direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf - Haven
Plan: Havens Yerseke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.07YeBPHavens-vg01

Artikel 3 Bedrijf - Haven

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Haven aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijf kade- of havengebonden bedrijven, alsmede voor bedrijven die overwegend diensten verlenen voor kade- en havengebonden bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 2, 3.1, 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijf kade- of havengebonden bedrijven, alsmede voor bedrijven die overwegend diensten verlenen voor kade- en havengebonden bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduidingen zoals hierna in de tabel genoemd, tevens een bedrijfsactiviteit uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':

aanduiding   SBI-code   uit ten hoogste milieucategorie  
'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf'   35.1   5A  

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidhinderlijke inrichting': tevens een geluidhinderlijke inrichting;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - havenkraaninstallatie - 1': tevens een havenkraaninstallatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pompencomplex verswatervoorziening': tevens een pompencomplex voor de verswatervoorziening van schaal en schelpdierverwerkende industrie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': tevens een zend- en ontvangstinstallatie;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen en groenvoorzieningen;
    • 2. kaden met laad- en losfaciliteiten;
    • 3. keerwanden;
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. ontsluitingswegen;
    • 6. parkeervoorzieningen;
    • 7. toegangs- en achterpaden;
    • 8. vaar- en waterwegen;
    • 9. water;
    • 10. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': ten hoogste 1 zend- en ontvangstinstallatie;
    • 5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- scheepswerf': drijvende dokken;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 4 m;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 7 m;
    • 3. overkappingen: 6 m;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 5. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 6. zendmast: 40 m;
    • 7. drijvende dokken: 15 m;
    • 8. havenkranen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': 40 m;
    • 9. haveninstallaties: 10 m;
    • 10. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m;  
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel, met dien verstande dat:
    • 1. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, een bebouwingspercentage geldt van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pompencomplex verswatervoorziening' tevens een oppervlakte van maximaal 200 m2 ondergronds bebouwd worden ten behoeve van het betreffende pompencomplex.

3.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. havenkranen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - havenkraaninstallatie - 1': 20 m;
    • 4. haveninstallaties: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m.  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.3.2 Kleine windturbines

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van kleine windturbines, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bedrijfsperceel heeft een oppervlakte van ten minste 1.000 m2;
  • b. een kleine windturbine is toegestaan ter plaatse van gronden aan Dregweg en Ankerweg;
  • c. een kleine windturbine met wieken is vrijstaand toegestaan; andere kleine windturbines zijn op platte daken van gebouwen of vrijstaand op een mast toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van een kleine windturbine, inclusief de tip van de rotor, bedraagt niet meer dan 15 meter; van een kleine windturbine met verticale as bedraagt de ashoogte van de rotor niet meer dan 5 meter; van een niet-wiekturbine bedraagt de rotordiameter niet meer dan 2 meter;
  • e. de bouwhoogte van een kleine windturbine op een gebouw lager dan 10 meter bedraagt niet meer dan de helft van de bouwhoogte van het gebouw; bij hogere gebouwen bedraagt de bouwhoogte van een kleine windturbine niet meer dan een derde van de bouwhoogte van een gebouw;
  • f. de afstand van een kleine windturbine tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 15 meter;
  • g. formaat, type en hoogte worden goed afgestemd op het voorkomen van mogelijke hinder voor de omgeving;
  • h. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.3.3 Hogere bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c.10 ten aanzien van de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 8 m;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. geluidhinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van geluidhinderlijke inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidhinderlijke inrichting;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

3.4.2 Kantoren

Met betrekking tot kantoren gelden de volgende regels:

  • a. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • b. kantoorvloeroppervlakte van niet-zelfstandige kantoren die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum oppervlakte van 200 m² per bedrijf, is niet toegestaan.

3.4.3 Opslag van goederen

Met betrekking tot opslag van goederen gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag van goederen is niet toegestaan;
  • b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan.

3.4.4 Detailhandel

Met betrekking tot detailhandel gelden de volgende regels:

  • a. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten twee categorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.