direct naar inhoud van Regels
Plan: Mortiere fase 9B
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPUMORF9B-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het uitwerkingsplan Mortiere fase 9B met identificatienummer NL.IMRO.0687.BPUMORF9B-VG01 van de gemeente Middelburg. Het uitwerkingsplan maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Mortiere'.

Op het uitwerkingsplan zijn de begrippen behorende bij het plan zoals genoemd in 1.3 voor zover relevant, van toepassing.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 bestemmingsplan 'Mortiere'

Het bestemmingsplan 'Mortiere' met identificatienummer NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02 van de gemeente Middelburg.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 accent

een bouwwerk of deel van een bouwwerk ten behoeve van architectonische en/of stedenbouwkundige kwaliteit.

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 patiowoning

bebouwing (woning) in één bouwlaag of gedeeltelijk twee bouwlagen, met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Groen

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. bermen;
  • c. bruggen
  • d. geluidswerende voorzieningen;
  • e. water;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. kunstwerken/objecten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. een wadi en ontsluitingen ten behoeve van de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - wadi';
  • k. parkeervoorzieningen.
2.2 Bouwregels

Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van (licht)masten niet meer mag bedragen dan 9 m;
    • 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 12 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 15 m²;
    • 2. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

2.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. per bouwperceel is 1 ontsluiting toegestaan, met dien verstande dat 2 ontsluitingen zijn toegestaan ten dienste van bouwpercelen van meer dan 30 m breed;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - wadi' bedraagt de breedte van een ontsluiting maximaal 5,5 meter.

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ontsluiting;
  • c. parkeervoorzieningen, met uitzondering van parkeren op aangrenzende gronden behorende bij tussenwoningen;
  • d. water.
3.2 Bouwregels

Op de voor Tuin bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van erkers mag niet meer bedragen dan 6 m² per erker, de diepte mag maximaal 1,5 m bedragen en de hoogte mag maximaal 4 m bedragen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de rooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m;

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, bestaande uit ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook;
  • b. bruggen
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. parkeerplaatsen;
  • e. bermen;
  • f. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van (licht)masten niet meer mag bedragen dan 9 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 15 m²;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. ten behoeve van de bestemming behorende tuinen, erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van het bouwvlak:
      • hoofdgebouwen;
      • aan- en uitbouwen;
      • bijgebouwen;
      • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 2. buiten het bouwvlak:
      • aan- en uitbouwen;
      • bijgebouwen;
      • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. als woningtype is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd” [aeg]: aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatste van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - geschakeld” [sba-gsk]: geschakelde woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding “tweeaaneen” [tae]: twee aaneengebouwde woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand” [vrij]: vrijstaande woningen;
  • c. van het hoofdgebouw bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste:
    • 1. bij vrijstaande woningen 2,5 m;
    • 2. bij twee aaneengebouwde woningen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen 2,5 m;
    • 3. bij geschakelde woningen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen 2,5 m;
    • 4. bij aaneengebouwde woningen, tenzij de hoofdgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, 1 m;
  • d. van bijbehorende bouwwerken ligt de voorgevel ten minste 3 m naar achteren ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder 5.2.1 sub d bedraagt de afstand tussen de voorgevel van een bijbehorend bouwwerk dat als garage wordt gebouwd en de voorgevel, ten minste 5 m;
  • f. per bouwperceel zijn buiten het bouwvlak niet meer dan 2 (vrijstaande) bijgebouwen toegestaan;
  • g. voor zover gelegen voor de voorgevel of het verlengde daarvan mag de oppervlakte van erkers niet meer bedragen dan 6 m² per erker, de diepte maximaal 1,5 m en de hoogte maximaal 4 m;
  • h. alvorens een omgevingsvergunning, gericht op (bouw)werkzaamheden in het kader van de doeleinden zoals bedoeld in 5.1 verleend kan worden, dient inzichtelijk te worden gemaakt dat zal worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij de in 5.5 sub c gestelde parkeernormen in acht moeten worden genomen;
  • i. op de percelen met de bestemming 'Wonen' mag alleen worden gebouwd indien dit geen negatieve hydrologische gevolgen heeft voor de omliggende gronden.
5.2.2 Maatvoering

De goothoogten, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk    goothoogten   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a   hoofdgebouwen   zie maatvoeringsaanduiding   zie maatvoeringsaanduiding   -  
b   bijbehorende bouwwerken   3 m   6 m   per bouwperceel buiten het bouwvlak 40% en 40 m²  
c   overkappingen   -   3 m   -  
d   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent'   9 m   12 m   -  
e   erfafscheidingen voor de voorgevel   -   1 m   -  
f   erfafscheidingen achter de voorgevel en het verlengde daarvan   -   2 m   -  
g   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   10 m2  

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogten van bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1 m bedraagt, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat de goothoogten van (delen van) gebouwen minder dan 2,5 m zou moeten bedragen.
5.3.2 Kapvormen en dakkapellen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te behouden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. bij (grotendeels) plat afgedekte woningen mag de nadere eis worden gesteld dat de bestaande kapvorm / afdekking wordt behouden;
  • c. nadere eisen mogen worden gesteld om te voorkomen dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet wordt aangetast;
  • d. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van de hoofdvormen van kapvormen, zoals een lessenaarsdak, zadeldak of asymmetrisch dak te waarborgen.

5.3.3 Groene erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de soort en vorm van erfafscheidingen als bedoeld in lid 5.2.2 sub g voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld met groene uitstraling, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. nadere eisen mogen worden gesteld voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld met groene uitstraling door te stellen dat het gedeelte van de erfafscheiding hoger dan 1 m met een groene beplanting wordt uitgevoerd.

5.3.4 Erkers

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en vorm van erkers als bedoeld in lid 5.2.1 sub g voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen is er op gericht dat erkers dezelfde afmeting, vorm, afdekking en situering krijgen als bij woningen met een vergelijkbare vormgeving en architectuur, zodat een samenhangend straatbeeld wordt bereikt;
  • b. het stellen van nadere eisen kan resulteren in verschillende erkers op aangrenzende percelen bij woningen die in afmeting, vorm, afdekking en architectuur afwijken;
  • c. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken bouwwijze

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub a en sub b voor het realiseren van patiowoningen, al dan niet buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 7,5 m;
  • b. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid worden niet onevenredig aangetast;
  • c. aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken wordt geen onevenredig afbreuk gedaan;
  • d. de parkeerbalans van de woonwijk Mortiere mag niet worden verstoord;
  • e. de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

5.4.2 Afwijken googthoogte bij platte kap

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub b voor het vergroten van de goothoogte, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • b. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en/ of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing ontstaan geen grote veranderingen;
  • d. aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken wordt geen onevenredig afbreuk gedaan.

5.4.3 Uitbreiding gebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn of aan de zijkant van de woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub d en sub e, teneinde aan de zijkant van de woning, bijgebouwen of overkappingen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken leidt er niet toe dat de in lid 5.2.2 sub b genoemde maximale oppervlakte wordt overschreden;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. aangetoond dient te zijn dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te vergaande beperking is;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4.4 Afstand voorgevel van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub d en sub e teneinde een afwijkende afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken leidt er niet toe dat de in lid 5.2.2 sub b genoemde maximale oppervlakte wordt overschreden;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. aangetoond dient te worden dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4.5 Oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub b, ten einde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bevoegdheid tot afwijken tot 50% mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 40 m², met dien verstande dat buiten het bouwvlak een aaneengesloten onbebouwde en niet-overkapte oppervlakte wordt gehandhaafd van ten minste 25 m²;
  • b. bevoegdheid tot afwijken mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 80 m², met dien verstande dat:1. het bebouwingspercentage van 40% niet wordt overschreden;
  • c. de oppervlakte van het perceel ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4.6 Dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 5.2.2 sub a bedoelde goothoogten en / of bouwhoogte, teneinde dakopbouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdvorm van de dakopbouwen komt overeen met de hoofdvorm van dakopbouwen in de woonbuurt;
  • b. in geval in de woonbuurt nog geen dakopbouwen zijn geplaatst, is een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan alleen toegestaan indien het woningtype, de inrichting en / of de omvang hier aanleiding toe geven;
  • c. situering van een dakopbouw leidt niet tot een extra bouwlaag;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4.7 Bouwhoogte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub b inzake de bouwhoogte teneinde hogere bijgebouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4.8 Bouwhoogte erkers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub g inzake de bouwhoogte teneinde hogere erkers te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de afwijking komt voor bij woningen met een vergelijkbare vorm en architectuur;
  • c. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor vrije beroepen, voor zover:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep of bedrijf aan huis;
    • 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van een vrij beroep in gebruik zal zijn;
    • 6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
    • 7. het beroep niet wordt beoefend in een (vrijstaand) bijgebouw;
  • b. op de gronden met de bestemming Wonen zijn een bedrijf aan huis en logies niet toegestaan;
  • c. voor het gestelde in artikel 5.2.1 sub h gelden voor de aanleg van parkeerplaatsen de volgende normen:
    • 1. woningen duur minimaal 1,9 en maximaal 2,1 parkeerplaatsen per woning;
    • 2. woningen middelduur minimaal 1,7 en maximaal 1,9 parkeerplaatsen per woning;
    • 3. woningen goedkoop minimaal 1,4 en maximaal 1,7 parkeerplaatsen per woning;
  • d. het aantal woningen binnen het plangebied Mortiere fase 9B bedraagt ten hoogste 43;

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Bedrijf aan huis en bed en breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen van het bepaalde in lid 5.5 teneinde het gebruik van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor een bedrijf aan huis en bed en breakfast toe te staan, voor zover:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het bedrijf aan huis;
  • e. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van het aan huis of een bed en breakfast in gebruik zal zijn;
  • f. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
  • g. het beroep niet wordt beoefend in een (vrijstaand) bijgebouw.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

7.1 Wijziging bestemming Tuin

Het bevoegd gezag kan bij een aanvraag voor een grondgebonden woning de bestemming 'Tuin' op de verbeelding te wijzigen naar de bestemming 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. de regels van de bestemming 'Wonen', zoals vastgelegd in dit uitwerkingsplan onverkort van toepassing worden op de gewijzigde bestemming 'Wonen';
  • b. de wijziging beperkt blijft tot de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aan de te wijzigen bestemming 'Tuin' grenzende gronden met de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat de maximale hoogte van toegelaten bouwwerken, zoals aangegeven op de verbeelding, ter plaatse van de bestemming 'Wonen' en grenzend aan de te wijzigen bestemming 'Tuin', niet mag worden overschreden;
  • c. de wijziging geen afbreuk doet aan de verkeersveiligheid;
  • d. de wijziging de parkeerbalans van niet verstoord;
  • e. de wijziging geen onevenredige afbreuk doet aan de architectonische en/of stedenbouwkundige kwaliteit van Mortiere;
  • f. de wijziging geen onevenredige afbreuk doet aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. alvorens gebruik te maken van de bevoegdheid tot het wijzigen van de bestemming 'Tuin' naar de bestemming 'Wonen' als bedoeld in Artikel 5, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken supervisor van het stedenbouwkundig plan 'Mortiere'.

Artikel 8 Overige regels

Het bepaalde in de volgende paragrafen van het bestemmingsplan 'Mortiere' van de gemeente Middelburg is onverkort van toepassing op het "Mortiere fase 9B":

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 17 Wonen - Uit te werken bestemming

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 26 Algemene bouwregels

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid onder a. omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde in dit lid onder 1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan 'Mortiere fase 9B'.