direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuwland Kom - wijzigingsplan Molendijk 24-24a
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.WPNLMLNDK-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Doel van het wijzigingsplan

Bij de gemeente Middelburg is een verzoek ingediend om aan de Molendijk in Nieuw en Sint Joosland twee nieuwe woningen met bijbehorende garages te mogen bouwen. De beoogde locatie is tussen de woningen nummer 22 en 26 woningen. In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied globaal aangeduid. Voor de woningen kan op grond van het geldende bestemmingsplan 'Nieuwland Kom' nu geen omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend.

De gemeente is onder voorwaarden bereid planologische medewerking te verlenen aan het verzoek. Om de woningen mogelijk te maken zal de in het geldende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden toegepast. Omdat aan de voorwaarden voor medewerking wordt voldaan, is het voorliggende wijzigingsplan opgesteld. Het is de 1e wijziging van het genoemde bestemmingsplan.

De garages passen evenmin in het geldende bestemmingsplan. Omdat deze niet met het wijzigingsplan mogelijk kunnen worden gemaakt , wordt hiervoor een afzonderlijke planologische procedure gevoerd. Dat zal gebeuren door middel van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 onderdeel 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 4, lid 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Deze zogeheten 'buitenplanse afwijking' kan pas worden verleend nadat het wijzigingsplan onherroepelijk is geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.WPNLMLNDK-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie plangebied en omgeving

Zoals in paragraaf 1 is geschreven, ligt de beoogde woningbouwlocatie tussen de woningen nummer 22 en 26 woningen. De bestaande situatie van het plangebied (situatie 2017) is weergegeven in figuur 2.1. Daarbij is onderscheid gemaakt in de locatie waar de woningen zijn beoogd en waar de bijbehorende garages. De percelen zijn volgens de gemeentelijke administratie plaatselijk bekend als Molendijk 24 en 24a. Om de woningen te kunnen bouwen zal een strook van het perceel Molendijk 26 aan de planlocatie worden toegevoegd. (NB: in het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai dat voor deze locatie is uitgevoerd, wordt daarom geschreven over Molendijk 26a in plaats van Molendijk 24 en 24a.) Voorheen waren ter plaatse volkstuinen aanwezig, nu is het een braakliggend terrein dat volledig onverhard is. De kruin van de Molendijk ligt ter plaatse van het plangebied op een hoogte van circa 3,6 m +NAP. Het perceel loopt vanaf daar naar een hoogte van rond 0 m +NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.WPNLMLNDK-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 luchtfoto plangebied situatie 2017 (bron: Provincie Zeeland)

2.2 Toelichting op de beoogde ontwikkeling

Het bouwplan gaat uit van de bouw van 2 woningen onder 1 kap met daarachter twee garages. Om de woningen en de garages te kunnen bouwen zal een strook van het perceel van de woning Molendijk 26 worden benut.

De woningen worden gebouwd direct tegen de Molendijk. De woningen bestaan uit 2 bouwlagen met kap. De onderste bouwlaag wordt gebouwd op het niveau van de polder. De toegangen tot de woningen bevinden zich op de 2e bouwlaag en komen uit op de straat van de Molendijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.WPNLMLNDK-VG01_0004.png"

Figuur 2.1 Doorsnede dijkwoningen en garages (bron: Rottier Technisch Advies)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.WPNLMLNDK-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Aanzicht woningen vanaf de Molendijk (bron: Rottier Technisch Advies)

De afstand van de nieuwe woningen tot aan de gemeenschappelijke zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan de zijde van Molendijk 26 ten minste 3 meter en aan de zijde van de Molendijk 22 ten minste 2 meter. De bewoners van de woning Molendijk 22 hebben met deze kortere afstand dan 3 meter schriftelijk ingestemd. Daarmee is aan een belangrijke voorwaarde voor planologische medewerking door de gemeente voldaan.

Gemeten vanaf de wegzijde bedraagt de goothoogte van de dijkwoningen circa 3,8 meter en de bouwhoogte circa 8 meter. Beide woningen krijgen zowel aan de voor- als achterzijde dakkapellen die ten minste een halve meter boven de gootrand worden gebouwd. Daarmee zijn de dakkapellen vergunningvrij.

De garages worden aaneengebouwd en in 1 bouwlaag en krijgen een flauwe kap. De garages worden ontsloten door een aan te leggen pad tussen de nieuwe woningen en de woning Molendijk 26.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.WPNLMLNDK-VG01_0006.png"

Figuur 2.2 Nieuwe situatie woningen en garages (bron: Rottier Technisch Advies)

 

Hoofdstuk 3 Toetsing aan beleid en aan omgevingsaspecten

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet worden gemotiveerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hiervoor wordt getoetst aan de relevante beleidskaders en omgevingsaspecten. De ruimtelijk-stedenbouwkundige verantwoording kan beperkt blijven omdat de ontwikkeling al is voorzien en gemotiveerd in het kader van de vaststelling van het geldende bestemmingsplan. Concreet is daarin geschreven dat open gaten in dit bebouwingspatroon afbreuk doen aan het oorspronkelijke karakteristieke beeld van het dorp. Omdat opvulling daarvan dan ook gewenst is, zijn voor die open gaten in het geldende bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor woningbouw. In paragraaf 3.1.1 wordt hier verder op ingegaan.

3.1 Toetsing aan beleid

3.1.1 Geldend bestemmingsplan en wijzigingsvoorwaarden

In het bestemmingsplan 'Nieuwland Kom' (onherroepelijk sinds 21 januari 2011 heeft de voorgenomen bouwlocatie de bestemming 'Wonen', maar ligt er géén bouwvlak. Hierdoor is het niet mogelijk om daar woningen te bouwen. In het bestemmingsplan is wel rekening gehouden met de mogelijkheid van woningbouw op die locatie. In het bestemmingsplan is namelijk een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ('Gebiedsaanduiding wro-zone-wijzigingsgebied 3') waarmee het college (onder voorwaarden) kan meewerken aan de bouw van twee woningen. Het betreffende gebied is op de verbeelding van het bestemmingsplan voorzien van een roodgetande lijn. In figuur 3.1. is een uitsnede opgenomen van de verbeelding met onder andere wijzigingsgebied 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.WPNLMLNDK-VG01_0007.png"

Figuur 3.1. Uitsnede bestemmingsplan 'Nieuwland Kom' met aanduiding plangebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)

Om de bevoegdheid te kunnen toepassen, zal ten minste aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan moeten worden voldaan. Daarnaast kunnen ook andere eisen of voorwaarden van belang zijn, bijvoorbeeld als er nieuw planologisch beleid of nieuwe wet- of regelgeving is vastgesteld. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld. In paragraaf 3.2 wordt hierop ingegaan.

De gebiedsgerichte wijzigingsbevoegdheden zijn vastgelegd in artikel 18 van de regels. De wijzigingsvoorwaarden voor nieuwe woningbouwlocaties zijn vastgelegd in artikel 18 lid 18.2 tot en met lid 18.6 van de regels. Lid 18.4 heeft betrekking op het plangebied (Wijzigingsgebied-3). In tabel 3.1. zijn de wijzigingsvoorwaarden vermeld en is het initiatief aan de betreffende bepalingen getoetst.

Tabel 3.1 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden wijzigingsgebied-3

a. ter plaatse wordt een bouwvlak opgenomen van 12 meter diep en over een breedte van 26 meter   Aan deze voorwaarde wordt voldaan.  
b. binnen dit bouwvlak mogen ten hoogste twee woningen worden gebouwd;   In het vlak staat al een woning , namelijk Molendijk 26. Binnen het nieuwe bouwvlak wordt geregeld dat er nog eens 2 nieuwe woningen worden gebouwd. Het aantal woningen is met een aanduiding vastgelegd. De aanduiding verwijst naar artikel 14, lid 14.5 onder a van de regels.  
c. de goothoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen   In het bouwplan is sprake van dijkwoningen met verschillende goothoogten. Omdat de woningen direct tegen de Molendijk worden gebouwd, wordt deze gemeten ten opzichte van de hoogte van de weg. Aan de wegzijde bedraagt de goothoogte in het bouwplan circa 3,8 meter.  
d. de woningen mogen niet worden gebouwd binnen de 53 dB contour van de rijksweg A58.   Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het hoogst berekende geluidniveau bedraagt 53 dB (zie paragraaf 3.2.6. en bijlage 3).  

Vanwege de aanwezigheid van de korenmolen "Buiten Verwachting" aan de zuidwestzijde van het dorp ligt over de locatie de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop'. Deze aanduiding legt beperkingen op ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken ter voorkomen van windvang van de molen. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf.

3.1.2 Overige ruimtelijk en planologisch beleid

Behalve dat het wijzigingsplan moet voldoen aan de wijzigingsvoorwaarden dient te worden beoordeeld of er na de vaststelling van het bestemmingsplan Nieuwland Kom nieuw beleid is vastgesteld dat relevant is voor de beoogde functiewijziging.

Een nagenoeg volledig overzicht van de beleidsplannen en regelgeving dat voor het plangebied van toepassing is, is te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Op basis van een globale verkenning blijkt dat veel van deze plannen of regelingen toch geen betrekking hebben op het plangebied of ze zijn op voorhand niet relevant of niet gedetailleerd genoeg voor het beoordelen van de voorgenomen ontwikkeling.

Na de vaststelling van het bestemmingsplan is geen beleid of hogere wetgeving vastgesteld die een belemmering vormt voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.

De beoogde ontwikkeling in het wijzigingsplan is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling het kader van het Besluit ruimtelijke ordening. De zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' behoeft niet te worden doorlopen. Alleen de behoefte moet worden aangetoond

Voor zover sectorale wetgeving relevant is voor het nemen van het ruimtelijk besluit (de wijzigingsbevoegdheid), is hieraan getoetst in paragraaf 3.2. Het betreft vooral toetsing aan milieuwetgeving.

3.2 Toetsing aan omgevingsaspecten

Voor alle ruimtelijke plannen, dus ook voor wijzigingsplannen, is de watertoets verplicht. Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan de aspecten cultuurhistorie, bodemkwaliteit en cultuurhistorie. In deze paragraaf wordt daarom op deze aspecten ingegaan.

3.2.1 Cultuurhistorie en archeologie

Wettelijk kader

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen bevat. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”.

In lijn met de Erfgoedwet neemt de gemeente Middelburg in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf Cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen / kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en / of archeologie verbonden worden.

Toetsing/onderzoek

De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 3.2 is te zien dat er binnen het plangebied geen bouwhistorische objecten aanwezig zijn. Ook in de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.WPNLMLNDK-VG01_0008.png"

Figuur 3.2. Fragment cultuurhistorische waardenkaart (bron: Provincie Zeeland)

Ten aanzien van het aspect archeologie kan worden gemeld dat bij de voorbereiding van het geldende bestemmingsplan een beoordeling heeft plaatsgevonden. Gebleken is dat het gebied een zeer lage trefkans heeft voor archeologische vondsten. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Indien in de uitvoeringsfase van de graaf- en inrichtingswerkzaamheden archeologische sporen en vondsten in de bodem aan het licht komen, bestaat hiervoor meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Eventuele vondsten dienen te worden gemeld bij de Walcherse Archeologische Dienst.

Conclusie

De aspecten cultuurhistorie en archeologie staan de ontwikkeling niet in de weg. Voor eventuele archeologische vondsten tijdens de bouwfase geldt een meldingsplicht.

3.2.2 Watertoets

Wettelijk kader

Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en de omgeving daarvan.

Toetsing/onderzoek

Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is gebruik gemaakt van het aanmeldformulier Watertoets van het waterschap. Daarin is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Het aanmeldformulier is opgenomen in bijlage 1.

Daarin is aangegeven dat de totale waterberging die moet worden gerealiseerd afgerond 34 m3 bedraagt. Het waterschap heeft berekend dat voor het realiseren van dit volume een oppervlakte van 71 m2 moet worden gegraven en ook aangegeven dat deze compensatie kan worden gegraven worden aan de secundaire waterloop achter het perceel. De kosten hiervoor komen ten laste van de initiatiefnemer.

Conclusie

Uit toetsing aan deze criteria blijkt dat het aspect water geen vormt belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.2.3 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Toetsing/onderzoek

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek inclusief asbest in de grond uitgevoerd (zie bijlage 2). Hierna zijn de conclusies van deze onderzoeken samengevat.

Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740)

In de bovengrond van het talud van de Molendijk zijn achtergrondwaarde-overschrijdingen met Poly Aromatische Koolwaterstoffen (PAK), enkele zware metalen en minerale olie aangetoond. In de overige bovengrond zijn (zeer) lichte achtergrondwaarde-overschrijdingen met enkele zware metalen en PAK aangetoond. In de ondergrond en in het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen met de geanalyseerde parameters.

Verkennend bodemonderzoek naar asbest (NEN 5707)

Op het maaiveld is een marginale hoeveelheid asbest aangetoond. Het indicatieve, gewogen gehalte is 1,1 mg/kg droge stof. In de grond is geen asbest aangetoond.

Conclusie

De geconstateerde verhoogde gehalten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek. De geconstateerde gehalten asbest geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader onderzoek.

Er dient wel rekening mee gehouden te worden dat (ook licht) verontreinigde grond niet zonder meer mag worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie of elders mag worden toegepast. .De eventuele mogelijkheden dienen in overleg met het bevoegd gezag te worden bepaald.

3.2.4 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Toetsing/onderzoek

Het aspect luchtkwaliteit is in het kader van de voorbereidingen van het geldende bestemmingsplan onderzocht. Daaruit bleek dat het aspect de wijziging van de bestemming niet in de weg staat.

Conclusie

Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

3.2.5 Externe Veiligheid

Wettelijk kader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. Op basis van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) heeft de gemeente een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. In de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) zijn bepaling en toepassing van de veiligheidsnormen verder uitgewerkt.

Toetsing/onderzoek1 

Huidige situatie

Uit de gegevens van de afdeling Vergunningverlening & Handhaving van gemeenten Middelburg, Vlissingen en Borsele is gebleken dat in de directe omgeving van de geplande woningen de bedrijven Eastman Chemical Middelburg, Kloosterboer Vlissingen V.O.F. en Verbrugge Zeeland Terminals liggen. Deze inrichtingen zijn aangewezen als 'niet-categoriale inrichtingen', dat houdt in dat er een Kwantitatieve Risico Analyse (bekend als 'QRA') moet worden opgesteld om de risico's ten aanzien van externe veiligheid te toetsen aan de normen uit het Bevi. Voorts liggen dichtbij de geplande woningen de wegen A58 en N57 met transport van gevaarlijke stoffen.

Eastman Chemical Middelburg

De geplande woningen liggen op ruim 1.500 meter van Eastman Chemical Middelburg. Dit is ruim buiten de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied met betrekking tot het groepsrisico.

Kloosterboer Vlissingen V.O.F.

Plaatsgebonden risico

Volgens de Revi is het invloedsgebied berekend door middel van een QRA. Uit de QRA blijkt dat bij de inrichting de PR 10-6 binnen of nabij de inrichtingsgrens ligt.

Groepsrisico

Over de geplande woningen ligt het invloedsgebied van de inrichting Kloosterboer, op- en overslag. Het invloedsgebied reikt tot 6.500 meter.

De geplande woningen liggen binnen de laatste 3.000 meter van deze contour. Echter is deze afstand berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F1,5). Aangenomen kan worden dat mogelijke wijzigingen in de rand van het invloedsgebied (op een grotere afstand dan 1.500 meter) geen noemenswaardige veranderingen in het groepsrisico veroorzaken. In de Nota van Toelichting bij de Beleidsvisie Externe Veiligheid*1 is aangesloten bij het beleid van de provincie Zuid-Holland. Hierin staat beschreven dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico. Het bevoegd gezag wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over hulpverlening en zelfredzaamheid indien er sprake is van invloedsgebieden van risicobronnen die op een grotere afstand dan 1.500 meter aanwezig zijn en er binnen het plangebied nieuwe of bestaande objecten of functies van meer dan 250 personen bevinden. Het invloedsgebied is berekend door middel van een QRA.

Verbrugge Zeeland Terminals

Plaatsgebonden risico

Volgens de Revi is het invloedsgebied berekend door middel van een QRA. Uit de QRA blijkt dat bij de inrichting de PR 10-6 buiten de inrichtingsgrens ligt. De PR 10-6 reikt niet verder dan 600 meter.

Groepsrisico

De geplande woningen liggen binnen het invloedsgebied van de inrichting Verbrugge ZeelandTerminals. Het invloedsgebied van Verbrugge Zeeland Terminals reikt tot 7.200 meter. De geplande woningen liggen op ruim 2.500 meter afstand van Verbrugge Zeeland Terminals. Echter is deze afstand berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F1,5). Aangenomen kan worden dat mogelijke wijzigingen in de rand van het invloedsgebied (op een grotere afstand dan 1.500 meter) geen noemenswaardige veranderingen in het groepsrisico veroorzaken. In de Nota van Toelichting bij de Beleidsvisie Externe Veiligheid2 is aangesloten bij het beleid van de provincie Zuid-Holland. Hierin staat beschreven dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico. Het bevoegd gezag wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over hulpverlening en zelfredzaamheid indien er sprake is van invloedsgebieden van risicobronnen die op een grotere afstand dan 1.500 meter aanwezig zijn en er binnen het plangebied nieuwe of bestaande objecten of functies van meer dan 250 personen bevinden. Het invloedsgebied is berekend door middel van een QRA.

Route gevaarlijke stoffen

Langs de geplande woningen ligt de A58 en de afslag naar de N57 waarover de Route gevaarlijke stoffen loopt. Zowel de A58 als de N57 zijn ingericht voor het transport van gevaarlijke stoffen. Hierdoor neemt het risico op een ongeval af.

De geplande woningen liggen op ruim 140 meter afstand van de A58 en de afslag naar de N57, maar binnen 200 meter en hiermee ook binnen het invloedsgebied van deze wegen.

In artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) staat dat voor een gebied welke geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute een verantwoording van het groepsrisico verplicht is. Echter een toename van 2 woningen is marginaal.

Dit is in de Nota van Toelichting bij de gemeentelijke beleidsvisie aangegeven. In de Nota wordt aangegeven dat een toename tot en met 10% als marginaal wordt beschouwd. De toename met de 2 geplande woningen ligt ruim onder de 10%. Deze woningen zullen dan ook niet van invloed zijn op het groepsrisico. Voor de bewoners van de geplande woningen is het mogelijk om te vluchten van de risicobronnen af.

Gezien bovenstaande acht de gemeente het niet nodig om het risico te kwantificeren.

Overig

Verder liggen in de nabijheid van de geplande woningen geen risicobronnen die van invloed zijn op het plan of waar het plan invloed op uitoefent. Voor wat betreft de kerncentrale vallen de geplande woningen binnen de schuilzone en de Jodiumprofylaxe-zone.

Kwetsbare objecten

De geplande woningen zijn in het Bevi aangemerkt als kwetsbare objecten.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de geplande woningen. De veiligheidsregio Zeeland zal in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen.

3.2.6 Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst indien daarbinnen nieuwe geluidgevoelige functies worden gerealiseerd.

Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. De geluidwaarde binnen de geluidgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit 2012 opgenomen norm van 33 dB voor wegverkeerslawaai.

Voor wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur zal op grond van het criterium 'goede ruimtelijke ordening' moeten worden onderzocht of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De normen uit de Wgh gelden daarvoor als richt- of streefwaarde.

Toetsing/onderzoek

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd (zie bijlage 3). Hierna zijn de conclusies van het onderzoek samengevat.

Met de gehanteerde verkeersgegevens ten tijde van het maatgevend jaar 2028, bedraagt het hoogst berekende geluidniveau op de rechtergevel van het nieuwbouw woonblok aan de Molendijk 26a als gevolg van autosnelweg A58 na een correctieaftrek afgerond 53 dB op de achter- en rechtergevel ter hoogte van de waarnemingspunten op de 2e verdieping. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, maar niet de uiterste grenswaarde waarvoor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg een hogere waarde kunnen verlenen.

In het onderzoek is vermeld dat er geen geluidreducerende maatregelen aan de bron en of het overdrachtsgebied mogelijk zijn. Dat betekent dat een verzoek om een hogere waarde noodzakelijk is.

Gezien de berekende maximale geluidbelasting van 56,9 dB Lden op de rechtergevel van het geplande nieuwbouw woonblok en het aan te houden binnengeluidniveau van 33 dB(A), is het noodzakelijk dat er extra aandacht wordt besteed aan de uitvoering van aanvullende geluidwerende gevelmaatregelen van alle aan de rechter- en achtergevel gelegen verblijfsgebieden. Hiervoor zal in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen aanvullend akoestisch gevelonderzoek worden uitgevoerd.

Conclusie

Op de rechtergevel van de nieuwbouw wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, maar niet de uiterste grenswaarde. Omdat maatregelen bij de bron (rijksweg A58) en in het overdrachtsgebied (geluidscherm) die het geluidniveau kunnen reduceren niet haalbaar zijn, zal het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde moeten verlenen om de bouw van de woningen mogelijk te maken. Extra geluidwerende gevelmaatregelen zijn nodig. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal een aanvullend akoestisch gevelonderzoek worden uitgevoerd.

3.2.7 Ecologie

Wettelijk kader

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Toetsing/onderzoek

In paragraaf 2.1 is al aangegeven dat voorheen ter plaatse volkstuinen aanwezig waren, nu is het een braakliggend terrein dat volledig onverhard is. Het voorkomen van en effecten op vleermuizen en vogels met vaste rusten verblijfplaatsen kan daarom worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er in de huidige situatie vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Voor het overige zijn er volgens initiatiefnemer en gemeente geen (zwaar) beschermde soorten te verwachten. Wel kunnen er algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Zeeland.

De ontwikkeling leidt evenmin tot negatieve effecten op beschermde gebieden. Die liggen namelijk te ver weg. Zo er lang niet wordt gebouwd kunnen er alsnog beschermde diersoorten zich vestigen, zoals de rugstreeppad. Om dit te voorkomen is het van belang om gedurende de aanlegfase het ontstaan van waterplassen op het land te voorkomen.

Vanwege het mogelijk voorkomen van broedvogels dienen de werkzaamheden, buiten het broedseizoen (globaal 15 maart tot 15 juli) of wanneer er geen broedgeval aanwezig is, plaats te vinden.

Conclusie

De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg. Effecten op beschermde planten- en diersoorten worden niet verwacht.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de juridische regeling

4.1 Verbeelding

De verbeelding heeft betrekking op het gedeelte van de Molendijk waarvoor in het bestemmingsplan Nieuwland Kom een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Zoals in paragraaf 3.1.1 al is geschreven,

Zoals in de wijzigingsregels voorgeschreven wordt ter plaatse een bouwvlak opgenomen van 12 meter diep en 26 meter breed. Binnen dit bouwvlak mogen ten hoogste twee nieuwe woningen worden gebouwd. omdat in het vlak al een woning staat, namelijk Molendijk 26, is met een aanduiding het totaal aantal woningen binnen het vlak vastgelegd op drie. Net als de aangrenzende woningen bedraagt de maximum goothoogte ten hoogste 4 meter en de maximum bouwhoogte (nokhoogte) 8 meter.

4.2 Regels

Omdat er sprake is van een wijzigingsbevoegdheid is het opstellen van een complete set regels niet noodzakelijk en volstaat een verwijzing naar de regels van het basisplan. Deze koppeling naar het basisplan is gelegd in Artikel 1 Bestaande regels van toepassing. Om na te gaan welke regeling geldt, zal dit wijzigingsplan steeds in samenhang met het basisplan moeten worden gelezen.

Verder dienen volgens paragraaf 3.2. van het Besluit ruimtelijke ordening standaardregels in bestemmingsplannen te worden opgenomen. In artikel 1.1.1 sub 3 van dat besluit is bepaald dat onder een bestemmingsplan ook een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6. eerste lid onder a of b van de Wet ruimtelijke ordening wordt verstaan. Om deze reden zijn ook een Anti-dubbeltelregel en Overgangsrecht opgenomen.

In aanvulling op de regels uit het basisplan is een artikel met een specifieke gebruiksregel opgenomen waarmee is bepaald dat er voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Dit zal aan de achterzijde plaatsvinden. De regeling is afgestemd op andere plannen binnen de gemeente Middelburg. Per woning dient te worden voorzien in 2 parkeerplaatsen waarbij inpandige parkeerplaatsen niet worden meegerekend aangezien garages in de praktijk veelal anderszins worden gebruikt

De aanduiding met het maximum aantal woningen, die op de verbeelding is opgenomen, verwijst naar artikel 14, lid 14.5 onder a van de regels van het basisplan.

In het bouwplan is sprake van dijkwoningen met verschillende goothoogten. Omdat de woningen direct tegen de Molendijk worden gebouwd, wordt deze gemeten ten opzichte van de hoogte van de weg.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan (hieronder wordt ook een wijzigingsplan verstaan). Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers bij de planvoorbereiding zijn betrokken instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

5.2 Inwoners en belanghebbenden

Het plan wordt toegestuurd aan de Dorpsvereniging Nieuw- en Sint Joosland. Het ontwerpwijzigingsplan zal ook voor een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. In die periode kunnen zienswijzen worden ingediend. De zienswijzen worden in de besluitvorming van het college van burgemeester en wethouders over het wijzigingsplan betrokken.

5.3 Vooroverleg met instanties

Het ontwerp van het wijzigingsplan is/wordt in vooroverleg gestuurd aan verschillende instanties. De resultaten van dat vooroverleg worden in deze paragraaf vermeld.