de betaalbaarheid van wonen: veel mensen hebben moeite met hun woonlasten of kunnen geen voor hen betaalbare woning vinden. Daarnaast is de kwaliteit in toenemende mate een probleem: veel woningen passen niet bij de levensfase of woonbehoefte, zijn niet duurzaam of staan in een wijk waar sprake is van slecht onderhoud of waar de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat.

Gelet op de meest actuele cijfers van de provincie Zeeland kan er voorzien worden in de behoefte voor de aantallen nieuw te bouwen woningen. De kwaliteit en betaalbaarheid van deze toe te voegen woningen blijft echter een aandachtspunt. Landelijk moet 2/3 van het aantal toe te voegen woningen namelijk betaalbaar zijn. Onder de definitie van betaalbaar vallen betaalbare koop (tot NHG-grens, €355.000 in 2022), maar ook midden huur en sociale huur. Naast de inzet op twee derde betaalbare nieuwbouw, moet iedere gemeente zijn eerlijke aandeel nemen in sociale huisvesting. Het streven is om landelijk ten minste 30 procent van de woningvoorraad te laten bestaan uit sociale huurwoningen.

De woningen vallen binnen het 1/3e segment van woningen die niet 'betaalbaar' zijn. Binnen de woonvisie van de gemeente Reimerswaal is aangegeven dat in de particuliere koopsector tot 2025 vraag is naar vrijstaande woningen in het middel dure segment.

Op basis van het bovenstaande vormt het Rijksbeleid geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zeeland

De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  • Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  • Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  • Een duurzame en innovatieve economie.
  • Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  • Doe meer met minder grond.
  • Werk samen en deel kosten en baten.
  • Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  • Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.

Het onderhavige bouwplan sluit aan op de ambities uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland. De Omgevingsvisie staat vaststelling van het plan niet in de weg.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken, gelet op het feit dat er sprake is van bestaand stedelijk gebied (zie paragraaf 3.4).

Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019

Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken (zie onder Regionaal beleid). Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten, een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ). De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de gemeente Reimerswaal als volgt:

  • Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+-huishoudens. Ook het aantal gezinnen groeit nog relatief licht.
  • Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Binnen het nultredensegment gaat het indicatief vooral om ruimere sociale huur, vrijesectorhuur en ruimere koopappartementen. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen.
  • De doelgroep landelijke luxe neemt aanzienlijk toe binnen de regio Beveland.

Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. In het onderhavige plan zijn 3 vrijstaande woningen voorzien. Deze woningen sluiten aan bij de doelgroep landelijke luxe. Regionaal is er sprake van een groei in deze doelgroep. Provinciaal beleid staat het bouwplan niet in de weg.

Zeeuwse Woondeal

Het Rijk heeft de provincies en gemeenten gevraagd om met woningbouwplannen te komen in de vorm van zogenaamde woondeals. Die woondeals geven regionale invulling aan de nationale woningbouwambities. De Zeeuwse Woondeal is de uitwerking van het provinciale bod dat in 2022 is vormgegeven in afstemming met de Zeeuwse gemeenten. De woondeal is 6 maart 2023 ondertekend door de minister voor VRO en vertegenwoordigers namens de colleges van GS en B&W van de Zeeuwse gemeenten. De hoofdlijnen van de Woondeal Zeeland zijn als volgt:

  • streven naar 16.500 extra woningen in Zeeland in de periode t/m 2030;
  • het streven is 2/3e van die woningen in de categorie ‘betaalbaar’ te realiseren;
  • elke gemeente neemt een eerlijk deel van de regionale opgave op zich; de gemeente Reimerswaal heeft een aandeel van 1037 woningen.

Het betreft een kleinschalige woningbouwontwikkeling die past binnen de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte binnen de gemeente Reimerswaal. Het bouwplan past daarmee binnen de kaders van de recent gesloten Zeeuwse Woondeal.

De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten vormen geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

3.3 Regionaal beleid

Regionale woningmarktafspraken

Sinds 2013 maken de vijf gemeenten op De Bevelanden afspraken over het wonen in de regio. In de vorm van de Agenda Wonen in De Bevelanden 2025 zijn afspraken vastgelegd over woningbouw en inhoudelijke zaken ten aanzien van het wonen, zoals herstructurering, wonen en zorg, huisvesting van arbeidsmigranten en prestatieafspraken met de woningcorporaties. In 2020 zijn de woningmarktafspraken geactualiseerd in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030'. In de Woonvisie De Bevelanden 2019-2023 is een visie opgenomen op het wonen in de regio. Deze visie is vertaald naar een aantal algemene, ruimtelijke en programmatische uitgangspunten. Van toepassing op voorgenomen ontwikkeling is het ruimtelijk uitgangspunt 'inbreiden voor uitbreiden'. Uitbreiding is alleen mogelijk als inbreiden niet wenselijk en/of mogelijk is en er wel aantoonbaar behoefte is. Een programmatisch uitgangspunt dat relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling is de inzet op levensloop- en toekomstbestendige woningen. Voor woningen die door nieuwbouw aan de woningvoorraad worden toegevoegd geldt dat deze zoveel mogelijk levensbestendig (nultreden) en aanpasbaar aan de woonvoorkeur van meerdere doelgroepen moet zijn.

Het plan voorziet in 3 vrijstaande woningen. Het plan zet hierdoor in op het toevoegen van een passend en kwalitatief hoogwaardig product en is tevens aan te merken als een binnenstedelijk inbreidingsproject (zie paragraaf 3.4). Het plan voldoet aan de woningmarktafspraken.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen (2012)

Deze structuurvisie van de gemeente Reimerswaal geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop de uitwerking van dit beleid wordt gerealiseerd. Doelstelling voor het ruimtelijk beleid voor Kruiningen is het op peil houden en zo mogelijk verbeteren van de kwaliteit van wonen en leven. Het woonpark Kruseveer moet als woonwijk onderdeel gaan uitmaken van de kern Kruiningen. Ruimtelijk ligt hier een opgave om de kwaliteiten van deze woonwijk en de kern van Kruiningen te verbinden.

Door de veranderende bevolkingssamenstelling is er vooral sprake van een veranderende kwalitatieve behoefte. Er is steeds meer behoefte aan nieuwe woningtypologieën die in de huidige bouwplannen nog weinig worden aangeboden. Er is vooral behoefte aan woningen voor (actieve) ouderen en/of levensloopbestendige woningen is behoefte. Door het Rijk wordt ingezet op het steeds langer zelfstandig wonen van ouderen en zorgbehoevenden. De groeiende groep ouderen heeft hier ook behoefte aan en blijft het liefste woonachtig binnen de kern waar zij momenteel woont.

Op onderstaande afbeelding is te zien dat in de structuurvisie het plangebied aangewezen is als woonwerkzone. Het realiseren van woningen binnen een woonwerkzone is een passende ontwikkeling, de structuurvisie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Met het toevoegen van de 3 woningen ontstaat er een verdere afronding van de Zandweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0007.png"

Afbeelding 7 | Kaart structuurvisie kernen en bedrijventerreinen (bron: Structuurvisie kernen en bedrijventerrein, Gemeente Reimerswaal)

Woonvisie gemeente Reimerswaal (2020)

De woonvisie vormt een uitnodiging voor inwoners en woonpartners om concrete projecten te realiseren. Daarnaast vormt de woonvisie een afwegingskader voor nieuwe woningbouwplannen. De gemeente Reimerswaal geeft in de woonvisie de doelstellingen weer die ingaan op de ontwikkeling van alle kernen en de functie van wonen daarin. Concreet is per kern aangegeven welke woningvraagstukken van belang zijn.

Tot 2030 zal er in Kruiningen een toename zijn van 180 tot 200 huishoudens, vooral de gezinnen en oudere huishoudens zullen toenemen. Net als in de overige kernen vormen de gezinnen nog steeds de grootste groep huishoudens en dit blijft de komende jaren zo.

In Kruiningen neemt tot 2030 het aantal huishoudens naar verwachting toe met 180 tot 200. Het zwaartepunt van de groei ligt in het tijdvak tot 2025, waarna de groei zal afzwakken. De grootste groep huishoudens in Kruiningen wordt gevormd door gezinnen en zal in 2030 licht zijn gegroeid. Daarnaast neemt het aandeel oudere huishoudensgroepen toe, met in veel gevallen een specifieke woonvraag.

Op basis van de huishoudensontwikkeling is in de periode 2019 tot 2030 behoefte aan het toevoegen van enkele tientallen woningen aan de bestaande woningvoorraad. Hoewel de huishoudensontwikkeling groei laat zien voorziet de huidige voorraad en de woningbouwplannen al in de woningbehoefte.

Er is behoefte aan nieuwbouw van grotere gezinswoningen. Toevoeging van appartementen is niet nodig: de behoefte blijft gelijk en is daarmee kleiner dan het bestaande aanbod. Om te kunnen voorzien in de woonbehoefte van het aandeel oudere huishoudens is inzetten op levensloopbestendige woningen van belang, zoals dat ook in de andere kernen geldt. Ook in de vrije huursector is onder ouderen vraag naar deze woningen. In de particuliere koopsector is tot 2025 vooral vraag naar vrijstaande, twee-onder-een-kap- en rijwoningen in het middel dure segment.

Beleidsregel Nieuwbouw in het landelijk gebied van de gemeente Reimerswaal (2022)

Op 28 juni 2022 heeft de gemeenteraad de Beleidsregel Nieuwbouw in het landelijk gebied van de gemeente Reimerswaal vastgesteld.

Het belangrijkste uitgangspunt van deze regeling is om verdere verstening (en verrommeling) van het buitengebied tegen te gaan en anderzijds draagt dit bij aan het uitgangspunt voor vitale woonkernen. Door de woonfunctie zo veel als mogelijk te concentreren in de kernen kan de bereikbaarheid van voorzieningen en sociale structuren nu en in de toekomst beter worden behouden dan wanneer burgerwoningen over een groot gebied zijn ‘uitgesmeerd'. Met het beleid wordt gestreefd naar een kwalitatieve en kwantitatieve sturing op woningbouwplanning, voortvloeiende uit de Woonvisie en de Regionale woningmarktafspraken.

In de beleidsregel is vastgelegd welke grondgebieden tot bestaand stedelijk gebied van de gemeente Reimerswaal behoren. Op onderstaande afbeelding van de kern Kruiningen is te zien dat het plangebied aan de Zandweg ook binnen bestaand stedelijk gebied valt. In de Structuurvisie buitengebied is vastgelegd dat er geen nieuwe woningen worden gebouwd in het buitengebied. Met de vaststelling van de Beleidsregel nieuwbouw in het landelijk gebied van de gemeente Reimerswaal is bepaald dat de Zandweg bij het bestaand stedelijk gebied behoort en dus niet meer onder het buitengebied valt. De Structuurvisie buitengebied vormt daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0008.png"

Afbeelding 8 | Bestaand stedelijk gebied Kruiningen (bron: Beleidsregel nieuwbouw in het landelijk gebied van de gemeente Reimerswaal)

De gewenste ontwikkeling past op basis van het bovenstaande binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal
Omdat archeologie in de eerste plaats een gemeentelijke verantwoordelijkheid is, heeft de gemeente Reimerswaal eigen archeologiebeleid opgesteld voor het gehele grondgebied, inclusief de waterbodems (22-11-2011). Dit archeologiebeleid bestaat uit een deel A: Beleidsnota archeologie en een Deel B: Toelichting beleidskaart. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A). In 2016 heeft een evaluatie van het archeologiebeleid van de OAS gemeenten (initiatief van zes Zeeuwse gemeenten waartoe Reimerswaal behoort) plaatsgevonden. Hieruit zijn geen aanpassingen aan het beleid voortgekomen.

Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd Categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd Categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. Binnen gebieden met een categorie 1 waardering mag in principe geen verstoring (niet in oppervlakte en niet in diepte) plaatsvinden zonder dat eerst advies is ingewonnen en goedkeuring en een Monumentenvergunning verkregen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De gehanteerde categorieën zijn:

  • Categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning nodig;
  • Categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
  • Categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
  • Categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 250 m2 wordt verstoord;
  • Categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 500 m2 wordt verstoord;
  • Categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht;
  • Categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;
  • Categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.

Het plangebied valt op basis van Maatregelenkaart 1 van het gemeentelijk archeologiebeleid binnen categorie 4. Dit betekent een hoge verwachting. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht zodra een bouwplan betrekking heeft op een te verstoren oppervlak van 250 m² en waarbij bouwwerken dieper dan 40 cm worden geplaatst. Voor die delen van het plangebied waarvoor in het archeologiebeleid van de gemeente Reimerswaal een Categorie 4 aanwezig is, is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.

Toetsing plan aan archeologiebeleid

Het bestaande maaiveld van perceel 1050 ligt op -0,32 m N.A.P, de peilhoogte voor de nieuwbouw is voorzien op +0,30 m N.A.P. Het peil komt dus op het hoogste punt 0,62 m boven het maaiveld. Gerekend met een zandbed van 0,1 m wordt maximaal 0,27 m onder het maaiveld ontgraven. Er zullen dus geen grondroeringen plaatsvinden op meer dan 0,4 meter onder het bestaande maaiveld.

Het bestaande maaiveld van perceel 1325 ligt op -0,60 m N.A.P, de peilhoogte voor de nieuwbouw is voorzien op +0,30 m N.A.P. Het peil komt dus op het hoogste punt 0,92 m boven het maaiveld. Gerekend met een zandbed van 0,1 m wordt niet onder het maaiveld ontgraven. Er zullen dus geen grondroeringen plaatsvinden op meer dan 0,4 meter onder het bestaande maaiveld.

Ten behoeve van het aanleggen van de watercompensatie zal er over een oppervlakte van 172m2 op een diepte van meer dan 0,4 meter ontgraven worden.

Heiwerkzaamheden

Ten behoeve van de realisatie van de 3 woningen worden in totaal maximaal 100 heipalen gebruikt. De heipalen hebben een oppervlakte van 22x22 cm. De 100 heipalen hebben een gezamenlijk oppervlak van 4,9 m2.

Kabels en leidingen

Theoretisch beginnen de kabels en leidingen op de erfgrens 40 cm onder het maaiveld, maar komen richting de woning steeds hoger te liggen. De kabels en leidingen zullen oplopen naar de woningen, kabels en leidingen komen namelijk nooit dieper dan de onderkant van de funderingskist de woning binnen.

De afstand vanaf de perceelsgrens tot de voorgevels van de 2 woningen op de adressen Zandweg 2(n.t.b) bedraagt 31 m en voor de woning op het adres Zandweg 6B bedraagt de afstand 14 m. De sleuf voor de riolering en sleuf voor water en elektra hebben beide een breedte van 30 centimeter. De sleuven hebben dus een gezamenlijke breedte van 60cm over een totale afstand van 76 meter. Het totale oppervlakte van de sleuven bedraagt 76 x 0,6 = 45,6 m2.

Met het te roeren oppervlakte voor watercompensatie (172 m2), heiwerkzaamheden (4,9m2) en kabels en leidingen (45,6 m2) komt het totaal te verstoren oppervlak op 222,5 m2. Hiermee blijft het totaal van de te verstoren gronden onder de 250 m2.

Conclusie

Uit bovenstaande wordt duidelijk dat de bodem met iets meer dan 60 cm zal worden opgehoogd. Dit ophogen zal gebeuren in een laag gelijkmatig over het hele plangebied. Hierdoor wordt rekening gehouden met artikel 6.3.2 lid h uit dit bestemmingsplan.

Door de ophoging zullen alleen de graafwerkzaamheden ten behoeve van de watercompensatie, het aanleggen van kabels en leidingen en de heiwerkzaamheden de bodem dieper verstoren dan 40 cm beneden het huidige/oorspronkelijke maaiveld. De oppervlakte van de verstoring dieper dan 40 cm beneden het huidige maaiveld blijft daarmee beperkt tot om en nabij de 222,5 m2, het aanleveren van aanvullende archeologische gegevens is daarom niet noodzakelijk.

Ondanks dat de vrijstellingsgrenzen vanuit het archeologie beleid niet worden overschreden en het aanleveren van aanvullende archeologische gegevens daarmee niet noodzakelijk is, blijft de mogelijkheid bestaan dat bij de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen. Hiervoor geldt op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet een meldingsplicht. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De dubbelbestemming blijft gehandhaafd. Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt nader getoetst aan de dubbelbestemming.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Ten westen van perceel 1050 is het restaurant en hotel Inter Scaldes gelegen, het hoofdgebouw is aangewezen als MIP-object. Ten oosten van perceel 1050 is een cultuurhistorisch waardevolle boerderij gelegen. Gelet op de reeds aanwezige beplanting langs beide perceelsgrenzen, zijn er geen zichtlijnen vanaf of via perceel 1050 naar de cultuurhistorisch waardevolle elementen. Met de realisatie van de woningen ontstaat er dus geen extra belemmering op dit punt.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Om te beoordelen of de afstanden tussen de milieubelastende activiteit en de milieugevoelige functies acceptabel is, kan worden aangesloten bij de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. Ten westen van perceel 1050 is een restaurant en hotel gesitueerd. Ten noordwesten van perceel 1050 is een uienverwerkend bedrijf gesitueerd. Het bestaande trafostation dat een transformatorvermogen van minder dan 10 MVA heeft, ten zuidwesten van perceel 1325 wordt verplaatst naar de zuidoosthoek van perceel 1324. Ten oosten van perceel 1325 is een bedrijfsverzamelgebouw tot en met categorie 2 en een tankstation met LPG vulpunt met een doorvoer van <1000m3/jaar gesitueerd. Ten zuiden van het plangebied is een bedrijf voor rioleringstechniek, een kerk en een meubelbedrijf gesitueerd. Op basis van de aanwezigheid van meerdere bedrijven en milieubelastende activiteiten kan gesteld worden dat er sprake is van gemengd gebied zoals is omschreven in de VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’.

In de onderstaande opsomming zijn de bedrijven en milieubelastende activiteiten die in de nabijheid van het plangebied zijn gelegen benoemd.

  • Voor een restaurant, hotel en meubelwinkel gelden binnen gemengd gebied geen richtafstanden.
  • Voor een trafostation met een transformatorvermogen van minder dan 10 MVA geldt een richtafstand van 10 meter binnen gemengd gebied, het maatgevend aspect hiervoor is geluid. Met een afstand van 10 meter tot het bouwvlak wordt er voldaan aan de richtafstand.
  • Voor een bedrijf in rioleringstechniek geldt een richtafstand van 30 meter binnen gemengd gebied, het maatgevend aspect hiervoor is geluid. RUD opmerking weergeven. Met een afstand van 90 meter tot het bouwvlak wordt er voldaan aan de richtafstand.
  • Voor een kerk geldt een richtafstand van 10 meter binnen gemengd gebied, het maatgevend aspect hiervoor is geluid. Met een afstand van 12 meter tot perceel 1325 wordt er voldaan aan de richtafstand.
  • Voor een uienverwerkend bedrijf geldt een richtafstand van 30 meter binnen gemengd gebied, het maatgevend aspect hiervoor is geluid. Met een afstand van 150 meter tot het plangebied wordt er voldaan aan de richtafstand.
  • Voor een tankstation met met LPG vulpunt < 1000 m3/jr geldt een richtafstand van 30 meter binnen gemengd gebied, het maatgevend aspect hiervoor is gevaar. Met een afstand van 130 meter tot perceel 1325 wordt er voldaan aan de richtafstand.
  • Voor een helikopterhaven geldt een richtafstand van 300 meter binnen gemengd gebied, het maatgevend aspect hiervoor is geluid. Met een afstand van 75 meter tot het plangebied wordt niet voldaan aan de richtafstand. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van de helikopterhaven ten opzichte van het plangebied. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 4.6.

Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt op basis van het bovenstaande geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Perceel 1050

In februari 2023 is door Wematech Bodem Adviseurs b.v. een vooronderzoek en een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5725 en NEN 5740 uitgevoerd (Bijlage 1). Bij de uitgevoerde grondboringen zijn op basis van zintuiglijke beoordeling ter plaatse van de boringen 01, 06, 07 en 17 sporen baksteen aangetroffen in de bovengrond (tot maximaal 50 cm-mv). Ter plaatse van boring 04 zijn in het traject van 50-110 cm-mv sporen baksteen aangetroffen. Voor het overige zijn geen relevante bijzonderheden en/of afwijkingen aangetroffen.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd:

Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond ter plaatse van de zuidzijde van het perceel (MM01) voldoet aan de klasse wonen. De overige bovengrond en ondergrond (MM02, MM03 en MM04) voldoen indicatief aan de klasse achtergrondwaarde. Voor een formeel oordeel van de toepassingsmogelijkheden van de vrijkomende grond (hergebruik) dient voldaan te worden aan hetgeen wat beschreven staat in de Regeling en het Besluit bodemkwaliteit (aanwezigheid bodemfunctiekaart en/of AP04 onderzoek inclusief PFAS). Vooralsnog dienen voor de overtollige grond, afkomstig van de onderzoekslocatie, de eisen van het binnen de gemeente van toepassing zijnde beleid in acht genomen te worden.

Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat bij ongewijzigd gebruik binnen de huidige functieklasse en het voorgenomen gebruik van de locatie geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering de voorgenomen bouwplannen ter plaatse te realiseren.

Perceel 1324 en 1325 (voorheen 1257)

In 2014 is door SMA een eindsituatie bodemonderzoek verricht ter plaatse van de locatie Zandweg 4A te Kruiningen . Het onderzoek werd uitgevoerd in verband met het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten en de voorgenomen sloop van de loods. Het voornemen was om vervolgens ter plaatse een extra woning te realiseren (huidige Zandweg 4C). Ter plaatse van onderhavige onderzoekslocatie waren de boringen 18, 20 en 24 gesitueerd. Twee van deze boringen maakten deel uit van mengmonster MM01 van de bovengrond. Deze was licht verontreinigd met heptachloorepoxide. De ondergrond was niet verontreinigd. Ter plaatse van de onderzochte (voormalige) bodembedreigende activiteiten werden ten hoogste lichte verontreinigingen aangetroffen in de grond. Gesteld werd dat de resultaten geen belemmering vormden voor de voorgenomen nieuwbouw.

In februari 2023 heeft Wematech Bodem Adviseurs b.v. een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2). Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond niet verontreinigd is en voldoet aan de klasse achtergrondwaarde.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Inrichtingen

Op circa 100 meter van het plangebied (perceel 1325) is een LPG vulpunt en reservoir aanwezig. De grootste risicoafstand (PR) is 45 meter. De beoogde ontwikkeling valt buiten deze risicoafstand. Het plangebied valt binnen het invloedsgebied (150 meter) voor toetsing van het groepsrisico.

De VRZ heeft aangegeven dat vanwege het feit dat er een goede vluchtroute is en het perceel aan de rand van het invloedsgebied ligt, geen berekening van het groepsrisico nodig is. Met betrekking tot risico’s en scenario’s is de circulaire ‘Effectafstanden voor LPG-tankstations’ van toepassing. Van belang hierbij is dat woningen worden aangemerkt als kwetsbaar object. De circulaire ‘Effectafstanden voor LPG-tankstations’ schrijft voor om voor kwetsbare objecten rekening te houden met een effectafstand van 60 meter vanaf het vulpunt. Dit is gebaseerd op het meest relevante scenario bij een LPGtankstation, namelijk een slangbreuk gevolgd door een fakkelbrand. Het plangebied bevindt zich op meer dan 60 meter afstand van het vulpunt. De effectafstand van het meest relevante scenario reikt daarmee niet tot het plangebied.

Het maximale invloedsgebied is gebaseerd op het worst-case scenario. Dit scenario is een warme BLEVE. Een warme BLEVE is het explosief vrijkomen van LPG als gevolg van het aanstralen van een tankwagen door een externe brand. Hierbij geldt een afstand van 160 meter waarbinnen personen binnenshuis nog kunnen komen te overlijden. Kenmerk van dit scenario is dat er enige tijd zit tussen het ontstaan van de brand en het zich voordoen van een warme BLEVE. In Nederland worden veelal tankwagens gebruikt met een hittewerende coating waardoor de tijd tussen het ontstaan van een brand en het zich voordoen van de explosie 60 tot 70 minuten bedraagt. Dit geeft een ruime vluchttijd. Daar komt bij dat het door de relatief korte afstand tussen het perceel gelegen tussen Zandweg 4A en 6A en het tankstation aannemelijk is dat een dergelijke brand snel opgemerkt wordt door de bewoners.

Gelet op het voorgaande zijn voor het risicorelevante scenario (de fakkelbrand) geen maatregelen noodzakelijk. Echter, hoewel de circulaire ‘Effectafstanden voor LPG-tankstations’ voorschrijft om voor woningen met name rekening te houden met een fakkelbrand, adviseert de VRZ toch ook een beheersmaatregel voor het scenario van een warme BLEVE. Dit betreft het realiseren van een vluchtroute waarover bewoners in geval van een dreigende BLEVE bij het tankstation van het station vandaan kunnen vluchten. Bij een dreigende BLEVE dienen de bewoners de woning te verlaten aan de zijde die het verst van het tankstation af is gelegen en van het tankstation vandaan weg te vluchten tot op een afstand van minimaal 350 meter.

Transportroutes (Bevt)

Ten noordoosten van het plangebied is op een afstand van ca. 400 meter de A58 gelegen. Voor het betreffende tracé geldt een plasbrandaandachtsgebied (PAG) dat tot maximaal 30 meter reikt vanaf de buitenste rijlijn. Het plangebied is daarmee niet gelegen binnen het PAG. Het plangebied ligt verder buiten de 10-6 contour, maar binnen het invloedsgebied (1500 meter) van de A58. Hierdoor is op basis van artikel 7 van het Bevt een beperkte verantwoording van het groepsrisico van toepassing.

Ten zuiden van het plangebied op een afstand van ca. 2,1 km meter is de vaarverbinding Westerschelde gelegen. Over de vaarverbinding Westerschelde vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6 contour valt binnen de begrenzing van de vaarweg. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van de vaarweg Westerschelde. Het plangebied ligt op een afstand van 1,2 km van de spoorweg en valt daarmee binnen het invloedsgebied (1500 meter). Het plangebied ligt op een afstand van 750 meter van het Kanaal door Zuid-Beveland en is daarmee gelegen binnen het invloedsgebied (1070 meter). Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is benodigd. In de beperkte verantwoording van het groepsrisico dient ingegaan te worden op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.

Buisleidingen (Bevb)

Op een afstand van circa 730 meter van het plangebied ligt een buisleiding van Dow Benelux B.V. en een gasleiding van de Gasunie (A535). Het plangebied ligt echter niet binnen de 10-6 contour of het invloedsgebied van deze leidingen. De risicocontour voor het plaatsgebonden risico (PR-10-6) van de buisleiding van Dow bedraagt 16 meter vanaf de leiding. De beoogde bebouwing is op meer dan 16 meter vanaf deze leiding gelegen. De beoogde bebouwing valt tevens buiten het invloedsgebied van de Dow-leiding (PR10-8 is 85 meter) waardoor deze geen rol speelt

Volgens de risicokaart heeft de gasleiding ter hoogte van het plangebied een effectafstand (1% letaliteit) van 270 meter. Binnen dit invloedsgebied zijn de aanwezige personen van belang voor het groepsrisico. Het invloedsgebied van de gasleiding ligt niet binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0009.png"

Afbeelding 9 | Uitsnede risicobronkaart (bron: Atlas Leefomgeving)

Beperkte verantwoording van het groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar per km transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute in één keer dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval met het vervoer van gevaarlijke stoffen op die transportroute. Het GR is niet genormeerd. Hiervoor geldt enkel een oriëntatiewaarde waarbinnen een afweging gemaakt moet worden over de aanvaardbaarheid van de risico's. Het GR wordt enkel bepaald voor het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het GR.

Het groepsrisico dient berekend te worden voor de realisatie van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afstand van 200 meter van een route die is aangewezen in het Bevt. De dichtstbijzijnde route die is aangewezen in het Bevt ligt op een afstand van 400 meter van het plangebied. Een uitgebreide verantwoording is daarom niet noodzakelijk. Een (beperkte) verantwoordingsplicht voor de hoogte van het groepsrisico is wel aan de orde indien een (plan)gebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Bij een 'beperkte verantwoording' wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaardheid.

Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

De omvang van mogelijke incidenten kan beter beheersbaar worden gemaakt voor hulpverleningsdiensten door maatregelen te treffen met betrekking tot bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten en in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. Uit deze handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is.

De mate van zelfredzaamheid van een persoon hangt af van zijn eigen fysieke en psychische mogelijkheden en daarnaast van de omgeving. Een goede ontsluiting, beperking van hoogbouw, de ligging van kwetsbare objecten ten opzichte van de bron en aanvullende maatregelen aan gebouwen kan eraan bijdragen dat de effecten van de ramp beperkt blijven.

Het plangebied is te bereiken via de Zandweg en sluit via de Zanddijk ten westen en de Hoofdstraat ten oosten van het plangebied aan op de Oude Rijksweg (N289). Het plangebied is op die manier, in gevallen van een ramp, via meerdere kanten te bereiken. Op het voorterrein is waterberging gelegen die kan fungeren als bluswatervoorziening. Verder zijn er voldoende vluchtmogelijkheden binnen het plangebied en omgeving om het gebied te verlaten.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

De ontwikkeling die in dit plan wordt mogelijk gemaakt, betreft de bouw van drie woningen. Dit betreffen geluidsgevoelige objecten. De planontwikkelingen liggen voor wat betreft wegverkeerslawaai binnen de geluidzone van de Zandweg, Schapenweg en de A58. De planlocatie ligt formeel niet binnen de geluidzone van de N289 en de Zanddijk, echter wordt vanwege de ligging van de N289 ten opzichte van de planlocatie en de A58 en de relatief hoge verkeersintensiteit op deze weg, de N289 eveneens meegenomen. De Zanddijk ligt weliswaar net zo ver van de planlocatie af als de N289, maar kent een veel lagere verkeersintensiteit. Deze weg is daarom buiten beschouwing gelaten.

Naast de ligging van het plangebied binnen de geluidszones van bovengenoemde wegen, is tegenover het plangebied een helikopterhaven gesitueerd. Voor de helikopterhaven geldt een richtafstand van 300 meter met als maatgevend aspect geluid. Er kan niet worden voldaan aan de richtafstand, daarom is de geluidsbelasting ten opzicht van de helikopterhaven ook meegenomen in het akoestisch onderzoek.

Op 16 maart 2023 heeft Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 3), hieronder zijn de resultaten beschreven.

N289

De geluidbelasting vanwege de N289 bedraagt bij perceel 1050 ten hoogste 44 dB en bij perceel 1325 ten hoogste 43 dB op de gevels van de nieuwbouw. De voorkeursgrenswaarde wordt nergens overschreden, er is geen nader onderzoek nodig.

Zandweg

De geluidbelasting vanwege de Zandweg bedraagt bij perceel 1050 ten hoogste 43 dB en bij perceel 1325 ten hoogste 45 dB op de gevels van de nieuwbouw. De voorkeursgrenswaarde wordt nergens overschreden, er is geen nader onderzoek nodig.

A58

De geluidbelasting vanwege de A58 op perceel 1050 bedraagt 36 – 51 dB op de gevels van de westelijke woning en 38– 51 dB bij de oostelijke woning. De geluidbelasting vanwege de A58 op perceel 1325 bedraagt 40 – 50 dB op de gevels van de woning.

Uit de rekenresultaten kan worden opgemaakt dat bij de nieuwbouwwoningen niet overal voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh. De overschrijding bedraagt 1 – 3 dB en vindt bij perceel 1050 alleen op de achtergevelzijde plaats en bij perceel 1325 op zowel de achtergevelzijde als de linker zijgevel. Er is in onderhavige situatie dus bij beide planlocaties sprake van relevante blootstelling aan geluid van de A58.

Omdat bron- en overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn bij de nieuwbouw voor het bereiken van de voorkeursgrenswaarde, zijn maatregelen bij de nieuwbouwwoningen zelf (de ontvangers) vereist in combinatie met een aanvraag voor een hogere waarde vanwege de A58 om het akoestisch woon- en leefklimaat bij de woningen aanvaardbaar te houden.

Om te kunnen bepalen welke maatregelen genomen moeten worden, is het noodzakelijk de geluidwering van de gevels te berekenen en deze te toetsen aan het Bouwbesluit. De minimumeis voor de karakteristieke geluidwering van nieuwe woningen is op grond van het Bouwbesluit 20 dB. Daarnaast is in het Bouwbesluit bepaald dat de karakteristieke geluidwering van de gevel niet kleiner mag zijn dan het verschil tussen de vastgestelde hogere waarde en 33 dB in een verblijfsgebied en 35 dB in een verblijfsruimte.

Voor het waarborgen van een goed akoestisch woon- en leefklimaat wordt echter geadviseerd om voor de geluidwering van de woningen uit te gaan van de gecumuleerde geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai.

Aangezien in voorliggende situatie de minimumeis van 20 dB uit het Bouwbesluit voor de karakteristieke geluidwering van de uitwendige gevelconstructie bij alle drie de nieuwbouwwoningen voldoende is voor het waarborgen van een goed akoestisch woon- en leefklimaat in de woningen, wordt een aanvullend bouwakoestisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Helikopterhaven

In onderstaande figuur zijn de 56 dB(A) geluidscontouren en de 10-6 plaatsgebonden risicocontouren aangegeven, zoals die in 2014 voor het helikopterplatform bij Inter Scaldes zijn berekend. Deze contouren zijn nog indicatief, omdat deze nog niet zijn verankerd in een besluit en nog enigszins kunnen veranderen (bijvoorbeeld als gevolg van wijzigingen in de wettelijk voorgeschreven rekenmethoden of aanpassingen in het aantal helikopters dat van het platform gebruik maakt).

Uit onderstaande afbeelding blijkt dat de voor de toetsing relevante 56 dB(A) contouren en de 10-6 -risicocontouren zich alleen aan de zuidzijde van de Zandweg bevinden.

Aangezien beide planlocaties in onderhavige situatie ten noorden van de Zandweg zijn gelegen, kan worden geconcludeerd dat de nieuwbouwwoningen daarmee (ruimschoots) buiten de 56 dB(A) contour van de helikopterhaven zijn gelegen. Voor de nieuwbouw in voorliggende situatie is er dus vanwege de helikopterhaven geen belemmering voor de realisatie van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0010.png"

Afbeelding 10 | Geluids- en plaatsgebonden risicocontouren (bron: Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing )

Gelet op bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

Aan de noordwestzijde van beide percelen loopt een waterleiding, bestemd voor industriewater. Gelet op de ligging aan de uiterste achterzijde van het perceel en de afstand tot de woningen, vormt de waterleiding geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wel dient bij werkzaamheden aan de achterzijde van de percelen rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de waterleiding.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de toename aan NO2 en PM10 inzichtelijk gemaakt aan de hand van de NIBM tool. In paragraaf 4.11 Verkeer en parkeren is de verkeersgeneratie van het project inzichtelijk gemaakt. Deze wordt afgerond op gemiddeld 25 motorvoertuigen per etmaal. De NIBM tool laat zien dat deze verkeerstoename niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0011.png"

Afbeelding 11 | NiBM-tool (bron: Infomil)

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Het plangebied is gelegen op circa 1,8 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe', op een afstand van circa 2,3 kilometer tot het Natura 2000-gebied 'Yerseke en Kapelse moer' en op een afstand van circa 3,1 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Oosterschelde'. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.


Voor dit plan is de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (Bijlage 4). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Soortenbescherming

Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Er zijn geen sloopactiviteiten voorzien en er worden geen bomen of struiken gekapt. De woningen worden gebouwd op een locatie die momenteel in gebruik is als grasveld, het kan zijn dat daardoor beschermde soorten worden gestoord. Een quickscan Wet natuurbescherming is benodigd. Door Antea Group is in maart 2023 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 5). In de quickscan zijn de effecten van de planologische ontwikkeling op de dieren en planten binnen het plangebied in beeld gebracht.


Teunisbloempijlstaart

Op circa 1,5 kilometer afstand is een enkele waarneming bekend van de teunisbloempijlstaart. Binnen perceel 1324 (voorheen 1257) is langs de waterkant (oosten) harig wilgenroosje aangetroffen. Het harig wilgenroosje is een waardplant voor de teunisbloempijlstaart. De aanwezigheid van de teunisbloempijlstaart binnen het plangebied kan daarom niet worden uitgesloten.

De teunisbloempijlstaart is beschermd onder de Habitatrichtlijn (artikel 3.5). Als gevolg van het planvoornemen kunnen de groeiplaatsen van de waardplanten verloren gaan en daarmee ook de voortplantingsplaatsen van de teunisbloempijlstaart. Dit is in overtreding van de Wnb. Om de aanwezigheid van de soort vast te stellen dan wel uit te sluiten is nader onderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek bestaat uit twee bezoeken in de periode juni tot september.

Vogels
Binnen het plangebied is geen bebouwing aanwezig. Direct grenzend aan de percelen is bebouwing aanwezig. De daken van deze bebouwing zijn bedekt met dakpannen. Dergelijke bebouwing is geschikt voor gebouwbroedende soorten, zoals de huismus en gierzwaluw. De bosschages, bomen en groenblijvende haag direct grenzend aan de percelen dienen mogelijk als rust- en/of schuilplaats voor onder andere de huismus.

De bebouwing in de directe omgeving van het plangebied is geschikt voor de huismus en gierzwaluw. Tijdens het terreinbezoek zijn huismussen waargenomen ter hoogte van de woningen aan de Zandweg 2 en de Zandweg 4A. De struiken en (groenblijvende) bosschages zijn mogelijk onderdeel van de functionele leefomgeving van de huismus. Met het huidige planvoornemen gaan geen nestplaatsen, bomen en/of bosschages verloren. Wel kan er indirecte verstoring aan de nestplaatsen en de (groenblijvende) struiken optreden door het planvoornemen, waardoor potentiële nestlocaties tijdelijk minder bruikbaar zijn. Door buiten het broedseizoen te werken kan directe verstoring aan nestplaatsen van de huismus en gierzwaluw worden voorkomen. Indien het niet mogelijk is om buiten het broedseizoen te werken is nader onderzoek vereist. Na afronding van de werkzaamheden zijn de nestplaatsen weer vrij toegankelijk.

Mocht het onverhoopt toch nodig zijn om werkzaamheden binnen het broedseizoen uit te voeren, zal het plangebied voorafgaand aan de werkzaamheden door een ecoloog onderzocht worden op de aanwezigheid van rust- en/of schuilplaatsen van de huismus en gierzwaluw.

Nader onderzoek

Naar aanleiding van de quickscan Wet natuurbescherming heeft Antea Group een nader onderzoek uitgevoerd naar de huismus, gierzwaluw en teunisbloempijlstaart.

Gierzwaluw

Er zijn geen individuen van gierzwaluwen waargenomen in het plangebied. Op ca. 400 meter van het plangebied, in de dorpskern, zijn meerdere waarnemingen van gierzwaluwen. Daardoor is aannemelijk dat binnen het plangebied geen essentieel leefgebied aanwezig is voor deze soort waardoor er geen vervolgstappen noodzakelijk zijn.

Huismus

Er zijn geen individuen van huismussen binnen het plangebied waargenomen. Op ca. 400 meter van het plangebied, in de dorpskern, zijn huismussen waargenomen. Daardoor is aannemelijk dat binnen het plangebied geen essentieel leefgebied aanwezig is voor deze soort waardoor er geen vervolgstappen noodzakelijk zijn.

Teunisbloempijlstaart

Er waren geen waardplanten voor de teunisbloempijlstaart aanwezig op perceel 1. Op perceel 2 waren harig wilgenroosje en basterdwederik aanwezig. Er zijn geen rupsen waargenomen tijdens het onderzoek. Voortplanting van de teunisbloempijlstaart in het plangebied is uitgesloten. Effecten van het voornemen op de teunisbloempijlstaart zijn uitgesloten. Er zijn geen vervolgstappen noodzakelijk.

4.10 Niet gesprongen explosieven

In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen. 

Op de kaart van de provincie Zeeland is het gebied niet aangewezen als aandachtsgebied voor niet gesprongen explosieven. Dit vormt daarom ook geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

4.11 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren
Op basis van de 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' is het aantal parkeerplaatsen berekend. De normen zijn gebaseerd op de gemiddelde parkeerkencijfers van het CROW. Hierbij zijn de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom' gehanteerd. De woningen vallen binnen de categorie vrijstaand koophuis. Hiervoor wordt een gemiddelde parkeerbehoefte van 2,3 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. Dit betekent dat er per woning afgerond 3 parkeerplaatsen benodigd zijn. In het totale plangebied dienen er 9 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. De parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden aangelegd, gelet op de grootte van de percelen vorm dit aspect geen belemmering.

Verkeersgeneratie en ontsluiting

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is eveneens uitgegaan van de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. Er wordt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 per woning gehanteerd. De totale verkeersgeneratie voor het plangebied komt daarmee afgerond op 25 voertuigbewegingen per etmaal.

Alle drie de percelen beschikken over een ontsluiting op de Zandweg. De kleine toename aan verkeersbewegingen is goed af te wikkelen over de Zandweg.

4.12 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied lig niet in en niet in de nabijheid van een waterkering.
 
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0012.png"

Door de ontwikkeling zal meer verhard dakoppervlak en meer dichte bodemverharding worden gerealiseerd. In de huidige situatie zijn de percelen onverhard en onbebouwd. In de nieuwe situatie zal er 830 m2 aan dakoppervlak en 1.310 m2 aan bodemverharding aanwezig zijn.
 
In totaal wordt er 2.140 m² aan verhard oppervlakte toegevoegd. Derhalve zal 2.140 x 0,075 = 160,5 m³ aan wateropvang gerealiseerd moeten worden. Dit is geborgd in de planregels. De compensatie met betrekking tot het perceel kadastraal bekend gemeente Kruiningen, sectie N, nummer 1050 vindt geheel plaats op genoemd perceel zelf. De compensatie met betrekking tot het perceel kadastraal bekend gemeente Kruiningen, sectie N, nummer 1325 (gedeeltelijk) vindt plaats aan de zuidzijde van het perceel kadastraal bekend gemeente Kruiningen, sectie O, nummer 2185, door het verbreden van de aangrenzende watergang gelegen op het perceel kadastraal bekend gemeente Kruiningen, sectie O, nummer 16.
 afbeelding "i_NL.IMRO.0703.KnBPZandweg2ntb-va01_0013.png"
 
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Voor de 2 woningen op het perceel 1050 zal voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater een drukrioolgemaal nodig zijn. Beide woningen kunnen op 1 drukrioolgemaal aangesloten worden. Voor de geplande woning op het perceel 1325 is het misschien mogelijk om deze op het 'vrij verval riool' aan te sluiten. Dit moet dan te zijner tijd worden onderzocht. Als blijkt dat dat niet kan, moet er ook hier een drukrioolgemaal worden gerealiseerd.

Het hemelwater van de twee woningen op perceel 1050 zal geloosd worden op de bestaande watergang grenzend aan de Zandweg. Het hemelwater van perceel 1325 zal geloosd worden op de bestaande watergang aan de oostzijde van het perceel.
 
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.  
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. Er wordt eventuele grondwateroverlast voorkomen door het realiseren van de waterberging.
 
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
De grondwaterkwaliteit zal als gevolg van de ontwikkeling niet verslechteren. Er worden duurzame, niet uitloogbare materialen toegepast.
 
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
Er zijn geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten.
 
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de volksgezondheid.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Er zal geen bodemdaling optreden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.
 
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Met de gewenste ontwikkeling worden waardevolle wateren en natte natuur niet aangetast.
 
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Rekening wordt gehouden met de regels van de Keur voor wat betreft de ruimte en bereikbaarheid voor onderhoudsstroken van de waterlopen rondom het plangebied.
 
Anderer belangen waterbeheer  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
Het waterschap is waterbeheerder. In het ontwerp is rekening gehouden met obstakelvrije en goed toegankelijke onderhoudsstroken voor al het oppervlaktewater.
 
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).  
Niet van toepassing, de Zandweg valt onder beheer van de gemeente Reimerswaal.




 

4.13 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan worden 3 vrijstaande woningen gerealiseerd. Het project wordt, gezien de aard en omvang, niet aangemerkt als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Evenmin zijn er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten (zie paragraaf 4.2 t/m 4.13).

Het opstellen van een vormvrije m.e.r. beoordeling is gelet op uitblijven van nadelige gevolgen voor het milieu niet doelmatig.

4.14 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Planuitwerking

Voor dit bestemmingsplan zijn alle regels van de regelset 'kernen Reimerswaal', voor zover van toepassing, rechtstreeks overgenomen.

5.2 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting. Ten aanzien van de verbeelding en regels wordt voldaan aan de SVBP 2012.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Perceel 1050

De bestaande bestemming 'Wonen' op perceel 1050 blijft gehandhaafd, het maximum aantal wooneenheden voor het bouwvlak op perceel 1050 wijzigt naar 2 wooneenheden. De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag respectievelijk maximaal 4 meter en 10 meter bedragen. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 804 m2. De dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 2' en 'Leiding - Water' worden gehandhaafd, evenals de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar 7'.

Perceel 1324

De bestemming op perceel 1324 wijzigt naar 'Wonen' zonder bouwvlak en 'Tuin'. De dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 2' en 'Leiding - Water' worden gehandhaafd, evenals de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar 7'.

Perceel 1325

De bestemming op perceel 1325 wijzigt naar 'Wonen', het maximum aantal wooneenheden voor het bouwvlak wijzigt naar 1 wooneenheid. De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag respectievelijk maximaal 6 meter en 10 meter bedragen. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 247,5 m2. De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' wordt gehandhaafd, evenals de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar 7'.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Enkelbestemming Tuin

De bestemming 'Tuin' is opgenomen, daar waar direct grenzend aan de openbare ruimte geen bebouwing gewenst is. De gronden voor de voorgevelrooilijn en de achterste 25 meter van het perceel beschikken over de bestemming 'Tuin'.

Enkelbestemming Wonen

Binnen de bestemming 'Wonen' is de omvang en hoogte van het hoofdgebouw als ook voor aan- en uitbouwen geregeld. Daarnaast is ook het maximum oppervlak aan aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak geregeld. Ook het maximum aantal wooneenheden is geregeld en is het type woning vastgelegd met een bouwaanduiding 'vrijstaand'. De regels van de bestemming wonen bieden naast ruimte voor woondoeleinden ook ruimte (onder voorwaarden) voor het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Dubbelbestemming Leiding - Water

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een drinkwater(transport-) dan wel industriewaterleiding.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel 
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld in geval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat een parkeerregeling wat regelt dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn, waarbij voldaan wordt aan de Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - radar ' opgenomen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

In dit geval is er sprake van een 'aangewezen' bouwplan. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten waarin onder andere is vastgelegd dat de plankosten en eventuele planschade voor rekening komt van de initiatiefnemer.

Ten behoeve van de planontwikkeling van de woning op perceel 1325 is het noodzakelijk om het bestaande transformatorhuisje te verplaatsen. Er zijn afspraken gemaakt met de netbeheerder DNWG over de kosten en grondruil ten behoeve van de verplaatsing van het transformatorhuisje. De ontwikkelaar zal zorg dragen voor de kosten van de verplaatsing van het transformatorhuisje. De waardevermeerdering van de gronden door de voorgenomen planontwikkeling zal zorgen voor voldoende financiële middelen voor de verplaatsing van het transformatorhuisje. De financiële uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. Het voorontwerpbestemmingsplan is in dit kader toegezonden aan:

  • 1. Veiligheidsregio Zeeland;
  • 2. Provincie Zeeland;
  • 3. Waterschap Scheldestromen.

De van deze overlegpartners ontvangen reacties op het voorontwerpbestemmingsplan zijn hieronder weergegeven en voorzien van een reactie.

Veiligheidsregio Zeeland (7 augustus 2023)

Overlegreactie
Veiligheidsregio Zeeland brengt in de overlegreactie de volgende punten naar voren:

Uit de beoordeling blijkt dat het hierbij gaat om een beperkte ontwikkeling van 3 woningen. Deze ontwikkeling voegt niet meer dan 10 personen toe aan de omgeving. Er is daarmee geen sprake van een toename van het groepsrisico. Gelet hierop ziet de Veiligheidsregio Zeeland geen noodzaak om in het kader van externe veiligheid op dit plan te adviseren.

Gemeentelijke reactie
De gemeente neemt de overlegreactie ter kennisgeving aan.

Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.

Provincie Zeeland (2 augustus 2023)

Overlegreactie
De provincie maakt in haar overlegreactie de volgende opmerkingen:

  • 1. Wat betreft natuur onderschrijft de provincie de conclusies uit de ecologische quickscan v.w.b. nader onderzoek. De provincie verzoekt het nader onderzoek voor vaststelling van het bestemmingsplan af te ronden en de resultaten voor de vaststelling ter goedkeuring aan de provincie voor te leggen.
  • 2. Wat betreft archeologie is er de volgende opmerkingen. Het bestaande maaiveld van perceel 1050 ligt op -0,32 m N.A.P, de peilhoogte voor de nieuwbouw is voorzien op +0,30 m N.A.P. Het peil komt dus op het hoogste punt 0,62 m boven het maaiveld. Gerekend met een zandbed van 0,1 m wordt maximaal 0,27 m onder het maaiveld ontgraven. Er zullen dus geen grondroeringen plaatsvinden op meer dan 0,4 meter onder het bestaande maaiveld. Het is de provincie niet duidelijk vanuit de stukken hoe deze ophoging is voorzien. Er wordt namelijk in de regels duidelijk het volgende voorgeschreven t.a.v. ophoging: Dit mag niet tenzij het ophogen van gronden tot 2 meter betreffen, indien dit ophogen laagsgewijs gebeurt in lagen van ten hoogste 1 meter die het volledig op te hogen terrein betreffen. Ook is ons niet duidelijk hoe de watercompensatie en de dammen in dit plan bedoeld zijn en hoe dit binnen deze grenzen blijft.
  • 3. Op perceel 1257 vinden grondroeringen plaats van dieper dan 40 cm over een oppervlak van 200 m2. Hiermee blijft het totaal te verstoren oppervlak onder de 250m2 en is daardoor geen archeologisch onderzoek benodigd. Op de tekening staat 200m2 als maatvoering voor het huis, maar een tweede blok bebouwing staat achter dit huis. Er mist een verbeelding met duidelijke maatvoering om te controleren of de bewering klopt.

Gemeentelijke reactie

  • 1. De resultaten van het nader onderzoek zijn verwerkt en bijgevoegd in het ontwerpbestemmingsplan.
  • 2. De ophoging van de gronden blijft ruimschoots onder 2 meter. Ook zal er niet worden opgehoogd met lagen van meer dan 1 meter. Ten behoeve van het aanleggen van de watercompensatie zal er op 172 m2 gronden geroerd worden dieper dan 40 cm.
  • 3. Op perceel 1257 vinden geen grondroeringen plaats van dieper van 40 cm beneden het huidige maaiveld. Evenals bij perceel 1050 worden de gronden opgehoogd, waardoor er geen sprake is van grondroeringen op dieper dan 40 cm. In het voorontwerpbestemmingsplan was ten onrechte vermeld dat er sprake was van grondroeringen dieper dan 40 cm ter plaatse van perceel 1257.

Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is paragraaf 4.2 Archeologie en cultuurhistorie aangepast.

Waterschap Scheldestromen (26 juli 2023)

Overlegreactie

Het Waterschap maakt in haar overlegreactie de volgende opmerkingen:

  • Op het perceel 1050 zijn 2 woningen voorzien met elk hun eigen dam in de noordelijke bermsloot van de Zandweg. Verzoek om de uitritten te combineren naar 1 dam voor beide woningen met een max. buislengte van 19.20m (8 st betonbuizen) en een diameter van 500mm. De benodigde watercompensatie zal op dit perceel plaatsvinden. Waterschap is wel benieuwd hoe en waar. Het onderhoud aan de bermsloot van de Zandweg kan plaatsvinden vanaf de Zandweg, dus mag er geplant worden tot 1.00m en gebouwd tot 5.00m uit de insteek. Aan de achterzijde is eenzijdig onderhoud mogelijk echter moet dan wel een akkoordverklaring van de buurman worden overlegd. Bij geen akkoord moet op het perceel een strook van 5.00m1 worden vrijgehouden die ook bereikbaar is vanaf de Zandweg voor de onderhoudsmachines.
  • De watercompensatie voor perceel 1257 wordt gerealiseerd in de waterloop langs perceel 2185. Voor de berekening van de compensatie geldt in dit gebied het zomerpeil van NAP-2.05m en het T100 peil van NAP-1.23m. Idem overigens voor KNG00N 1050. Ook voor dit perceel gelden de bovenstaande plant- en bouwafstanden t.o.v. de waterlopen langs de Zandweg en achterzijde van het perceel, mits ook een akkoordverklaring van de buurman. Langs de oostzijde van het perceel dient een strook van 5.00m te worden vrijgehouden t.b.v. het onderhoud aan de waterloop. De trafo op de toegangsdam wordt volgens de waterparagraaf in de Toelichting verplaatst. Echter wordt door het waterschap geen ontheffingen meer verleend voor trafo`s op een buisduiker in de sloot. Dus of de huidige situatie handhaven of de trafo elders plaatsen ipv op de sloot.

Gemeentelijke reactie
De gemeente neemt kennis van de beoordeling van het waterschap. Naar aanleiding van overleg tussen initiatiefnemer en het Waterschap over de watervergunning is het ontwerp aangepast. De uitrit is gecombineerd naar 1 dam voor beide woningen. De watercompensatie voor perceel 1050 wordt gerealiseerd door de bestaande sloot grenzend aan de Zandweg te vergroten. De watervergunning is inmiddels verleend. Het trafostation is in de bestaande gesitueerd op een buisduiker in de sloot, in de toekomstige situatie zal de buisduiker ten noorden van de sloot gesitueerd worden en zal niet gesitueerd zijn op een buisduiker in de sloot. Er is dus geen sprake van een trafostation dat op de sloot gesitueerd zal zijn.

Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is afbeelding 5 in paragraaf 2.2 in de toelichting van het bestemmingsplan aangepast.

Inspraak

Conform de Wet ruimtelijke ordening is het niet verplicht om een inspraakprocedure te volgen. De gemeente is vrij om toch inspraak te verlenen. Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Reimerswaal heeft het voorontwerpbestemmingsplan gedurende vier weken vanaf donderdag 27 juli 2023 tot en met woensdag 23 augustus 2023 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen inspraakreacties binnengekomen.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 14 december 2023 tot en met 24 januari 2024 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft iedereen bij de gemeenteraad schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar kunnen maken. Tijdens de ter inzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend. Tevens is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners.

Het ontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan:

  • 1. Veiligheidsregio Zeeland;
  • 2. Provincie Zeeland;
  • 3. Waterschap Scheldestromen.

De van deze overlegpartners ontvangen reacties op het ontwerpbestemmingsplan zijn hieronder weergegeven en voorzien van een reactie.

Veiligheidsregio Zeeland (14 december 2023)

Overlegreactie

Gelet op de beperkte ontwikkeling is advies in het kader van externe veiligheid niet noodzakelijk.

Gemeentelijke reactie
De gemeente neemt de overlegreactie ter kennisgeving aan.

Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.

Provincie Zeeland (4 januari 2024)

Overlegreactie

De woningen worden op een zandbed gebouwd, waardoor er niet dieper dan 40cm –mv gegraven hoeft te worden. Als daarmee ook geen diepere kabels en leidingen en geen heiwerkzaamheden nodig zijn dan zijn wij hiermee akkoord. Als dit wel het geval is vragen wij ons af of de gezamenlijke verstoring (met het aan te leggen water) niet boven de 250 m2 uit komt.

Gemeentelijke reactie
Met het te roeren oppervlakte voor watercompensatie (172 m2), heiwerkzaamheden (4,9m2) en kabels en leidingen (45,6 m2) komt het totaal te verstoren oppervlak op 222,5 m2. Hiermee blijft het totaal van de te verstoren gronden onder de 250 m2.

Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is paragraaf 4.2 Archeologie en cultuurhistorie aangepast.

Waterschap Scheldestromen (18 december 2023)

Overlegreactie

Voor het berekenen van de waterberging  telt enkel het verharde oppervlak wat direct afvoert naar het oppervlaktewater mee voor de compensatieberekening. Een inrit en terras waarvan het regenwater oppervlakkig via de tuin afvoert hoeft niet te worden gecompenseerd.

Watercompensatie in de bermsloot langs de Zandweg moet worden gerekend met een bergende schijf van 0.47m1, omdat de bodem van de bermsloot hoger ligt dan het gehanteerde zomerpeil van NAP-2.05m. Compensatie in de waterloop op perceel O16 kan worden gerekend met een bergende schijf van 0.82m1.

Voor de aanleg van waterberging in het bestaande oppervlaktewater is een watervergunning nodig.

Gemeentelijke reactie
De watercompensatie die wordt toegepast is groter dan het vereiste vanuit het Waterschap Scheldestromen. Er wordt voldaan aan de minimale eisen. De gemeente neem de overlegreactie ter kennisgeving aan.

Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.