Plan: | Annahof, Waarde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0703.06WaOVAnnahof-va01 |
De locatie Annahof is een ontwikkellocatie in het dorp Waarde. In 2009 is voor deze locatie een vrijstellingsprocedure ex art. 19.1 WRO doorlopen en in 2012 is een omgevingsvergunning verleend. De terreininvulling die met de vrijstellingsprocedure mogelijk was gemaakt, is bij de actualisatie van het bestemmingsplan 'Waarde' in 2013 ook als zodanig bestemd. Het toentertijd beoogde plan van 13 woningen is echter nooit gerealiseerd, uitgezonderd drie woningen aan de Groene Kruisstraat.
Het resterende braakliggend terrein is inmiddels doorverkocht. Het voornemen is om op deze locatie 8 woningen te realiseren. Het bouwprogramma bestaat uit 2 twee-onder-een-kapwoningen en 6 levensloopbestendige woningen. Het nieuwe inrichtingsplan past niet binnen de contouren van de ter plaatse geldende woon-, tuin- en verkeersbestemming en huidige bouwvlakken. Het gewenste plan is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Waarde' van de gemeente Reimerswaal.
Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, heeft de gemeente aangegeven het bouwplan mogelijk te maken met een uitgebreide procedure omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. De aanvraag moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.
Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van het dorp Waarde. Het plangebied ligt aan de oostzijde van de Groene Kruisstraat in Waarde, het Annahof. Het plangebied bestaat uit de volgende kadastrale percelen:
De totale oppervlakte van het plangebied is daarmee 2.488 m2.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige woningen mogelijk te maken. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit document toetst de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en in hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied is gelegen in het dorp Waarde. Het plangebied ligt in een omgeving die voornamelijk bestaat uit woonbestemmingen. Grenzend aan de noordoostzijde van het plangebied zijn garageboxen gelegen. Het plangebied betreft een braakliggend terrein (afbeelding 2). De noordzijde van het plangebied bestaat uit een geitenweide die omheind is door middel van een afrastering en een haag. De noordoostzijde van het plangebied is deels begroeid met bomen en struiken. De rest van het plangebied is onverhard.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied voor realisatie van de woningen aan de Groene Kruisstraat (bron: Google Street View)
In de toekomstige situatie worden op de betreffende locatie in totaal 8 woningen gerealiseerd (afbeelding 3 en 4). Het bouwprogramma bestaat uit 2 twee-onder-een-kapwoningen en 6 levensloopbestendige woningen. De levensloopbestendige woningen zijn gesitueerd aan de oost- en zuidwestzijde van het plangebied. De twee-onder-een-kapwoningen zijn gesitueerd aan de noordzijde van het plangebied. De levensloopbestendige woningen hebben een goothoogte van ca 3,5 meter en een bouwhoogte van ca. 7,4 meter (afbeelding 5). De twee-onder-een-kapwoningen hebben een goothoogte van ca. 3,85 meter en een bouwhoogte van ca. 9,6 meter (afbeelding 6). Het plangebied wordt ontsloten op de Groene Kruisstraat. In de openbare ruimte worden in totaal 10 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Afbeelding 3 | Toekomstige situatie plangebied (bron: RoosRos Architecten Goes)
Afbeelding 4 | Vogelvluchtimpressie Annahof (bron: RoosRos Architecten Goes)
Afbeelding 5 | Principegevelaanzicht levensloopbestendige woning (bron: RoosRos Architecten Goes)
Afbeelding 6 | Principegevelaanzicht twee-onder-een-kapwoning (bron: RoosRos Architecten Goes)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Waarde' van de gemeente Reimerswaal. Dit bestemmingsplan is op 25 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen' met bouwvlakken, 'Tuin' en 'Verkeer'. Op basis van de in 2012 verleende omgevingsvergunning kunnen nog 10 woningen gerealiseerd worden. Binnen de bouwvlakken op de bestemming 'Wonen' geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Verder ligt op de westzijde van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' en op de oostzijde van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'. Het nieuwe inrichtingsplan past niet binnen de contouren van de ter plaatse geldende woon-, tuin- en verkeersbestemming en huidige bouwvlakken. De ontwikkeling is daarom op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk.
Afbeelding 7 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Nationale Omgevingsvisie
Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) op 11 september 2020 vastgesteld. De NOVI kent de volgende vier prioriteiten:
Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de voorgenomen ontwikkeling. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling opgenomen moet worden. Daarnaast moet, indien de ontwikkeling gelegen is buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering opgenomen worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. Op basis van de in 2012 verleende omgevingsvergunning is het mogelijk ter plaatse nog 10 woningen te realiseren. Het huidige plan voorziet in de bouw van 8 woningen. Onderhavige ontwikkeling is daarmee dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven.
Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
Omgevingsvisie Zeeland
De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd. In de omgevingsvisie wordt gesteld dat de vraag van de Zeeuwen naar woningtype verandert. Door de toename van met name alleenstaande 80+ huishoudens lijkt er een mismatch te ontstaan tussen de huidige woningvoorraad en de woningvoorraad die er op lange termijn zou moeten staan. De behoefte aan nultredenwoningen en beschutte woonzorgwoningen neemt immers fors toe. Voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van 6 levensloopbestendige appartementen. De ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de Zeeuwse Omgevingsvisie.
Kwalitatief Woningmarkt Ondezoek Zeeland (KWOZ)
Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken (zie onder Regionaal beleid). Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten, een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ). De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Reimerswaal als volgt:
Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. In het onderhavige plan zijn 6 levensloopbestendige woningen (nultredenwoningen) en 2 twee-onder-een- kapwoningen voorzien. Het plan voorziet in de gewenste kwalitatieve behoefte zoals die blijkt uit het KWOZ. Op de kwantitatieve behoefte wordt ingegaan onder 3.3 Regionaal beleid.
Provinciaal beleid staat de vergunningverlening van het bouwplan niet in de weg.
Regionale woningmarktafspraken
Sinds 2013 maken de vijf gemeenten op De Bevelanden afspraken over het wonen in de regio. In de vorm van de Agenda Wonen in De Bevelanden 2025 zijn afspraken vastgelegd over woningbouw en inhoudelijke zaken ten aanzien van het wonen, zoals herstructurering, wonen en zorg, huisvesting van arbeidsmigranten en prestatieafspraken met de woningcorporaties. In 2020 zijn de woningmarktafsparken geactualiseerd in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030'. In de Woonvisie De Bevelanden 2019-2023 is een visie opgenomen op het wonen in de regio. Deze visie is vertaald naar een aantal algemene, ruimtelijke en programmatische uitgangspunten. Van toepassing op voorgenomen ontwikkeling is het ruimtelijk uitgangspunt 'inbreiden voor uitbreiden'. Uitbreiding is alleen mogelijk als inbreiden niet wenselijk en/of mogelijk is en er wel aantoonbaar behoefte is. Een programmatisch uitgangspunt dat relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling is de inzet op levensloop- en toekomstbestendige woningen. Voor woningen die door nieuwbouw aan de woningvoorrad worden toegevoegd geldt dat deze zoveel mogelijk levensbestendig (nultreden) en aanpasbaar aan de woonvoorkeur van meerdere doelgroepen moet zijn.
Het plan voorziet, naast de 2 twee-onder-een-kapwoningen, in de realisatie van 6 levensloopbestendige woningen. Het plan zet hierdoor in op het toevoegen van kwaliteit in plaats van kwantiteit en is tevens aan te merken als een binnenstedelijk inbreidingsproject. De inbreidingslocatie Annahof is opgenomen in de woningmarktafspraken. Binnen het plangebied mogen, op basis van de reeds verleende omgevingsvergunning, nog 10 woningen gebouwd worden. Deze woningen vallen binnen de harde plancapaciteit, maar zijn nog niet gebouwd. Het plan voorziet in de realisatie van 8 woningen in het dorp Waarde. Het plan voldoet aan de woningmarktafspraken.
Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen (2012)
Deze structuurvisie van de gemeente Reimerswaal geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop de uitwerking van dit beleid wordt gerealiseerd. Doelstelling voor het ruimtelijk beleid voor Waarde is het waarbogen van de kernkwaliteit van Waarde: 'goed wonen in rust en ruimte'. Met een goede afronding van de kern, aanpak van de ruimelijke aandachtslocaties en het op peil houden van het voorzieningenniveau kan dit worden bereikt.
Door de veranderende bevolkingssamenstelling is er vooral sprake van een veranderende kwalitatieve behoefte. Er is steeds meer behoefte aan nieuwe woningtypologieën die in de huidige bouwplannen nog weinig worden aangeboden. Er is vooral behoefte aan woningen voor (actieve) ouderen en/of levensloopbestendige woningen is behoefte. Door het Rijk wordt ingezet op het steeds langer zelfstandig wonen van ouderen en zorgbehoevenden. De groeiende groep ouderen heeft hier ook behoefte aan en blijft het liefste woonachtig binnen de kern waar zij momenteel woont.
Ten aanzien van woningbouwprojecten zijn de volgende aandachtspunten aangegeven:
Onderhavig plan voorziet in de behoefte aan levensloopbestendige woningen. De ontwikkeling draagt bij aan een kwalitatieve verbetering van de bestaande woningvoorraad. Met het realiseren van levensloopbestendige woningen wordt een volledig woonprogramma op de begane grond gerealiseerd waardoor ouderen langer in de woningen kunnen blijven wonen. De twee-onder-een-kapwoningen bieden ruimte voor gezinnen.
Woonvisie gemeente Reimerswaal (2020)
De woonvisie vormt een uitnodiging voor inwoners en woonpartners om concrete projecten te realiseren. Daarnaast vormt de woonvisie een afwegingskader voor nieuwe woningbouwplannen. De gemeente Reimerswaal geeft in de woonvisie de doelstellingen weer die ingaan op de ontwikkeling van alle kernen en de functie van wonen daarin. Concreet is per kern aangegeven welke woningvraagstukken van belang zijn.
Tot 2030 zullen er in Waarde circa 25 tot 35 huishoudens bij komen, vooral in de oudere leeftijdsgroepen. Waarde vergrijst relatief snel. Dit vraagt om een transformatieslag van bestaande woningen die geschikt zijn voor oudere een- en tweepersoonshuishoudens. Net als in de overige kernen vormen de gezinnen nog steeds de grootste groep huishoudens en dit blijft de komende jaren zo. Het aantal jonge alleenstaanden en stellen neemt af, waardoor ook de vraag naar kleinere starterswoningen afneemt.
Gezien de huishoudensontwikkeling is tot 2030 behoefte aan 15 tot 25 extra woningen in Waarde. Bovenop de woningbouwplanning betekent dit ruimte voor zo’n 10 extra woningen. De realisatie van de ‘Annahof’ heeft prioriteit en hiervoor is ruimte gereserveerd in de woningbouwplanning. Woningbouw waarbij inbreiding plaatsvindt heeft de voorkeur. Tevens wordt met dit plan voorzien in de behoefte aan woningen voor senioren door de realisatie van levensloopbestendige woningen en voor gezinnen door de realisatie van twee-onder-één-kapwoningen.
Gemeentelijk beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
Met de invoering van de Erfgoedwet in 2016 is de Monumentenwet 1988 komen te vervallen.
Vanaf dat moment is alle zorg voor wat betreft de omgang met erfgoed geregeld in de
Erfgoedwet. Dit gaat enerzijds om de vraag wat erfgoed is en anderzijds om de omgang
hiermee in de fysieke leefomgeving. Dit laatste is opgenomen als overgangsrecht en zal bij
het in werking treden van de Omgevingswet worden overgeheveld. De verantwoordelijkheid
voor een goede borging en omgang met cultureel erfgoed is belegd bij de gemeenten.
Gemeentelijk archeologiebeleid
Om deze verantwoordelijkheid op een goede manier op te kunnen pakken heeft de gemeente Reimerswaal gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkeld, dat op 22 november 2012 is vastgesteld. Hiermee voldoet de gemeente aan haar wettelijke plicht omtrent archeologie en biedt zij bovendien een formeel afwegingskader dat gebruikt kan worden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Het beleid is gebaseerd op een analyse van de plaatselijke situatie en geeft aan wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het rapport 'Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal' (d.d. 30 juni 2011) bestaat uit een 'Deel A: Beleidsnota archeologie' en een 'Deel B: Toelichting beleidskaart'. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A). Deze uitwerking bestaat uit vier maatregelenkaarten gerelateerd aan de in de Zeeuwse ondergrond voorkomende geologische lagen. Maatregelenkaarten 1 tot en met 4 hebben respectievelijk betrekking op het laagpakket van Walcheren, het Hollandveen, het laagpakket van Wormer en het Laagpakket van Wierden (Pleistoceen dekzand). Op basis van deze beleidskaarten wordt bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie en diepte al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologisch waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd categorie 1, is een aan oppervlakte van grondverstoring gebonden vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:
Toetsing archeologiebeleid
Binnen het gemeentelijk archeologiebeleid is het plangebied aangemerkt als een terrein met enerzijds een archeologische waarde (categorie 3) en anderzijds een hoge archeologische verwachting (categorie 4).
Afbeelding 8 | Uitsnede van de maatregelenkaart 1 (Laagpakket van Walcheren) uit het archeologiebeleid van de gemeente Reimerswaal. Het plangebied is gelegen binnen het rode ovaal en kent grofweg aan de westzijde een categorie 3 en aan de oostzijde een categorie 4. (bron: gemeente Reimerswaal)
In het eerste geval gaat het om de historische dorpskern van Waarde. Voor gebieden binnen categorie 3 en 4 geldt dat geen diepere bodemingrepen mogen plaatsvinden dan tot 40 centimeter beneden maaiveld. Indien diepere grondbewerkingen noodzakelijk zijn binnen de zone met categorie 3 is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk indien meer dan 50 m² wordt verstoord. In de zone met categorie 4 is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk indien meer dan 250 m² wordt verstoord.
Dit archeologisch onderzoek dient uitgevoerd te worden conform de Nederlandse Archeologische Monumentenzorg cyclus (AMZ-cyclus), de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie en de Aanvullende Richtlijnen voor Archeologisch onderzoek van de Provincie Zeeland. Dit houdt in dat voor het plangebied in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek met verkennend booronderzoek uitgevoerd dient te worden om de archeologische verwachting te toetsen.
Reeds uitgevoerd onderzoek
In 2007 en 2008 is voor een deel van het plangebied al een bureauonderzoek met verkennende boringen uitgevoerd door SOB Research (voor het rapport zie Bijlage 1 in deze ruimtelijke onderbouwing). Uit dit onderzoek werd duidelijk dat binnen het plangebied een zone aanwezig is waar bij graafwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter beneden maaiveld aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is (zwart gearceerde en rode zone in afbeelding 9). Dit vanwege een hoge archeologische verwachting op resten uit de nieuwe tijd op/in de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Het oostelijke deel van het toenmalige onderzoeksgebied kon worden vrijgegeven (zuidelijke deel van het groene gebied in afbeelding 9).
Vanwege een noodzakelijke bodemsanering is in 2008 een deel van de zone/het plangebied waar onderzoek diende plaats te vinden onder Archeologische Begeleiding verder onderzocht (gearceerde zone in afbeelding 9). De rapportage van dit onderzoek is opgenomen als bijlage Bijlage 2 in deze ruimtelijke onderbouwing. Binnen het niet gesaneerde deel van dit deelgebied is aanvullend archeologisch onderzoek nog steeds noodzakelijk (rode gebied in afbeelding 9). In het kader van deze ontwikkeling is ook het noordelijke deel van het plangebied onderzocht door middel van verkennende boringen (voor rapportage zie Bijlage 3). Hieruit is naar voren gekomen dat ook in het zuidelijke deel van dit deelgebied een hoge archeologische verwachting aanwezig is op resten uit de nieuwe tijd vanaf een diepte van 35 centimeter beneden het maaiveld (blauwe zone in afbeelding 9). Op basis van de resultaten uit het aanvullende verkennende booronderzoek is vervolgens voor dit deelgebied geadviseerd om bij verstoringen dieper dan 35 centimeter beneden het maaiveld aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren (zie Bijlage 4).
Conclusie
Op basis van het bovenstaande wordt duidelijk dat het plangebied in twee fasen is onderzocht 2007/2008 en 2022. Voor het gebied dat in 2007/2008 is onderzocht geldt dat het gearceerde gebied is onderzocht, in het rode deel nog onderzoek dient plaats te vinden indien de bodem hier verstoord wordt dieper dan 50 centimeter beneden het maaiveld en het groene deel vrijgesteld is van verder onderzoek. Voor het gebied dat in 2022 is onderzocht geldt dat in het blauwe deel onderzoek plaats dient te vinden indien hier verstoringen dieper dan 35 centimeter beneden het maaiveld plaatsvinden en dat het groene deel kan worden vrijgesteld van onderzoek. Wat betreft de aard van dit aanvullend archeologisch onderzoek wordt een Opgraving variant archeologische begeleiding geadviseerd. Hiervoor dient een Programma van eisen te worden opgesteld.
Afbeelding 9 | Topografische kaart met daarin gearceerd het gebied dat in 2008 tijdens de sanering is onderzocht, in rood aangegeven het restant van de zone waar vervolgonderzoek uitgevoerd dient te worden op basis van het onderzoek uit 2007 (maximale verstoringsdiepte 50 cm beneden het maaiveld). In blauw is weergegeven het gebied dat in 2022 is onderzocht en waar aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een verstoring dieper dan 35 cm beneden het maaiveld. In groen is het gebied weergegeven dat in 2007/2008 en 2022 is onderzocht en waar geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is (bron: gemeente Reimerswaal)
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet
heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de
Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk
verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de
wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten
rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig. Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Waarde is voornamelijk een woonkern met op enkele plaatsen enige vorm van kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid. Op de locatie Kerkweg 10 is een bedrijfsbestemming (installatie-bedrijf) aanwezig. Ter plaatse zijn bedrijven toegestaan uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Volgens de VNG-brochure 'Bedrijven- en milieuzonering' geldt een richtafstand van 30 meter voor het onderdeel geluid. De afstand tussen de gevel van de dichtsbijgelegen woning en de bedrijfsbestemming betreft circa 15 meter. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand.
De activiteiten behorende bij het installatie-bedrijf bestaan voornamelijk uit opslag en kleine (zaag)werkzaamheden. Veel van de (installatie)werkzaamheden worden uitgevoerd bij klanten. Dagelijks komen enkele personen/bestelauto’s bij het bedrijf. De geluidemissie naar buiten zal zeer gering zijn. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten bij B1-bedrijven gelden bovendien de volgende randvoorwaarden:
Op basis van deze voorwaarden is afwijken van de richtafstand acceptabel. Er is daardoor sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Bovendien ligt op de locatie Annahof al een woonbestemming die met dit plan niet dichterbij het bedrijf komt te liggen. De te realiseren woningen zijn nagenoeg op dezelfde plaats gelegen als de woningen die voorzien waren in het voorgaande plan. Het bedrijf wordt niet (verder) belemmerd in de bedrijfsvoering.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Op het plangebied ligt in de huidige situatie de bestemming 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer'. De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de woonbestemming en mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem.
Bodembeleid gemeente Reimerswaal
De bodemfunctieklasse van het plangebied is op basis van de bodemfunctiekaart van de gemeente klasse Wonen. Op basis van de Nota bodembeheer gemeente Reimerswaal valt het plangebied deels in de bodemkwaliteitszone Vooroorlogse kernen en deels in de zone Naoorlogse bebouwing tot 1985. Dit houdt in dat verwacht wordt dat de bodem, met name de bovengrond, licht verontreinigd is en geclassificeerd wordt als kwaliteitsklasse Wonen tot Industrie (zie afbeelding 10). Daarnaast is een deel van het plangebied een voormalige boomgaard (zie afbeelding 11) en deze zones zijn verdacht op het voorkomen van bestrijdingsmiddelen.
Afbeelding 10 | Bodemkwaliteit bovengrond (bron: gemeente Reimerswaal)
Afbeelding 11 | Historische boomgaarden (bron: gemeente Reimerswaal)
Bodemkwaliteit plangebied
De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de woonbestemming en mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. In het verleden zijn verschillende bodemonderzoeken en een bodemsanering op een deel van plangebied uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn echter gedateerd en beslaan niet het gehele huidige plangebied. Er is actualiserend bodemonderzoek nodig. Voor het plangebied is door Wematech op 3 december 2021 een verkennend bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek uitgevoerd (Bijlage 5).
Resultaten actualiserend bodemonderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de inrit een laag recyclinggranulaat aanwezig is. Tijdens de maaiveldinspectie en/of het graven van de gaten is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Bij de uitgevoerde grondboringen zijn op basis van zintuiglijke beoordeling in nagenoeg alle grondboringen sporen grind en/of baksteen aangetroffen. Ter plaatse van boring 07 is de laag van 30-50 cm-mv zwak baksteenhoudend. Ter plaatse van boring 14 is de laag van 30-50 cm-mv sterk baksteenhoudend. Voor het overige zijn geen relevante bijzonderheden en/of afwijkingen aangetroffen. Uit het onderzoek blijkt verder dat de aangetroffen puinverharding vrij is van asbest en ter plaatse kan worden hergebruikt.
Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is met zware metalen, PAK's en bestrijdingsmiddelen. De ondergrond is niet verontreinigd is en het grondwater is licht verontreinigd.
Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond plaatselijk voldoet aan de klasse Industrie en plaatselijk aan de klasse Wonen. De ondergrond voldoet aan kwaliteitsklasse Achtergrondwaarde.
Bodemtoets bestemmingsplan
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect 'bodem' geen belemmering vormt voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling. Wel moeten bij de ontwikkeling van de locatie onderstaande aandachtspunten in acht worden genomen.
Aandachtspunten Bodem
Onderdeel lood in de leefomgeving
Het terrein valt deels binnen de aandachtzone voor lood in de bodem (bodemkwaliteitszone Industrie). Tijdens het verkennend bodemonderzoek zijn verhoogde gehalten aan lood aangetroffen, die te relateren zijn aan puinresten en het vroegere gebruik van loodhoudende producten. Dit verhoogde loodgehalte is ook aangetoond in de zone met klasse Wonen en geldt dus voor het hele plangebied. Er is in de zin van de Wet bodembescherming geen sprake van een saneringsplicht. Echter uit recent onderzoek van het RIVM (januari 2016) is gebleken dat met name jonge kinderen (tot ongeveer 6 jaar) gevoelig zijn voor lood. Inname van loodhoudende gronddeeltjes door jonge kinderen kan namelijk een negatief effect hebben op hun leervermogen. Dit effect kan al optreden bij lagere (licht verhoogde) gehalten aan lood zoals die op de betreffende locatie zijn aangetroffen. Geadviseerd wordt de tuinen aan te vullen met schone grond of op een duurzame wijze af te dekken (bestrating aanbrengen) en daarbij gebruiksbeperkingen op te nemen. Op de website van de GGD Zeeland (www.ggdzeeland.nl/lood) is meer informatie te vinden over de manier waarop eenvoudige maatregelen kunnen worden genomen ter voorkoming van blootstelling van jonge kinderen.
Onderdeel hergebruik van grond
De eventueel tijdens de bouwactiviteiten vrijkomende bovengrond is geschikt voor hergebruik ter plaatse. Voor hergebruik van grond gelden de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en voor hergebruik binnen de gemeente Reimerswaal geldt tevens de Nota bodembeheer met bodemkwaliteitskaart van de gemeente Reimerswaal. Geadviseerd wordt te werken met een gesloten grondbalans. Schuiven met grond binnen het eigen perceel is zonder meer toegestaan met in achtneming van de zorgplicht. Dit is niet meldingsplichtig.
Hergebruik van de bij de nieuwbouw vrijkomende grond buiten het perceel en hergebruik van grond van elders bij de nieuwbouw is niet zonder meer toegestaan en dient te worden gemeld bij de gemeente waar de grond wordt toegepast. De melding dient minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de werkzaamheden bij het landelijke meldpunt bodemkwaliteit (www.meldpuntbodemkwaliteit.nl) te worden ingediend. Voorafgaand dient te worden nagegaan of de kwaliteit van de toe te passen grond voldoet aan de toepassingseisen van de ontvangende bodem. Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect 'bodem' geen belemmering vormt voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Buisleidingen (Bevb)
Op een afstand van circa 600 meter van het plangebied ligt een buisleiding van Dow Benelux B.V. en op circa 875 meter een gasleiding van de Gasunie (A535). Het plangebied ligt echter niet binnen de 10-6 contour of het invloedsgebied van deze leidingen.
Transportroutes (Bevt)
Ten noordoosten van het plangebied is op een afstand van ca. 1430 meter de A58 gelegen. Voor het betreffende tracé geldt een plasbrandaandachtsgebied (PAG) dat tot maximaal 30 meter reikt vanaf de buitenste rijlijn. Het plangebied is daarmee niet gelegen binnen het PAG. Het plangebied ligt verder buiten de 10-6 contour, maar binnen het invloedsgebied (1500 meter) van de A58. Hierdoor is op basis van artikel 7 van het Bevt een beperkte verantwoording van het groepsrisico van toepassing. Ten zuiden van het plangebied op een afstand van ca. 720 meter is de vaarverbinding Westerschelde gelegen. Over de vaarverbinding Westerschelde vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6 contour valt binnen de begrenzing van de vaarweg. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van de vaarweg Westerschelde. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is benodigd. In de beperkte verantwoording van het groepsrisico dient ingegaan te worden op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie "Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid". Uit bovengenoemde handreiking volgt dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor ook in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt ontsloten via de Groene Kruisstraat op de Weelweg, de Meezeweg en de Kerkweg. Het plangebied is zowel vanuit noordwestelijke als vanuit noordoostelijke richtingen uitstekend bereikbaar voor hulpdiensten, via de A58. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.
Zelfredzaamheid
Groepen ouderen en kinderen worden gezien als minder zelfredzaam. De ontwikkeling maakt, naast twee 2 twee-onder-een-kapwoningen, 6 levensloopbestendige woningen mogelijk. De levensloopbestendige woningen zullen voornamelijk bewoond worden door ouderen. Om de zelfredzaamheid te vergroten, kunnen de toekomstige bewoners (via een informatiefolder) geïnformeerd worden over hoe zij het beste kunnen handelen in het geval van een incident waarbij een toxische wolk vrijkomt. Met eenvoudige bouwkundige aanpassingen kunnen daarnaast voldoende mogelijkheden voor zelfredding worden gecreëerd; onder andere door het ventilatiesysteem centraal handmatig uitschakelbaar te maken. Er zijn derhalve geen knel- of aandachtpunten aanwezig op het gebied van zelfredzaamheid.
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Woningen zijn geluidsgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). De locatie is niet gelegen in een zone industrielawaai, of in de nabijheid van spoorwegen. Het plangebied is gelegen aan de Groene Kruisstraat, hier geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. Dit soort wegen zijn op basis van de Wgh uitgesloten van akoestisch onderzoek. Hierdoor is geen akoestisch onderzoek benodigd. Wel moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk worden gemaakt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De Groene Kruisstraat is een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een geringe verkeersintensiteit wat ervoor zorgt dat de geluidsbelasting ter plaatse laag is. Daarnaast zijn de nieuw te bouwen woningen voorzien op een afstand van ca. 23 meter of meer tot de Groene Kruisstraat. Binnen deze afstand staat tussen de nieuwbouw en de weg al bebouwing wat zorgt voor een afschermende werking. Verder worden de woningen gerealiseerd conform de actuele eisen van het Bouwbesluit voor nieuwbouw. Dit betekent dat voorzien wordt in goede isolatie met een minimale geluidswering van 20 dB. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect 'geluid' vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De gewenste ontwikkeling voorziet in de realisatie van 6 levensloopbestendige woningen en 2 twee-onder-een-kapwoningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is gerekend met de NIBM-tool. Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van 60 motorvoertuigen per etmaal (zie 4.10 Verkeer en parkeren). Uit de onderstaande rekentool blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet benodigd.
Afbeelding 12 | Resultaat NIBM-tool
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op een afstand van circa:
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator (2020) moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend. Op 1 juli is nieuwe wetgeving van kracht geworden waarbij de realisatiefase is vrijgesteld van vergunningverlening Voor de gebruiksfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd (zie Bijlage 6). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning
Soortenbescherming
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Het plangebied is braakliggend en wordt onderhouden waardoor soorten weinig kans hebben om zich te vestigen. Het plangebied maakt geen deel uit van de groenstructuur. Een quickscan Wet natuurbescherming is om deze reden niet benodigd. Voor het kappen van de bomen is wel een kapvergunning benodigd.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
Op basis van de 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' is het aantal parkeerplaatsen berekend. In de beleidsnota wordt voor de gemeente Reimerswaal de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' aangehouden. Voor de kern wordt, binnen de beleidsnota, het gebiedstype 'rest bebouwde kom' gehanteerd. In het plan wordt uitgegaan van 6 levensloopbestendige woningen en 2 twee-onder-een-kapwoningen. Dit levert de volgende parkeerbehoefte op:
Type | Aantal | Parkeernorm | Behoefte |
Levensloopbestendige woningen | 6 | 2,0 | 12 |
Twee-onder-een-kapwoning | 2 | 2,2 | 4,4 |
16,4 (afgerond 17) |
In de openbare ruimte zijn in totaal 10 parkeerplaatsen voorzien. Op de kavels van de twee-onder-een-kapwoningen worden 2 garages gerealiseerd met een enkele oprit. Hiervoor geldt een rekenaantal van 1 parkeerplaats waardoor er 2 parkeerplaatsen voorzien zijn ter hoogte van de twee-onder-een-kapwoningen. Daarnaast zijn er 2 enkele opritten voorzien zonder garage ter hoogte van de kavels van de oostelijk gelegen levensloopbestendige woningen. Hiervoor een geldt een rekenaantal van 0,8 waardoor er 1,6 parkeerplaatsen voorzien zijn. Verder zijn er ter hoogte van de oostelijk gelegen levensloopbestendige woningen eveneens 2 dubbele opritten zonder garage voorzien. Hiervoor geldt een rekenaantal van 1,7 waardoor er 3,4 parkeerplaatsen voorzien zijn. In totaal wordt er binnen het plangebied voorzien in 17 parkeerplaatsen. Op basis van het voorgaande kan gesteld worden dat het plan voldoet aan de parkeernota. De twee meest zuidelijk gelegen parkeerplaatsen zijn wat lastig bereikbaar, maar aangezien er sprake is van een hofje en er niet ingestoken of gekeerd hoeft te worden op een openbare weg is dit niet onoverkomelijk. De woningen worden ontsloten via de Annahof op de Groene Kruisstraat.
Verkeersgeneratie
Op basis van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' is voor de levensloopbestendige woningen (koop, huis, tussen/hoek) en voor de twee-onder-een-kapwoningen (koop, huis, twee-onder-een-kap) de verkeersgeneratie berekend en weergegeven in onderstaande tabel.
Type | Minimale verkeersgeneratie | Maximale verkeergeneratie | Gemiddelde verkeersgeneratie | Totaal |
Levensloopbestendige woningen | 7,0 mvt | 7,8 mvt | 7,4 mvt | 44,4 mvt |
Twee-onder-een-kapwoning | 7,4 mvt | 8,2 mvt | 7,8 mvt | 15,6 mvt |
60 mvt |
De totale verkeersgeneratie betreft 60 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De verkeersbewegingen worden voornamelijk afgewikkeld via de Groene Kruisstraat. De weg is toereikend voor de invulling van het plangebied met woningen.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied ligt niet nabij een waterkering en heeft hiervoor geen gevolgen |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
![]() In de huidige situatie bestaat het plangebied uit circa 180 m2 doorlatende bodemverharding (grind). In de weide is een geitenhok geplaatst met een dakoppervlak van circa 6 m2. In de huidige situatie is hiermee circa 186 m2 verhard. In het plan worden 8 woningen gerealiseerd. De twee-onder-een-kapwoning heeft een totale oppervlakte van circa 114 m2. De levensloopbestendige woningen hebben bij elkaar een oppervlakte van circa 514 m2. De garages hebben een oppervlakte van circa 45 m2. Het totale dakoppervlak bedraagt hiermee circa 673 m2. De openbare ruimte heeft een oppervlakte van circa 587 m2. De parkeerplaatsen hebben bij elkaar opgeteld een oppervlakte van 210 m2, de oprit een oppervlakte van 21 m2 en de terrassen bij elkaar een oppervlakte van 36 m2. De totale oppervlakte aan dichte bodemverharding bedraagt hiermee 854 m2. In totaal zal het plangebied voor 1.527 m2 verhard worden. Per saldo worden er minder woningen gerealiseerd dan op basis van het bestemmingsplan reeds mogelijk zijn. Hierdoor is er in de toekomstige situatie minder bebouwd oppervlakte. De te realiseren woningen komen nagenoeg overeen met de reeds geplande woningen. Het extra verhard oppervlak ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden neemt niet toe. Dit blijft in de nieuwe situatie mogelijk. Compenserende waterberging is niet benodigd. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt gescheiden van het hemelwater (HWA) en beiden afgevoerd naar het gescheiden rioolstelsel. Deze riolering heeft voldoende capaciteit. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratie- gebieden en –mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwater- beschermingsgebieden. |
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De waterpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
In het plangebied is geen natte natuur aanwezig. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
Andere belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
In het plangebied zijn geen gronden van het waterschap gelegen. |
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). |
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen wegen gelegen die in beheer zijn bij het waterschap. |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan worden 6 levensloopbestendige woningen en 2 twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd. Het project wordt, gezien de aard en omvang, niet aangemerkt als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Evenmin zijn er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten (zie paragraaf 4.2 t/m 4.11). Het plan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Er is sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over plankosten en het verhaal van eventuele planschade. De nieuwbouw vindt plaats voor rekening en risico van de initiatiefnemer.
Ter inzagelegging ontwerpbesluit omgevingsvergunning
Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning heeft, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken waaronder deze ruimtelijke onderbouwing, ter inzage gelegen van 21 april 2022 tot en met 1 juni 2022. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.