direct naar inhoud van 7.2 Zienswijzen
Plan: Uitbreiding bedrijventerrein Melkweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0693.BPMELKWEGFASE1-OH01

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Melkweg' heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) doorlopen en is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan.

Binnen de gestelde termijn zijn twee zienswijzen ontvangen. De ingediende zienswijzen worden hieronder samengevat en voorzien van een reactie.

Zienswijze 1

  • 3. Het ontwerpbestemmingsplan geeft als maximale bouwhoogte een hoogte van 11 meter voor de bedrijfsbebouwing aan de kant van de Hofwegen. Dit komt neer op drie bouwlagen. Dit is te hoog. Daarbij is het opmerkelijk dat de bouwhoogte aan de Melkweg lager is dan de toegestane bouwhoogte aan de kant waar ook de lintbebouwing van de Hofwegen is.

Beantwoording:

De noordgrens van de toekomstige bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van circa 20 meter uit de aan de overzijde van de Voorwetering gelegen zone met bebouwing en achtertuinen van de Hofwegen. Een dergelijke afstand maakt een goothoogte van 11 meter alleszins acceptabel. Bij een goothoogte van 11 meter kunnen drie bouwlagen worden gerealiseerd. Deze goothoogte is echter niet gebaseerd op het aantal bouwlagen maar maakt binnen het bedrijventerrein de bouw van loodsen en bedrijfshallen mogelijk met een voldoende hoge vrije werk- en magazijnruimte voor materieel en stellages. Veel bedrijven kunnen volstaan met een lagere hoogte. Door de gekozen maximale goothoogte is het bij de binnen het bedrijventerrein toegestane categorie van bedrijfsactiviteiten minder snel noodzakelijk dat een bedrijf na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan alsnog moet verzoeken om toepassing van een wijzigingsprocedure om een hogere goothoogte te kunnen realiseren.

Aan de zijde van de Melkweg / provinciale weg is in plaats van een bebouwingsbeeld bestaande uit loodsen en bedrijfshallen, een meer representatief beeld van de bedrijfsbebouwing gewenst. Door hier en langs de centrale interne ontsluitingsweg de goothoogte in algemeenheid te beperken tot 8 meter wordt aan deze zijde de bouw van bedrijfshallen en loodsen minder gemakkelijk gemaakt en wordt gestimuleerd dat juist aan deze zijde de meer representatieve bedrijfsfuncties worden gerealiseerd zoals hoofdentrees, kantoorruimten, kantines en/of vergaderruimten. De representatieve kwaliteit van deze bebouwingszone wordt gestimuleerd door hier plaatselijk, zij het slechts over een beperkt oppervlak, iets hogere bebouwingsaccenten te realiseren.

Dit onderdeel van de zienswijze biedt dan ook geen aanleiding tot een aanpassing van het plan.

  • 4. In het verlengde van punt 1, vreest reclamant voor een verlies aan zonlicht door de hoge bebouwing. Daarnaast is er vrees voor een verlies aan privacy.

Beantwoording:

De bebouwing aan de zijde van de Voorwetering zal grotendeels bestaan uit relatief dichte bedrijfshallen en loodsen. Bedrijfsruimten waar sprake is van een hoger aandeel mensen liggen met name aan de meer representatieve gevelzijden van de bedrijven. Tussen de bestaande lintbebouwing aan de Hofwegen en de bedrijfsbebouwing komt een circa 20 meter brede overgangszone bestaande uit beplanting en de Voorwetering. De te verwachten indeling van de bedrijfsgebouwen, de bebouwingsafstand en de aanplant van beplanting bestaande uit bomen en struiken zullen -zeker in combinatie- met de reeds aanwezige beplantingen op de erven van de aan de Hofwegen gelegen percelen zorgen voor een acceptabel niveau van privacy voor omwonenden.

De beplanting zal vooral in die jaargetijden waarin de omwonenden meer gebruik maken van de tuin zorgen voor afscherming van de toekomstige bebouwing. De maanden waarin zonlichttoetreding en privacy van het meeste belang zijn, betreffen de maanden waarin de beplanting bladeren heeft of krijgt. Gedurende die periode zal de zon overdag langer en hoger aan de hemel staan. In combinatie met de ruim gekozen afstand van 20 meter, is in die periode het optreden van onevenredige schaduwhinder of van onaanvaardbare aantasting van de privacy naar de Hofwegen niet te verwachten.

Dit onderdeel van de zienswijze biedt dan ook geen aanleiding tot een aanpassing van het plan.

  • 5. Door het bestemmingsplan verliest reclamant uitzicht op de polder. Hierdoor wordt gevreesd voor een daling van de waarde van de woning.

Beantwoording:

Dat de waarde van de woning van reclamant daalt doordat het vrije uitzicht op de polder komt te verdwijnen is niet uit te sluiten. Het wel of niet duurzaam kunnen beschikken over uitzicht is niet bij wet vastgelegd. Wanneer het bestemmingsplan is vastgesteld staat het reclamant vrij een verzoek om tegemoetkoming in schade, bestaande uit de daling van de waarde van de woning, in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders.

Dit onderdeel van de zienswijze biedt dan ook geen aanleiding tot een aanpassing van het plan.

  • 6. In het bestemmingsplan wordt gesproken over het feit dat het plangebied wordt begrensd aan de noordzijde door de achterwetering. Dit moet echter de voorwetering zijn. De achterwetering ligt ten zuiden van de Melkweg.

Beantwoording:

Deze foutieve benadering zal worden aangepast in de toelichting van het bestemmingsplan.

Zienswijze 2

  • 1. Wanneer de agrarische bestemming van het perceel wordt veranderd in een bedrijfsbestemming heeft dit vergaande gevolgen ten aanzien van het vrije uitzicht op het agrarische gebruik met veel groen en vrij zicht op de dieren.

Beantwoording:

Omdat sprake is van een duidelijk ander grondgebruik met ruimtelijke gevolgen voor de omgeving moet juist een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld waarin een afweging wordt gemaakt tussen onder meer het maatschappelijk belang van de ontwikkeling van een bedrijventerrein versus de individuele belangen van omwonenden, de locatiekeuze versus de ruimtelijke kwaliteiten en bebouwingsstructuur van de omgeving en de toegestane bedrijfsactiviteiten versus de te waarborgen woon- en milieukwaliteiten. Aan de aanwezigheid van een open landschap of uitzicht op een agrarisch beheerd gebied kan geen recht worden ontleend ten aanzien van het behoud van uitzicht.

  • 2. De bouwhoogte is te massaal en het aanleggen van een groenstrook neemt de toegenomen verstening niet weg. Daarbij is de bouwhoogte te hoog en zorgt het voorgenomen gebruik voor een te grote (milieu)belasting op het bestaande (natuur)gebied.

Beantwoording:

Voor de beantwoording van dit bezwaar wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze ll onder punt 1, 1e alinea en zienswijze ll onder punt 2.

Ten aanzien van de milieubelasting is in het bestemmingsplan onderzoek gedaan naar de gevolgen van de planontwikkeling op de luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, de bodem en ecologie. De uitkomst van deze onderzoeken is dat de voorgenomen planontwikkeling geen negatieve of onaanvaardbare effecten heeft op die aspecten en dat het realiseren van een bedrijventerrein ter plaatse mogelijk is.

Van een onaanvaardbare aantasting van de ecologische waarden van het niet als natuurgebied aan te merken gebied is op basis van het verrichte flora en fauna onderzoek geen sprake. Om een voldoende milieukwaliteit te waarborgen naar de gebouwde omgeving is binnen het bedrijventerrein gebruik gemaakt van een specifieke milieuzonering. Op basis van deze milieuzonering kunnen in de nabijheid van de woonomgeving alleen de lichtere vormen van bedrijfsactiviteiten worden ontplooid en dienen de bedrijfsactiviteiten uit een hogere milieuklasse op een grotere afstand te worden gerealiseerd. Juist door het hanteren van een lijst met verschillende categorieën van bedrijfsactiviteiten is wildgroei van overlastgevende bedrijven (milieu-uitstoot, geluid en hoeveelheid en aard van de verkeersbewegingen) goed uit te sluiten.

Binnen het plangebied zijn alleen bedrijfsactiviteiten die behoren tot de categorie 4.1 van de bedrijvenlijst of lager rechtstreeks toegestaan. Binnen het noordelijk deel van het plangebied onder meer ter hoogte van de gronden van reclamant is maximaal categorie 3.2 toegestaan. Tot deze categorie behoren bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, in enige mate ruimtelijk door een andere niet of weinig gevoelige functie gescheiden dienen te zijn van woonwijken en die in verband met de verkeersaantrekkende werking voorzien zijn van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingswegen. Als richtafstand voor deze categorie bedrijven geldt een afstand van 100 meter tot een rustige woonbuurt maar een afstand van 50 meter tot een functioneel gemengd gebied. In de omgeving van het plangebied geldt de Hofwegen als een gemengd gebied. De bedrijven worden gerealiseerd op een afstand van 70 meter of meer uit de woning van reclamant.

Dit onderdeel van de zienswijze biedt dan ook geen aanleiding tot een aanpassing van het plan.


  • 3. De maximaal toegestane bedrijfscategorie zorgt voor een wildgroei aan bedrijven die zullen zorgen voor overlast en een toename van verkeersbewegingen.

Beantwoording:

Bij het mogelijk maken van nieuwe bedrijvigheid is met het oog op eventuele milieuhinder afstemming tussen de nieuwe en bestaande functies van belang. Uitgangspunt is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat bij gevoelige functies, zoals woningen, er sprake moet zijn en blijven van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De maximale bedrijfscategorie beperkt de zwaarte van de toegestane bedrijvigheid en zorgt dat het woon- en leefklimaat goed blijft. De ontwikkeling van het bedrijventerrein zal leiden tot een toename van verkeersbewegingen. Om die reden is gekozen voor de aanleg van het bedrijventerrein in de nabijheid van de provinciale wegenstructuur. Het bedrijventerrein is weliswaar vanuit de bestaande dorpskom bereikbaar gemaakt maar de belangrijkste verkeersader ligt voorzien van een ruim profiel aan de zuidzijde van het bedrijventerrein en takt direct aan op het provinciale wegennet. Onaanvaardbare toename van verkeersbewegingen via de voor het woonwerkverkeer en het vracht- en bedrijfsverkeer minder goed gedimensioneerde en minder goed ingerichte Hofstede of andere wegen in het oude dorpslint is niet te verwachten.

Dit onderdeel van de zienswijze biedt dan ook geen aanleiding tot een aanpassing van het plan.

Ambtshalve wijziging

Verwijderen van paragraaf 3.3. In deze paragraaf werd ingegaan op de beeldkwaliteit en de redelijke eisen van welstand. Om onduidelijkheden te voorkomen zijn al deze criteria verwerkt in het beeldkwaliteitplan Bedrijventerrein Melkweg. Het beeldkwaliteitplan doorloopt een eigen procedure en wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan zal alsdan onderdeel uitmaken van de Welstandsnota en het toetsingskader bieden voor het welstandstoezicht.