direct naar inhoud van Regels
Plan: Noordweg 516, Van 't Hoffweg 7, Sint Laurens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.NW516VHF7STLAURENS-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Noordweg 516, Van 't Hoffweg 7, Sint Laurens met identificatienummer NL.IMRO.0687.NW516VHF7STLAURENS-VG01 van de gemeente Middelburg ;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
    • 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    • 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    • 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is, of waarvoor de gronden feitelijk en in overwegende mate voor voerteelt voor het veehouderijbedrijf worden gebruikt;
    • 5. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden voor vlees- en / of melkproductie en/of voor gebruiksgerichte paardenhouderij;
    • 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  • b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    • 2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder inbegrepen, in gebouwen;
    • 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
1.7 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.9 bebouwing

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.16 boerderij- en streekproducten

al dan niet bewerkte agrarische producten waaronder begrepen exotische fruit- en groentesoorten danwel, overige producten afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven, alsmede ambachtelijk vervaardigde producten uit de streek;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dressuurstal

de activiteiten van een dressuurstal zijn gericht op het trainen en africhten van paarden, het beoefenen van paardensport, het geven van lessen en in- en verkoop van paarden;

1.26 dierenhouderij

het (kleinschalig) houden van kleinvee zoals schapen en pluimvee;

1.27 dierenverblijf

een bouwwerk waar kleinvee in kan verblijven;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 kampeermiddelen
  • a. een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan, dan wel;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning nodig is;
  • c. één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.31 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen;

1.32 mestopslagruimten

bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestverzamelsilo's en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag;

1.33 NED

nieuwe economische drager: een nevenactiviteit die bij een agrarisch bedrijf, of als zelfstandige activiteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mag worden ondernomen;

1.34 neventak

een agrarische bedrijfstak op een agrarisch bedrijf die wat productieomvang betreft ondergeschikt is aan de (grondgebonden) agrarische hoofdtak;

1.35 niet- agrarische neventak

niet-agrarische activiteiten als ondergeschikt bestandsdeel van de totale productieomvang van een agrarisch bedrijf;

1.36 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.37 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.39 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.40 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.41 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  • b. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' met de aanduiding 'spoorweg': bovenkant spoorstaaf;
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.42 Staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.43 verkoop streekproducten

het verkopen van ambachtelijk vervaardigde producten uit de streek (Zeeland);

1.44 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met Landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven, met uitzondering van grondgebonden veehouderijen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf', een agrarisch loonbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • d. het behoud, herstel en ontwikkeling van met het agrarisch gebruik samenhangende landschapswaarden in de vorm van kenmerkende openheid, beplantingspatroon en bebouwingspatroon;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels voor bouwvlakken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning met aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan;
  • c. indien gebouwen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 meter;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt ten minste 20 meter.

3.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
1   bedrijfswoning   zie aanduiding op verbeelding   zie aanduiding op verbeelding   825 m³  
2   bijgebouwen bij een woning inclusief overkappingen   3,3 m   6,6 m   66 m²  
3   overige (agrarische) bedrijfsgebouwen en overkappingen   6,6 m   11 m    
4   vlaggenmasten     11 m    
5   overige bouwwerken, geen gebouwenzijnde     2,2 m    
6   terreinafscheiding grenzend aan openbaar gebied     1,1 m    
7   overige terreinafscheiding     2,2 m    

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen nabij de bestemming verkeer

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 onder d voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 20 meter tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken leidt niet tot een verkeersonveilige situatie;
  • b. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken leidt niet niet tot aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg;
  • c. voor het afwijken wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de wegbeheerder;

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het vellen of rooien van struiken of bomen;
  • e. het beplanten van gronden met struiken of bomen.
3.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
3.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 en zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 3.1 genoemde waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige, omtrent de voorwaarde zoals genoemd in lid 3.4.3.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, buiten gebouwen, is niet toegestaan;
  • b. het huisvesten van seizoensarbeiders is niet toegestaan;
  • c. de opslag van dierlijke mest, anders dan in een mestopslagruimte, in hoeveelheden groter dan 660 m³, is niet toegestaan;
  • d. de opslag van dierlijke mest ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • e. het gebruik van mestbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
  • f. het gebruik van waterbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
  • g. het gebruik van kuilvoerplaten en sleufsilo's ten behoeve van de opslag van producten die niet afkomstig zijn van, of worden gebruikt op, het eigen agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;
  • h. paardenbakken, zijn niet toegestaan;
  • i. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode van langer dan 10 weken is niet toegestaan;
  • j. containervelden zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
  • k. detailhandel, anders dan het verkopen van boerderij- en streekproducten met een oppervlak van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan;
  • l. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep met een oppervlak meer dan 50 m² per agrarische bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • m. het aanbieden van meer dan 5 slaapplaatsen ten behoeve van logies met ontbijt per agrarische bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • n. het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan;
  • o. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen) is niet toegestaan;
  • p. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in kassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling;
  • q. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan.
3.5.1 Voorwaardleijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, dient uiterlijk 12 maanden na de ingebruikname van het agrarisch loonbedrijf zoals bedoeld onder 3.1 te zijn gerealiseerd;
  • b. de onder a. bedoelde landschappelijke inpassing dient duurzaam in stand te worden gehouden;
  • c. afwijkingen ten opzichte van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, worden voor uitvoering voorgelegd aan een landschapsdeskundige.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder i ten behoeve van een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het oppervlak van de paardenbak bedraagt ten hoogste 880 m² ;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken kan wordt niet gebruikt :
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
    • 4. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • c. de paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan;
  • d. bij een paardenbak is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten niet toegestaan;
  • e. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken kan slechts toegepast worden indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 3.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing;
  • h. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken kan slechts gebruikt worden wanneer er een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.6.2 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder c voor het tijdelijk huisvesten van de aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken wordt slechts gebruikt ter plaatse van bouwvlakken;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikt voor:
    • 1. kampeermiddelen;
    • 2. verplaatsbare woonunits;
    • 3. voor de realisatie van wooneenheden in bestaande gebouwen;
  • c. per agrarisch bedrijf zijn ten hoogste 5 kampeermiddelen of verplaatsbare woonunits toegestaan voor tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van de wooneenheden in bestaande gebouwen bedraagt ten hoogste 220 m²;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • f. de plaatsing van de eenheden geschiedt voor ten hoogste één aaneengesloten periode van ten hoogste 10 weken per kalenderjaar;
  • g. voorzien wordt in ten minste één parkeerplaats per wooneenheid of kampeermiddel op eigen terrein;
  • h. tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf;
  • i. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • j. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken kan slechts toegepast worden indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  • k. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken kan slechts toegepast worden indien zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • l. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken kan slechts toegepast worden slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Wijziging na bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch-landschapswaarden ter plaatse van het bouwvlak wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – 2' en / of Tuin en/of in de bestemming Agrarisch-landschapswaarden zonder aanduiding of bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het agrarisch (loon)bedrijf is beëindigd;
  • b. het gebruik van een bestaande NED mag worden voortgezet;
  • c. het gebruik van een bestaande minicamping mag worden voortgezet;
  • d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen agrarische bedrijven in de omgeving;

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning met erf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-dressuurstal' een dressuurstal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-dierenhouderij' een kleinschalige dierenhouderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop streekproducten' de verkoop van streekproducten;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn ook buiten het aangewezen bouwvlak toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dierenhouderij' zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan in de vorm van dierenverblijven;
  • d. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning met aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan;
  • e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter;
  • f. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 meter;
  • g. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt ten minste 20 meter.

4.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud binnen bouwvlak   oppervlakte / inhoud buiten het bouwvlak  
1   bedrijfswoning   zie aanduiding op verbeelding   zie aanduiding op verbeelding   825 m³   -  
2   aan-, uit- en bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen   3,3 m   6,6 m   66 m²   -  
3   terreinafscheiding grenzend aan openbaar gebied   n.v.t.   1,1 m   n.v.t.   n.v.t.  
4   overige terreinafscheiding   n.v.t.   2,2 m   n.v.t.   n.v.t.  
5   bedrijfsgebouwen en overkappingen   6,6 m   11 m   3.850 m²   -  
6   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   n.v.t.   2,2 m   n.v.t.   n.v.t.  
7   dierenverblijven binnen de aanduiding 'dierenhouderij'   2,2 m   3,3 m   -   55 m²  
4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. verlichting van een paardenbak door middel van lichtmasten is niet toegestaan;
  • b. voorzieningen ten behoeve van overnachtingsmogelijkheden zijn niet toegestaan.
  • c. detailhandel, anders dan het verkopen van boerderij- en streekproducten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verkoop streekproducten' met een oppervlak van ten hoogste 55 m², is niet toegestaan;
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Verlichting van een paardenbak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.3 onder a ten behoeve van het verlichten van een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
    • 4. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • b. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken leidt niet tot aantasting van de aanwezige landschapskwaliteiten; alvorens afgeweken wordt vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf. Alvorens afgeweken wordt vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • d. het gebruiken van de bevoegdheid tot afwijken leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. het gebruiken van bevoegdheid tot afwijken wordt enkel gebruikt als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, dient uiterlijk 12 maanden na de ingebruikname van de dressuurstal zoals bedoeld onder 4.1 te zijn gerealiseerd;
  • b. de onder a. bedoelde landschappelijke inpassing dient duurzaam in stand te worden gehouden;
  • c. afwijkingen ten opzichte van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, worden voor uitvoering voorgelegd aan een landschapsdeskundige.

Artikel 5 Waarde-archeologie-3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden (WR-A-3) - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische verwachtingswaarden.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
      • de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
      • de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm beneden het peil;
    • 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het peil kan worden geplaatst;
    • 5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken en / of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het peil, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
  • b. het ophogen van gronden met een hoogte van ten minste 2 m;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  • b. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  • e. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het peil;
  • f. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.3.1 nodig is.
5.3.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.4.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, bouwwerken te slopen.

5.4.2 Uitzondering sloopvergunning

Het verbod als bedoeld in lid 5.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 5.2 in acht is genomen;
  • b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm beneden het peil bedraagt;
  • d. de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 500 m² bedraagt;
  • e. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het slopen als bedoeld in lid 5.4.1 nodig is.
5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een sloopvergunning, zoals in lid 5.4.1 bedoeld, kan slechts worden toegepast indien:

  • a. de aanvrager van de sloopvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het slopen regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    • 2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak met de in lid 5.1 genoemde bestemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
5.5.2 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak met de in lid 3.1 genoemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  • c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de planregels voor:

  • a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  • b. ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Noordweg 516, Van 't Hoffweg 7, Sint Laurens'