direct naar inhoud van 3.3 Ecologie
Plan: Mortiere
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02

3.3 Ecologie

Ten tijde van de voorbereiding van het vigerende bestemmingsplan Mortiere (2003) is ecologisch onderzoek uitgevoerd. Er is opnieuw gekeken naar de ecologische situatie in het nog te realiseren gedeelte van het plangebied. Het destijds uitgevoerde onderzoek dient als basis. Op grond van een nadere veldverkenning zijn de gegevens geactualiseerd.

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is aangegeven waaraan de beoogde ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk en provincie.

Gebiedsbescherming

Regelgeving

Op 1 oktober 2005 is de (gewijzigde) "Natuurbeschermingswet 1998" in werking getreden. De Europese regelgeving in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is nu geheel in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De ecologische hoofdstructuur (EHS) is beschermd in het provinciale beleid.

Toetsing

In de directe omgeving zijn geen gebieden aanwezen of aangemeld die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998 of deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur.

Soortbescherming

Regelgeving

De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Beschermde soorten

Tijdens het veldbezoek op 18 februari 2011 en op basis van de foto's is een indruk verkregen van de (beschermde) natuurwaarden in het plangebied. Het plangebied is volledig bouwrijp gemaakt. Het gebied vervult een functie als leefgebied voor algemene soorten zoogdieren (mol, huisspitsmuis en veldmuis).  Incidenteel kunnen broedvogels (waterhoen, wilde eend, fazant, graspieper) in het gebied voorkomen. Er zijn geen meldingen bekend van de rugstreeppad in dit gebied. Door de huidige inrichting en beheer is het gebied niet geschikt als landbiotoop voor amfibieën.

Beoordeling

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de realisering van de gehele woonwijk kunnen leiden tot aantasting van beschermde natuurwaarden. De beschermde natuurwaarden van het plangebied staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet. Tevens kunnen er broedvogels voorkomen.

Er is geen ontheffing nodig voor de soorten uit categorie 1 (algemene soorten) voor deze soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Mochten in het gebied broedvogels zitten dan dient de aantasting en verstoring van broedvogels te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of geen broedvogels te verstoren.

Het toekomstig gebruik van het plangebied zal niet leiden tot verstoring van beschermde natuurwaarden in de omgeving. In de huidige situatie wordt het gebied al intensief gebruikt en is volledig bouwrijp gemaakt. Er zijn geen kwetsbare natuurwaarden in het gebied of de directe omgeving aanwezig.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde ontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel van de nog te realiseren delen van de wijk gewerkt te worden volgens de principes van zorgvuldig handelen en mogen broedvogels niet verstoord worden.

Wat de gebiedsbescherming betreft wordt geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.