Plan: | Grote Bedrijventerreinen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01 |
Voor bedrijventerreinen geldt dat de milieuaspecten in een bestemmingsplan een grote rol spelen. Dit heeft onder andere te maken met de noodzaak om afstand te houden tussen de bedrijven als milieubelastende bron en milieugevoelige functies in de omgeving (milieuzonering). Ook andere aspecten hebben invloed op de milieusituatie op en rond bedrijventerreinen.
Elk milieuaspect wordt in een separate paragraaf behandeld. Per milieuaspect wordt ingegaan op:
Het milieuhoofdstuk is op een dusdanige manier opgesteld dat het tevens dient als planMER. In de paragrafen 5.1.2 en 5.1.3 wordt ingegaan op de planmer-plicht en aanpak van het planMER.
De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in:
Met de afkorting MER wordt het milieueffectrapport bedoeld; mer is de afkorting van milieueffectrapportage (instrument en procedure).
Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of project. Daarom is:
Het plangebied voor voorliggend bestemmingsplan biedt plaats aan relatief zware bedrijvigheid. Een deel van de bedrijven die de gemeente toelaat in dit bestemmingsplan kan mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn in het kader van het milieuspoor (omgevingsvergunningenprocedure voor milieu). Dit bestemmingsplan vormt daarmee het kader voor deze mogelijk mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Dit betekent dat voor het bestemmingsplan een planMER moet worden opgesteld.
De verplichting om voor dit bestemmingsplan een planMER op te stellen betekent het volgende:
PlanMER geïntegreerd in het milieuhoofdstuk
De vorm van een planMER is vrij en niet aan regels gebonden. In een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein (in dit geval meerdere bedrijventerreinen) wordt altijd al veel aandacht besteed aan verschillende milieuaspecten. Dezelfde milieuaspecten dienen tevens te worden behandeld in het planMER. Om deze reden is ervoor gekozen om het milieuhoofdstuk in dit bestemmingsplan op een dusdanige manier vorm te geven dat het tevens als planMER fungeert. Hiermee wordt ook bereikt dat de milieu-informatie op één plek in het bestemmingsplan aanwezig is, in plaats van in verschillende hoofdstukken.
In dit milieuhoofdstuk zijn de resultaten van het milieuonderzoek systematisch beschreven (passend bij de mer-methodiek). Derhalve is in de sectorale milieuparagrafen zoveel mogelijk (met uitzondering van enkele paragrafen) bij het onderzoek onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie en de milieueffecten van de plansituatie. De paragrafen worden afgesloten met een conclusie.
Referentiesituatie
De milieueffecten van de beoogde ontwikkelingen zullen worden vergeleken met de referentiesituatie. De referentiesituatie betreft de huidige situatie plus de autonome ontwikkelingen.
Autonome ontwikkelingen
Dit betreft toekomstige zekere ontwikkelingen binnen en buiten het plangebied. Hieronder valt ook de reeds bestemde (en met een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor bouwen bevestigde) ruimte die met grote zekerheid op korte termijn ingevuld wordt. Activiteiten waarover nog geen (ontwerp)besluit is genomen horen in principe niet tot de autonome ontwikkeling. Uitzondering hierop kunnen activiteiten zijn in het studiegebied, waarvan de kans groot is dat deze in de nabije toekomst gerealiseerd worden.
Plansituatie
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat het een bestemmingsplan betreft voor verschillende bestaande bedrijventerreinen die grotendeels zijn uitontwikkeld. In de vigerende bestemmingsplannen hebben de bedrijventerreinen ook grotendeels reeds een bedrijfsbestemming. Op ruimtelijk vlak wordt dan ook gesproken over een consoliderend bestemmingsplan.
Dat wil echter niet zeggen dat er vanuit de mer-optiek geen ontwikkelingen mogelijk zijn ten opzichte van de referentiesituatie.
De milieuonderzoeken in het planMER richten zich op het beoordelen van de ontwikkelingen die voor de vier bedrijventerreinen worden beoogd. Hiertoe behoren ook het veranderen/vervangen van bestaande bedrijven en bedrijfsactiviteiten. De milieueffecten van het bestemmingsplan zijn beschreven voor zover dat in dit stadium op bestemmingsplanniveau mogelijk is.
Met de genoemde ontwikkelingen wordt in het planMER op de volgende wijze omgegaan.
Opvullen lege kavels/uitbreiding bedrijventerreinen
In dit planMER is voor de verkeersgeneratie van de beoogde planontwikkelingen ervan uitgegaan dat de bestaande bebouwing in het gehele plangebied wordt gehandhaafd en dat nieuwbouw gerealiseerd zal worden op de onbebouwde percelen. Verwezen wordt naar de paragraaf verkeer.
Bedrijfswisselingen en milieuzonering
Voor de bedrijventerreinen Nishoek, De Poort en Olzendepolder geldt dat in het bestemmingsplan is gewerkt met een milieuzonering met daaraan gekoppeld een algemene toelaatbaarheid voor bepaalde categorieën bedrijven. De aanwezige bedrijven passen binnen de aangegeven milieuzonering. Binnen de toegestane milieuzonering kunnen zich bedrijfswisselingen voordoen. Voor bedrijventerrein Korringaweg is geen milieuzonering opgenomen, vanwege de specifieke signatuur van de schaal- en schelpdierverwerkende industrie (zie ook paragraaf 5.2.1). De milieueffecten van de bedrijfwisselingen worden in het planMER op basis van de milieuzonering beschreven.
Mogelijke vestiging/wijziging/uitbreiding van de planmer-plichtige bedrijven
De milieueffecten van de mogelijke vestiging danwel wijziging of uitbreiding van planmer-plichtige bedrijven (bedrijven die in het milieuspoor mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn) worden op hoofdlijnen op bestemmingsplanniveau in beeld gebracht, voor zover dat in dit stadium van de planvorming mogelijk is. Het is niet bekend of dergelijke bedrijven zich gaan vestigen, hoeveel bedrijven dit betreffen en wat de aard van de bedrijvigheid is. Tevens is logischerwijs nog niet bekend hoe de bedrijfsvoering van de activiteit zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing, maatregelen om milieubelasting op de omgeving zo veel mogelijk tegen te gaan door bijvoorbeeld filters, geluidsisolatie, locatie vervoersbewegingen et cetera). Tevens worden, indien relevant, mogelijke maatregelen op hoofdlijnen aangestipt.
In de huidige situatie is slechts een gering aantal planmer-plichtige bedrijven aanwezig. Dit betreft enkele scheepsbouwbedrijven, een metaalhandel, verschillende bedrijven gericht op vervaardiging/reparatie van machines indien hierbij sprake is van het proefdraaien van motoren en een bedrijf gericht op het vervaardigen van rubberproducten.
Voor de toekomst wordt hierin geen structureel andere situatie verwacht.
Globale beschrijving milieueffecten
Het is niet bekend of planmer-plichtige bedrijven zich gaan vestigen of uitbreiden. Tevens is niet bekend hoeveel bedrijven dit betreft, wat de aard van de bedrijvigheid is en op welke locatie dit gebeurt. Tevens is logischerwijs nog niet bekend hoe de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing en bedrijfsactiviteiten). Dit betekent dat milieueffecten van individuele (mogelijk planmer-plichtige) bedrijven slechts zeer globaal beschreven kunnen worden. |