direct naar inhoud van 4.2 Water
Plan: Bovenkerkseweg 66A-68 Giessenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP8009-vast

4.2 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. Ten behoeve van het plan is een watervergunning afgegeven door het waterschap Rivierenland.

Beleid waterschap Rivierenland

Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 Werken aan een veilig en schoon Rivierenland bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Initiatieven voor werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst aan de beleidsregels.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. De verboden betreffende die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van watergangen en waterkeringen. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet voldoen aan de criteria van de algemene regels, kan ontheffing worden aangevraagd. Duidelijke en vastgestelde uitgangspunten hierbij zijn geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels. Initiatieven voor (bouw)werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst

Veiligheid

In het plangebied is een waterkering gelegen. Ter bescherming heirvan wordt op de verbeelding en in de regels behorende bij dit plan een dubbelbestemming opgenomen. Het waterschap kent primaire keringen (deze liggen voornamelijk langs de grote rivieren) en regionale waterkeringen (deze liggen langs boezemwateren en kanalen). Het waterkerend vermogen van de dijken mag niet worden aangetast door ruimtelijke ingrepen.

Grondwater

Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde drooglegging. Dit is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. Er wordt uitgegaan van het zomerpeil. Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseren wij om hier nader onderzoek naar te doen. Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen. In gebieden met rivierkwel dient aan getoond te worden dat een T=10 hoogwatersituatie op de rivier in combinatie met de T=2 winterbui niet leidt tot onacceptabele peilstijgingen en afvoeren.

Oppervlaktewater

Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het oppervlaktewater in het plangebied. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit.

Waterkwantiteit

Alle werkzaamheden in de watergang of de bijbehorende beschermingszone zijn vergunningsplichtig omdat deze invloed hebben op de water aan- en afvoer, de waterberging of het onderhoud. Een onderhoudsstrook is een obstakelvrije strook die als beschermingszone in de legger is aangewezen. Met deze zone wordt handmatig en/of machinaal onderhoud van de watergang vanaf de kant mogelijk gemaakt. Voor A-watergangen is die strook 4 meter breed (in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en in het Land van Heusden en Altena geldt een breedte van 5 meter), gemeten uit de insteek. Voor B-watergangen is de strook 1 meter breed. C-watergangen hebben geen beschermingszone. Op de Verbeelding van het bestemmingsplan worden minimaal de A-watergangen opgenomen met de bestemming Water. De beschermingszone van de watergangen wordt niet bestemd. De boezemgebieden of het winterbed krijgt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterberging. Binnen het plangebied is een B-watergang gelegen. Ook de nieuw aan te leggen watergang zal minimaal een B-watergang worden. Gezien er geen A-watergangen in het plangebied aanwezig zijn zal de bestemming Water niet op de verbeelding worden opgenomen.

Waterkwaliteit

In het plan is het uitgangspunt dat hemelwater van het verhard oppervlak voor 100% gescheiden wordt afgevoerd. Het hemelwater van terreinverhardingen stroomt niet direct af op het oppervlaktewater, maar wordt eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. Er zijn geen overstorten uit het gemengde rioolstelsel in of nabij het plangebied die een risico kunnen opleveren voor het plangebied.

Riolering en zuiveringswerken

De nieuwe woningen worden aangesloten op de gemeentelijk riolering. In het plangebied ligt geen rioolwaterpersleiding van het waterschap.

Waterplan Giessenlanden

Het Waterplan Giessenlanden (2004) geeft de visie van de gemeente en het waterschap op het stedelijk water en het realiseren van een gezond en veilig functionerend watersysteem. Het Waterplan heeft betrekking op het oppervlaktewater in en om de zeven kernen: Hoogblokland, Hoornaar, Schelluinen, Giessen-Oudekerk, Giessenburg, Arkel en Noordeloos. De visie is vervolgens uitgewerkt in concrete maatregelen met een bijbehorend uitvoeringsprogramma. Deze maatregelen staan voornamelijk in het kader van het op orde brengen van het watersysteem en het verbeteren van de waterkwaliteit.

Huidige situatie

Het plangebied is momenteel grotendeels verhard in de vorm van erfverharding en (bedrijfs)bebouwing. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP -1,4 m De bodem van het gebied behoort volgens de Bodemkaart van Nederland tot de kalkloze Drechtvaaggronden met grondwatertrap III. Dit houdt in dat de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) tussen de 80 en 120 cm -mv ligt en dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) meer dan 40 cm -mv ligt. De kalkloze Drechtvaaggronden maken deel uit van het Rivierkleigebied en worden gekenmerkt door een dikke kalkarme kleilaag op veen. Ten oosten en zuiden van het plangebied ligt de watergang de Wijde Giessen.

Toekomstige situatie

In het plangebied wordt de bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt en de erfverharding verwijderd. Er is ter plaatse van het plangebied een aanzienlijke afname van verhard oppervlak. Indien deze planontwikkeling echter in samenhang wordt beschouwd met de realisatie van de nieuwe bedrijfslocatie van het te verplaatsen agrarisch bedrijf aan de Hoefweg-West dan is er sprake van een geringe toename van verhard oppervlak. Bovendien worden ten behoeve van de ontwikkeling aan de Hoefweg-West enkele sloten gedempt en dammen aangelegd. In bijlage 2 is een berekening opgenomen van de benodigde compensatie. Hieruit blijkt dat er totaal nog 2.212 m2 oppervlaktewater moet worden gerealiseerd, rekening houdend met een oppervlakte van 1.500 m2 verhard oppervlak die conform het beleid van het waterschap niet gecompenseerd behoeft te worden. Een deel hiervan wordt in de vorm van een nieuw aan te leggen scheidingssloot met een oppervlakte van 317 m2 binnen het plangebied van dit bestemmingsplan gerealiseerd. Deze scheidingssloot zal minimaal de status van B-watergang krijgen en aansluiten op de in het plan gebied gelegen B-watergang. Hierbij geldt voor de initiatiefnemer een onderhoudsverplichting. Voor een dimensionering van de scheidingssloot wordt verwezen naar bijlage 3van dit plan.

Voor de nieuwe bebouwing wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, lood en PAK's-houdende materialen) die niet uitlogen, of worden de bouwmaterialen voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Op die manier wordt diffuse verontreiniging van bodem en water voorkomen.

De nieuwe woningen worden voorzien van een gescheiden rioolsysteem. Het afvalwater wordt aangesloten op het gemeentelijk riool. Het afvalwater wordt op deze manier afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie, terwijl schoon hemelwater zal worden afgevoerd naar het oppervlaktewater in en langs het plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling die door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt in samenhang moet worden beschouwd met de nieuwbouw van het agrarisch bedrijf aan de Hoefweg-West. Indien voldoende waterberging wordt gerealiseerd is er geen sprake van negatieve gevolgen voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Dit plan voorziet in dit kader in voldoende compensatie. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.