direct naar inhoud van 4.11 Archeologie
Plan: Locatie school te Hoornaar
Status: concept
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.WP3004-ont1

4.11 Archeologie

Regelgeving en beleid

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Kamer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Resultaten

Het grootste deel van het wijzigingsgebied is gelegen binnen een zone die op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW, tweede generatie, ROB; Amersfoort:2000) wordt weergegeven als een zone met een hoge trefkans op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Deze hoge verwachting is hier met name gebaseerd op de ligging van dit deel van het onderzoeksgebied binnen een zone met dagzomende rivierduinafzettingen van de formatie van Kreftenheye (naar Mulder et al., 2003: Laagpakket van Delwijnen van formatie van Boxtel). Voor een tweetal smalle stroken aan de west- en aan de noordzijde van dit onderzoeksgebied geldt dat deze vallen binnen een zone met een lage trefkans op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Ook hier geldt dat dit op basis van de geologische opbouw ter plaatse opmerkelijk kan worden genoemd.

Het zuidelijke deel van de planlocatie christelijke basisschool maakt op de Archeologische Monumentenkaart van de Provincie Zuid-Holland deel uit van een “terrein met hoge archeologische waarde”. Het betreft hier een donk met sporen van bewoning uit het Meslithicum-Neolothicum.

Naar aanleiding van het voorgaande is door een archeologisch onderzoeksbureau in juli 2006 (Rapport SOB Research, projectnummer: 1253-0604) en inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen uitgevoerd op de betreffende planlocatie.

Conclusies en aanbevelingen

De verwachte geologische opbouw en de geologische zonering werd tijdens het veldwerk niet aangetroffen. De voor het noordelijke deel van het onderzoeksgebied verwachte geologische opbouw van afzettingen van Gorkum en Tiel met inschakelingen van Hollandveen, op de rivierduinafzettingen van de formatie van Kreftenheye werd niet vastgesteld. In dit deel van het onderzoeksgebied werden dagzomende rivierduinafzettingen van de formatie van Kreftenheye aangetroffen. De voor het noordelijke deel van het onderzoeksgebied verwachte geologische opbouw van afzettingen van Gorkum en Tiel met inschakelingen van Hollandveen op rivierduinafzettingen van de formatie van Kreftenheye werd aan de westzijde van het onderzoeksgebied wel aangetroffen. Er werden evenwel noch in de zone met afzettingen van Gorkum en Tiel met inschakelingen van Hollandveen, op rivierduinafzettingen van de formatie van Kreftenheye (flank van donk) aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen uit de Prehistorie, de Romeinse tijd, de Middeleeuwen of de Nieuwe Tijd aangetroffen.

Op basis van deze bevindingen kan worden geconcludeerd dat voorafgaande aan de verdere realisatie van de plannen, met betrekking tot nieuwbouw ter plaatse van het wijzigingsgebied, de uitvoering van verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Het Archeologisch onderzoek is aan de provincie Zuid-Holland ter beoordeling voorgelegd. De provincie Zuid-Holland heeft kenbaar gemaakt dat zij zich kunnen vinden in de conclusies zoals verwoord in het rapport.