Plan: | LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0703.BTDP-va02 |
Aanleiding
Op bedrijventerrein De Poort bij Rilland zijn twee tankstations aanwezig: het Shell-tankstation op het bedrijfsperceel Valckenisseweg 5 en De Meeuw op het bedrijfsperceel De Poort 24.
Het Shell-tankstation is een bestaand brandstofverkooppunt met lpg-verkoop. In de 3e herziening van De Poort heeft het bedrijf de mogelijkheid gekregen om lpg te gaan verkopen. In de 4e herziening De Poort (vastgesteld 2008) is abusievelijk opgenomen dat Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan. Hiermee is voor het perceel Valckenisseweg 5 de toelaatbaarheid van lpg-verkoop vervallen. Voor dit perceel geldt weliswaar dat op de plankaart een subbestemming 'benzineservicestation met lpg' en een nadere aanwijzing 'opstelplaats/lpg vulpunt' is opgenomen, maar formeel is door de 4e herziening het in gebruik hebben van een bevi-inrichting niet langer toegestaan.
Daarmee zijn de juridisch-planologische mogelijkheden om op bedrijventerrein De Poort een lpg-installatie te exploiteren – onbedoeld – uitgesloten.
De vestigingslocatie van tankstation De Meeuw is op het bedrijventerrein De Poort verplaatst. Op de oorspronkelijke locatie was planologisch een brandstofverkooppunt met lpg toegestaan en werd ook daadwerkelijk lpg verkocht. Op het huidige perceel van De Meeuw is destijds een brandstofverkooppunt zonder lpg gerealiseerd.
Planologisch bevatte het bestemmingsplan destijds, net zoals bij het tankstation Valckenisseweg 5, geen bijzondere beperkingen ten aanzien van de verkoop van lpg.
In het kader van de milieuregelgeving is destijds door De Meeuw gekozen voor een relatief eenvoudige meldingsprocedure in het kader van de toenmalige Wet Milieubeheer voor de verplaatsing van het bedrijf. Deze procedure kon alleen maar worden toegepast voor tankstations zonder lpg. De aanvraag milieuvergunning voor verkoop van lpg zou in later stadium wanneer het tankstation weer in bedrijf zou zijn, zonder planologische belemmeringen verleend kunnen worden via het milieuspoor. Zoals echter voorgaand is beschreven is ook voor deze locatie is ingevolge de 4e herziening niet langer lpg-verkoop toegestaan.
Overeenkomstig de oorspronkelijke, daarna onbedoelde gewijzigde, planologische mogelijkheden wenst De Meeuw nu alsnog over te gaan tot verkoop van lpg. Voor beide stations is aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Doel van het bestemmingsplan: regelen van lpg-verkoop
Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is het bevestigen van lpg-verkoop op de oorspronkelijke en bestaande bedrijfspercelen voor tankstations. Dit bestemmingsplan voorziet dan ook in de reparatie van een omissie die voor beide tankstations ingevolge de 4e herziening in het plan was opgenomen.
Verhouding met nieuw bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen
Voor de vier grote en grootschalige bedrijventerreinen van de gemeente Reimerswaal (De Poort, Nishoek, Olzendepolder en Korringaweg) wordt momenteel een nieuw bestemmingsplan voorbereid. Dit gebeurt in het kader van de actualiseringsoperatie van bestemmingsplannen. In verband met procedurele overwegingen is ervoor gekozen de regeling voor de twee tankstations afzonderlijk aan te passen.
In dit bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit, worden bestemmingen gelegd die aansluiten op de bestemmingen voor vergelijkbare bedrijfspercelen in het plangebied van de grote bedrijventerreinen. Vandaar dat de bestemmingsregeling en de toelichting grote overeenkomsten vertonen met dat bestemmingsplan. Dat verklaart ook de omvang van diverse passages, die groter is dan in eerste instantie is te verwachten. Voorbeelden hiervan zijn het beleidskader in hoofdstuk 2 en de visie op het plangebied (paragraaf 4.2). Een uitzondering hierop vormt de plan-mer. Dat aspect houdt specifiek verband met een bedrijventerrein en niet met bedrijfspercelen en regeling van lpg-verkoop. Kortheidshalve wordt verwezen naar het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen.
Met de consistente opzet van de toelichting wordt voldaan aan het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen. Tevens is het dan ook verantwoord om op enig moment het voorliggende bestemmingsplan in te voegen in het bestemmingsplan Grootschalige bedrijventerreinen.
Bedrijventerrein De Poort is direct aan de zuidzijde van de A58 ter hoogte van afslag Rilland (nr. 31) gelegen.
Het bedrijfsperceel van het Shell tankstation ligt aan de zuidwestzijde van het bedrijventerrein De Poort, aan de Valckenisseweg. Deze doorgaande weg verbindt de kern Rilland met de A58. Het bedrijfsperceel van De Meeuw maakt deel uit van bedrijventerrein De Poort en ligt op de meest westelijk gelegen kavel van het bedrijventerrein, ontsloten via De Poort.
Figuur 1.1. Ligging plangebieden (bron: maps.google.nl)
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan De Poort (inclusief de herzieningen). Momenteel geldt voor het bedrijventerrein De Poort het volgende bestemmingsplan met herzieningen.
De Poort | vastgesteld | goedgekeurd |
Bedrijventerrein De Poort | 27-10-1992 | 18-05-1993 |
Bedrijventerrein De Poort 1H | 30-09-1997 | 17-02-1998 |
Bedrijventerrein De Poort 2H | 27-03-2001 | 06-11-2001 |
Bedrijventerrein De Poort 3H | 25-10-2005 | 09-05-2006 |
Bedrijventerrein De Poort 4H | 22-04-2008 | 15-07-2008 |
De opzet van de toelichting van het plan is als volgt.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Analyse
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte gaat het Rijk voor verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen uit van de bundelingsstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruikgemaakt van de ruimte die in het bestaand bebouwd gebied aanwezig is en wordt ruimte geboden aan de gemeente om te bouwen voor de eigen bevolkingsgroei. Het beleid richt zich verder op de ontwikkeling van voldoende geschikte vestigingsmogelijkheden voor bedrijven en voorzieningen in iedere regio.
Toetsing en conclusie
De actualisering van het bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit past binnen het algemene beleidskader. De Structuurvisie biedt ruime perspectieven voor de actualisering van het bestemmingsplan en het handhaven van ontwikkelingsruimte. De visie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
AMvB Ruimte en de SER-ladder
AMvB Ruimte
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen, onder andere ten aanzien van de vestiging van bedrijven en de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen.
SER-ladder
Belangrijk uitgangspunt van de AMvB Ruimte is de toepassing van de zogenaamde SER-ladder. Het gaat om de voorkeursvolgorde van het (her)ontwikkelingen van bedrijventerreinen zoals die door de Sociaal Economische Raad (SER) wordt gehanteerd.
Via de SER-ladder stimuleert het Rijk de herstructurering van oude bedrijventerreinen om de aanleg van nieuwe terreinen te verminderen. Hierbij speelt het bevorderen van een zorgvuldig(er) ruimtegebruik een belangrijke rol. Daarbij worden drie sporen gevolgd.
Toetsing
De actualisering van het bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit geeft invulling aan het landelijk beleidskader.
Conclusie
De opzet van het nieuwe bestemmingsplan sluit aan op de AMvB Ruimte en de SER-ladder.
Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In het Barro zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot de bestemming van primaire waterkeringen en de beschermingszones. Deze regels zijn in overeenstemming met het Barro zo nodig in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt. Voor het overige zijn in het Barro geen regels geformuleerd die van belang zijn voor het bestemmingsplan.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.
De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:
Toetsing
Het voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard. Voor Reimerswaal is het thema 'Bloeien op Land en in Zee' van belang. Kernwoorden daarbij zijn:
Ten aanzien van bedrijventerreinen gelden de volgende beleidsuitgangspunten.
Doelstelling en inzet provincie
Voor de steden en regio's is het kunnen aanbieden van voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen van groot belang. De provincie Zeeland bevordert optimale afstemming van vraag en aanbod van bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande terreinen, zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid. Hiervoor wordt de duurzaamheidsladder gehanteerd.
Regionale samenwerking
Omdat de bedrijventerreinenmarkt regionaal georiënteerd is, werken gemeenten in regionaal verband samen en stemmen zij hun bedrijventerreinbeleid af in bedrijventerreinprogramma's. Omwille van een zorgvuldige planning verlangt de Provincie een consequente toepassing van de duurzaamheidsladder.
Concentratie en bundeling van bedrijven
Het is zowel ruimtelijk als economisch van belang dat bedrijvigheid geconcentreerd en gebundeld wordt ontwikkeld. Bedrijvigheid wordt daarom zoveel mogelijk geclusterd op bedrijventerreinen, met de nadruk op ontwikkeling van de grootschalige terreinen (80% van de toename van het areaal per regio vindt hier plaats).
Om infra-investeringen optimaal te kunnen benutten en overlast te voorkomen moet worden aangesloten bij het kwaliteitsnetwerk goederenvervoer.
Kwaliteitsimpuls voor bedrijventerreinen
Om de kwaliteit van bedrijventerreinen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij wensen en kansen uit de markt is aandacht voor beheer, bereikbaarheid, marktconforme grondprijzen en de aanpak van verouderde terreinen nodig. De provincie dringt er bij gemeenten op aan om duurzaam beheer en onderhoud bij nieuwe terreinen te borgen en ondersteunt herstructurering en transformatie van verouderde terreinen.
Overige: Haventerreinen en industrie
Voor de Zeeuwse economie zijn haventerreinen en industrie belangrijk. De provincie zet in op duurzame toekomstbestendige ontwikkelingen door onder andere:
Provinciale Ruimtelijke verordening Zeeland (2012)(PRVZ)
Van belang is dat sprake is van een actualisering en reparatie. Er wordt geen nieuw bedrijventerreinareaal aangelegd. De volgende regels uit de verordening zijn relevant.
Artikel 2.1 Algemene regels duurzame verstedelijking
Essentie van deze bepaling is dat bij een voorgenomen stedelijke ontwikkeling steeds sprake moet zijn van een aantoonbare regionale behoefte en dat er een voorkeursvolgorde geldt: eerst ruimte binnen bestaand bebouwd gebied en bestaande infrastructuur benutten en pas als dat niet mogelijk is, voorzien in de behoefte op locaties die met verschillende middelen van vervoer zijn of worden ontsloten.
Dit bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit voorziet reeds in bedrijvigheid, die nu wordt gecontinueerd. Het plan heeft betrekking op actualisering van de geldende regeling in het kader van de Wro en een reparatie van een omissie die in de 4e herziening van het bestemmingsplan De Poort is ontstaan. De bedrijven in beide plandelen voorzien in een actuele behoefte. Ook de voorgenomen uitbreiding van het assortiment van het bedrijf aan De Poort 24 voorziet in een behoefte. Er is daarbij geen sprake van de uitbreiding van het stedelijk gebied. Voorts is geen sprake van onevenredige belemmeringen op omliggende percelen: het plangebied en het omliggende gebied is in hoofdzaak een agrarisch productielandschap en bedrijventerrein (zie ook Hoofdstuk 5 Milieu- en andere aspecten).
Artikel 2.2 Bedrijven en detailhandelsvoorzieningen
Eerste sublid
In het eerste lid van dit artikel wordt gesteld dat in een bestemmingsplan bedrijven uitsluitend worden toegelaten op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening daartoe zijn bestemd alsmede op bedrijventerreinen. Hiervan is bij deze actualisering en reparatie sprake. Het terrein De Poort is aangewezen als bedrijventerrein.
Een bedrijventerrein is binnen de verordening een terrein van ten minste 1 ha dat bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie en opgenomen in het Integraal Bedrijventerrein Inventarisatiesysteem.
Zesde sublid
In het zesde lid van artikel 2.2 wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe grootschalige, zelfstandige kantoren uitsluitend toegelaten worden in of direct aansluitend aan de binnenstad van Goes, Middelburg, Vlissingen en Terneuzen.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen kantoren aanwezig. Nieuwe kantoren worden niet mogelijk gemaakt.
Achtste sublid
Nieuwe detailhandelsvoorzieningen, daaronder begrepen de uitbreiding van bestaande detailhandelsvoorzieningen, worden primair toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden. In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin nieuwe detailhandelsvoorzieningen, met inbegrip van de uitbreiding van bestaande voorzieningen, worden toegelaten, wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het plan bijdraagt aan het beleidsdoel van bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Dit is niet van toepassing op detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen.
In de verordening wordt verstaan onder:
Bijlage 2
De hoofdregel bij detailhandel is bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Op deze hoofdregel worden de onderstaande categorieën als uitzondering benoemd:
Categorie A
Categorie B
In een bestemmingsplan kunnen nieuwe detailhandelsvoorzieningen in doelgerichte, laagfrequente aankopen en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen, behoudens vestiging in bestaande kernwinkelgebieden, tevens worden toegelaten binnen de bestaande en als zodanig op kaart 2, behorende bij de PRVZ, aangegeven locaties zijnde:
Eerst indien in de toelichting bij een bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat binnen deze locaties geen ruimte beschikbaar is, kan de vestiging van detailhandelsvoorzieningen elders geconcentreerd worden toegelaten op een locatie die passend, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, is ontsloten of als zodanig wordt ontwikkeld.
De gemeente heeft op basis van de verordening een visie op Bedrijventerrein De Poort. Zie hiervoor 4.2.2.
Conclusie
De Verordening Ruimte provincie Zeeland is toegepast. Geconcludeerd wordt dat wordt voldaan aan de regels.
Bedrijventerreinprogramma
Het instrument van het bedrijventerreinprogramma wordt ingezet ter realisering van de volgende provinciale doelen en belangen:
Voor de beleidsdoelen en belangen inzake de bedrijventerreinontwikkeling wordt een duidelijke relatie gelegd met het Omgevingsplan. De Bevelanden beschikken reeds over een programma waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd (zie ook paragraaf 2.3).
Nadere regels bedrijventerreinontwikkeling
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd nadere regels omtrent de bedrijventerreinontwikkeling te stellen, bijvoorbeeld met het oog op de locatiekeuze. Daarbij kunnen onder meer eisen worden gesteld omtrent:
Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 (2010)
Op landelijk niveau is het Convenant Bedrijventerreinen 2010 - 2020 gesloten. Dit convenant is ondertekend door de provincies, de VNG en het Rijk. Het bevat richtinggevende afspraken over bedrijventerreinbeleid en geeft provincies de regierol op dit beleidsveld. In het convenant is tevens afgesproken dat provincies hun structuurvisie aanpassen aan deze nieuwe afspraken. Deze afspraken hebben geen wezenlijke wijzigingen van beleidsstandpunten voor Zeeland tot gevolg.
Herstructureringsprogramma Zeeland (2010)
De provinciale beleidsdoelen en belangen van het Omgevingsplan en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland zijn in dit programma gecontinueerd en maken voorts deel uit van de met het Rijk opgestelde Gebiedsagenda Zeeland. Het accent ligt op zuinig ruimtegebruik, duurzame inrichting en ruimtelijke kwaliteit. Dit is uitgewerkt in de subsidieregeling Impuls Herstructurering en Transformatie. In het herstructureringsprogramma zijn geen actiepunten ten aanzien van de grootschalige bedrijventerreinen in Reimerswaal opgenomen.
De Bevelanden werkt (2004)
De vijf gemeenten in de Bevelanden functioneren als regio en willen verdere invulling geven aan intergemeentelijke samenwerking. In dat kader is de regiovisie 'De Bevelanden' opgesteld (vastgesteld in 2004). De notitie 'De Bevelanden werkt' bevat uitwerkingen voor onder meer bedrijventerreinen. Volgens deze visie is de belangrijkste doelstelling bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen:
'het scheppen van voorwaarden en het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingspotenties in de regio, gericht op versterking van de werkgelegenheid en omzet'.
De beleidsuitgangspunten zijn verder uitgewerkt in het provinciaal beleid en in het Regionaal Bedrijventerreinprogramma (zie hierna).
Regionaal Bedrijventerreinprogramma (2010)
Het Regionale bedrijventerreinprogramma De Bevelanden is een programmering voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio De Bevelanden tot en met 2013 met een doorkijk naar 2020.
Doelstelling
De doelstellingen uit het provinciaal en regionaal beleid zijn doorvertaald in het Regionaal bedrijventerreinprogramma. De gemeenten voeren daarbij een actief grondbeleid, waarin kwaliteit en zuinig ruimtegebruik centraal staan. Bedrijven die zich willen vestigen op een bedrijventerrein in één van de Bevelandse gemeenten moeten passen binnen de signatuur van dat betreffende bedrijventerrein.
Aanleiding
In het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is het regionaal Bedrijventerreinprogramma geïntroduceerd als instrument om het beleid op het gebied van bedrijventerreinen vorm te geven. Aangegeven is dat deze aanpak gezien wordt als een groeimodel, waarbij de mate van afstemming zal groeien met de jaren.
Op basis van provinciaal beleid wordt geen medewerking verleend aan plannen voor nieuwe- en te herstructureren bedrijventerreinen die niet verankerd zijn in een regionaal bedrijventerreinprogramma. Uitgangspunt is dat binnen de planperiode de voorraad uitgeefbaar bedrijventerrein niet meer bedraagt dan vijfmaal de jaarlijkse behoefte.
Provinciale Staten hebben een aantal aspecten uit het bedrijventerreinbeleid vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV 2010). Het aspect van de locatieafweging bij nieuwe bedrijventerreinontwikkelingen is expliciet toegevoegd. De uitwerkingen zoals die in de PRV 2010 zijn opgenomen, zijn voorts in de partiële herziening van het Omgevingsplan integraal opgenomen.
Het bedrijventerreinprogramma dient als beleidsbasis voor de planologische procedures rond herstructurering en ontwikkeling. Hiermee wordt proceduretijd verkort. Voorwaarde is dat daarin een goede ruimtelijke onderbouwing voor ontwikkelingen is opgenomen. Hieronder wordt verstaan dat ten minste aandacht wordt besteed aan:
Bedrijventerreinprofielen
Er wordt in het beleid een onderscheid gemaakt in de volgende bedrijventerreinprofielen:
Bedrijventerrein De Poort is benoemd als grootschalig bedrijventerrein.
Inmiddels is sprake van nieuw provinciaal beleid. De vorengenoemde nuancering is daarbinnen niet meer opgenomen. Gesproken wordt van drie soorten bedrijventerreinen:
De inhoud van de hiervoor genoemde beleidsstukken is nog niet op deze nieuwe termen aangepast, verwacht wordt dat dit binnen de planperiode wel zal gebeuren. Om deze reden is in dit hoofdstuk van de toelichting vooralsnog vastgehouden aan de 'oude' termen ten aanzien van de ontwikkelprogramma's.
Grootschalige bedrijventerreinen
Op grootschalige bedrijventerreinen kunnen grootschalige bedrijfsactiviteiten plaatsvinden tot en met milieuhindercategorie 4. In Midden-Zeeland is gedurende de planperiode geen behoefte aan uitbreidingen van grootschalige bedrijventerreinen. De bedrijventerreinstrategie is voor De Bevelanden gericht op het verder ontwikkelen van een beperkt aantal grootschalige bedrijventerreinen. Ingezet wordt voor Reimerswaal op de volgende terreinen.
Strategie
De bedrijventerreinstrategie van de regiovisie 'De Bevelanden' is opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland en wordt in het Regionaal Bedrijventerreinprogramma uitgewerkt. Uitgangspunt van de samenwerking van De Bevelanden is het realiseren van een gesegmenteerd aanbod van bedrijventerreinen.
Concentratie van bedrijven met dezelfde signatuur is gewenst. Vertrekpunt voor de economische ontwikkeling is het voortbouwen op de gedifferentieerde economische structuur van de regio en het benutten van de kansen die deze structuur biedt.
Uitgangspunt is dat de bestaande, veelal kleinschalige terreinen waarop van oorsprong lokaal georiënteerde bedrijven zijn gevestigd, worden gehandhaafd. De toekomstige ruimtevraag wordt vooral opgevangen op een beperkt aantal grootschalige terreinen. Voorts wordt ingezet op het verder ontwikkelen, het (afrondend) uitbreiden, het herstructureren en revitaliseren van (delen van) verouderde terreinen. Onderzoek zal plaatsvinden naar de mogelijkheden voor de oprichting van een regionale ontwikkelingsmaatschappij die de uitvoering van het bedrijventerreinbeleid ter hand neemt (ontwikkeling, revitalisering en/of transformatie, vestigingsbeleid). Op voorhand is in Reimerswaal alleen Bedrijventerrein Molenpolder als kleinschalig bedrijventerrein aangewezen.
Duurzaamheid en herstructurering
Duurzaam ruimtegebruik
De Bevelandse gemeenten streven naar een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Instrumenten die gemeenten op kavelniveau actief zullen gebruiken zijn:
Door de gemeente Reimerswaal worden de volgende aanvullende uitgangspunten gehanteerd.
Duurzaam Bouwen
Vanaf 1 januari 2011 wordt binnen de Bevelanden gebruikgemaakt van de stimuleringsmaatregel 'Duurzaam Bouwen'. Deze maatregel houdt in dat vanuit de grondprijs, gelden worden gegenereerd die weer worden ingezet voor een duurzaamheidsubsidie. De Bevelanden hebben per bedrijventerrein een beheerstrategie geformuleerd. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt hoe in de regio omgegaan wordt met behoud van de kwaliteit op de bestaande terreinen.
Voor het grootschalige bedrijventerrein De Poort wordt een regulier onderhoudsstrategie voorgestaan.
Herstructurering
Herstructurering is in de Bevelanden een belangrijk thema. Vanaf 1 januari 2011 zal iedere Bevelandse gemeente eenzelfde percentage van de marktprijs uit de verkopen van bedrijfsgrond in een eigen gemeentelijk herstructureringsfonds storten. Daarnaast zullen de Bevelandse gemeenten vanaf heden uitgaan van het SER-ladder-principe. Dit houdt in dat voordat een gemeente een nieuw bedrijventerrein in de Bevelanden realiseert, eerst wordt gekeken of er op de bestaande bedrijventerreinen door herstructurering of duurzaamheidsmaatregelen nog ruimtewinst te behalen valt om uitbreiding of nieuwvestiging van bedrijven mogelijk te maken. Daarnaast zullen in contacten met bestaande bedrijven die interesse hebben in nieuwvestiging alternatieven op de huidige locatie besproken worden aan de hand van de volgende punten:
Grootschalige herstructurering van het bedrijventerrein De Poort is niet voorzien. Het SER-principe is toegepast bij de actualisering van de geldende regeling.
Structuurvisie - Kernen en bedrijventerreinen (2012)
Algemeen
Doelstelling van het beleid voor bedrijven is het verder versterken van de sterke lokale economische structuur, door het bieden van ruimte voor economische ontwikkeling van lokale bedrijvigheid. Randvoorwaarde is dat dit geen negatief effect heeft op het woonklimaat.
Doelstellingen
Doelstellingen zijn algemeen de volgende.
Plan van aanpak
Om de sterke lokale economische structuur verder te versterken richt het gemeentelijke beleid zich op:
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in regeling van lpg-verkoop voor bestaande bedrijfspercelen. Daarvoor gelden de volgende uitgangspunten.
In dit hoofdstuk komen de huidige situatie met betrekking tot de ruimtelijke en de functionele structuur aan de orde. Tevens wordt de visie op het gebied weergegeven.
Valckenisseweg 5
Het tankstation is gelegen langs de Valckenisseweg en wordt van deze weg gescheiden door een groenstrook. In deze groenstrook staan een reclamezuil, vlaggen en het vulpunt voor de bevoorrading van het tankstation. Het terrein is ruim van opzet, nagenoeg volledig verhard en bebouwd met een shop, een wasstraat en een luifel waaronder de pompzuilen zijn opgesteld. Het Shell-tankstation beschikt over lpg-verkoop. In de zuidoosthoek van het perceel is de ondergrondse opslagtank voor lpg gesitueerd.
De omgeving bestaat in hoofdzaak uit landelijk gebied. Ten noorden van de locatie staat de woning Valckenisseweg 1. Ten zuidwesten ligt de kern Rilland.
Figuur 3.1. Foto-impressie bestaande, alsook toekomstige situatie Van Gorssel (bron: Google-maps)
Figuur 3.2. Luchtfoto bestaande alsook toekomstige situatie Shell-tankstation (bron: maps.google.nl)
De Poort 24
Tankstation De Meeuw ligt aan de weg De Poort. Ook hier betreft het een ruim opgezet tankstation, met een shop, wasstraat en een luifel met daaronder de pompzuilen. Tussen het perceel en de Valckenisseweg ligt een brede groenstrook. In deze groenstrook staat een bovengrondse hoogspanningsleiding met ernaast een watergang.
De directe omgeving van het bedrijfsperceel bestaat naast bedrijventerrein ook uit wegen en agrarisch gebied.
Figuur 3.3. Bestaande situatie De Meeuw (bron: Google-maps)
Ten noorden van het perceel Valckenisseweg 5 staat de woning Valckenisseweg 1. Aan de westzijde van het perceel De Poort 24 is de woning Valckenisseweg 1a aanwezig.
De bedrijfspercelen Valckenisseweg 5 en De Poort 24 maken deel uit van bedrijventerrein De Poort. Bedrijventerrein De Poort betreft een groot bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein zijn momenteel met name transport-, groothandel- en distributiebedrijven gevestigd. Het bedrijventerrein heeft ook een belangrijke functie voor Rilland en Krabbendijke: diverse bedrijven op de Poort betreffen vestigingen vanuit Rilland, waaronder enkele bedrijfsverplaatsingen uit de kern.
Het bedrijventerrein ligt gunstig ten opzichte van de as Rotterdam-Antwerpen (zoomas) en van West-Brabant. Daarmee heeft het terrein een duidelijke potentie om verder uit te groeien ten behoeve van genoemde functies. Uitbreiding in zuidelijke richting (circa 11 ha) is in 2008 planologisch mogelijk gemaakt.
Het perceel Valckenisseweg 5 wordt direct ontsloten op de Valckenisseweg. Het perceel De Poort 24 wordt via de weg De Poort ontsloten op de Valckenisseweg. De Valckenisseweg verbindt De Poort met het regionale wegennet en de A58. Beide locaties zijn om deze reden voor autoverkeer goed ontsloten.
De ontsluiting door openbaar vervoer is matig. Dit is voor het brandstofverkooppunt niet relevant.
Grenzend aan de noordzijde van bedrijfsperceel De Poort 24 is een groenstrook gelegen waarin een bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding is aangelegd.
Ten zuidoosten de bedrijfspercelen Valckenisseweg 5 en De Poort 24 liggen op meer dan 500 m twee industriële leidingen. Het betreft een aardgasleiding (20 inch en 66 bar) van de Gasunie en een propyleenleiding (6 inch en 100 bar) van DOW.
Beide percelen grenzen aan het omliggende grootschalig agrarisch landschap. Er zijn geen natuurwaarden en natuurgebieden op of in de directe nabijheid van beide locaties aanwezig.
Rondom het bedrijventerrein De Poort is sprake van enige groene afscherming, die zorgt voor een landschappelijke inpassing. Het perceel Valckenisseweg 5 ligt afgezonderd van het bedrijventerrein 'vrij' in het agrarisch gebied. Er is hier geen sprake van enige landschappelijke inpassing.
Beide bedrijfspercelen liggen in het afvoergebied van het gemaal Spuikom Bath. Via een stelsel van primaire en secundaire waterlopen en bermsloten en kavelsloten wordt overtollig water door neerslag afgevoerd richting gemaal en uiteindelijk uitgelaten op de Westerschelde. Het polderpeil is voornamelijk afgestemd op de agrarische belangen. In de (directe) omgeving van het plangebied is geen bijzondere natuur aanwezig, op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een bufferzone.
Het gebied is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Er zijn geen problemen met het grondwater. Wel is van belang dat het gebied in een zoetwateraanvoergebied ligt. Er dient derhalve zorgvuldig met de kwaliteit van het oppervlaktewater te worden omgegaan. Er zijn geen primaire noch secundaire waterkeringen aanwezig die bescherming behoeven vanuit het Barro/Rarro of de verordening.
Valckenisseweg 5
De inrichting van het Shell-tankstation zal niet worden gewijzigd. Ter plaatse is een lpg-verkooppunt aanwezig. Dit heeft geen knelpunten op het gebied van de ruimtelijke of milieusituatie tot gevolg.
De Poort 24
Op het tankstation De Meeuw worden een lpg-verkooppunt aan het bestaande tankprogramma toegevoegd. Hiervoor worden op het perceel een vulpunt en tank en een afleverzuil gesitueerd.
Toevoeging van lpg-verkoop sluit aan op de oorspronkelijke opzet van het tankstation en de oorspronkelijke juridisch-planologische mogelijkheden, voor verplaatsing. In de praktijk heeft die situatie niet tot ruimtelijke of milieuknelpunten geleid. Bij het aanhouden van voldoende afstanden tot gevoelige functies, is dat in de beoogde nieuwe situatie ook niet te verwachten: er is sprake van een afzonderlijk, buiten de kern gesitueerd bedrijventerrein.
Op figuur 4.1 zijn de ligging van het vulpunt, de afleverzuil en de ondergrondse tank aangegeven. Daarbij zijn de volgende afstanden relevant voor het plaatsgebonden risico:
Tevens is de risicocontour voor het groepsrisico opgenomen (blauwe contour; 150 m). De lpg-installatie wordt uitgevoerd conform de geldende richtlijnen voor lpg-installaties.
Bij de plaatsing van de lpg-installatie zal tevens rekening worden gehouden met de aanwezige hoogspanningsleiding (150 kV). De afzonderlijke risicocontouren ten opzichte van de hoogspanningsleiding zijn als volgt:
De plaatsing van de lpg-installatie zal voldoen aan beide soorten risicocontouren.
Figuur 4.1. Indicatieve nieuwe situatie lpg-installatie De Poort 24
Lpg-verkoop
Voor bedrijventerrein De Poort geldt dat het in werking hebben van lpg-installaties onder voorwaarden (Bevi) ruimtelijk aanvaardbaar is.
Op basis van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat vestiging van tankstations en lpg-installaties op De Poort mogelijk en ook wenselijk is.
Overige aspecten
In deze paragraaf komen thema's aan bod die van belang zijn bij nieuwe bestemmingsregelingen voor bedrijventerreinen. Daarbij is nadrukkelijk gekeken welke onderdelen nodig zijn zodat het nieuwe bestemmingsplan voldoet aan actuele en te verwachten behoeften die op bedrijfspercelen aan de orde kunnen zijn. Achtereenvolgens wordt ingegaan op:
Provinciaal beleidskader
Bedrijventerreinen zijn gebieden die bestemd zijn voor de vestiging van bedrijven. Het mengen van functies kan onder voorwaarden voordelen opleveren voor de ruimtelijke kwaliteit van een gebied en de omgeving ervan. Wanneer de woonfunctie en voorzieningen gemengd worden met bedrijvigheid, dient de milieuhindercategorie hierop afgestemd te worden. Doorgaans is het aanvaardbaar om bedrijven met de milieuhindercategorie 1 en 2 te mengen met andere functies. De milieuhindercategorieën hebben betrekking op de afstanden die aangehouden moeten worden tot een 'rustige woonwijk'. Dit geeft het belang aan dat het gebied in een bestemmingsplan of structuurvisie aangeduid wordt als gemengd woon-werkgebied.
Het bedrijventerrein in dit plan is op basis van provinciaal en regionaal beleid (zie ook paragraaf 2.2) aangemerkt als regulier bedrijventerrein. Gemeentelijk als grootschalig terrein, gezien de omvang. Het is daarmee aangewezen voor bedrijven tot en met milieucategorie 4.2. Menging met woonfuncties is derhalve niet aan de orde.
Bestaande situatie
In de huidige bestemmingsregelingen is de bouw van één bedrijfswoning per bedrijf mogelijk, al dan niet via het afwijken bij omgevingsvergunning (voorheen vrijstelling/ontheffing).
Bedrijfswoningen zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt aan te merken als gevoelige objecten. In het kader van een goede ruimtelijke ordening (in het spoor van de Wro) en in het belang van de bescherming van het milieu (in het spoor van de Wet milieubeheer (Wm)), komt aan bedrijfswoningen enige mate van bescherming tegen hinderlijke gevolgen van omliggende bedrijfsactiviteiten van derden toe. Deze bescherming gaat veelal niet zo ver als voor reguliere burgerwoningen (woongebied).
Desondanks kan de aanwezigheid van bedrijfswoningen voor omliggende bedrijfsactiviteiten beperkingen met zich mee brengen. Voor geluidshinder volgt dit bijvoorbeeld uit de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS 28 mei 1999, nr. E03.95.1996). Zo zijn in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bedrijfswoningen van derden aangemerkt als beperkt kwetsbaar object. Dit houdt in dat risicovolle bedrijven een bepaalde risicoafstand in acht moeten nemen ten opzichte van bedrijfswoningen van derden. Anders zijn er 'scherpere' milieumaatregelen bij de betreffende bedrijven nodig. Dit is ongewenst.
De milieuzonering op het bedrijventerrein is afgestemd op de in de omgeving van het plangebied.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Voor de bedrijventerreinen gelden de volgende uitgangspunten.
Definities
Vooraf is van belang de definities voor detailhandel, detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel vast te leggen. Daarbij wordt in dit bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit waar mogelijk en wenselijk rekening gehouden met de bestaande juridisch-planologische situatie.
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Detailhandel in volumineuze goederen
In de definitie van detailhandel in volumineuze goederen wordt in het voorliggende bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluitaangesloten bij het Omgevingsplan 2012 - 2018 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland (VRPZ).
Detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen
Grootschalige detailhandelsvoorzieningen
Detailhandelsvoorzieningen met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer.
Bedrijf
Een onderneming die is gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse vervaardigde bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
Beleidskader
Het Provinciale en regionale beleidskader is beschreven in:
Inhoud van dit beleid is al uitgebreid opgenomen in hoofdstuk 2. Op hoofdlijnen strekt dit beleid tot het volgende.
Bestaande situatie
De bedrijventerreinen in Reimerswaal zijn nu - en blijven straks - primair bestemd voor bedrijvigheid. Uitgangspunt is namelijk dat detailhandel (blijvend) plaatsvindt in de (centra van de) kernen. Op bedrijventerreinen kunnen bedrijven voorkomen die tevens een detailhandelsonderdeel omvatten. Het betreft met name bedrijvigheid die naar zijn aard regulier op een bedrijventerrein voorkomen, zoals garagebedrijven met autoshowroom. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten waren deze bedrijfsactiviteiten specifiek benoemd. Vestiging van detailhandel in auto's, boten en caravans (de zogenoemde abc-goederen) zijn rechtstreeks toelaatbaar op het bedrijventerrein De Poort.
De directe vestiging van grootschalige detailhandelsvoorzieningen is in de geldende regeling uitgesloten. Benadrukt wordt dat op het bedrijventerrein De Poort vestiging van een detailhandel in volumineuze goederen door middel van een afwijking van de regels reeds mogelijk was. Op De Poort hebben zich geen initiatieven voorgedaan.
Detailhandel in volumineuze goederen
Grootschalige detailhandel
Algemeen
Nieuwvestigingen van grootschalige detailhandel (GDV) zijn op basis van provinciaal en regionaal beleid binnen de regio uitsluitend in het Marconigebied (Goes) of op een andere geschikte locatie in Goes toegelaten. In verband met het beschermen van het kernwinkelapparaat is directe vestiging van GDV in Reimerswaal niet voorgestaan.
De trend doet zich voor dat lokale ondernemers 'uit hun jasje' groeien, waardoor vestiging in kernwinkelgebieden niet langer vanuit ruimtelijk oogpunt wenselijk is. Hiervoor gelden onder andere de volgende overwegingen:
De vraag vanuit de markt naar locaties voor zogenoemde GDV kan hierdoor de komende jaren toenemen. Afwijkend ten opzichte van detailhandel in volumineuze (en gevaarlijke) goederen is dat voor GDV in principe elke vorm van detailhandel mogelijk is. Het gaat immers niet om de omvang van de goederen, maar om de omvang van de vestiging (minimaal 1.500 m²).
De gemeente wil deze lokale ondernemers daarin faciliteren en de werkgelegenheid en andere spinoff behouden. Zij is van mening dat door een incidentele vestiging van GDV op één van de grootschalige of grote bedrijventerreinen nog geen sprake is van een concentratie van grootschalige detailhandel een aantasting van het kernwinkelapparaat.
Invulling aan afwegingskader provinciaal beleid
De verordening ruimte van de provincie biedt enige ruimte om nieuwe detailhandelsvoorzieningen in doelgerichte, laagfrequente aankopen en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen buiten de daartoe aangewezen gebieden toe te laten, indien aannemelijk wordt gemaakt dat binnen de aangewezen locaties (voor Reimerswaal het Marconigebied of een andere locatie in Goes) geen ruimte beschikbaar is. Voorwaarde voor vestiging van de bedoelde detailhandelsvoorzieningen is mogelijk indien deze geconcentreerd worden toegelaten op een locatie die passend ontsloten is en gebruik maakt van verschillende middelen van vervoer.
De bedrijventerreinen Nishoek en Olzendepolder komen hiervoor in aanmerking. Die terreinen zijn namelijk voorzien van verschillende modaliteiten. Voor LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit geldt dat niet. Hier is alleen sprake van ontsluiting via de auto. Om deze reden wordt daarom niet voorzien in het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor grootschalige detailhandel.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten.
Algemeen
Detailhandel versus opslag en distributie voor internetverkoop (zogenoemde webshops)
De algemene beleidslijn (provincie en gemeente) is dat detailhandel niet is toegestaan op bedrijventerreinen. Dit uitgangspunt is vertaald in dit voorliggende bestemmingsplan. Opslag en distributie voor internetverkoop, in spreektaal 'een webshop' is evenwel een bijzondere vorm van detailhandel. Deze vorm van detailhandel verloopt voornamelijk via internet of andere media. De ruimtelijke representatie en effecten zijn van een andere aard dan reguliere detailhandel. Dat wordt tot uitdrukking gebracht in de definities.
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Opslag en distributie voor internetverkoop
Opslag en distributie voor internetverkoop, waar een elektronische transactie tot stand komt, al dan niet met:
In het dagelijks spraakgebruik wordt dit vaak 'webshop' genoemd. Om deze reden wordt in de toelichting hier ook op deze wijze naar verwezen.
Beleidskader
Een belangrijk onderdeel van een webshop (opslag en distributie voor internetverkoop) vormt de opslag- en distributiefunctie. Opslag en distributie is een vorm van bedrijvigheid die op een bedrijventerrein zonder meer is toegestaan. Echter, door de daaraan verbonden detailhandelsfunctie onderscheidt een webshop zich van opslag- en distributiebedrijven.
Kenmerkend bij een webshop is het (grotendeels) ontbreken van het fysiek uitstallen van artikelen ten verkoop. Producten worden digitaal (virtueel) gepresenteerd. Klantcontacten vinden vrijwel uitsluitend per e-mailbericht of telefonisch plaats. Van belang bij de toelaatbaarheid van webshops is in hoeverre aanvullende functies of combinaties daarvan worden toegevoegd aan de bedrijfsvoering. Te denken valt aan:
Wanneer de gecombineerde functies van afhalen, afrekenen en tonen van producten in een fysieke ruimte de overhand neemt, is feitelijk sprake van een reguliere detailhandelsfunctie. Voor een webshop is de bedrijfsmatige verkoop van goederen hoofdzakelijk via het internet maatgevend. Anders is valt de functie, afhankelijk van de schaal van de goederen of winkel, aan te merken als:
Vraag vanuit de markt
Het afgelopen decennium heeft de verkoop van goederen via internet een grote vlucht genomen. Online winkelen biedt gemak, producten kunnen worden vergeleken en besteld, zonder de woning te verlaten. Het aanbod is sterk gegroeid evenals de betrouwbaarheid en betalingsmogelijkheden. Naar verwachting zet de groei van het aantal detailhandelsverkopen per internet de komende jaren verder door.
Verkoop via internet kent verschillende vormen:
Groothandel en productie
Juridisch-planologisch is deze vorm van detailhandel via internet ruimtelijk niet relevant ofwel het wijkt niet af van een regulier groothandelsbedrijf. Het betreft geen detailhandel en is daarmee niet gebonden aan de bestemming Detailhandel. Aandachtspunt is eventuele verbreding van een groothandelsbedrijf naar de consumentenmarkt. Zolang particuliere verkopen een ondergeschikt karakter blijven houden, is geen sprake van detailhandel.
Onder ondergeschikte detailhandel wordt verstaan detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zo'n beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie, ambachtelijke en/of groothandelsactiviteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft. In het algemeen is een grootte van 15% van de totale bedrijfsomvang nog te beschouwen als ondergeschikt.
Verkoop van (gebruikte) artikelen tussen consumenten
In de praktijk vindt de verkoop van artikelen tussen consumenten niet plaats op bedrijventerreinen. Derhalve wordt hieraan verder geen aandacht geschonken.
Internetdetailhandel en postordering
Verkoop via internet in de vorm van internetdetailhandel en postordering kan vanuit het perspectief van de ruimtelijke ordening globaal in de volgende 3 soorten worden onderscheiden.
Relevant voor dit bestemmingsplan zijn de soorten b en c.
Gemeentelijke visie
De visie van de gemeente op het detailhandelsbeleid is de volgende.
De gemeente acht de realisering van opslag en distributie voor internetverkoop binnen een bedrijfsbestemming mogelijk, voor zover aanvullende activiteiten zoals afhaalmogelijkheden van goederen, afrekenmogelijkheden door consumenten en showrooms en uitstalling van producten van ondergeschikte aard en omvang zijn. Van ene ondergeschikte omvang is sprake indien de gezamenlijke oppervlakte voor showrooms en uitstalling van goederen, afrekenmogelijkheid en afhalen van goederen van ondergeschikte aard voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15% van de vloeroppervlakte van een bedrijfsgebouw, met een maximum van 100 m².
Indien een webshop (opslag en distributie voor internetverkoop) meer ruimte benut voor showrooms, uitstalling van goederen of afhalen en afrekenen van goederen is geen sprake van verkoop via internet. Dan is vestiging nodig in de (centra) van de kernen. Bij detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detail met e-commerce als neventak gelden de algemene afwegingscriteria voor de toelaatbaarheid van dergelijke detailhandel zoals opgenomen in paragraaf 4.2.2.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Ten aanzien van het bestemmingsplan wordt de gemeentelijke visie in de volgende uitgangspunten vertaald.
Vraag vanuit de markt
In de praktijk doen zich vragen voor inzake vestigingen van voorzieningen in de sfeer van specifieke vormen van dienstverlening, ontspanning en sport. Het gaat om bijvoorbeeld een autorijschool, fitnesscentrum, indoor kartcentrum, indoor speelhal of sportschool.
Dergelijke functies zouden op zich passen binnen een centrumgebied van de kern. Echter, de omvang van die voorzieningen neemt toe. Hetzelfde geldt voor de parkeerdruk. In centrumgebieden zijn nauwelijks locaties (meer) beschikbaar waar dergelijke voorzieningen zich zonder problemen kunnen vestigen.
De genoemde functies voor specifieke vormen van dienstverlening, ontspanning en sport geven wel een belangrijke invulling aan de maatschappelijke behoefte. De vestiging van fitnesscentra en sportscholen op bedrijventerreinen kan stimulerend werken voor de gebruikers van een bedrijventerrein. Voorts wordt de monofunctionaliteit van een bedrijventerrein daarmee ook genuanceerd. De levendigheid neemt toe.
Gemeentelijke visie
Inzet is een goede kwaliteit en leefbaarheid van de gebouwde omgeving, ook van bedrijventerreinen. Hiermee wordt een duurzaam gebruik, ook in de toekomst, gewaarborgd. De mogelijkheid op een bedrijventerrein voorzieningen voor dienstverlening, ontspanning en sport na afweging mogelijk te maken, geeft een impuls aan de sociale veiligheid op bedrijventerreinen en doorbreekt de monofunctionaliteit. De gemeente verstaat onder voorzieningen voor dienstverlening ontspanning en sport het volgende:
'een voorziening gericht op het publiek, al dan niet in combinatie met het ondergeschikt verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse en niet inbegrepen iedere vorm van verblijf en niet inbegrepen dienstverlening zoals kantoren. Hiertoe worden in ieder geval wel begrepen activiteiten in de vorm van ontspanning en sport, zoals:
en daarmee naar aard en omvang en ruimtelijke effecten voor een dorpscentrum vergelijkbare voorzieningen (omvang, verkeersaantrekkende werking, parkeerdruk).'
De gemeente erkent het primaire belang van bedrijventerreinen. Om deze reden worden de voorzieningen ook niet rechtstreeks mogelijk geacht, maar pas na zorgvuldige afweging via een wijzigingsbevoegdheid. Voor de ruimtelijke criteria geldt hetzelfde als voor vestiging van GDV. Een ontsluiting door verschillende modaliteiten is van belang. De Poort en daarmee LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit voldoet niet aan dit criterium door alleen auto-ontsluiting.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Ten aanzien van het bestemmingsplan wordt de gemeentelijke visie in de volgende uitgangspunten vertaald.
Beleidskader
Ruimtegebruik
Op rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau wordt duurzaam en intensief ruimtegebruik gestimuleerd, onder andere door het toepassen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dit betekent dat intensivering van het gebruik van de bestaande bedrijfspercelen wordt gestimuleerd (onder andere verbeterde ruimtelijke uitstraling, intensiever gebruik van de ruimte door hoger bebouwingspercentage, innovatieve parkeeroplossingen, functiemenging).
Conclusie
Het beleidskader stimuleert om de bebouwingshoogte op bedrijventerreinen te laten toenemen. Bedrijventerreinen worden aangemerkt als bebouwde gebieden. Een hoogte tot 14 m behoort daarbij tot de mogelijkheden.
Een hogere bouwhoogte betekent ook meer mogelijkheden voor duurzaam ruimtegebruik van bedrijfspercelen: door stapeling kan efficiëntere opslag plaatsvinden en wordt minder.
Vraag vanuit de markt
Vanuit het beleid wordt gevraagd efficiënt en duurzaam om te gaan met de ruimte. Vanuit de markt wordt ruimte gevraagd om bedrijven op huidige vestigingslocaties te laten doorgroeien. In veel gevallen is daarvoor extra bouwvolume nodig. Op bestaande bedrijventerreinen kan deze ruimte voor extra bouwvolume worden gecreëerd door vergroting van het maximale bebouwingspercentage en door verhoging van de maximale bouwhoogte. In de huidige situatie wordt met name de maximale bouwhoogte als knelpunt ervaren.
Gemeentelijke visie
Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de bestaande planologische ruimte voor bedrijven in het plangebied zo veel als mogelijk wordt gecontinueerd.
Door ervoor te zorgen dat bestaande en nieuwe bedrijven in het plangebied zoveel mogelijk planologische ruimte krijgen voor respectievelijk uitbreiding en nieuwvestiging wordt tegemoetgekomen aan de doelstelling van de SER-ladder (zie ook hoofdstuk 2), namelijk het zoveel mogelijk voorkomen van de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen.
De bestaande bebouwing in het plangebied heeft verschillende bouwhoogtes. Om de aanwezige ruimte goed te benutten wordt een verhoging van de bebouwing tot een bouwhoogte van 14 m toelaatbaar geacht. Hierdoor wordt meer ruimte geboden voor een zorgvuldiger ruimtegebruik en een intensivering van bedrijfspercelen. In de praktijk blijkt hier behoefte aan te bestaan.
De Poort
Dit bedrijventerrein vormt een op zichzelf staande grootschalige bedrijvenconcentratie met een daarbij behorende maat en schaal van percelen en bebouwing. Ten behoeve van verdichting en intensiever gebruik van de ruimte acht gemeente het aanvaardbaar dat de bouwhoogte op dit bedrijventerrein wordt verhoogd tot 14 m. Daarbij wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de goot- en de bouwhoogte.
Verhoging van de bouwhoogte vindt niet plaats:
Bebouwingspercentage
Om ervoor te zorgen dat de beschikbare vrije ruimte op het bedrijventerrein zo intensief mogelijk kan worden gebruikt, wordt in dit bestemmingsplan daarom een bebouwingspercentage van 85% voor alle bedrijfskavels opgenomen.
Parkeren
In de gemeentelijke bouwverordening is de parkeernorm vastgelegd. Bij de totstandkoming van de terreinen is rekening gehouden met deze parkeervraag. Het bebouwingspercentage neemt enigszins toe. Dit heeft een beperkte aanvullende parkeervraag tot gevolg. Uitgangspunt is en blijft dat bedrijven op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid voorzien. Naar verwachting is op de terreinen daarvoor voldoende parkeerruimte beschikbaar. De gemeente kan met nadere eisen specifieke eisen stellen aan omvang en situering van parkeervoorzieningen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Toepassing gegeven aan de uitgangspunten beschikbaar bedrijventerrein areaal efficiënt en intensief te benutten door het (zoveel mogelijk) verhogen van:
In het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt nadere eisen te stellen aan de parkeernormen en locatie voor parkeervoorzieningen. Daarmee wordt een goede en veilige verkeersafwikkeling gewaarborgd.
Geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig
Voor het aanbrengen van reclame-uitingen aan of op een onroerende zaak is geen omgevingsvergunning nodig indien de reclame-uiting:
Vergunningvrij, maar niet regelvrij
Voldoet het bouwplan aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, dan kan zonder omgevingsvergunning worden gebouwd. De planologische regels uit bijvoorbeeld het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand uit de gemeentelijke Welstandsnota zijn in dat geval niet van toepassing. Het Bouwbesluit en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek gelden echter wel. Aan deze regels moet worden voldaan.
Voorts geldt dat het niet is toegestaan met een reclame-uiting ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken of de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen.
Omgevingsvergunning
Reclame-uitingen
In de volgende gevallen is een omgevingsvergunning nodig voor het plaatsen van reclame-uitingen.
Gemeentelijke visie
De reclame-uiting dient te voldoen aan de bouwregels van het bestemmingsplan. Hierin is opgenomen dat de bouwhoogte van reclame-uitingen op of aan luifels en hoofdgebouwen niet meer dan 2 m hoger dan de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag bedragen. Ook de realisering van een reclamezuil (tot 5 m) wordt mogelijk geacht. Daarmee wordt geen ernstige hinder voor de omgeving verwacht en is de verkeersveiligheid niet in het geding.
De gemeente toetst de aanvraag voor een omgevingsvergunning voorts aan de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Dit betekent dat de reclame-uiting moet passen in de omgeving en bij het gebouw waar het geplaatst is. Ook mag reclame geen hinderlijke vormen aannemen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Plaatsing van reclame-uitingen is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt binnen de bestemming Bedrijf in de bouwregels. Hiermee wordt een direct bouwrecht geboden.
Zonne-energie
Groene energie wordt steeds meer toegepast. Dit betekent dat gebruik wordt gemaakt van natuurlijke energie, via de zon of de wind. Deze groene energie wordt in veel gevallen door de energiemaatschappijen opgewekt en vervolgens geleverd. Steeds vaker wekken ook particulieren groene energie op met behulp van zonnecollectoren of zonnepanelen. Aangezien dit soort energieopwekkers van buitenaf zichtbaar is, gelden voor het aanbrengen ervan bepaalde regels. Als daaraan wordt voldaan mogen zonnecollectoren vergunningvrij worden aangebracht op een gebouw.
Geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig
Om een zonnecollector of zonnepaneel vergunningvrij te mogen plaatsen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden.
Alleen als voldaan wordt aan alle genoemde voorwaarden mag de zonnecollector of het zonnepaneel zonder vergunning worden geplaatst.
Vergunningvrij, maar niet regelvrij
Er kan zonder omgevingsvergunning worden gebouwd wanneer het bouwplan voldoet aan de relevante voorwaarden. Dan blijven de planologische regels uit bijvoorbeeld het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand uit de gemeentelijke welstandsnota, buiten toepassing. Desondanks gelden het Bouwbesluit en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek. Aan deze regels moet worden voldaan.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Voldoet een initiatief tot plaatsing van zonnecollectoren of panelen niet aan alle voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, dan gelden de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan en moet in principe een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
In het bestemmingsplan wordt plaatsing van zonnecollectoren op of aan hoofdgebouwen en luifels mogelijk geacht tot een hoogte van 2 m boven de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
Kleine windturbines
Kleine windturbines zijn, vanwege risico's in verband met de verkoop van lpg niet gewenst. Deze kleine windturbines worden dan ook niet mogelijk gemaakt.
Beleidsnotitie arbeidsmigranten
Binnen de gemeente worden steeds meer groepen arbeidsmigranten ondergebracht in bestaande panden. De omgeving is daar vaak niet op berekend en ingesteld, zeker als het om relatief grotere aantallen gaat. In beleid, notities van VROM en in jurisprudentie wordt hier op ingegaan. Deze huisvestingsvorm kan in de praktijk ook knelpunten tot gevolg hebben. Hiervoor is door de gemeente Reimerswaal afzonderlijk beleid vastgesteld. Op basis daarvan wordt het volgende overwogen en geregeld ten aanzien van bedrijventerreinen.
Bedrijventerreinen
Bedrijventerreinen zijn wat de gebiedskenmerken betreft te onderscheiden van het 'echte' buitengebied en de bebouwde kom. Bedrijventerreinen kennen een eigen dynamiek en verschijningsvorm.
Ook in Reimerswaal zijn situaties bekend zijn waarbij arbeidsmigranten zijn gehuisvest op bedrijventerreinen. Het is zaak om hiervoor beleid te formuleren.
Het is niet wenselijk dat er arbeidsmigranten op bedrijventerreinen worden gehuisvest, niet tijdelijk en niet permanent. Hoewel er op een bedrijventerrein niet snel sprake zal zijn van overlast naar andere omwonenden toe en er parkeerexcessen niet voor de hand liggen, moet dit uit oogpunt van woonomgeving toch worden afgewezen, om de volgende redenen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het Handboek Ruimtelijke Plannen voorziet in een standaard regeling om huisvesting van arbeidsmigranten door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. Op basis van het vorenstaande onder 'Bedrijventerreinen' blijkt dat huisvesting van arbeidsmigranten niet wenselijk is op bedrijventerreinen en daarmee binnen de bestemming Bedrijf. Daarom is er voor gekozen de wijzigingsbevoegdheid, waarmee locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten binnen bestemmingsplannen in de regel kunnen worden toegestaan, in dit geval niet op te nemen.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk. Met betrekking tot de vestiging van tankstations en lpg-installaties op De Poort wordt voldoende afstand aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies (zie ook paragraaf 5.8).
Autoverkeer
De ontsluiting van beide bedrijfspercelen wijzigt niet. Gelet op de ligging direct nabij de regionale hoofdwegenstructuur is er sprake van een goede ontsluiting van de beide percelen. De eventuele toename van verkeer voor het tankstation De Meeuw kan zonder problemen door de huidige wegen worden verwerkt.
Uit Bovag- en CBS-cijfers blijkt dat het aandeel lpg-verkoop in Nederland tussen 1995 en 2008 is gedaald van 12% naar minder dan 5% (Tankstations in cijfers 2009-2010). Dit aandeel kan per tankstation verschillen. Echter, ook wanneer sprake is van een twee keer zo groot aandeel, dan is altijd nog sprake van een aandeel van 10%. Dit is een marge die in de ruimtelijke ordening als ondergeschikt wordt aangemerkt.
Voorts is gebleken dat de wegenstructuur voldoende capaciteit heeft voor het verwerken van het verkeer dat door het bestaande bedrijventerrein wordt gegenereerd en de geplande uitbreiding.
Openbaar vervoer
Binnen de planperiode is geen aanpassing van het openbaar vervoersnetwerk voorzien.
Er zijn geen effecten van lpg-verkoop op groenvoorzieningen en natuurwaarden.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe uitbreidingen. Wel biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid voor de bouw en uitbreiding van gebouwen en andere bouwwerken op bestaande bedrijfspercelen. Aangezien de terreinen al nagenoeg zijn verhard, zal dit geen effecten op de waterhuishouding hebben.
Overeenkomstig het beleid zoals opgenomen in het Rarro/Barro en de Verordening van de provincie Zeeland worden de primaire en secundaire waterkeringen beschermd. In het plan zijn deze waterkeringen niet aanwezig.
In dit hoofdstuk komen de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek naar milieu- en andere aspecten aan de orde.
Toetsingskader
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in de Nota Archeologie 2006-2012. Het toetsingskader is overgenomen in het Omgevingsplan.
Het toetsingskader wordt verder bepaald door het volgende.
Gemeentelijk beleid
Recent is door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen archeologie beleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid voor Reimerswaal is vastgelegd in de nota Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal:
In het beleid (vastgesteld op 22 november 2011) zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten vastgelegd. In dit bestemmingsplan zijn de in het beleid geformuleerde uitgangspunten vertaald.
Het grootste deel van de bodemingrepen vindt plaats in de bovenste laag van het bodemarchief (maatregelenkaart in lagen, kaartlaag I, Walcheren). Deze laag is veelal maatgevend. Bij vergunning aanvragen voor diepere bodemingrepen wordt door de bevoegde overheidsinstantie vastgelegd of met de ingreep de diepere lagen (lagen 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) worden geraakt. Op basis van het beleid gelden voor kaartlaag 1 (Walcheren) de volgende categorieën:
maatregel-categorie | verwachtingswaarde |
onderzoeksver- plichting |
bestemmingsregeling* |
categorie 1 | wettelijk beschermd monument | wettelijke bescherming | - |
categorie 2 | terreinen van archeologische waarde | 50 m² en 40 cm | WR - A - 1 |
categorie 3 | gewaardeerde stads-/ dorpskern | 50 m² en 40 cm | WR - A - 1 |
categorie 4 | hoge verwachting | 250 m² en 40 cm | WR - A - 2 |
categorie 5 | gematigde verwachting | 500 m² en 40 cm | WR - A - 3 |
categorie 6 | lage verwachting | 2.500 m² en 40 cm | WR - A - 4 |
categorie 7 | waterbodem | 500 m² en 40 cm | WR - A - 3 |
categorie 8 | geen verwachting | - | - |
Onderzoek en conclusie
Referentiesituatie
Raadpleging van de AMK, maatregelenkaart in lagen, laag van Walcheren en Archis2 en ZAA leidt tot de bevinding dat voor de locaties maatregelcategorie 4 van toepassing is, maar geen vermeldingen van vondsten.
Conclusie
Voor de percelen in dit bestemmingsplan geldt dat maatregelcategorie 4 aan de orde is. Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 opgenomen voor de verschillende delen van het plangebied.
Voor bepaalde ingrepen is afhankelijk van de oppervlakte en de mate van verticale bodemverstoring een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk. Ten opzichte van het geldend planologisch beleid betekent dit een verzwaring van het archeologisch beschermingsniveau en de daarmee samenhangende juridische regeling: de huidige plannen voorzien immers nog niet of nauwelijks in een bescherming van archeologische waarden.
De gebruiksmogelijkheden van de gronden worden evenwel, weliswaar na afweging, niet beperkt. Bedrijfsmatige activiteiten, bouwwerken en werkzaamheden kunnen na afweging nog steeds worden uitgeoefend. De opgenomen dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2 vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen lpg-verkoop.
Analyse
De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart CHS (Cultuurhistorische hoofdstructuur) van de provincie. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen waardevolle objecten (onder andere rijksmonumenten) en waardevolle gebieden (onder andere provinciale Belvedère-gebieden). Voor het bedrijventerrein De Poort zijn op de kaart geen vermeldingen opgenomen. De gemeente heeft beleid in voorbereiding, waarin uitgangspunten voor mogelijk te beschermen waarden zijn opgenomen.
Conclusie
Cultuurhistorische aspecten vragen geen bijzondere aandacht bij het opstellen van de bestemmingsregeling.
Inleiding
Ter beperking van milieuhinder voor de omgeving worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Dit gebeurt aan de hand van een milieuzonering. Deze milieuzonering geeft aan welke activiteiten voor de huidige en toekomstige bedrijven mogelijk zijn. Ook geeft het aan welke bedrijven in de toekomst binnen het plangebied uit milieuoogpunt toelaatbaar zijn, indien bestaande bedrijvigheid verdwijnt.
Binnen de randvoorwaarde dat de milieuhinder voor de omgeving tot een minimum moet worden beperkt, geldt als uitgangspunt voor de milieuzonering dat bestaande en nieuw te vestigen bedrijven maximale ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden.
Het is algemeen gebruik om te zoneren op basis van richtafstanden voor de verschillende milieuaspecten (geluid, geur, stof, risico). Deze richtafstanden kunnen worden ontleend aan de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 2009.
Richtafstanden
Voor de zonering op basis van richtafstanden wordt in voorliggend bestemmingsplan gebruikgemaakt van de zogenaamde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein (zie ook bijlage 1). Met behulp van deze Staat wordt ook de mate van milieubelasting van de reeds op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten globaal beoordeeld op basis van richtafstanden.
Omgevingstype
Het tweede uitgangspunt bij de VNG systematiek is dat het gaat om woningen gelegen in het omgevingstype 'rustige woonwijk' (zogeheten basisreferentietype) met weinig verkeer bij de bepalingen van de afstanden. Maar niet elke omgeving is te typeren als rustige woonwijk. Dit maakt dat een nader onderzoek naar de feitelijke omgeving (plangebied en omgeving) met zich mee kan brengen dat sprake is van een andere type omgeving dan het basisreferentietype van de VNG.
Het onderscheid in omgevingstypen biedt de mogelijkheid om rekening te houden met de specifieke milieugevoelige kwaliteiten van die specifieke omgeving bij het toepassen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De VNG onderscheidt zelf ook een aantal omgevingstypen, te weten:
Indien de omgeving in de specifieke situatie dit rechtvaardigt kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden. In het bestemmingsplan wordt dit onderbouwd. Beoordeeld wordt van welke omgeving sprake is en voor welke milieuaspecten die correctie aanvaardbaar wordt geacht.
Omgevingstype tankstations
Het omgevingstype 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' is met betrekking tot dit bestemmingsplan niet aan de orde.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Belangrijk onderdeel van de VNG publicatie is een standaard bedrijvenlijst die moet worden bewerkt tot een voor het plangebied bruikbare bedrijvenlijst.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten aan de hand van milieucategorieën zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de milieucategorie is waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie wordt vertaald naar een minimaal aan te houden afstand ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor andere omgevingstypen en voor incidentele woonbebouwing (waaronder bedrijfswoningen) kunnen volgens de toelichting van de Staat van Bedrijfsactiviteiten de te hanteren richtafstanden met ten minste één afstandsstap naar beneden toe worden gecorrigeerd. Het gaat hierbij om indicatieve afstanden, in een concrete situatie wordt de werkelijk aan te houden afstand nader bepaald. De volgende milieucategorieën zijn in de staat onderscheiden.
Milieuzonering
Algemene zonering
Gelet op de bedrijfsprofielen voor de grootschalige bedrijventerreinen zijn in het algemeen bedrijven toegestaan tot maximaal milieucategorie 4.2; bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn uitgesloten. Vanwege de aanwezige bedrijfswoningen en/of aangrenzende (agrarische) (bedrijfs)woningen is ervoor gekozen om bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.2 toe te staan, oplopend tot milieucategorie 4.1 op een afstand van 100 tot 200 m vanaf de (bedrijfs)woning(en).
De Poort
Aan de westzijde zijn bedrijven uit milieucategorie 3.2 toegestaan. Deze milieuzonering is gebaseerd op de bedrijfswoning op perceel Valckenisseweg 1a. Dit is overeenkomstig de huidige juridische planologische regeling.
Inschaling
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in het repareren van de planologische mogelijkheid voor de vestiging van tankstations met lpg-installaties met een doorzet van minder dan 1.000 m3 per jaar op bedrijventerrein De Poort. Op basis van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' vallen benzineservicestation met lpg met een doorzet van minder dan 1.000 m3 per jaar onder milieucategorie 3.1. Nu ter plaatse milieucategorie 3.2 is toegestaan, vormt dit aspect geen belemmering.
De milieutoetsing ten aanzien van externe veiligheid is in paragraaf 5.8 beoordeeld.
Conclusie
Het aspect 'milieuhinder bedrijvigheid' vormt geen belemmering voor de onderhavige reparatie van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Nederlandse emissie Richtlijn (NeR)
Het algemeen uitgangspunt van het landelijk geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van Beste Beschikbare Technieken (BBT) de kern van het geurbeleid. Onderdeel van het geurbeleid is dat de lokale overheden de uiteindelijke lokale afweging moeten maken zodat zij rekening kunnen houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen.
Het geurbeleid bestaat uit de volgende beleidslijnen:
Het landelijk geurbeleid is opgenomen in de NeR (Nederlandse emissie Richtlijn). De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. De NeR is een richtlijn waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken, in voorkomende gevallen kan een strengere of minder strenge norm worden gehanteerd.
Activiteitenbesluit
Bij een aantal activiteiten komt geurhinder zo vaak voor dat structurele aandacht voor geur nodig is. Voor die activiteiten zijn in de ministeriële regeling (Activiteitenregeling) bij het Activiteitenbesluit voorschriften gesteld met als doel geurhinder te beperken tot een acceptabel niveau. Indien geen voorschriften zijn vastgesteld – en er toch sprake is van onacceptabele geurhinder – kunnen maatwerkvoorschriften worden gesteld.
De provincie Zeeland heeft daarnaast een eigen beleidskader vastgesteld (Alle neuzen dezelfde kant op, 2007), waar de gemeente Reimerswaal bij aansluit. Het Zeeuws beleidskader sluit aan op – en is een praktische invulling van – het voornoemde huidige rijksbeleid.
Bij de beoordeling van geurhinder kan tevens de genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten worden gebruikt, in deze staat zijn indicatieve afstanden (voor onder andere geurhinder) tussen woningen en diverse bedrijfsactiviteiten gegeven.
Onderzoek en conclusie
Referentiesituatie
Op de het bedrijventerrein De Poort zijn geen bedrijven aanwezig met specifieke geurhinder.
Plansituatie
Op de terreinen wordt de huidige situatie gecontinueerd, het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk.
Bij toekomstige bedrijven streeft de gemeente ernaar te voorkomen dat een hindersituatie wordt gecreëerd. Dit kan op basis van het Activiteitenbesluit of te verlenen omgevingsvergunningen.
Voor het vaststellen van het benodigde beschermingsniveau zijn de volgende criteria van belang.
Bedrijfswoningen zijn minder geurgevoelig dan reguliere woningen. In de NeR zijn bedrijfswoningen benoemd als objecten waaraan een lager beschermingsniveau toekomt dan aan reguliere geurgevoelige objecten, zoals een ziekenhuis. Er zijn nabij de bedrijfslocaties slechts enkele bedrijfswoningen aanwezig. Derhalve wordt geconcludeerd dat geurhinder geen belemmering vormt.
Conclusie
Geurhinder vormt geen belemmering voor voorliggend plan.
Wegverkeerslawaai en spoorweglawaai
Ter plaatse van de bedrijfspercelen worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies geprojecteerd. Voorts voorziet het bestemmingsplan niet in ontwikkelingen, zoals aanpassing van wegen, waardoor nieuw akoestisch onderzoek noodzakelijk zou zijn.
Industrielawaai
Er is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Toetsingskader
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
Het landelijk en provinciaal beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dat onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).
De gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart, waarop globale en verwachte verontreinigingen van gebieden zijn aangeduid. Zodoende kan in een vroeg stadium reeds worden ingeschat of bij functiewijziging de bodemkwaliteit tot belemmeringen kan leiden. Met name voormalige boomgaarden kunnen verontreinigd zijn met DDT.
Op termijn werkt de gemeente het bodembeleid verder uit, waarbij dan naast bodemkwaliteit ook aandacht zal zijn voor andere bodemfuncties, zoals warmte en koude opslag, CO2-opslag en dergelijke.
Onderzoek en conclusie
Referentiesituatie
Als gevolg van huidige bedrijfsactiviteiten en activiteiten uit het verleden is de bodem binnen het plangebied lokaal verontreinigd. Uit de informatie op www.bodemloket.nl blijkt dat delen van het plangebied in het verleden reeds zijn gesaneerd. De bodemkwaliteit is op de bedrijfspercelen geschikt voor de bedrijfsfuncties. Voorts is bij de gemeente informatie aanvullende beschikbaar op basis van onder andere verrichte bodemonderzoeken en bodemkwaliteitskaarten.
Plansituatie
Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, toestaan lpg-verkoop, en actualisering geldende regeling, is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan (vrijwel) geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning aangetoond dient te worden dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.
Nieuwe bestemmingen/bedrijven dienen te worden gerealiseerd op daartoe geschikte bodem. Bij voorkeur schoon maar als die in bepaalde mate verontreinigd blijkt en wel geschikt voor de functie is dit voldoende. Indien de bodem dusdanig is verontreinigd waardoor de (nieuw)bouw en gebruik als bedrijventerrein wordt belemmerd, zal die voorafgaand aan de ontwikkeling moeten worden gesaneerd.
De gronden zijn reeds bestemd als Bedrijventerreinterrein en daarvoor geschikt bevonden. Toevoegen en bestendigen van lpg aan het verkoopprogramma van de stations is geen functiewijziging waarvoor bodemonderzoek noodzakelijk is.
Conclusie
Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de actualisering van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. In tabel 5.1 is een overzicht opgenomen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof zoals die gelden na het in werking treden van het NSL (op 1 augustus 2009).
Tabel 5.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Onderzoek
Referentiesituatie
In en rond het plangebied is sprake van verschillende bronnen van luchtverontreiniging, te weten wegverkeer, bedrijvigheid en (op grotere afstand) scheepvaartverkeer.
Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen wordt geconcludeerd dat in de referentiesituatie ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Industrie kan lokaal leiden tot verhoogde concentraties, maar leidt in Reimerswaal niet tot een overschrijding van grenswaarden. Scheepvaartverkeer is voor de bedrijventerreinen niet relevant, de vaarroutes liggen op te grote afstand van de bedrijventerreinen om een relevante bijdrage te leveren aan de luchtkwaliteit in de omgeving.
Plansituatie
Het bestemmingsplan maakt geen uitbreiding van nieuw bedrijventerrein mogelijk. Er is als gevolg van het plan daarom geen sprake van een significante toename van het verkeer. Het eventuele extra verkeer verbonden voortvloeiend uit de lpg-verkoop is niet zodanig dat dit leidt tot een dusdanige verkeerstoename met nadelige effecten voor de luchtkwaliteit. Rekening wordt gehouden met een toename van 5% tot 10%. Uit praktijkervaring blijkt dat dit geen invloed heeft op de luchtkwaliteit.
In de referentiesituatie wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. De grenswaarden worden ook in de toekomst niet overschreden. In tabel 5.2 zijn de achtergrondconcentraties weergegeven. Ontwikkelingen in Antwerpen of elders in de omgeving zijn meegenomen in de achtergrondconcentratie.
Tabel 5.2. Achtergrond concentraties ter plaatse van bedrijventerreinen
De Poort | |||
2011 | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie (in µg/m³) | 23,3 | |
24 - uurgemiddelde | 0 | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie(in µg/m³) | 21,8 | |
2015 | |||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie(in µg/m³) | 19,4 | |
2020 | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie(in µg/m³) | 21,3 | |
24 - uurgemiddelde | 0 | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie(in µg/m³) | 15,8 |
Conclusie
De Wet luchtkwaliteit (Wlk) vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Verkeersafwikkeling
In het kader van de uitbreiding De Poort is verkeerskundig onderzoek verricht. Nu is en wordt overgegaan tot uitvoering. Het opnieuw verrichten van onderzoek is niet nodig. Overigens zijn verder geen ingrijpende verandering in verkeersintensiteit of ontsluiting te verwachten.
Openbaar vervoer
De ontsluiting van de bedrijventerreinen door het openbaar vervoer is matig tot voldoende. De gemeente heeft geen invloed op het openbaar vervoersnetwerk. Dit betreft een rijks- of provinciale aangelegenheid. Veranderingen worden dan ook niet voorzien. Openbaar vervoer is ook niet van belang voor lpg-verkoop.
De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Bedrijven voorzien op eigen terrein in voorzieningen voor gescheiden inzameling van bedrijfsafval.
Toetsingskader
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert EL&I de volgende interpretatie van artikel 11. De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar wordt gebroed, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, en slechts gedurende de periode, dat er wordt gebroed. Er zijn hierop uitzonderingen.
Bij bouwwerkzaamheden en op de bestaande bedrijventerreinen dient natuurlijk wel rekening te worden gehouden met de Flora- en faunawet, maar dat valt buiten de beoordeling in het kader van het bestemmingsplan.
Onderzoek en conclusie
Referentiesituatie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Ffw, aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen.
Gebiedsbescherming
De bedrijfspercelen vormen geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000.
Soortenbescherming
De percelen zijn is in gebruik als bedrijfspercelen. De gronden worden intensief gebruikt, waardoor geen bijzondere flora en fauna aanwezig is.
Plansituatie
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. De aanpassing van de bestemmingsregeling heeft geen gevolgen voor de flora en fauna. De terreinen zijn bestaand en zijn al juridisch-planologisch vastgelegd. Er is als gevolg van het continueren van het huidige gebruik geen aantasting van de huidige waarden (onder andere ecologie en stilte).
Natuurmonument Oosterschelde
Het bestemmingsplan maakt lpg-verkoop mogelijk. Het areaal bedrijventerrein neemt niet toe, de gronden worden alleen efficiënter benut. Een toename van verstoring wordt niet verwacht, omdat thans ook reeds sprake is van intensief gebruik (laden, lossen, bedrijfsmatige activiteiten, verkeer). Gelet hierop zal dit niet leiden tot een verhoogd risico op verstoring in deze beschermde natuurgebieden. Er is dan ook geen aanvraag voor nodig in het kader van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed:
Wettelijk kader, normstelling en beleid
Een volledige beschrijving van het wettelijk kader, normstelling en het beleid is in verband met het consoliderende karakter van het voorliggende bestemmingsplan achterwege gelaten. Volstaan is met de opsomming in tabel 5.3 met de relevante wetgeving en beleidsdocumenten.
Tabel 5.3. Wettelijk kader en beleidsdocumenten
aard van de risicobron | relevante wetgeving en/of beleidskader |
risicovolle bedrijven | Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) Beleidsvisie EV provincie Zeeland (2012-2018) |
transport gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor | Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) Basisnet Weg Basisnet Water |
transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen | Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)1)
Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) |
1) Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Voor het transport van andere gevaarlijke stoffen dient vooruitlopend op de aanvulling van het Bevb te worden aangesloten bij de risicobenadering uit de CRVGS.
Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen:
Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, ten gevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (zoals woningen, afwijken is niet mogelijk). Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfsgebouwen) geldt deze norm als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering).
Groepsrisico (GR)
Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 of 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. De (f) staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te overlijden, zie ook figuur 5.1. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt de oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn in de fN-curve (figuur 5.1).
Figuur 5.1. Oriënterende waarde van het GR (fN-curve).
Op grond van het wettelijk kader dient het groepsrisico in het invloedsgebied van een risicobron te worden verantwoord.
Bedrijventerrein De Poort
Risicovolle bedrijven
Voor de twee tankstations in het plangebied, Van Gorsel (Valckenisseweg 5) en De Meeuw (De Poort 24) wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt dat ze een lpg-installatie kunnen exploiteren. Beide bedrijven vallen daarmee onder het Bevi.
Van belang daarbij is dat in de nabijheid van tankstation De Meeuw een 150 kV-hoogspanningsverbinding aanwezig is, die relevant is voor de inrichting van het lpg-tankstation. Verder zijn in of in de omgeving van het plan geen andere risicovolle bedrijven aanwezig die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling.
Lpg-tankstation van Gorsel
PR
Voor het lpg-tankstation is als bronmaatregel de doorzet van lpg gelimiteerd tot 1.000 m³/jaar. Hiervan uitgaande geldt een PR-contour voor nieuwe ruimtelijke situaties van 45 m gemeten vanuit het lpg-vulpunt (zie hiervoor ook bijlage 2). Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten (zoals woningen) aanwezig en/of toegestaan. Het PR vormt dan ook geen beperking voor voorliggend bestemmingsplan.
GR
Voor het lpg-tankstation is een berekening van het GR uitgevoerd (zie bijlage 3). Uit de resultaten blijkt dat het GR bij een lpg-doorzet van minder dan 1.000 m³ per jaar, al dan niet in combinatie met de realisatie van hittewerende coatings op de lpg-tankwagens1, ruim onder de oriënterende waarde blijft.
Lpg-tankstation De Meeuw
PR
Voor het lpg-tankstation is als bronmaatregel de doorzet van lpg gelimiteerd tot 1.000 m³/jaar. Hiervan uitgaande geldt een plaatsgebonden risicocontour voor nieuwe ruimtelijke situaties van 45 m gemeten vanuit het lpg-vulpunt (zie hiervoor bijlage 3). De lpg-installatie wordt zo geïnstalleerd dat binnen deze contour geen kwetsbare objecten (zoals woningen) aanwezig zijn en/of zijn toegestaan. Het PR vormt dan ook geen beperking voor voorliggend bestemmingsplan.
GR
De ten westen van het tankstation aanwezige (bedrijfs)woning ligt binnen het invloedsgebied (een cirkel met een straal van 150 m) van het lpg-tankstation. Derhalve is een berekening van het GR uitgevoerd (zie bijlage 3). Uit de berekeningen blijkt dat de personendichtheid beduidend lager is dan de toegestane personendichtheid. Op grond van de resultaten wordt daarom geconcludeerd dat het GR bij een lpg-doorzet van minder dan 1.000 m3 per jaar, al dan niet in combinatie met de realisatie van hittewerende coatings op de lpg-tankwagens, ruim onder de oriënterende waarde blijft. Het GR geeft geen beperkingen voor de realisatie van het lpg-tankstation.
150 kV-hoogspanningsverbinding
Over de voorzijde van het perceel loopt een 150 kV-hoogspanningsverbinding van TenneT. Met de aanwezigheid van deze verbinding is bij de inrichting van het lpg-tankstation rekening gehouden door het in acht nemen van door TenneT aangegeven minimale afstanden tot de hartlijn van de hoogspanningsverbinding:
Hiermee worden de risico's voor de hoogspanningsverbinding door de op- en overslag van lpg als brandbare en explosiegevaarlijke stof beperkt.
Transport gevaarlijke stoffen
Transport over de rijksweg A58
Uit het onderzoek blijkt dat het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A58 in de huidige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein De Poort vormt. Aan de normstelling uit de CRVGS wordt voldaan.
Transport over het Schelde-Rijnkanaal en de Westerschelde
Het transport van gevaarlijke stoffen over het Schelde-Rijnkanaal en de Westerschelde vormt in de huidige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein De Poort.
Het transport van gevaarlijke stoffen over het water vormt ook in de toekomstige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein De Poort. Voor wat betreft de verantwoording van het GR is aangesloten bij de resultaten uit een eerdere veiligheidsstudie uit 2011. Daarin is geconcludeerd dat het transport van gevaarlijke stoffen over het water voor wat betreft het GR op De Poort geen knelpunten oplevert.
Transport over het spoor
Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt in de huidige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein de Poort. Het inzichtelijk maken van het GR is op basis van de CRVGS niet noodzakelijk.
Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt ook in de toekomstige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein de Poort. Voldaan wordt aan de normstelling uit de CRVGS.
Transport door buisleidingen
Het GR neemt, zo blijkt uit de rapportage toe. Gezien de hoogte van de GR's van de leidingen vormen de externe veiligheidsaspecten als gevolg van de hogedruk aardgastransportleidingen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Voor de buisleiding voor het transport van propyleen (in beheer van Dow) is op dit moment nog geen formeel vastgestelde rekenmethodiek beschikbaar om de risico's te berekenen. De veiligheidsafstand bedraagt 80 m.
Binnen deze afstand zijn in het plangebied geen kwetsbare objecten aanwezig. Ook voor het GR langs de leiding geldt dat geen sprake is van een vastgestelde rekenmethodiek. Gezien de beperkte personendichtheden in de zone langs de leidingen mag echter worden aangenomen dat het GR ruimschoots onder de oriëntatiewaarde zal zijn gelegen.
Er wordt geen knelpunt ter plaatse verwacht omdat in dit bestemmingsplan enkel de komst van bedrijfsbebouwing (beperkt kwetsbare objecten) mogelijk wordt gemaakt. Het GR en de toename ervan zijn verantwoord. Vanwege de grotendeels bestaande situatie, het ontbreken van groepen beperkt zelfredzame personen in het plangebied en de adequate voorbereiding van de gemeentelijke brandweer op een calamiteit ter plaatse, worden geen knelpunten verwacht.
Onderzoek
Bestrijdbaarheid wil zeggen dat de hulpverleningsdiensten met de beschikbare voertuigen binnen de gestelde opkomsttijd ter plaatse zijn en de calamiteit ook kunnen beperken en bestrijden. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de bereikbaarheid en de beschikbare bluswatervoorzieningen.
Het bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit betreft een actualisering en reparatie van het bestaande bestemmingsplan. De Veiligheidsregio heeft in haar advies geadviseerd om in overleg met de gemeentelijke brandweer een blusvoorziening te realiseren binnen het bedrijventerrein De Poort.
Bestemmingsplan
In de planregels zijn binnen het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen binnen de bestemmingen Verkeer, Groen en Bedrijf, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het bestemmingsplan biedt daarmee ruimte om te voorzien in eventuele aanvullende bluswatervoorzieningen. Bij wijziging of herinrichting van de openbare ruimte zal er in overleg met de brandweer gekeken worden naar de mogelijkheden één of meerdere opstelplaatsen nabij (nieuwe) bluswatervoorzieningen te realiseren. In het bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit is alleen een bestemming bedrijf opgenomen. Daarbinnen zijn ook water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk.
Bereikbaarheid
Onderzoek
Uit het overleg met de veiligheidsregio van 24 april 2012 blijkt dat het bedrijventerrein De Poort praktisch gezien van één zijnde benaderbaar is. Een benadering van de andere zijde kost de brandweer veel tijd. Het beter bereikbaar maken van het bedrijventerrein lijkt vanwege de ligging niet of nauwelijks mogelijk.
Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan betreft evenwel een actualisering. Er is niet voorzien in een verbeterde ontsluiting van de bedrijventerreinen. De gemeente neemt de aanbevelingen in overweging bij nieuwe ontwikkelingen. Wel wordt een noodontsluiting mogelijk gemaakt.
In de planregels zijn binnen de bestemmingen Verkeer en Groen, maar ook in Bedrijf en Maatschappelijk en Agrarisch, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het bestemmingsplan biedt daarmee ruimte om te voorzien in eventuele aanvullende bluswatervoorzieningen. Bij wijziging of herinrichting van de openbare ruimte zal er in overleg met de brandweer gekeken worden naar de mogelijkheden één of meerdere opstelplaatsen nabij (nieuwe) bluswatervoorzieningen te realiseren.
Zelfredzaamheid
Onderzoek
Ten aanzien van zelfredzaamheid geldt het volgende.
Beheersbaarheid
De gemeentelijke brandweer oefent volgens een oefenschema overeenkomstig de landelijke richtlijnen 'leidraad oefenen'. In deze leidraad is ook het oefenen in geval van bijzondere risico's een onderdeel. De brandweer is dus voldoende geoefend in het bestrijden van dergelijke situaties.
Afweging en verantwoording GR
Door de realisatie van de lpg-tankstations op bedrijventerrein De Poort verandert het GR. Het GR blijft ruim onder de oriënterende waarde, er is geen sprake van een overschrijding. Het bevoegd gezag acht dit GR aanvaardbaar, gelet op onderstaande afweging.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Uit onderzoek dat is verricht in het kader van het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen is gebleken dat andere externe veiligheidsfactoren, zoals vervoer gevaarlijke stoffen, niet van invloed zijn op het plangebied en zeker niet op het toestaan van lpg-verkoop. Dit is ook aannemelijk gelet op situering van lpg-verkooppunten nabij snelwegen en andere, hiermee vergelijkbare locaties.
Toetsingskader
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. De plangebieden liggen binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.
De tekst is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.
In bijlage 4 een overzicht op genomen van het relevante beleid op Europees, nationaal en provinciaal niveau.
Onderzoek
Referentiesituatie
De huidige waterhuishoudingssituatie van de bedrijfspercelen is beschreven in hoofdstuk 3.
Toekomstige situatie (plansituatie)
De toekomstige situatie, zoals beschreven in hoofdstuk 4 (zie paragraaf 4.6) is getoetst aan een aantal waterhuishoudkundige criteria, die in het kader van de watertoets van belang zijn. Hieronder volgt het resultaat van de toetsing.
Veiligheid en waterkeringen en waterkwantiteit
De Keurzone van de primaire en regionale waterkeringen is voor lpg-verkoop op de betreffende percelen niet van belang.
Afvalwater en riolering
In de rioleringssituatie zijn geen wijzigingen voorzien. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterkwaliteit en ecologie
Nabij de bedrijfspercelen bevinden zich een aantal waterlopen, die in het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein worden bestemd. Er zijn geen natte natuurgebieden in de directe nabijheid van de terreinen.
Onderhoud waterlopen
Onderhoud van waterlopen is niet van belang voor dit bestemmingsplan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De waterhuishoudkundig relevante ontwikkelingen voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling beschreven. De bestemmingsregeling bestaat uit de volgende onderdelen:
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn 1 juli 2008 in werking getreden en vormen het wettelijk kader voor het bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit. Alle nieuwe ruimtelijke plannen - zoals bestemmingsplannen - moeten digitaal worden vervaardigd. Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) en is derhalve digitaal raadpleegbaar. SVBP2008 heeft alleen betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.
Digitaal
Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.
Analoog
Ondergrond
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand (versie april 2010). Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld B) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden.
Bestemmingen
De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld B voor Bedrijf) aangeduid. De 'bestemmingen' corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
Aanduidingen en renvooi (analoog plan)
De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen opgesplitst in:
Leeswijzer
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.
Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.
Begrippen
De begrippen geven een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.
Wijze van meten
Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten.
Algemeen
Opbouw bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2008.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn afgestemd op het (in voorbereiding zijnde) bestemmingsplan Grootschalige bedrijventerreinen.
Artikel 3 Bedrijf
Bestemmingsregeling algemeen
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Er is daarbij gekozen om milieucategorie 3.2 toe te staan. Er is daarbij gekozen voor een verbijzondering voor de aanwezige benzineservicestations met lpg. Tevens zijn deelgebieden aangeduid waarbinnen de afleverzuil, tank of het vulpunt zijn toegestaan. De begrenzingen zijn afgestemd op de veiligheidscontouren vanuit de bestaande woning in de omgeving en de hoogspanningsverbinding. Hiervoor zijn bepalingen opgenomen op de verbeelding en in de specifieke gebruiksregels.
Voorts zijn erftoegangswegen, parkeervoorzieningen en terreininrichtingen en dergelijke toegestaan. In de nadere eisen is bepaald dat burgemeester en wethouders in verband met de parkeerdruk nadere eisen kunnen stellen aan parkeervoorzieningen.
Overeenkomstig het bestemmingsplan voor Grote Bedrijventerreinen is de aanduiding risicovolle inrichting overgenomen.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn de op het bedrijventerreinen De Poort toegelaten bedrijven opgenomen.
Er zijn diverse bedrijven opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die bijvoorbeeld niet direct een productiefunctie hebben, maar meer een handelsfunctie. Voorbeelden zijn autogarages (SBI-code 501) en taxibedrijven (SBI/code 6022). Deze bedrijvigheid past juist op bedrijventerreinen, niet in de bebouwde kom of op andere locaties.
Hetzelfde geldt voor benzineservicestations. Als gevolg van de detailhandelsfunctie, zijn die niet in de genoemde Staat opgenomen. Vandaar dat deze bedrijven in de bestemmingsomschrijving specifiek zijn genoemd, zodat deze alsnog toelaatbaar zijn. Het gaat hierbij om detailhandel in auto's boten en caravans (zogenoemde ABC-goederen). Detailhandel in auto's, boten en caravans is opgenomen onder “detailhandel in volumineuze goederen”. Detailhandel in volumineuze (en gevaarlijke goederen) is rechtstreeks toelaatbaar op het bedrijventerrein De Poort.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is eveneens groothandel genoemd (SBI-code 51). Volgens de SBI-coderingssystematiek, behoren hiertoe ook opslagbedrijven. Voor opslag is ook geen afzonderlijke codering voorzien. Het kan daarbij ook gaan om voorraad/opslag voor winkels. Dit hangt samen met de algemene ontwikkeling dat magazijnen bij winkels in de kernen zo klein mogelijk worden gehouden. Hiertegen bestaat geen bezwaar, tenzij ter plaatse detailhandel wordt uitgeoefend.
Bestemmingsregeling detailhandel, ondergeschikte detailhandel, opslag en distributie voor internetverkoop, detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel.
De gemeente hanteert als algemeen uitgangspunt dat detailhandel niet is toegestaan op bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen zijn immers gereserveerd voor bedrijvigheid. Er zijn vormen van detailhandel die door hun uitstraling, omvang en dergelijke ook denkbaar zijn op bedrijventerreinen. De gemeente heeft in paragraaf 4.2 de volgende uitgangspunten geformuleerd.
In de juridische regeling zijn deze uitgangspunten als volgt uitgewerkt.
In de begripsbepalingen zijn eenduidige definities opgenomen voor:
Het volgende toetsingsschema is samengesteld, waarmee eenduidig is te bepalen welke vorm van detailhandel aan de orde is en of vestiging van deze vormen van detailhandel (eventueel na planwijziging) mogelijk is.
Figuur 6.1. Toetsingsschema detailhandel
De Poort is niet aangewezen als locatie voor grootschalige detailhandel.
Bouwregels
In de bouwregels zijn de reguliere bouwregels uit het gemeentelijk handboek opgenomen.
Geregeld is onder andere dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 meter mag bedragen. Het bevoegd gezag beschikt over een afwijkingsbevoegdheid, waarmee onder voorwaarden een kleinere afstand kan worden toegestaan.
Ten aanzien van reclame-uitingen en zonnecollectoren heeft een verbijzondering plaatsgevonden. Deze zijn op luifels en aan hoofdgebouwen toegestaan. De hoogte mag 2 m meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw. Voorts zijn vrijstaande reclamezuilen tot een hoogte van 5 m binnen en buiten het bouwvlak toegestaan. Op de bedrijventerreinen vinden ook proceswerkzaamheden plaats. Dit heeft geresulteerd in het opnemen van maatvoeringen voor onder andere silo's en dergelijke.
Flexibiliteit
In de regels zijn de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Zo is het mogelijk onder voorwaarden tot maximaal 15% af te wijken van de toegestane goot- of boeibordhoogte en bepaalde afstands- en oppervlakte maten.
Specifieke gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels is het gebruik van de gronden nader gespecificeerd. Daarbij is een verdeling gemaakt naar onderwerp.
Onder algemeen is opgenomen dat niet zijn toegestaan:
Op de bedrijventerreinen is opslag onder voorwaarden toegestaan. Opslag is toegestaan tot een stapelhoogte van 6 m en alleen binnen een bouwvlak. Voor de voorgevellijn is geen opslag toegestaan. Met deze regeling wordt een goede ruimtelijke uitstraling van de bedrijventerreinen gewaarborgd.
Onder detailhandel, detailhandel in volumineuze goederen en ondergeschikte detailhandel en opslag en distributie voor internetverkoop zijn regels ten aanzien van dergelijke vestigingen opgenomen (zie ook hoofdstuk 4.2 en eerder in deze juridische planbeschrijving).
Afwijken van de gebruiksregels
In enkele situaties is het denkbaar dat bedrijven niet genoemd zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ook komen situaties voor dat (vestiging van) bedrijven gewenst is, maar dat het bedrijf één milieucategorie zwaarder is dan toegestaan. Voor zover bedrijven dan naar aard en invloed op de omgeving geacht worden te behoren tot de toegelaten categorie, is afwijking van de gebruiksregels mogelijk.
Huisvesting arbeidsmigranten
Huisvesting van arbeidsmigranten is niet wenselijk op bedrijventerreinen. Er is daarom niet voorzien in een regeling, waarmee locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten binnen bestemmingsplannen kunnen worden toegestaan.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Over de noordhoek loopt een 150 kV-hoogspanningsverbinding. Deze leiding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding. Naast de onderliggende bestemmingen, zijn de gronden daarmee mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
Voordat op de onderliggende bestemmingen mag worden gebouwd, is schriftelijk advies van de leidingbeheerder noodzakelijk. Het leidingbelang wordt daarmee veilig gesteld.
Er is daarnaast een regeling opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Waarde archeologie 1 t/m 4
In het bestemmingsplan is overeenkomstig het op 22 november 2011 vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid, gezien de hoge verwachtingswaarden, een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 toegekend.
De bestemmingsregeling is in samenspraak met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is. Voor een nadere toelichting op het archeologiebeleid wordt voorts verwezen naar paragraaf 5.1.1.
De artikelen Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 3 en Waarde - Archeologie - 4 zijn opgenomen omdat naar aanleiding van archeologisch onderzoek planwijziging mogelijk is naar deze archeologische dubbelbestemmingen.
In alle gevallen geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek wanneer niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld werkzaamheden worden uitgevoerd.
Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen.
De bestemming Molenbiotoop is overgenomen. Aangesloten is bij de regeling voor het Buitengebied en de Grote Bedrijventerreinen.
Overgangsregels
De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
Slotbepaling
Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald 'Regels van het bestemmingsplan LPG-tankstations De Poort na herstelbesluit'.
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd. Bijvoorbeeld doordat alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.
Bij het voorliggende bestemmingsplan waarmee alleen toevoeging lpg-verkoop wordt geregeld, kan er voor worden gekozen geen exploitatieplan vast te stellen. In deze gevallen is namelijk geen sprake te verhalen (plan)kosten, dan wel is de potentiële opbrengst van de bouwmogelijkheden zo gering, dat de kosten voor het opstellen van een exploitatieplan niet opwegen tegen de eventuele opbrengsten ervan. Recentelijk is daarom het Bro gewijzigd (Besluit van 15 december 2009, Stcr. 2009, 19 907). Artikel 6.2.1a Bro (nieuw) maakt het mogelijk om het vaststellen van een exploitatieplan achterwege te laten indien het mogelijke (netto) bedrag aan exploitatie opbrengsten minder dan € 10.000,- bedraagt.
Gelet op de beperkte omvang van de resterende bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan, in relatie tot de voor de gemeente Reimerswaal te maken plankosten, is het niet waarschijnlijk dat de opbrengsten dit bedrag te boven zullen gaan. Daarom wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan.
Het voorontwerpbestemmingsplan lpg-tankstations De Poort' (versie 26 januari 2012) met planidentificatie NL.IMRO.0703.BTDP-VO01 heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 8 maart 2012 tot en met 4 april 2012 ter visie gelegen.
Er zijn twee inspraakreacties ontvangen. De inspraakreacties zijn navolgend samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Ook alle aspecten die in de inspraakreacties zijn vermeld, maar niet in de samenvatting zijn weergegeven, zijn in de beoordeling en overwegingen betrokken. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze, het bestemmingsplan naar aanleiding van de inspraakreactie is aangepast.
Samenvatting inspraakreactie
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Samenvatting inspraakreactie
Gemeentelijk reactie
Conclusie
Het voorontwerpbestemmingsplan 'lpg-tankstations De Poort' is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1, lid 1, van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
Er zijn inhoudelijke reacties op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen van de instanties genoemd onder 1 en 2. De overige instanties hebben niet of niet inhoudelijk gereageerd. De betreffende overlegreacties onder 1 en 2 zijn hieronder samengevat en van (gemeentelijk) commentaar voorzien.
Samenvatting overlegreactie
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Naar aanleiding van de reactie van de Veiligheidsregio wordt de toelichting van het bestemmingsplan aangevuld.
Samenvatting overlegreactie
Gemeentelijke reactie
Conclusie
De regeling wordt afgestemd op de regeling in de omliggende plannen Buitengebied en Grote Bedrijventerreinen.
Regels en toelichting
Verbeelding
Het ontwerpbestemmingsplan “LPG-tankstations De Poort” heeft van donderdag 13 december 2012 tot en met woensdag 23 januari 2013 ter visie gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging is aan een ieder gelegenheid gegeven een zienswijze over het ontwerp kenbaar te maken aan de gemeenteraad.
Er zijn binnen de daarvoor gestelde termijn drie zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn navolgend samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Ook is aangegeven of en zo ja op welke wijze het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijze is aangepast.
Samenvatting zienswijze
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijze niet aangepast.
Samenvatting zienswijze
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijze niet aangepast.
Samenvatting zienswijze
Gemeentelijke reactie
Conclusie
Naar aanleiding van de zienswijze is de regeling “Leiding – Hoogspanningsverbinding” nog nader bekeken en geüniformeerd met de regeling van het in januari 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied.
Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen worden tevens enkele ambtshalve aanpassingen voorgesteld naar aanleiding van de beoordeling van het ontwerpbestemmingsplan door de ambtelijke dienst van de gemeente alsook overige instanties.
Begrippen
Detailhandel in volumineuze goederen.
Naar aanleiding van een reactie van de provincie op het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen is het begrip in dit plan eveneens uit oogpunt van uniformiteit aangepast.
Artikel Bedrijf
In het kader van afstemming op de overige bestemmingsplannen die de afgelopen periode zijn vastgesteld en/of bijna zijn vastgesteld, is de redactie van lid 3.2.1 onder e afgestemd op het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen. Gebouwen mogen nu niet meer in de perceelsgrens worden gebouwd. De minimale afstand is verkleind van 5 naar 3 meter.
Artikelen “Waarde – Archeologie 1 t/m 4”
Overgangsrecht
Op 25 juni 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "LPG-tankstations De Poort" gewijzigd vastgesteld. Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en is voorlopige voorziening gevraagd aan de Voorzitter van genoemde Afdeling. De Voorzitter heeft op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan over de verzoeken om voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het hiervoor bedoelde raadsbesluit bij wijze van voorlopige voorziening geschorst, voor zover het bestemmingsplan "LPG-tankstations De Poort" een maximale LPG-doorzet van meer dan 1.000 m³ per jaar mogelijk maakt voor het brandstofverkooppunt op het perceel De Poort 24 (tankstation De Meeuw). De ingestelde beroepen zijn nog niet behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De uitspraak van de Voorzitter vormt aanleiding om het raadsbesluit van 25 juni 2013 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "LPG-tankstations De Poort" alsnog te herzien, voor zover dat bestemmingsplan de doorzet van LPG tot een hoeveelheid van meer dan 1.000 m³ per jaar per verkooppunt van motorbrandstoffen mogelijk maakt. De gemeenteraad heeft - op basis van artikel 6:19 van de Awb - bij besluit van 25 februari 2014 het bestemmingsplan "LPG-tankstations De Poort" gewijzigd (herstelbesluit). Binnen artikel 3 'Bedrijf' van de regels van het bestemmingsplan wordt aan lid 3.5.1 een nieuw sublid g. toegevoegd dat als volgt luidt: "de doorzet van LPG-verkoop van een "verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG" is uitsluitend toegestaan tot 1.000 m³ per jaar".
Voor de toelichting wordt verwezen naar bijlage 5.