direct naar inhoud van Regels
Plan: Grintweg 23
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.07YeBPGrintweg23-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Grintweg 23 met identificatienummer NL.IMRO.0703.07YeBPGrintweg23-va01 van de gemeente Reimerswaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat archeologie beschikt.

1.11 archeologisch vooronderzoek

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend.

1.12 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen. Daar waar in de regels van het bestemmingsplan gesproken wordt over 'bedrijf' dient tevens te worden gelezen 'bedrijfsactiviteit'.

1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.17 bestaande bebouwing

bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 betaalbare woning

een woning, die behoort tot één van de navolgende categorieën:

  • 1. Betaalbare koopwoningen. Betaalbare koopwoningen worden verkocht voor ten hoogste € 390.000,- (prijspeil 2024). De betaalbaarheidsgrens wordt gehanteerd om de hoogte van het segment betaalbaar vast te stellen.
  • 2. Middenhuur woningen, zoals bedoeld in 1.47.
  • 3. Sociale woningen, zoals bedoeld in 1.55.
1.21 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bewoonbaar vloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.23 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 bijzondere woonvormen

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.

1.25 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.33 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok kan uitkomen en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.36 erkende partij

een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het voor het archeologisch onderzoek noodzakelijke certificaat conform de BRL 4000.

1.37 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 hobbymatig houden van dieren

het op kleine schaal houden van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee.

1.40 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.41 huisdierenverblijf

een bijgebouw bedoeld voor het niet beroeps- of bedrijfsmatig huisvesten van door de mens ter wille van nut en gezelligheid gehouden tamme dieren, niet zijnde paarden, pony's, en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen ander vee.

1.42 huishouden

één persoon, twee personen, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen die een economisch-consumptieve eenheid vormen en dezelfde woning delen waarbij de onderlinge verbondenheid tussen de personen een primaire reden tot een gezamenlijke huisvesting is. Kamerverhuur wordt hier niet onder verstaan.

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daarmee vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.44 logies

het (bedrijfsmatig)(nacht) verblijf aanbieden, waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.

1.45 logies met ontbijt

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een woning gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het eventueel serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de woonfunctie.

1.46 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.47 middenhuur woningen

woningen, niet zijnde sociale woningen, die worden verhuurd voor maximaal €1.157,95 per maand (prijspeil 2024) en gaan uit van onderstaande randvoorwaarden:

  • a. De woning wordt verhuurd voor ten hoogste de maximale huurprijs behorende bij 186 punten op grond van de waardering van de kwaliteit als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte met begrip van, voor zover van toepassing, de vermeerdering, bedoeld in artikel 8a, eerste, derde, vierde of vijfde lid, van de Besluit huurprijzen woonruimte;
  • b. minimale exploitatieperiode (als Middeldure Huurwoning) van 10 jaar.
1.48 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.49 Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal

de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal op 25 juli 2016 vastgestelde 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' danwel de opvolger van deze nota.

1.50 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.51 ondergeschikt

in aard en omvang of functioneel, ruimtelijke en/of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschikt zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.

1.52 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.53 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.
1.54 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.55 sociale woning

woning, die wordt verhuurd met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag.

1.56 tijdelijke woongelegenheid

een tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een huishouden.

1.57 tiny house

een kleine volwaardige woning met een maximaal bewoonbaar vloeroppervlak van 50 m² voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.58 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.59 voorgevellijn

de denkbeeldig doorgetrokken lijn vanaf de voorste gevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.60 wonen/bewoning

het gebruik van een woning voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.61 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat voorzien is van alle elementaire ruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer, badkamer en toilet) en bedoeld is voor bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakkapellen

indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of het boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. bermen;
    • 2. bermsloten;
    • 3. voet-, toegangs- en fietspaden.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - calamiteitenroute', tevens voor een calamiteitenroute, alsmede voet- en fietspaden en overige verharding.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bruggen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bruggen bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan:
    • 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 4. speelvoorzieningen: 3 meter;
    • 5. vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
3.3.1 Verkeer of Water

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Groen wijzigen in de bestemming Verkeer of Water, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden en overige verharding;
  • b. parkeerplaatsen;
  • c. afvalverzamelplaatsen;
  • d. bermen en beplantingen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bruggen;
    • 2. duikers;
    • 3. keermuren voor de waterbeheersing;
    • 4. oeverbeschoeiingen;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 meter;
    • 2. lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 3. speelvoorzieningen: 3 meter;
    • 4. bruggen: 3 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
4.3.1 Groen of Water

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Verkeer wijzigen in de bestemmingen Groen of Water, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aan- en afvoer van water;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bruggen;
    • 2. duikers;
    • 3. keermuren voor de waterbeheersing;
    • 4. oeverbeschoeiingen;
    • 5. steigers;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
5.3.1 Groen of Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Water' wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, alsmede kleinschalig logies met ontbijt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor:
    • 1. wegen, voet- en fietspaden en overige verharding;
    • 2. parkeerplaatsen;
    • 3. afvalverzamelplaatsen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor:
    • 1. voet- en fietspaden en overige verharding;
    • 2. parkeerplaatsen;
    • 3. afvalverzamelplaatsen;
    • 4. speelvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - calamiteitenroute', tevens voor een calamiteitenroute, alsmede voet- en fietspaden en overige verharding;
  • e. bijbehorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. voetpaden, toegangs- en achterpaden;
    • 4. tuinen;
    • 5. water en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
    • 6. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd in de volgende typologieën:
    • 1. vrijstaand, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    • 2. twee-aaneen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 3. aaneengebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
    • 4. gestapeld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  • d. de voorgevel van een hoofdgebouw dient georiënteerd te zijn op de op bestemming(en) 'Groen' en/of 'Verkeer', de aanduiding(en) 'ontsluiting' en/of 'parkeerterreinen', dan wel de Grintweg en/of de Molhoekseweg;
  • e. het maximaal aantal woningen binnen de bestemming bedraagt 91;
  • f. het is verboden om één of meerdere tiny houses binnen deze bestemming te bouwen.

Tabel 1: Bouwregels voor hoofdgebouwen:

Maatvoeringseisen   Vrijstaand   Twee-aaneen   Aaneenge-bouwd   Gestapeld  
maximale diepte   15 meter   15 meter   12 meter   15 meter  
minimale breedte   -   -   4,5 meter   -  
         
Situeringseisen          
minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens   3 meter aan beide zijden   3 meter aan één zijde   -   -  
minimale afstand uit de voorste perceelsgrens   2 meter   2 meter   2 meter   -  
minimale afstand tot achterste perceelsgrens   8 meter   8 meter   8 meter   -  
minimale afstand tot de weg   -   -   -   3 meter  

6.2.2 Aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor de voorste gevel van het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen achter de voorste gevel van het hoofdgebouw moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in tabel 2;

Tabel 2: Bouwregels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen:

Maatvoeringseisen   Eis  
totale maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel   maximaal 50% van de gronden buiten het hoofdgebouw en achter de voorgevellijn, met een maximum van 100 m²  
maximale goot- en/of boeibordhoogte   3 meter  
maximale bouwhoogte   6 meter  
   
Situeringseisen    
minimale afstand tot voorgevellijn van hoofdgebouw   3 meter  
minimale afstand tot de weg   3 meter  
minimale onderlinge afstand tot andere gebouwen, indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd   1 meter  
minimale afstand van een aan- en/of uitbouw en bijgebouw bij vrijstaande hoofdgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen   3 meter  
minimale afstand tot overige perceelsgrenzen, indien niet op de perceelsgrens wordt gebouwd   1 meter  

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw; 1 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen anders dan bedoeld onder 1.: 2 meter
    • 3. vrijstaande antennes: 5 meter;
    • 4. overkappingen: 3 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel bedraagt niet meer dan 50% van de gronden buiten het hoofdgebouw en achter de voorgevellijn, met een maximum van 100 m².
6.2.4 Doelgroepen

Het bouwen van de woningen zoals bedoeld in lid 6.1 is uitsluitend toegestaan indien minimaal 40% van het aantal woningen binnen de bestemming wordt gerealiseerd als betaalbare woning, waarbij minimaal 15% van het aantal woningen binnen de bestemming moet worden gerealiseerd als sociale woning en/of middenhuur woning.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afstand hoofdgebouwen tot voorste perceelsgrens

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1, tabel 1, voor het situeren van hoofdgebouwen op kortere afstand tot de voorste perceelsgrens, indien:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. dit niet leidt tot een onaanvaardbare parkeersituatie, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in lid 12.1;
  • d. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.
6.3.2 Realiseren tiny houses

Bij een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de beleidsregels 'Tiny houses gemeente Reimerswaal 2022' of een opvolger daarvan, worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub f voor het bouwen van één of meerdere tiny houses.

6.3.3 Oprichten gebouwen en overkappingen voor de voorste gevel

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a, teneinde voor de voorste gevel van het hoofdgebouw, aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 8 m² en de goot(- of boeibord)hoogte niet meer dan 3 meter;
  • b. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.3.4 Oprichten bijgebouwen bij gestapelde woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2, teneinde voor de voorste gevel van het hoofdgebouw, bijgebouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goot(- of boeibord)hoogte bedraagt niet meer dan 3,5 meter;
  • b. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • c. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.3.5 Minimale afstand aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de weg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2, tabel 2, voor het situeren van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op kortere afstand tot de weg, indien:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. wordt voldaan aan de overige maatvoerings- en situeringseisen als bedoeld in lid 6.2.2, tabel 2;
  • c. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden, het woon- en leefklimaat en/of de sociale veiligheid van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. dit niet leidt tot een onaanvaardbare parkeersituatie, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in lid 12.1;
  • e. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.
6.3.6 Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.3 voor het realiseren van hogere erf- en terreinafscheidingen, indien:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • c. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat en/of de sociale veiligheid van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. dit niet leidt tot een onaanvaardbare parkeersituatie, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in lid 12.1;
  • e. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.
6.3.7 Tijdelijke woongelegenheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Algemeen
  • a. het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.
6.4.2 Huisdierenverblijven, paarden en pony's en ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee
  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • b. het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan.
6.4.3 Aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • f. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.
6.4.4 Kleinschalig logies met ontbijt

Het aanbieden van een kleinschalig logies met ontbijt in een woning is toegestaan binnen deze bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdfunctie van de woning blijft behouden;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van de logies met ontbijt is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
  • c. het aantal slaapkamers ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan 2 met in totaal maximaal 4 slaapplaatsen;
  • d. de ruimtes voor een logies met ontbijt mogen door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet geschikt zijn voor bewoning;
  • e. het gebruik is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • f. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • g. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat en de gebruiksfuncties van naastgelegen percelen.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Wijziging naar Verkeer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Woongebied' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' mag worden gewijzigd in de bestemming Verkeer, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de wijziging is wenselijk vanuit het oogpunt van een doelmatige verkeersafwikkeling c.q. de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur;
  • b. wijziging leidt, al dan niet middels het treffen van maatregelen, niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • d. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. de akoestische effecten;
    • 3. archeologische waarden;
    • 4. externe veiligheid;
    • 5. de luchtkwaliteit;
    • 6. de waterhuishoudkundige situatie;
    • 7. ecologische waarden.
6.5.2 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • e. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.
6.5.3 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolpersleiding met daarbij behorende belemmeringenstrook.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels en toegestane afwijking hiervan - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende (bouw)regels en toegestane afwijking hiervan, worden in acht genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
7.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 7.2 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
7.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een drinkwater(transport-) dan wel industriewaterleiding.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels of toegestane afwijking hiervan - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende (bouw)regels en toegestane afwijking hiervan, worden in acht genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet geschaad;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
8.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 8.2 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,4 m onder het maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanplanten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het ophogen van gronden.
9.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 9.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2 in acht is genomen;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  • e. niet dieper reiken dan 0,4 m onder het maaiveld;
  • f. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • h. het ophogen van gronden tot 2 m betreffen, indien dit ophogen laagsgewijs gebeurt in lagen van ten hoogste 1 m die het volledige terrein betreffen.
9.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, zoals in lid 9.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie in voldoende mate worden veilig gesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het archeologisch onderzoek, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Overschrijding voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • c. terreinafscheidingen.
11.2 Percentages

Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

11.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Parkeren

Er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in de Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Milieuzone - geur
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geur' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de gezondheid van personen in geurgevoelige objecten;
  • b. Het oprichten van bouwwerken als geurgevoelig object of het in gebruik nemen van geurgevoelige objecten is niet toegestaan;
  • c. In afwijking van het bepaalde in sub b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van het oprichten van geurgevoelige objecten binnen de 'Milieuzone - geur' indien:
    • 1. de geurhinderveroorzakende activiteit in feitelijke en planologische zin is beëindigd;
    • 2. er vanuit het oogpunt van geurhinder een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan voor overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken, of wanneer dit uit esthetisch en/of stedenbouwkundig oogpunt gezien wenselijk is, danwel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag per bouwperceel met niet meer dan 10% worden overschreden.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemmingen 'Woongebied' en 'Groen' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' mogen worden gewijzigd in de bestemming Verkeer, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de wijziging is wenselijk vanuit het oogpunt van een doelmatige verkeersafwikkeling c.q. de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur;
  • b. wijziging leidt, al dan niet middels het treffen van maatregelen, niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • d. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. de akoestische effecten;
    • 3. archeologische waarden;
    • 4. externe veiligheid;
    • 5. de luchtkwaliteit;
    • 6. de waterhuishoudkundige situatie;
    • 7. ecologische waarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 16.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1 onder a met maximaal 10%;
  • c. het in lid 16.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 16.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het in lid 16.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Grintweg 23'.