direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Havendijkstraat en Karelsgang Middelburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Woongoed Middelburg wil aan de Havendijkstraat en de Karelsgang een deel van het woongebied gaan herstructureren. Dit vindt plaats door 33 woningen te slopen en te vervangen door nieuwbouw. De woningen zijn niet te verbeteren waardoor sloop van de woningen onontkoombaar is. In het gebied zal een vergelijkbaar aantal woningen opnieuw worden gebouwd. Bij het realiseren van de nieuwe woningen is het van belang dat het kleinschalige karakter van de wijk en het gebied behouden blijft.

De gemeente Middelburg wil planologisch medewerking verlenen aan dit initiatief. Voor de beoogde ontwikkelingen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de beoogde herstructurering juridisch planologisch mogelijk.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in het zuidwesten van de wijk Nieuw Middelburg ten zuiden van het bedrijventerrein Ramsburg. Aan de oostzijde van het plangebied ligt de Oostperkweg, één van de belangrijkste hoofdontsluitingswegen van de binnenstad van Middelburg naar de N57. De Oostperkweg gaat in de richting van de binnenstad over in de Havendijk. Ten zuidwesten van de Havendijk ligt het Kanaal door Walcheren. In figuur 1.1 is tevens de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Globale ligging plangebied

1.3 Vigerende regeling

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan "Nieuw Middelburg". In het plangebied gelden de bestemmingen Wonen, Verkeer en Waarde - Archeologie - 3. Door de ligging van de bouwvlakken is de voorgenomen herontwikkeling van het gebied niet mogelijk.

De diepte van deze bouwvlakken is dermate beperkt dat met de eisen van het bouwbesluit geen volwaardige woningen meer kunnen worden gerealiseerd.

1.4 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • hoofdstuk 2 gaat in op de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied;
  • hoofdstuk 3 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het beleidskader;
  • in hoofdstuk 4 is het voorgenomen project beschreven;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 6 is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele aspecten plangebied

2.1 Ruimtelijke structuur en opbouw

Het plangebied maakt onderdeel uit van het zuidelijk gedeelte van de wijk 'Nieuw Middelburg', dichtbij het Kanaal door Walcheren. Bij het graven van dit kanaal is de zogenoemde 'punt' van Middelburg ontstaan. Langs dit kanaal is het maaiveld hoger dan in het plangebied. Tussen het Kanaal door Walcheren en het plangebied ligt de Havendijk die overgaat in de Oostperkweg.

De structuur van de Havendijkstraat en de Karelsgang heeft een bepaald kleinschalig gevoel. Dit komt door de relatief smalle straten. Deze straten worden begrensd door huizen met tuinmuren en een hoge steile kap. Het straatbeeld wordt nog verder versterkt door aangebouwde gemetselde schuurtjes, muren en poorten. Hierdoor is er sprake van een stenig karakter. De woningen hebben geen of kleine voortuinen.

De huidige woningen zijn ontworpen door architect Rothuizen (1940). Zichtbare kenmerken van deze woningen zijn onder andere het gebruik van baksteen, de steile pannendaken en brede ramen. De originele stalen ramen zijn niet meer aanwezig dit komt door de inundatie.

2.2 Functionele analyse

Het plangebied en de directe omgeving zijn een regulier woongebied. Langs het plangebied ligt de Havendijk deze weg vormt sinds de komst van de nieuwe N57 een belangrijke entree van de stad naar het stadscentrum. Deze weg gaat over in de Oostperkweg. Aan weerszijden van deze weg ligt het bedrijventerrein Ramsburg.

2.3 Verkeer

2.3.1 Verkeersontsluiting

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

De ontwikkeling ligt aan de Havendijkstraat en de Karelsgang. Deze wegen liggen binnen een woonerf en derhalve geldt een maximumsnelheid van 15 km/h. De wegen hebben een sterke verblijfsfunctie en hebben een ondergeschikte rol binnen de wegenstructuur van de gemeente Middelburg. De wegen zijn smal vormgegeven en op de rijbaan zijn parkeervakken aangegeven. Beide wegen sluiten aan de noordzijde aan op het Oud Arnemuidsvoetpad. Ook deze weg ligt nog binnen het woonerf. Vervolgens wordt via de Dampoort aangesloten op de Nederstraat. Deze weg heeft binnen de huidige wegenstructuur van de gemeente Middelburg een beperkte ontsluitende functie en kent een maximumsnelheid van 50 km/h. In de toekomst is een maximumsnelheid van 30 km/h beoogd. De ontsluiting van het centrumgebied richting de N57 vindt plaats via De Punt / de Havendijk en de Oostperkweg. Deze zijn ingericht als gebiedsontsluitingsweg. Deze N57 heeft een belangrijke functie binnen de regionale verkeersstructuur en ligt op circa 1,5 kilometer van de ontwikkelingen.

De wegen direct rondom de ontwikkelingen zijn smal vormgegeven. De categorisering als woonerf met de daarbij passende maximumsnelheid sluit bij deze vormgeving aan. Via de route De Punt / de Havendijk en de Oostperkweg wordt vervolgens aangesloten op de ontsluitingsstructuur van de stad en kan gemakkelijk de meest nabijgelegen stroomweg (N57) worden bereikt. De ontsluitingsstructuur voor gemotoriseerd verkeer is derhalve goed.

Ontsluiting langzaam verkeer

De primaire ontsluiting voor het langzaam verkeer vindt eveneens plaats via de Havendijkstraat en Karelsgang. Fietsvoorzieningen en trottoirs zijn niet aanwezig, wat past bij de vormgeving van woonerven. Voor voetgangers is vanaf het verlengde van de Kleine Werfstraat een trap naar De Punt / de Havendijk. Langs deze gebiedsontsluitingsweg zijn trottoirs aanwezig, waarover voetgangers op een verkeersveilige wijze het centrum van Middelburg kunnen bereiken. Fietsers kunnen het woonerf aan de westzijde verlaten via de Puntpoortstraat, welke aansluit op De Punt / Havendijk. Vanaf hier zijn aan beide zijde van de weg vrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig richting het centrum. Fietsers kunnen ook aan de oostzijde het woonerf af. Aan de oostzijde van de Havendijkstraat sluit een vrijliggend fietspad aan. Deze loopt parallel aan de Havendijk.

Binnen het woonerf wordt al het verkeer gemengd afgewikkeld. Door de geldende maximumsnelheid van 15 km/h leidt dit niet tot een onaanvaardbaar verkeersveiligheidsniveau. Buiten het woonerf zijn voor zowel voetgangers en fietsers eigen voorzieningen aanwezig. De ontsluiting voor langzaam verkeer is derhalve goed.

2.3.2 Verkeersveiligheid

De wegen die direct langs de ontwikkelingen liggen zijn gecategoriseerd als woonerf met een maximumsnelheid van 15 km/h. Binnen het woonerf wordt het verkeer gemengd afgewikkeld. Door de relatief lage snelheidslimiet voor het gemotoriseerd verkeer leidt dit niet tot een onaanvaardbaar verkeersveiligheidsniveau. Buiten het woonerf vindt de afwikkeling plaats over de gebiedsontsluitingswegen De Punt / de Havendijk en de Rotterdamsekaai. Deze wegen vormen samen één ontsluitende route. Hier geldt een maximumsnelheid van 50 km/h en zijn voor het langzaam verkeer eigen voorzieningen aanwezig in de vorm van trottoirs en vrijliggende fietspaden. Het verkeersveiligheidsniveau is voor alle modaliteiten goed.

2.3.3 Parkeren

Huidige situatie

In de huidige situatie zijn in het plangebied 26 parkeerplaatsen aanwezig voor 33 woningen.

Normstelling

Bij het herstructureren van een woongebied dient te worden geanalyseerd of er voldoende parkeerplaatsen in het gebied worden gerealiseerd. Deze analyse vindt plaats op basis van parkeerkencijfers. In publicatie 317 (CROW, 2012) worden parkeerkencijfers gegeven en een basis voor parkeernormering. Parkeerkencijfers en parkeernormen worden gebruikt voor het opstellen van een parkeerbalans waarmee de (on)balans tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied kan worden berekend. De publicatie gaat in op de parkeerkencijfers per stedelijkheidsgraad en naar gebied binnen een plaats.

Analyse 

voor de vrijstaande en twee aaneen gebouwde woningen wordt voorzien in minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein. Voor de aaneengebouwde woningen worden parkeerplaatsen in de openbare ruimte aangelegd. Indien er extra parkeerplaatsen nodig zijn dan kan geparkeerd worden op de parkeerplaats aan de Havendijk.

type   norm   aantal   totaal  
dure woningen   1,6   2   3,2  
middeldure woning   1,5   4   6  
goedkope woning   1,3   26   33,8  
Totaal aantal parkeerplaatsen       43  

Op het eigen terrein wordt voorzien in 6 parkeerplaatsen. In het openbaar gebied worden 27 parkeerplaatsen gerealiseerd. Bij herstructurering worden meer parkeerplaatsen gerealiseerd, dan in huidige situatie aanwezig zijn. Daarnaast kan een overig aanbod aan auto's gebruik maken van de parkeerplaats aan de Havendijk.

2.3.4 Verkeersgegevens

De verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan het onderzoek met betrekking tot wegverkeerslawaai voor de nieuwe woningen langs de Havendijkstraat en Karelsgang staan vermeld in onderstaande tabel. De verkeersgegevens zijn ontleend aan het verkeersmodel Walcheren voor de gemeente Middelburg. Dit model geeft inzicht in de verkeersintensiteiten voor het jaar 2020. Deze gegevens zijn vervolgens opgehoogd met een autonome groei van 1,5% per jaar. Binnen de ontwikkelingen worden maximaal 32 van 33 bestaande woningen aan de Havendijkstraat en Karelsgang. De ontwikkelingen leiden daardoor niet tot een significante toe- of afname van het verkeersaanbod. Voor de wegen binnen het woonerf zijn geen intensiteitsgegevens bekend. Hiervoor is een inschatting gemaakt op basis van het aantal woningen dat aan deze wegen ligt. Voor de intensiteiten op de Karelsgang is hierbij tevens rekening gehouden met de garages van de woningen aan het Oud Arnemuidsvoetpad, die op de Karelsgang ontsluiten.

Voor de voertuigverdeling is uitgegaan van een standaardverdeling zoals die bekend is voor stedelijke hoofdwegen (Rouaansekaai / Rotterdamsekaai / De Punt / Havendijk / Oude Veerseweg / Oostperkweg) en wijkverzamelwegen (Nederstraat) en buurtontsluitingswegen (overig).

Tabel 2.1. Verkeersintensiteiten (motorvoertuigen/etmaal)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0002.png"

Tabel 2.2. Voertuig- en etmaalverdeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0005.png"

2.4 Wegverkeerslawaai

2.4.1 Beoogde ontwikkeling

Het plan betreft de bouw van 32 woningen aan de Havendijkstraat en Karelsgang. Hierbij wordt het bouwvlak vergroot ten opzichte van de huidige situatie. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

2.4.2 Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de kant van de weg. In de tabel is deze informatie voor de wegen rondom het plangebied weergegeven. De ontsluitingsroute Rouaansekaai / Rotterdamsekaai / De Punt / Havendijk / Oostperkweg vormt één bron. Deze wordt vanaf nu aangegeven als 'ontsluitingsroute centrum'.

Tabel 2.3. Geluidszones wegen rondom plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0006.png"

Op grond van tabel 2.3 blijkt dat de ontwikkelingen binnen de wettelijke geluidszone van de ontsluitingsroute centrum en de Nederstraat liggen. De ontwikkelingen liggen niet binnen de geluidszone van de N57.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). In onderhavige situatie is de woning binnenstedelijk gelegen, waardoor de uiterste grenswaarde 63 dB bedraagt. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.

30 km/h-wegen en woonerven

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Aftrek ex artikel 110g Wgh

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/h of hoger geldt een aftrek van 2 dB. Op alle wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/h of lager. Daarom vindt een aftrek plaats van 5 dB.

2.4.3 Uitgangspunten

Voor de ontwikkelingen is akoestisch onderzoek uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode II (SRM II) conform het Reken- meetvoorschrift geluidhinder 2012. Ten behoeve van de SRM II-methode is een akoestisch overdrachtsmodel opgesteld in het programma Geomilieu V2.12 van DGMR. In het model zijn alle relevante omgevingselementen meegenomen, zoals afschermende en/of reflecterende elementen, bodemgebieden en maaiveldverloop. Ook het bestaande geluidscherm (hoogte 2,0 meter) parallel aan de noordwestzijde van de Havendijk is in het model opgenomen. Een overzicht van de invoergegevens is terug te vinden in bijlage 3.

Voor de verkeersgegevens wordt aangesloten bij tabel 2.1 en 2.2 uit de verkeersparagraaf. Op de ontsluitingsroute centrum en de Nederstraat geldt een maximumsnelheid van 50 km/h. Eerstgenoemde is recent gereconstrueerd waarbij de weg is voorzien van een geluidsreducerende deklaag (type A). De Nederstraat is uitgevoerd in dicht asfaltbeton (referentiewegdek). Verder zijn de Dampoortstraat, de Havenstraat / Dwarstraat en het Oud Arnemuidsvoetpad uitgevoerd in elementverharding, welke niet in keperverband is aangelegd. De overige wegen beschikken over elementverharding en keperverband. Tenslotte is uitgegaan van een bodemabsorptiefractie van 0,0 ter plaatse van deze wegen en water op grond van het RMG 2012.

2.4.4 Onderzoek en resultaten

Een overzicht van alle resultaten is opgenomen in bijlage 3. Hieronder worden de belangrijkste conclusies kort toegelicht.

Resultaten ontsluitingsroute centrum

Op basis van SRM II-berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de deze doorgaande route tussen het centrum en de N57 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. Op het zuidelijk gelegen bouwvlak bedraagt de maximale geluidsbelasting 53 dB, bij een waarneemhoogte van 4,5 meter (inclusief aftrek artikel 110g Wgh). De uiterste grenswaarde wordt (63 dB) niet overschreden. Op de beide andere bouwvlakken wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.

Resultaten Nederstraat

Op basis van SRM II-berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Nederstraat onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ligt. De geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Nederstraat bedraagt op het noordelijke en zuidelijke bouwvlak maximaal 15 dB bij een waarneemhoogte van 4,5 meter. Op het middelste bouwvlak geldt een maximale geluidsbelasting van 16 dB, bij een waarneemhoogte van 4,5 meter.

Resultaten niet gezoneerde wegen

In onderstaande tabel zijn per bouwvlak de maximale geluidsbelastingen van de 30 km/h-wegen en de wegen op het woonerf weergegeven, inclusief de maatgevende waarneemhoogte.

Tabel 2.4. Maximale geluidsbelasting niet gezoneerde wegen per bouwvlak

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0007.png"

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de richtwaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Er is ten gevolge van 30 km/h-wegen en wegen binnen het woonerf sprake van een acceptabel akoestisch klimaat.

2.4.5 Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting

De voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van verkeerslawaai op de ontsluitingsroute centrum wordt overschreden. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar.

Maatregelen aan de bron

In geval van wegverkeerslawaai vallen hieronder bijvoorbeeld het verlagen van de maximumsnelheid, het terugdringen van het verkeersaanbod en aanpassen van het wegdektype. De Rouaansekaai, Rotterdamsekaai, De Punt, Havendijk en Oostperkweg vormen een belangrijke ontsluitingsroute binnen de wegenstructuur van de gemeente Middelburg. De wegen voorzien in de ontsluiting van het centrumgebied en het oostelijk deel van de stad naar de N57. Derhalve zijn aanpassingen als het wijzigen van de functie van de weg waarmee het gebruik teruggedrongen kan worden of het verlagen van de maximumsnelheid geen reële maatregelen. Tevens is de weg recent voorzien van een dunne deklaag type A. Alleen toepassing van dunne deklaag type B leidt tot een verdere geluidsreductie. Aanpassen van het asfalttype zal gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling en de recente reconstructie van de weg op bezwaren van financiële aard stuiten.

Maatregelen aan het overdrachtsgebied

Hieronder vallen maatregelen zoals het toepassen van geluidsschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de gevel van de woning. Aan dit type maatregelen zijn hoge kosten verbonden. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling zijn dergelijke maatregelen niet reëel.

2.4.6 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op een deel van het zuidelijke bouwvlak de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt, ten gevolge van verkeer op de ontsluitingsroute centrum. Op dit deel van het bouwvlak geldt een maximale geluidsbelasting van 53 dB bij een waarneemhoogte van 4,5 meter. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Ten aanzien van de overige wegen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Verder wordt geconcludeerd dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting door wegverkeer op de ontsluitingsroute voldoende te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard stuiten. Om de ontwikkeling van woningen mogelijk te maken, dient daarom een besluit hogere waarde vastgesteld te worden. Uitgaande van de stedenbouwkundige schets (zie hoofdstuk 4) liggen binnen het gebied waar deze overschrijding van de voorkeursgrenswaarde plaatsvindt maximaal drie woningen. Zodoende dient voor maximaal 3 woningen een besluit hogere waarde te worden vastgesteld.

Tabel 2.5. Hogere waarden per bouwvlak

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0008.png"

2.5 Industrielawaai

Normstelling

Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In dat kader is in het verleden voor industrieterrein Arnestein bij koninklijk besluit een geluidszone vastgesteld.

Op grond van de wet behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de geluidszone. Buiten een geluidszone mag de cumulatieve geluidsbelasting als gevolg van alle bedrijven op het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Toetsing

Het plangebied ligt in de geluidzone van het bedrijventerrein Arnestein. Recent is voor dit bedrijventerrein het bestemmingsplan geactualiseerd en een planMER opgesteld. Uit het onderzoek in deze planMER blijkt dat ter plaatse van het plangebied de geluidbelasting tussen de 45 dB(A) 50 dB(A) bedraagt.

Conclusie

De woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai. Hiermee vormt industrielawaai geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

2.6 Cultuurhistorie

2.6.1 Inleiding

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Zij pleit voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie, dus (onder meer) monumenten en archeologie gezamenlijk, in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De verwachting daarbij is dat overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijke ontwerpers er toe aangezet worden om de waarde van het cultureel erfgoed als kans te zien bij de ontwikkeling van gebieden en het realiseren van economische en maatschappelijke doelen (www.cultureelerfgoed.nl).

Sinds 1 januari 2012 is het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan enkele maatregelen uit de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg die op 28 september 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Met dit besluit is het verplicht geworden om cultuurhistorische waarden vooraf in het proces van ruimtelijke ordening te verankeren. Sinds de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) in 2007 is dit al een feit voor archeologische waarden. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden komt bij de gemeente te liggen. Dit houdt in dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met zowel de aanwezige ondergrondse als de bovengrondse cultuurhistorische waarden. Voorafgaande daaraan moeten gemeenten een inventarisatie en analyse maken van de cultuurhistorische waarden.

In lijn met de MoMo neemt de gemeente Middelburg voortaan in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf Cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen / kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en / of archeologie verbonden worden.

Voor onderhavig bestemmingsplan wordt in onderstaande paragrafen eerst de inventarisatie en analyse van (gebouwde) monumenten gepresenteerd, vervolgens die van de archeologische waarden en tenslotte van de “overige cultuurhistorische waarden”.

2.6.2 Monumenten

Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouwd erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

Ingevolge artikel 3.1.6, vierde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Voor het bestemmingsplan Havendijkstraat is een analyse verricht naar de aanwezige cultuurhistorische waarden. Daar zijn conclusies aan verbonden die in dit bestemmingsplan worden verankerd. Om een indicatie te krijgen voor een bouwhistorische verwachting is een bouwhistorische waardenkaart opgesteld met een indicatie naar de te verwachten nog aanwezige bouwhistorische kwaliteiten.

In het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten. Monumenten in de buurt zijn gesitueerd langs de Punt en de Nederstraat. Het gebied grenst aan het Beschermd Stadsgezicht.

2.6.3 Bouwhistorische waarden

Onderzoek

Naar aanleiding van de herziening van het bestemmingsplan Havendijkstraat heeft de ambtelijke dienst veldonderzoek een beperkte bureaustudie uitgevoerd naar de te verwachten bouwhistorische waarden in het gebied. Aansluitend is de gebouwde omgeving bezocht en geanalyseerd.

Allereerst zijn historische kaarten en luchtfoto's van de Royal Air Force uit 1944 onderzocht (figuur 2.2. en figuur 2.3.). Op het historisch kaartmateriaal is het nog overwegend onbebouwd gebied met incidentele bebouwing langs de Karelsgang zichtbaar. Langs het Oud Arnemuids voetpad is sprake van lintbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0010.jpg"

Figuur 2.2. Kadastrale kaart 1811-1832 en Stadsplattegrond Middelburg 1898 (J.C. & W. Altorffer)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0011.jpg"

Figuur 2.3. Luchtfoto Royal Airforce 1944

Beschrijving plangebied

Het plangebied betreft 33 woningen die in 1940/1941 zijn gebouwd naar ontwerp van architect Rothuizen. De stedenbouwkundige opzet betreft een traditionele lintstructuur. Daarbij is gebruik gemaakt van de bestaande kadastrale indeling en de bestaande landschappelijke elementen (zie afb. 3.1). De elementen zijn nog steeds herkenbaar in de huidige inrichting van het gebied. Voorbeelden hiervan zijn de historische bebouwing en de toenmalige perceelsgrenzen.
De bouwstijl heeft affiniteit met de Delftse School. De woningen zijn opgebouwd met traditionele materialen, zoals baksteen, hout en gebakken gewelfde pannen. Opvallend zijn de, voor deze tijd, brede raampartijen. Bijzonder zijn ook de steile kappen. Niet enkel op de hoofdgebouwen, maar ook op de bergingen. Al met al een architectonische eenheid.

De woningen zijn indertijd gebouwd als reactie op de slechte woon- en leefomstandigheden van bewoners in de binnenstad met als doel een einde te maken aan de misstanden die zich toen voordeden als gevolg van verkrotting en overbevolking.

De woningen verkeren inmiddels in slechte staat van onderhoud. Gebleken is dat de bouwtechnische staat (problematiek waterwoningen, asbest, verzakkingen, scheurvorming, aangetaste vloeren) en de woonkwaliteit (ondiepe woning, twee beperkte slaapkamers en gebrekkig wooncomfort), vragen om ingrijpende maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0013.jpg"

Figuur 2.4. Foto tijdens de inundatie in 1944 en huidige situatie

Analyse nieuw plan met aanbevelingen

Het plan bestaat uit de sloop van alle huidige woningen en vervangende nieuwbouw. In het nieuwe plan blijft de huidige stedenbouwkundige opzet grotendeels in stand. Het stratenpatroon en de indeling in woonblokken met soms diepe achtererven blijven behouden. Ook de positionering van de bouwblokken in de bestaande voorgevelrooilijn blijft grotendeels ongewijzigd, waardoor de kenmerkende lintstructuur terugkomt.

De hoofdopzet van de woningen (één bouwlaag met kap met de nok evenwijdig aan de weg) blijft nagenoeg gelijk, echter de aankappingen aan de achterzijde en de aangebouwde bergingen aan de zijkant komen te vervallen.

De kleinschalige woningen worden vervangen door woningen die voldoen aan de huidige maatstaven. De woningen worden dieper en hoger, waardoor er sprake is van een volumevergroting.

In het nieuwe plan komen mogelijk ook de kenmerkende tuinmuren langs de weg met toegangspoorten naar de achtererven terug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0014.jpg"

Figuur 2.5. Uitsnede bouwhistorische verwachtingskaart

Conclusie

Uit de gebiedsverkenning is gebleken dat er sprake is van een uit bouwhistorisch oogpunt waardevol complex grenzend aan het Beschermde Stadsgezicht van Middelburg. Dit complex wordt gesloopt. Uitgangspunt voor de nieuwbouw moet zijn dat er voortgeborduurd wordt op de uitgangspunten die indertijd zijn gebruikt. De vervangende nieuwbouw voor de te slopen woningen dient qua beeldkwaliteit vergelijkbaar te zijn met de hoge beeldkwaliteit van de te slopen bebouwing.

2.6.4 Overige cultuurhistorische waarden

Naast de kwaliteiten van de huidige bebouwing zijn er geen bijzonderheden naar voren gekomen.

2.6.5 Archeologie

Wettelijk en beleidskader

In Europees verband is het zogenoemde “Verdrag van Malta” tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.

Onderzoek

Om inzicht te krijgen in de te verwachten archeologische resten in het plangebied is verkennend archeologisch bureauonderzoek met controleboringen uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting. De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek zijn als volgt.

Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat zich binnen het plangebied resten bevinden van oudere bebouwing. In twee boringen (boringen 7 en 8) werden funderingsresten aangetroffen die te relateren zijn aan bebouwing, zichtbaar op de het Kadastraal Minuutplan uit de eerste helft van de 19de eeuw, maar op basis van ouder kaartmateriaal is deze bebouwing mogelijk terug te voeren tot minimaal de eerste helft van de 16de eeuw.

Uit het veldonderzoek is echter ook gebleken dat de bodemverstoring ter plaatse van het plangebied vrij groot is:

  • Op het niveau van de antropogene ophooglagen dient rekening gehouden te worden met verstoringen van de bodem ter plaatse van de huidige bebouwing en ter plaatse van de aangelegde nutsleidingen. De archeologische verwachting voor dit niveau blijft behouden in de achterliggende tuinen. Ter plaatse van de verstoringen (huizen en leidingen) kan de archeologische verwachting naar beneden worden bijgesteld (laag).
  • In 7 boringen is tevens verstoring van het Laagpakket van Walcheren vastgesteld. Hierdoor kan de archeologische verwachting voor dit niveau, die al laag was, dus gehandhaafd blijven. Dit niveau kan worden aangetroffen tussen 0.2 en 0.85 meter beneden het huidige maaiveld.
  • Ook het niveau van het Hollandveen vertoont sporen van verstoring. Enerzijds is er in 1 boring duidelijk veenafgraving vastgesteld. In de overige boringen is er erosie van de veentop door water vastgesteld. Er is een scherpe overgang tussen veen en klei en er is nergens geoxideerd of sterk veraard veen aangeboord – een goede indicator voor de bewoonbaarheid van het veen. De archeologische verwachting voor dit niveau wordt dan ook eerder laag. De top van het veen bevindt zich hier op een minimale diepte van 1.75 meter –mv.
  • Het niveau van het laagpakket van Wormer is wel grotendeels intact aangetroffen. Enkel in twee boringen is er erosie van dit niveau vastgesteld. De erosie is te wijten aan de aanwezigheid van een kleine restkreek ter plaatse van boringen 6 en 7. De middelhoge archeologische verwachting voor dit niveau kan dus gehandhaafd blijven, mede dankzij de aanwezigheid van een hogere Wormerrug in het noordwestelijke deel van het plangebied. De diepteligging van dit niveau is circa 3 meter –mv voor het zuidoostelijke deel van het plangebied en circa 2.35 meter –mv voor het noordwestelijke deel.

Gezien de aanwezige verstoring binnen het plangebied en de lage verwachtingswaarde op het niveau van het Hollandveen, het Laagpakket van Walcheren en ter plaatse van de bestaande bebouwing, wordt enkel archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd ter plaatse van de twee locaties waar op het kadastrale Minuutplan uit de eerste helft van de 19de eeuw bebouwing staat aangeduid. Beide zones staan met een rode cirkel aangeduid op figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0015.jpg"

Figuur 2.6. Archeologische vondsten

Bij de uitvoering van de werkzaamheden zal door de Walcherse Archeologische Dienst een proefsleuf worden gegraven. Hieruit zal de aard van de archeologische waarde van de resten blijken. De uitvoering van dit onderzoek wordt in de anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente vastgelegd.

In het overige deel van het plangebied wordt archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Dit advies is ingegeven door de grote mate van verstoring in het antropogene ophoogpakket, het Laagpakket van Walcheren en het Hollandveen Laagpakket én de vrij grote diepteligging van het Laagpakket van Wormer.

2.7 Water

Voor ruimtelijke plannen is de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.

Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.

Toekomstig watersysteem

Aan de hand van de watertoetscriteria is nagegaan of de beoogde uitbreiding strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

thema en water(schaps)doelstelling   uitwerking  
Veiligheid waterkering
Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte.  
Er zijn geen consequenties voor waterkeringen, wel ligt het binnen de regionale beschermingszone B  
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water.  
Dit is nog niet exact bekend, maar omdat de huidige woningen vervangen gaan worden is de kans zeer aanwezig dat deze ongeveer gelijk blijft. Hij zal in ieder geval niet veel toenemen.
 
Riolering / RWZI
(inclusief water op straat / overlast)
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van
(schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van over-storten.  
In de huidige situatie is er sprake van een gemengd rioolstelstel, in de nieuwe situatie zal er sprake zijn van een gescheiden rioolstelsel
 
Waterschapsobjecten
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen.  
Het plan ligt niet binnen waterschapscontouren. (Behalve als genoemd bij 'veiligheid waterkeringen'.  
Watervoorziening / -aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.  
Gescheiden rioolstelsel.
 
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Er zal een riolering aangelegd worden, hierdoor is het risico op water gerelateerde ziekten minimaal.
 
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Niet van toepassing.  
Grondwateroverlast
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.  
Niet bekend in de huidige situatie, in de toekomstige situatie zal dit ook niet van toepassing zijn.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het
watersysteem.  
Niet van toepassing, valt niet binnen het plangebied.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit.  
Behoud van de functie, geen achteruitgang.
 
Verdroging
(Natuur)
Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone.  
Behoud van de functie, geen achteruitgang.

 
Natte natuur
Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Binnen het plangebied is geen natte natuur aanwezig, daarnaast is het plan zo klein dat dit geen significante effecten heeft op evt. elders gelegen natte natuur.  
Onderhoud waterlopen
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
kunnen worden.  
Niet van toepassing.  

2.8 Milieu

2.8.1 Milieuhinder omliggende functie

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek

Aan de beide zijden van de Havendijkstraat en aan deels aan de zuidzijde van de Karelsgang te Middelburg worden nieuwe woningen gerealiseerd. Rondom dit plangebied is bedrijvigheid aanwezig. De aanwezige bedrijvigheid rondom dit plangebied beschikt echter niet over een richtafstand die over het plangebied ligt. Het is daarom dan ook niet nodig om het aspect Bedrijven en Milieuhinder verder te onderzoeken. Een acceptabel woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.

2.8.2 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

In verband met de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) uitgevoerd op de locatie. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat:

In de zwak koolas- en zwak puinhoudende bovengrond wordt een sterk verhoogde concentratie lood en een matig verhoogde concentratie zink en een licht verhoogde gehalten cadmium, koper, kwik en PAK (som 10) boven de achtergrondwaarden aangetoond. In de mengmonsters van de zwak puinhoudende bovengrond wordt een sterk verhoogde concentratie lood en licht verhoogde concentraties, cadmium, koper, kwik, zink en PAK aangetroffen.

Op basis van deze matige tot sterke verontreinigingen met lood en de matige verontreiniging met zink in de bovengrond wordt vervolgonderzoek formeel noodzakelijk geacht. Deze verontreiniging kan echter worden toegeschreven aan de historische verontreinigingen gezien de ouderdom van de locatie.

Voor deze grond zullen maatregelen worden getroffen worden zoals de grond afgraven, het aanbrengen van een leeflaag op de grond, het bestraten of door de woningen erop te bouwen.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

2.8.3 Leidingen en telecommunicatieverbindingen

In het plangebied en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig.

2.8.4 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);

Onderzoek en conclusie

Inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicorelevante inrichtingen aanwezig (bron: www.risicokaart.nl).

Vervoer gevaarlijke stoffen

Vervoer van gevaarlijke stoffen is hier niet aan de orde, aangezien dit vervoer niet plaatsvindt in de omgeving.

2.8.5 Luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.5. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg / m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  • 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).


In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10, of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).

Onderzoek

Omdat er geen verkeerstoename is ten gevolge van de beoogde bestemmingswijziging (zie paragraaf 2.3 onder verkeersgeneratie), heeft de ontwikkeling geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. De ontwikkeling draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit.

Tevens is in het kader van een goede ruimtelijke ordening op basis van de Monitoringstool luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied in beeld gebracht. Uit de monitoringstool blijkt dat in 2013 langs de maatgevende wegen in de omgeving van het plangebied de concentratie stikstofdioxide en fijn stof aanzienlijk minder bedraagt dan de grenswaarden: 24,4 µg/m3 voor stikstofdioxide en 26,4 µg/m3 voor fijn stof. Er wordt voldaan aan de grenswaarden die gelden voor 2015.

Bekend is overigens dat de luchtkwaliteit in Nederland in de loop der jaren zal verbeteren (onder andere door het gebruik van schonere auto's en geavanceerde technieken).

Conclusie

Uit de NIBM-tool blijkt dat de functiewijziging 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit zal de uitvoering van deze wijziging dan ook niet belemmeren, tevens blijft er sprake van aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

2.9 Ecologie

In deze paragraaf is de situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is aangegeven waaraan de beoogde ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk en provincie.

Gebiedsbescherming

Regelgeving 

Op 1 oktober 2005 is de (gewijzigde) 'Natuurbeschermingswet 1998' in werking getreden. De Europese regelgeving in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is nu geheel in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De ecologische hoofdstructuur is beschermd in het provinciale beleid.

Toetsing

In de directe omgeving zijn geen gebieden aanwezig of aangemeld die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998 of de ecologische hoofdstructuur.

Soortbescherming

Regelgeving

De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Beschermde soorten

Ten aanzien van beschermde soorten geldt het volgende.

  • Het woongebied is ongeschikt als groeiplaats van beschermde plantensoorten, aangezien sprake is van intensief gebruikt en beheerd stedelijk gebied.
  • In de woningen zelf kunnen mogelijk broedvogels en vleermuizen aanwezig zijn.
  • Het gebied vervult mogelijk een functie als leefgebied voor algemene soorten zoogdieren (mol, huisspitsmuis en veldmuis).

Beoordeling

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van het project betreffen: sloop woningen, bouwrijp maken, bouwwerkzaamheden. Dit kan mogelijk leiden tot aantasting van beschermde natuurwaarden/diersoorten. Door Adviesbureau Mertens B.V. (bijlage 4) is onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde diersoorten. Het betreft een onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en vogels. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen verblijfsplaatsen van vleermuizen en vogels aanwezig zijn. Het uitvoeren van de werkzaamheden heeft geen negatief effect op dergelijke diersoorten.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde ontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Wat de gebieds- en soortenbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Flora- en faunawet geen beletsel vormen voor het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) bevat het ruimtelijke beleid van het rijk als opvolger van de Nota Ruimte. De SVIR is in maart 2012 in werking getreden.

In de SVIR is geen specifiek ruimtelijk beleid voor de omgeving van het plangebied geformuleerd.

Wel zijn in de SVIR de dertien onderwerpen aangegeven die het rijk als 'nationaal belang' beschermingswaardig acht. Voor een aantal van deze onderwerpen is reeds een (beschermende) regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie hierna).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn geen specifieke elementen uit het SVIR en het Barro die moeten worden geregeld.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018

Algemeen

Het Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018 geeft de provinciale visie op de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Zeeland. Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied.

Woningbouw

Voor woningbouw zijn de volgende beleidslijnen relevant.

  • Een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland en met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop.
  • De Provincie Zeeland stelt de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren; dynamisch zijn, met voldoende nieuwbouw, doorstroming en verandering en van de bestaande woningvoorraad.
  • Als gevolg van financieel-economische en demografische veranderingen zijn regionale woningmarktafspraken nodig op basis van nieuw realisme, regionale samenwerking, afstemming en sturing.
  • Woningbouw vindt voornamelijk plaats in het bestaand bebouwd gebied, zoals dat op kaarten is begrensd.
  • Gemeenten hebben ook een opgave in verbetering van de bestaande woningvoorraad. Verbeteren, veranderen, vernieuwen, vervangen en verminderen (5V's) zijn daarbij de sleutelwoorden.

Verordening Ruimte Provincie Zeeland

In de verordening is ten aanzien van woningbouw aangegeven dat in de toelichting bij een bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat het plan voorziet in een aantoonbare regionale behoefte waarbij in die behoefte primair wordt voorzien binnen een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.

De locatie ligt binnen het gebied dat is aangeduid als bestaand stedelijk gebied en het betreft een afname van het aantal woningen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Kwaliteitsatlas Middelburg

De Kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze Kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030. Voor een groot aantal deelaspecten (waaronder wonen) is vervolgens aangegeven welke veranderingen op moeten treden om in 2030 tot de gewenste situatie te zijn gekomen. Eind 2008 is de herijking van de 2e en 3e fase van de kwaliteitsatlas gepresenteerd. De herziene kwaliteitsatlas is op 18 januari 2010 vastgesteld.

De Kwaliteitsatlas Middelburg ging in 1998 nog uit van het realiseren van kwaliteit door groei. De gemeente realiseerde nieuwe gebieden met een hoger voorzieningenniveau. Inmiddels is deze gedachtegang veranderd en wil de gemeente kwaliteit (nog meer) voorop stellen. Mensen moeten graag in de gemeente Middelburg willen blijven wonen. De gemeente wil de komende jaren investeren in binnenstedelijke ontwikkelingen.

De voorliggende ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied en sluit hiermee aan op het gemeentelijk beleid.

3.4 Conclusie

De ontwikkeling past in het hiervoor beschreven beleidskader. Door de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te laten plaatsvinden wordt voldaan aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Ook aan het gemeentelijk beleid zoals dit is geformuleerd in de kwaliteitsatlas, wordt voldaan.

Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving

Aan de Havendijkstraat en Karelsgang wil Woongoed Middelburg 32 nieuwe woningen realiseren. Deze woningen worden gerealiseerd nadat de huidige 33 woningen zijn gesloopt. Het slopen van deze woningen is noodzakelijk omdat de huidige woningen in te technisch slechte staat verkeren om te renoveren.

In het ontwerp voor de nieuwbouw blijft de bestaande structuur gehandhaafd. In figuur 4.1. is de huidige situatie opgenomen en in figuur 4.2. een mogelijke verkavelingsschets voor de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0016.jpg"

Figuur 4.1. Huidige situatie

In het gebied worden voornamelijk rijwoningen teruggebouwd, maar ook enkele twee- onder-een-kap woningen en vrijstaande. Hiermee blijft het karakter van het gebied gewaarborgd. In de nieuwe situatie zullen zowel huurwoningen als koopwoningen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0017.jpg"

Figuur 4.2. Mogelijke verkaveling

In deze verkaveling is uitgegaan van vier blokken met rijwoningen aan de Havendijkstraat en een aan de Karelsgang. Het exacte aantal woningen per blok is nog niet definitief. Per blok worden in elk geval vier woningen gerealiseerd. Aan de Havendijkstraat worden tevens twee, twee-onder-een-kap woningen gerealiseerd en twee vrijstaande woningen. Deze twee-onder-een-kap woningen kunnen ook vrijstaand worden gebouwd. Eén van deze vrijstaande woningen wordt uitgevoerd als Longère. Deze Longère is gewenst om het straatbeeld met doorlopende bebouwing ten goede te komen.

Voor de verschillende woningen zijn nog geen definitieve bouwplannen beschikbaar. Ter illustratie van mogelijke bouwplannen zijn twee voorbeelden opgenomen in figuur 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPNWMHAV-VG01_0018.jpg"

Figuur 4.3. Indicatieve bouwplannen

Alle woningen worden in ten hoogste anderhalve bouwlaag gebouwd en van een kap voorzien. Om extra ruimte in de woningen te creëren wordt gebruik gemaakt van dakkapellen. Deze dakkapellen kunnen in de voorgevel doorlopen. De goothoogte is maximaal 4,5 m en de nokhoogte 10 met uitzondering van de woningen aan de Karelsgang. Ter plaatste blijft de bouwhoogte beperkt tot 9 m. Hiermee wordt gezorgd voor zoveel mogelijk bezonning in de tuinen van de woningen aan het Arnemuidsevoetpad.

Door de woningen minder breed maar dieper te maken kan op verschillende plaatsen een parkeergelegenheid op het eigen perceel worden gerealiseerd. Verder kan er langs de straat geparkeerd worden in de openbare ruimte.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen(SVBP)

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.

5.2 Opzet van het nieuwe bestemmingsplan

Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.

Karakter bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is niet direct toegespitst op een bepaald bouwplan. Het betreft een globaal bestemmingsplan dat ruimte laat voor nader op te stellen bouwplannen.

Opzet verbeelding

De verbeelding bestaat uit twee bestemmingen: 'Wonen' en 'Verkeer'. De woningen zijn mogelijk binnen een bouwvlak in de bestemming 'Wonen'. De verkaveling is voor grote delen vastgelegd door middel van een bouwvlak. Om flexibiliteit te behouden is het maximale aantal woningen per bouwvlak niet overal bepaald. In het hele gebied mogen in totaal 32 woningen worden gebouwd.

Het maximale aantal woningen en het type woningen (vrijstaand, twee-aan-een of aaneengebouwd) is wel bepaald. De hoogtebeperkingen voor het bouwen zijn weergegeven door maatvoeringsaanduidingen.

Opzet planregels

Volgens SVBP2008 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde:

  • in hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald;
  • in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven;
  • hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een anti-dubbeltelbepaling en een algemene bouwregel;
  • hoofdstuk 4 (slotregel) ten slotte de titel van het plan.

Bestemmingsartikelen hebben ook een standaard opbouw. In het voorliggende plan hebben deze de volgende opbouw.

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels.

5.3 Gehanteerde bestemmingen

Artikel 3 Verkeer

De openbare wegen, voet- en fietspaden in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer. Binnen deze bestemming zijn tevens groenvoorzieningen toegestaan. In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat de bestemmingen mogen worden gebruikt voor geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.

Binnen deze bestemmingen kunnen voor nutsvoorzieningen gebouwen worden gebouwd. De oppervlakte en bouwhoogte bedraagt ten hoogste 15 m² respectievelijk 3 meter.

Artikel 4 Wonen

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor het wonen en bijbehorende erven, toegangs- en achterpaden. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt in de delen van de woonpercelen waarop bebouwing mogelijk is (bebouwingsvlakken en (achter)erven).

Door middel van het bouwvlak is aangegeven waar in hoofdzaak hoofdgebouwen en bijgebouwen (binnen het bouwvlak) of uitsluitend bijgebouwen (erf, buiten het bouwvlak) zijn toegestaan.

Ten behoeve van de regeling inzake bebouwing op een woonperceel is nagegaan welke ruimtelijke kenmerken op de verbeelding aangegeven moeten worden en in de bestemmingsregeling moeten worden verwerkt. Daarbij is het volgende van belang.

  • De bebouwingstypologie (aaneengebouwd, twee aaneen of vrijstaand) is vastgelegd.
  • Dakopbouwen hebben veelal verhoging van de goothoogte tot gevolg. Hiervoor is een afwijkingsregel opgenomen, waarbij afstemming op de woonbuurt als voorwaarde is opgenomen.
  • De ligging van rooilijnen is vastgelegd door een bebouwingsvlak voor het hoofdgebouw op de verbeelding aan te geven. In de regeling zijn voorts regels opgenomen inzake de vereiste afstand van uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw.
  • De oriëntatie van woningen vloeit voort uit de ligging van de verkeersbestemming die als zodanig op de verbeelding is opgenomen.
  • De achtererven zijn zo veel mogelijk als bebouwbare delen van het woonperceel aangemerkt.

In de bouwregels is verder het maximale aantal woningen opgenomen dat in het gebied mag worden gebouwd. Hierbij is voor de rijwoningen opgenomen dat er per bouwvlak ten minste 4 woningen en ten hoogste 6 woningen worden gebouwd.

In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat vrije beroepen zijn toegestaan. Op basis van jurisprudentie blijkt dat in elk geval de volgende beroepen gezien worden als vrij beroep.

Advocaat   Medisch specialist  
Accountant-administratieconsulent   Nagelstylist  
Acupuncturist   Notaris  
Alternatieve genezer   Oefentherapeut Cesar/Mensendieck  
Bouwkundig architect   Organisatieadviseur  
Belastingsconsulent   Orthopedagoog  
Dierenarts voor kleine huisdieren   Psycholoog  
Fysiotherapeut   Raadgevend adviseur  
Gerechtsdeurwaarder   Redacteur  
Grafisch ontwerper/webdesigner   Registeraccountant  
Huidtherapeut   Schoonheidsspecialist  
Huisarts   Stedenbouwkundige  
Interieurarchitect   Tandarts  
Juridisch adviseur   Tandartsspecialist  
Kunstschilder/kunstenaar   (al dan niet beëdigd) Tolk-vertaler  
Logopedist   Tuin- en landschapsarchitect  
Makelaar   Verloskundigenpraktijk  

Door een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan zijn tevens een bedrijf aan huis en logies toegestaan.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Bewoners Havendijkstraat en Karelsgang

De bewoners van de te amoveren woningen aan de Havendijkstraat en de Karelsgang zijn zo vroeg mogelijk in het proces bij de planvorming betrokken. De bewoners zijn uitgenodigd voor een informatieavond over het bestemmingsplan op 20 februari 2013. Daarnaast kunnen de bewoners samen met Woongoed Middelburg meedenken over de verdere planvorming.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

De grond waar het bestemmingsplan betrekking op heeft is volledig in eigendom bij Woongoed Middelburg. De gemeente Middelburg zal in een anterieure overeenkomst de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan vastleggen.

De initiatiefnemer zal de ontwikkeling volledig bekostigen. Hiervoor zijn voldoende middelen beschikbaar.