Plan: | 4 woningen Doetse Vliet in Giessenburg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0689.BP2014-vast |
Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de wens 4 twee-onder-een kap woningen te realiseren aan de Doetse Vliet te Giessenburg. De voorgenomen woningbouw maakte voorheen deel uit van het grotere uitbreidingsplan Doetse Vliet III, welke door de huidige marktomstandigheden en afstemming met de regionale woningbouwafspraken voorlopig niet zal worden gerealiseerd. De realisatie van de 4 twee-onder-een kap woningen is echter wel afgestemd met de regio en voorziet in de lokale vraag naar woningbouw.
De realisatie van de woningen is echter niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg', welke ter plaatse voorziet in een agrarische bestemming. Op basis van de benodigde onderzoeken wordt de gewenste ontwikkeling door middel van dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern Giessenburg (zie figuur 1.1 ligging plangebied).
Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke analyse van het gebied aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het plan.
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante vigerende beleidskader. Paragraaf 2.2 besteedt aandacht aan het rijksbeleid. Het provinciaal en regionaal beleid wordt weergegeven in paragraaf 2.3 In paragraaf 2.4 wordt het gemeentelijk beleid behandeld, waarna in paragraaf 2.5 conclusies ten aanzien van het beleidskader voor het plangebied worden gegeven.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (13 maart 2012)
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor de gemeente Giessenlanden relevante belangen zijn:
Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco). Het Barro is niet van invloed op dit bestemmingsplan.
Provinciale Structuurvisie (inclusief herzieningen)
In deze 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Daarnaast is er een doorkijk naar 2040. De nieuwe Structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de nota Regels voor Ruimte.
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
In de provinciale structuurvisie is het plangebied aangewezen als Stads- en dorpsgebied. Binnen het Stads- en dorpsgebied is de realisatie van woningen toegestaan. De provinciale structuurvisie staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Verordening Ruimte (inclusief herzieningen)
In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen. Er is rekening gehouden met de vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.
Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren. Artikel 2 van de Verordening Ruimte geeft voor dit bestemmingsplan de volgende algemene regels:
Lid 1 regionale afstemming
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen voorziet in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma terzake of is tenminste regionaal afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording. Lid 2 ladder voor duurzame verstedelijking Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen houdt rekening met de navolgende voorkeursvolgorde: - het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 als aangegeven op kaart 4a; - het benutten van locaties aansluitend aan bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 als aangegeven op kaart 4a. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording. Als het bestemmingsplan betrekking heeft op een ontwikkeling met zelfstandige kantoren, gaat de toelichting mede in op de mogelijkheden om ter compensatie elders kantoorruimte te beperken door sloop of functieverandering van bestaande kantoren of het wijzigen van de bestemming van nog niet gerealiseerde kantoorbestemmingen. |
Voor de bouw van de vier woningen heeft regionale afstemming plaatsgevonden. Hiermee is de ontwikkeling in lijn met de doelstellingen uit de Verordening Ruimte.
Regionale woonvisie Alblasserwaard Vijfheerenlanden
Deel I van de regionale woonvisie schetst een beeld van de regio als woongebied in 2012. Deel II geeft een visie op 2020 en over het ‘wie en waar’ van het wonen in de regio. In dit deel III is de visie verder uitgewerkt: ‘wat doen we, en hoe komen we van 2012 naar het wensbeeld voor 2020?
Wensbeeld 2020
De Regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden is in 2020 een bijzonder en hoogwaardig woongebied. Bijzonder, omdat het steden als Gorinchem en Leerdam met voorzieningen en vitale woonmilieus combineert met landelijke, rustige woonmilieus waar vooral traditionele groepen wonen. Dat is een unieke combinatie voor een woongebied op de grens met de Randstad. De Regio levert woonkwaliteit die zorgt voor binding van de eigen inwoners en aantrekken van mensen van buitenaf. Bewoners profiteren van de economische dynamiek van de Randstad en de Brabantse stedenrij (de route naar het Duitse achterland) terwijl het gebied zelf in de luwte daarvan ligt.
De meeste bewoners van de regio blijven hun kern, gemeente of de regio trouw en uitstroom van stedelijk georiënteerde groepen is beperkt. Dat lukt onder meer door goede samenwerking op het gebied van wonen. Die samenwerking is in een stroomversnelling gekomen, met als ankerpunt de regionale woonvisie van 2013. De visie helpt gemeenten om te doen waar ze sterk in zijn, en aan buurgemeenten over te laten waar zij sterk in zijn. Oog voor de onderlinge verschillen en kansen zorgt voor meerwaarde. Het resultaat is meer dan de som der delen.
Het voorzieningendorp Giessenburg is vitaal, door investeringen in bestaande woningen en nieuwbouw. Er komen levensloopbestendige woningen bij, maar velen blijven - na lang wikken en wegen - in de huidige woning wonen en passen deze waar nodig aan. Hier wordt gericht gebouwd voor senioren die de directe nabijheid van voorzieningen en het comfort van seniorenwoningen belangrijk vinden. Deze voorzieningendorpen zijn ook een goede woonplek voor jongere bewoners. In Mentality-termen: de opwaarts mobielen en gemaksgeoriënteerden. Velen van hen willen graag in een dorp wonen, maar dan wel goed bereikbaar met voorzieningen. Door hier met woningverbetering én nieuwbouw precies op in te spelen, is dit dorp een passend thuis, zowel voor starters als (daarna) als doorgroeiers.
Kwantitatieve behoefte
Tot voor kort is in de woningbouwafspraken met de provincie steeds uitgegaan van bouwen voor de eigen woningbehoefte op basis van migratiesaldo = 0. Hiervoor is een uitbreiding van de woningvoorraad nodig van circa 4.500 woningen voor de periode 2010-2019. De huidige afspraak is: 3.500 woningen netto toevoeging als totaal voor de Regio, met als uitloop 4.500 woningen indien aangetoond wordt dat de markt daarom vraagt. Daarmee biedt de provincie op regioniveau ruim voldoende ruimte voor vraaggestuurde groei.
De gemiddelde jaarlijkse netto woningbehoefte in de regio is geschat op 350 woningen of huishoudens, wat overeenkomt met 0,7% groei per jaar.
Kwalitatieve behoefte
Investeren doet de regio overal, maar niet overal hetzelfde. Voor alle dorpen en wijken geldt dat behoud van kwaliteit in de bestaande woningen, woonomgeving en leefbaarheid urgenter is dan nieuwbouw. Het grootste deel van de woonomgeving van 2020 staat er nu ook al en de kwaliteit daarvan is grotendeels bepalend voor de totale woonkwaliteit van de regio. Dit is in de visie uitgedrukt in:
1. behoud van kwaliteit en uitstraling,
2. woonlastenbeperking en energie en
3. comfortverbetering in relatie tot zorg.
Geen van de gebieden gaat 'op slot' maar de vraag naar uitbreiding via nieuwbouw is naar verhouding het grootst in het stedelijk gebied en in dorpen met een breed pakket aan voorzieningen. Alleen vraaggerichte plannen hebben kans van slagen: het juiste product, voor de juiste doelgroep, op de juiste plek, op het juiste moment.
Toetsing
A. Omdat het plan minder dan 50 woningen in stedelijk gebied betreft is in regionaal verband afgesproken dat regionale afstemming niet noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van 4 woningen. Omdat de 4 woningen uit dit plan nagenoeg gelijk worden gerealiseerd met het project 'Woonzorgcomplex Giessenburg' (48 woningen, waarvan 26 zorgwoningen) zijn deze gezamenlijk voorgelegd aan de regio, omdat het totaal boven de 10 woningen (voorzieningendorp) uitkomt. Beide plannen zijn regionaal geagendeerd en akkoord bevonden (december 2013 / januari 2014).
B. De gemiddelde jaarlijkse netto woningbehoefte in de regio is geschat op 350 woningen of huishoudens, wat overeenkomt met 0,7% groei per jaar. Die 0,7% past de regio in beginsel toe op alle kernen in de regio. De jaarlijkse planning blijft in de kern Giessenburg binnen de 0,7-norm doordat de 26 zorgwoningen van het project 'Woonzorgcomplex Giessenburg' niet meetellen. Het project is door de regionale werkgroep akkoord bevonden.
C/D. Uit de kwalitatieve toets komt naar voren dat het project niet concurreert met nabijgelegen woningbouwprojecten.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de Regionale woonvisie en staat hiermee de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Structuurvisie "Giessenlanden Buitengewoon" (2008)
De structuurvisie bevat de uitgangspunten en potenties voor de toekomstige ontwikkelingen in Giessenlanden. De structuurvisie geeft een streefbeeld van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
Voor Giessenburg is een scenario geschetst waarbij een aantal uitgangspunten richtinggevend zijn. Deze zijn hieronder voor zover relevant beschreven. Daarin past het dat de dorpsuitbreiding in oost-west richting worden beperkt. Er moeten keuzes worden gemaakt tussen de verschillende uitbreidingsrichtingen om het dorp compact te houden en zichtlijnen te behouden. Uitbreiding dient nadrukkelijk te worden gezocht in de zuid(oost)richting, omdat hier het dorp kan worden afgerond zonder dat de openheid en zichtlijnen worden aangetast. Wel kan in de oksels van Giessenburg nog een kleine invulling langs het lint plaatsvinden tot de nieuwe harde dorpsgrens die wordt gevormd door een brede waterloop, waarin watercompensatie gevonden kan worden voor de woningbouw. De uitbreiding dient te worden ingepast in het landschap. De enorme aanwezigheid van het water en het slagenpatroon dienen als uitgangspunt te worden genomen.
Figuur 2.1 Uitsnede structuurvisiekaart
In de structuurvisie zijn hoofdzakelijk het bestaande gebruik en kwaliteiten weergegeven. In de structuurvisie is tevens de ontwikkelingslocatie Doetse Vliet III aangegeven (rode arcering noord-oostzijde), waar de vier woningen deel van uitmaken. Het bouwplan is hiermee in lijn met de gemeentelijke structuurvisie.
Bestemmingsplan Dorpskern Giessenburg
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg' welke is vastgesteld op 27 juni 2013. Voor het plangebied is de bestemming 'Agrarisch' opgenomen (zie figuur 2.2). Binnen deze bestemming is de realisatie van de 4 gewenste woningen niet mogelijk.
Naast de agrarische bestemming voorziet het vigerende bestemmingsplan in een archeologische dubbelbestemming ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden.
Figuur 2.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg'.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het vigerend bestemmingsplan maar wel met het rijks-, provinciaal en overig gemeentelijk beleid. De ontwikkeling valt binnen de in de Verordening Ruimte aangegeven bebouwingscontour en is in lijn met de regionale woonvisie.
Plangebied
Het plangebied ligt aan de oostrand van Giessenburg aan de Doetse Vliet. De locatie ligt in het verlengde van de bestaande twee-onder-een-kap woningen aan de Doetse Vliet, welke aan de achterzijde uitkijken naar het open landschap. De bestaande ruimtelijke structuur van het gebied wordt gekenmerkt door een open polder landschap, karakteristiek voor de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, met een ontginningsrichting haaks op de Giessen en evenwijdig aan de Doetse Vliet.
Bouwplan
Het plangebied maakt onderdeel uit van de ontwikkelingslocatie Doetse Vliet III en zal een voortzetting zijn van de bestaande twee-onder-een-kap woningen van Doetse Vliet II. De woningen zullen qua architectuur, vorm en omvang identiek zijn aan de naastgelegen twee-onder-een-kap woningen, waardoor de stedenbouwkundige opzet van de Doetse Vliet zal worden afgerond.
Beeldkwaliteit
Om er voor te zorgen dat de nieuw te bouwen woningen in de architectuur en stedenbouwkundige samenhang van de straat past, is een beeldkwaliteitsplan (kavelpaspoort) met uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 1. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal aan dit beeldkwaliteitsplan worden getoetst.
Uitgangspunt is de gewaardeerde kwaliteit van de aanwezige bebouwing aan deze zijde van de straat. Het doel is om tot een eenduidige samenhang te komen.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de gemeente en het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal:
Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden.
In de Keur heeft het waterschap een vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m3 waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). Daarbij mag het waterpeil niet meer dan 20 cm stijgen in de Alblasserwaard. In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m2 verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie en voor het landelijk gebied is dit 1.500 m2.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit het perceel ten westen van de woningen gelegen aan de Doetse Vliet te Giesenburg. Het plangebied bestaat overwegend uit grasland. Een gedeelte is verhard in de vorm van een trottoir en parkeerplaatsen. Het gaat hier om 107 m2 bestaand verhard oppervlak.
Bodem
De bodem in het plangebied bestaat uit veengrond. Ter plaatse van het plangebied is sprake van grondwatertrap III. Dit houdt in dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,40 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,80 en 1,20 m beneden maaiveld. Het maaiveld ter plaatse ligt op NAP -1,20 m.
Waterkwantiteit en –kwaliteit
In het plangebied is een doodlopende watergang aanwezig.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is nog niet aangesloten op het rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van in totaal 4 woningen.
Waterkwantiteit
In de Keur heeft het waterschap een vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m3 waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). Daarbij mag het waterpeil niet meer dan 20 cm stijgen. In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m2 verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie.
Door de ontwikkeling neemt het verhard oppervlak toe. De vier kavels zijn alle 306 m2 groot. Er wordt er van uit gegaan dat circa 75% van de kavels verhard wordt. Dit komt neer op 918 m2 (306*4*75%). Daarnaast worden 10 parkeerplaatsen en een trottoir aangelegd wat nog eens zorgt voor een toename in verharding van 212 m2. De eerste 500 m2 aan toename in verharding is vrijgesteld van watercompensatie. Daarnaast is in het gebied reeds 107 m2 aan verharding aanwezig. In totaal dient dus 523 m2 aan toename in verharding te worden gecompenseerd (918+212-500-107). Het benodigde oppervlak aan aan te leggen water om de toename in verharding te compenseren komt hiermee op 114 m2 (0,0523 ha verharding * 436 m3 watercompensatie / 0,2 m peilstijging).
Daarnaast wordt de doodlopende sloot binnen het plangebied gedempt. Deze sloot is 177 m2 groot. De te dempen watergang dient volledig te worden gecompenseerd. Het totale oppervlak aan te compenseren water is dan ook 291 m2.
De watercompensatie wordt volledig aangelegd achter de Doetseweg 6-8 in Giessenburg. Hierdoor wordt een verbindende watergang gerealiseerd tussen de bestaande watergang die eerder al als compensatie is aangelegd voor een ander plan en de perceelssloot in het landelijk gebied. Het te compenseren water is in overeenstemming met het bestemmingsplan Buitengebied.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De ontwikkeling heeft geen invloed op KRW-waterlichamen.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Conclusie
Door de ontwikkeling vindt een toename in verharding plaats. Doordat deze toename wordt gecompenseerd, heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Verkeersontsluiting gemotoriseerd verkeer
Binnen het plangebied zijn 4 nieuwe burgerwoningen geprojecteerd. De verkeersontsluiting vindt plaats vanaf de Doetseweg via de Doetse Vliet. De Doetseweg geeft in westelijke richting verbinding met de kern Giessenburg en de Neerpolderseweg richting Hardinxveld-Giessendam. In oostelijke richting geeft de Doetseweg verbinding met de N216 richting Schelluinen/Gorinchem, het rijkswegenknooppunt A15/A27 en het veer bij Schoonhoven. Vanaf de N216 kan de N214 worden bereikt tussen Papendrecht/A15 en Noordeloos/A27. De Doetseweg is in het in 2010 vastgestelde Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) gecategoriseerd als een erftoegangsweg type I met een 30 km/h-regime.
Figuur 4.1 Wegencategorisering Giessenburg (bijlage 1, GVVP)
Verkeersgeneratie
De 4 woningen zullen, uitgaande van een verkeersproductie van 6 voertuigbewegingen per woning per etmaal, een verkeersproductie genereren van circa 24 mvt/etmaal. De verwachte verkeersintensiteit voor 2020 bedraagt op basis van het verkeersmodel van Giessenlanden circa 710 mvt/etmaal. Door een verdeling in twee richtingen (op de Doetseweg) van de verkeersstromen van en naar de ontwikkelingslocatie zal de verkeerstoename per richting slechts 12 mvt/etmaal bedragen. Dit betekent dat de verkeersintensiteit zal toenemen tot circa 725 mvt/etmaal op de Doetseweg. De Doetseweg en overige wegen in de nabijheid van de locatie hebben voldoende capaciteit om de verkeersintensiteiten af te wikkelen.
Verkeersveiligheid
De aansluiting van de toe- en uitrit van de woningen zal evenals in de huidige situatie geschieden via de Doetse Vliet en vervolgens de Doetseweg. Conform de uitgangspunten van het concept Duurzaam Veilig voor erftoegangswegen binnen de bebouwde kom, wordt het fietsverkeer op de Doetseweg gemengd met het autoverkeer afgewikkeld en is geen rijbaanscheiding aanwezig. De Doetseweg is relatief smal en kent een bochtig tracé waardoor de verkeerssnelheden beperkt worden. Voor voetgangers is niet overal voldoende vrije loopruimte aanwezig en dient gebruik te worden gemaakt van de bermen of de kant van de weg.
Parkeren
De gemeente Giessenlanden volgt de benadering van de parkeerkencijfers uit de landelijke CROW-richtlijn. De wijze van toepassing van de richtlijn is in 2009 door het college van burgemeester en wethouders vastgelegd. Voor ruimtelijke ordening en bouw is deze benadering van parkeerkencijfers een essentieel beleidspunt. Deze toepassing is tevens vastgelegd in het in 2010 vastgestelde Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) van Giessenlanden.
Op basis van het gemeentelijk parkeerbeleid wordt er onderscheid gemaakt in de segmenten goedkoop, middelduur en duur. In het plangebied worden 4 dure woningen (minimaal 250.000 euro) gerealiseerd welke een parkeernorm hebben van 2,1 parkeerplaats per woning. De totale parkeerbehoefte komt hierbij uit op 8 parkeerplaatsen. De woningen worden allen voorzien van 1 parkeerplaats op eigen terrein. Daarnaast worden ten behoeve van deze woningen nog 2 algemene parkeerplaatsen aangelegd. De 10 bestaande parkeerplaatsen worden verlegd/verplaatst. Gelet op de overcapaciteit van deze bestaande parkeerplaatsen wordt aan de parkeernorm voldaan.
Openbaar vervoer
De locatie wordt per openbaar vervoer ontsloten door busdiensten met bushaltes op loopafstand (haltes Hofstee en Regthuis). De busverbindingen geven verbindingen met de overige kernen en de regio's Utrecht, Gorinchem en Dordrecht. In Arkel, Gorinchem, Utrecht, Sliedrecht en Dordrecht kan worden overgestapt op het nationale railnetwerk. Gezien de korte loopafstand naar een bushalte en de perifere ligging van de kern Giessenburg is de ontsluiting per openbaar vervoer relatief goed te noemen.
Op grond van de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-wegen. Akoestisch onderzoek is dan verplicht voor 'nieuwe situaties' ingevolge de Wgh. Bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone gezoneerde wegen is sprake van 'nieuwe situaties'. De ontwikkelingslocatie is niet gelegen binnen de geluidszones van de gezoneerde wegen. Wel ligt de ontwikkelingslocatie nabij een niet-gezoneerde 30 km/h-weg (Doetseweg).
Dit betekent dat akoestisch onderzoek vanuit de Wgh niet verplicht is gesteld. Echter, op basis van jurisprudentie dient wel de geluidssituatie inzichtelijk te worden gemaakt. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is de geluidssituatie dan ook berekend ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen. Hierbij is de geluidsbelasting ten opzichte van de Doetseweg berekend. De interne ontsluitingsweg betreft een 30 km/h-weg met een dusdanig lage verkeersintensiteit dat sprake zal zijn van een aanvaardbaar geluidsniveau op de gevels.
De verkeersintensiteit op de Doetseweg zal, inclusief de ontwikkeling, in 2020 op basis van het verkeersmodel van Giessenlanden, circa 740 mvt/etmaal bedragen. Voor de berekeningen is uitgegaan van het jaartal 2022. Hiertoe is een autonome groei van het wegverkeer op de Doetseweg gehanteerd van 1% per jaar. Hierdoor zal naar verwachting de verkeersintensiteit in 2022 circa 750 mvt/etmaal bedragen.
In het kader van de planontwikkeling van het plan 'Doetse Vliet III' is een akoestisch onderzoek uitgevoerd op basis van de Standaard Rekenmethode I (SRM I) uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006). In dit onderzoek (zie Bijlage 2) is de geluidsbelasting op de 4 geplande woningen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt meegenomen. Op basis van dit onderzoek is berekend dat de gevelbelasting op de woningen ten gevolge van het verkeer op de Doetseweg minder bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder (zijnde 48 dB) welke van toepassing zou zijn als deze 30 km/h-weg gezoneerd zou zijn. Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau op de gevels. Met betrekking tot wegverkeerslawaai zijn er geen belemmeringen die de uitvoering van het plan in de weg staan.
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de in de Wet milieubeheer (Wm) geïntegreerde Wet luchtkwaliteit. De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µ/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan vanuit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
In het bestemmingsplan worden 4 woningen gerealiseerd. Het project valt ruimschoots binnen een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de Wlk (woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen). Gelet op het kleinschalige karakter van de ontwikkeling zal het project niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dan ook voldaan aan de Wlk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied onderzocht. Uit informatie van de zogenoemde Saneringstool en de achtergrondconcentratie van het meest recente CAR-programma blijkt dat in het plangebied reeds op dit moment ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wlk (voor en na derogatie). De luchtkwaliteit zal in de loop der jaren door beleidsmaatregelen en schonere auto's en technieken verder verbeteren. Het aspect luchtkwaliteit staat hierdoor de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijfsactiviteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Onderzoek en conclusie
In de directe omgeving van het plangebied zijn woningen aanwezig. Er is in de directe omgeving geen bedrijvigheid aanwezig die van invloed is op het plangebied. Het aspect bedrijvigheid staat de realisatie van de woningen dan ook niet in de weg.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende risicorelevante bronnen gekeken, namelijk:
Indien dergelijke risicorelevante bronnen in het plangebied of de directe omgeving aanwezig zijn, dient hiermee in het ruimtelijk plan rekening te worden gehouden. Aangetoond moet worden dat voldaan wordt aan de wetgeving en/of het beleid voor deze bronnen en dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Onderzoek en conclusie
In het plangebied en omgeving zijn geen risicorelevante bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Er zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig waarmee in het plangebied rekening moet worden gehouden.
Beleid en normstelling
Bij de beoordeling van bestemmingsplannen wordt de richtlijn gehanteerd dat, voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan, ten minste het eerste deel van het verkennend onderzoek wordt verricht ter plaatse van nieuwe bestemmingen.
Onderzoek
In verband met de geplande nieuwbouw is bodemonderzoek uitgevoerd. Een volledige rapportage van het onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Uit de resultaten van dit onderzoek is gebleken dat het gehalte aan barium in het grondwater plaatselijk de tussenwaarde overschrijdt. De overige grond- en grondwatermonsters overschrijden slechts de achtergrond-/streefwaarde. De licht tot matig verhoogde concentratie aan barium in het grondwater kan worden toegeschreven aan een verhoogd achtergrondniveau.
Het criterium voor nader onderzoek wordt behoudens voor barium in het grondwater echter niet overschreden, nader onderzoek wordt hierdoor niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit aanvaardbaar wordt geacht en zodoende geen belemmering vormt voor de geplande nieuwbouw. De constatering dat bepaalde gehalten de desbetreffende achtergrondwaarde overschrijden kan wel consequenties hebben bij eventuele grondafvoer; de vrijkomende grond is buiten het perceel niet noodzakelijkerwijs multifunctioneel toepasbaar. Afhankelijk van de bestemming en toepassing zal bij afvoer van de grond om een partijkeuring conform het protocol uit het Besluit bodemkwaliteit worden gevraagd.
Inleiding
Voor het plangebied is een quick-scan (bureauonderzoek) uitgevoerd om na te gaan of er in het plangebied mogelijk beschermde planten of diersoorten voorkomen, en of er zich (mogelijk) in het plangebied vaste broed-, schuil- of verblijfplaatsen van beschermde soorten bevinden. Tevens is de ecologische relatie onderzocht van het plangebied met de directe omgeving en met de eventueel nabij gelegen beschermde natuurgebieden. Op basis van dit bureauonderzoek is een aanvullend veldonderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Onderstaande paragraaf geeft een samenvatting en de conclusies van dit onderzoek.
Ecologisch veldonderzoek
Op basis van het ecologisch veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen soorten in het plangebied zijn aangetroffen die een speciale ontheffing nodig hebben:
Conclusie
Op basis van het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen soorten zijn die de bouwactiviteiten kunnen verhinderen. De ecologische waarden staan de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Regelgeving en beleid
Monumentenwet
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Beleidsnota Archeologie
De acht gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hebben een regionaal archeologiebeleid geformuleerd. Deze beleidsnota is onderdeel van een drieluik, dat verder bestaat uit een archeologische verwachtings-, een beleidsadvieskaart en een beleidsadvies, opgesteld door het adviesbureau BAAC.
In de nota worden de uitgangspunten en principes van het Verdrag van Malta onderschreven. Behoud van het cultureel erfgoed in situ (op locatie en veiliggesteld in de bodem) en het beginsel 'de verstoorder betaalt' zijn de belangrijkste uitgangspunten van het regionaal en gemeentelijk archeologiebeleid. Dat beleid krijgt vooral gestalte door de bescherming van archeologische waarden en verwachtingen via de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan vormt hierin het centrale instrument.
Als het voornemen bestaat om een bodem verstorende activiteit uit te voeren op een plaats waar archeologische waarden aanwezig zijn of verwacht worden, zal door de gemeente worden getoetst of aan die activiteit specifieke voorwaarden verbonden moeten worden. Dit geschiedt aan de hand van de zogenaamde Archeologische Monumentenzorgcyclus. Dit is een onderzoekscyclus die er op is gericht om kennis te verzamelen om vervolgens een afgewogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet of onder voorwaarden toestaan van die bodem verstorende activiteit. Bij de verlening van omgevingsvergunningen kunnen dan voorwaarden worden opgenomen over (bijvoorbeeld) aanpassingen van het bouwplan, archeologievriendelijk heien of het beperken van bodemingrepen.
Onderzoek
Ter plaatse van het totale plangebied van Doetse Vliet III is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Een volledige rapportage van het onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt dat het grootste deel van het totale plangebied van Doetse Vliet III op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland word aangemerkt als 'kleine kans op archeologische sporen'. Ter plaatse van het centrale deel van het plangebied wordt een zone aangeduid met een 'zeer grote kans op archeologische sporen'. Als gevolg van de voorziene bodemingrepen (graaf- en heiwerkzaamheden) kunnen mogelijk archeologisch relevante horizonten worden verstoord.
In 2009 is voor het totale plangebied van Doetse Vliet III een archeologisch bureau- en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen uitgevoerd. Bij het booronderzoek werd vastgesteld dat het bodemprofiel niet dusdanig is verstoord dat er geen kans meer bestaat op de aanwezigheid van archeologische waarden. Er werden aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een Gorkum-stroomrug met een zeer hoge kans op de aanwezigheid van archeologische waarden vanaf de Bronstijd. Op basis van de resultaten van het onderzoek werd de uitvoering van nader archeologisch onderzoek in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven aanbevolen. Door het bevoegd gezag (gemeente Giessenlanden) is deze aanbeveling overgenomen.
Ter plaatse van het onderzoeksgebied zijn in totaal acht proefsleuven gegraven. De proefsleuven werden gegraven met behulp van een graafmachine met een platte bak, waarbij laagsgewijs werd ontgraven. Bij het onderzoek werden de resten aangetroffen van drie voormalige, gedempte kavelsloten met zichtbare oeverzones. De sloten waren overwegend zuidoost - noordwest georiënteerd. De kavelsloten waren ingegraven vanuit de Afzettingen van Tiel III tot in het Hollandveen. Vondstmateriaal werd niet aangetroffen. De sloten, die in de periode Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd te dateren zijn, zullen in de tweede helft van de vorige eeuw zijn gedempt.
Conclusie
Buiten de drie kavelsloten werden bij het onderzoek verder geen archeologische sporen aangetroffen. Ook werden er geen vondsten gedaan. Naar de aangetroffen bodemopbouw, slap broekveen op een Gorkum-stroomrug met een zeer dun kleidek, zullen in het verleden de bebouwingsmogelijkheden ter plaatse zeer beperkt zijn geweest. Voor het plangebied geldt dat aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Nota Belvedère (1999)
De Alblasserwaard en Vijfheerenlanden zijn door het Rijk aangewezen als Belvedèregebied. In de Nota Belvedère pleit het Rijk ervoor cultuurhistorische kwaliteit te integreren met ruimtelijke ontwikkelingen.
In plaats van een op behoud en bescherming gericht beleid, wil het Rijk cultuurhistorische elementen een plaats geven in een op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Ruimtelijke ordening kan ertoe bijdragen dat de betekenis van cultuurhistorische elementen en structuren groter wordt, door ze in te passen of een nieuwe functie te geven. Een en ander is mede van belang om de recreatieve belevingswaarde van die elementen en gebieden te versterken.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld. De provincie betrekt hierdoor de cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen en richt zich hierbij vooral op het beschermen en versterken van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd op de kaart van de CHS. De CHS vormt de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten en erfgoedaspecten.
Het plangebied is gelegen in een 'Topgebied cultureel erfgoed' conform de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland.
Landschappelijke waarden
De locatie ligt in het Belvedèregebied 'Alblasserwaard en Vijfheerenlanden', tevens Topgebied volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland. Het landschap van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden heeft de typische kenmerken van de laagveenontginning met een open veenweidelandschap. De Alblasserwaard is doorsneden door zeer lange lintvormige ontginningsassen. In het gebied hebben deze veelal een bochtig verloop omdat ze zijn ontstaan langs oude veenstromen. Min of meer loodrecht op de ontginningsassen liggen lange smalle percelen aan de achterkant begrensd door een (achter)wetering en/of kade. De Alblasserwaard is door Nederland op de voorlopige lijst van Werelderfgoed geplaatst (bron: Nota Belvedère). Het plangebied is hierin aangewezen als gebied met redelijk hoge landschappelijke waarde (zie figuur 4.2).
Figuur 4.2 Landschappelijke waarden (bron: provincie Zuid-Holland)
De realisatie van de 4 woningen betreft een doorzetting van de bestaande bebouwingstructuur en zal hiermee de landschappelijke waarden niet verstoren.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusies
Gelet op de kenmerken van het plan (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de locatie en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken naar de verschillende milieuaspecten zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe de juridische regeling is vormgegeven.
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de woningen, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.
De planopzet biedt flexibiliteit voor de beoogde herinrichting en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.
Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is tevens afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen.
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
Wonen
In het bestemmingsplan is de bestemming Wonen toegekend aan het plangebied. De bestemmingslegging is afgestemd op de bestemming 'Wonen', zoals deze is opgenomen voor de naastgelegen twee-onder-een kap woningen in het vigerende bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg'. Binnen de bestemming 'Wonen' is het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan.
Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van 4 twee-onder-één kap woningen mogelijk gemaakt. De gronden zijn in eigendom van de gemeente Giessenlanden. Er is onderzoek gedaan naar de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat een positief resultaat is te verwachten. Kostenverhaal wordt middels gronduitgifte zeker gesteld. Er wordt daarom geen exploitatieplan vastgesteld.
Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening zijn de ingezetenen en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een inspraakreactie in te dienen op het voorontwerpbestemmingsplan '4 woningen Doetse Vliet in Giessenburg'.
Het voorontwerpbestemmingsplan '4 woningen Doetse Vliet in Giessenburg' is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Daarnaast wordt op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) het voorontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg toegezonden aan diverse overleginstanties.
Op het voorontwerpbestemmingsplan is één inspraakreactie ingediend. De inspraakreactie is hieronder samengevat en van gemeentelijke reactie voorzien.
Samenvatting inspraakreactie
Reclamant maakt bezwaar tegen het voorontwerpbestemmingsplan om de volgende redenen:
Reactie gemeente
De gemeente Giessenlanden heeft het ontwerpbestemmingsplan '4 woningen Doetse Vliet in Giessenburg' vanaf 11 juli 2014 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd (tot en met 21 augustus 2014). Een ieder heeft gedurende deze periode zienswijzen kunnen indienen.
Op dit plan zijn geen zienswijzen ingediend.