direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Mortiere
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein (BT) aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens voor detailhandel in volumineuze goederen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - caravancentrum': tevens voor een caravancentrum;
  • f. bedrijven met showroom;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen tevens in de vorm van ondergrondse parkeergarages, kunstwerken/objecten en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van het bouwvak:
      • a. gebouwen;
      • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 2. buiten het bouwvak:
      • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. van gebouwen bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en achterste perceelsgrens ten minste 5 m;
  • c. voor het aanbrengen van reclamezuilen geldt dat deze uitsluitend aan het gebouw mogen worden verbonden, indien:
    • 1. de afmetingen passen in de architectuur;
    • 2. de reclamezuilen worden aangebracht op of aan de luifels;
    • 3. de reclamezuilen worden aangebracht op dichte (gesloten) gevelvlakken binnen een afgekaderd vlak of met een medaillon;
    • 4. de reclamezuilen niet hoger zijn dan het gebouw.

4.2.2 Maatvoering

De goothoogten, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogten   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   hoofdgebouwen   zie maatvoerings-
aanduiding  
zie maatvoerings-
aanduiding  
zie maatvoerings-
aanduiding  
b.   bouwwerken, geen gebouwen, zijnde aan de zijde van de Schroeweg tot 7,5 m achter de voorgevel   -   1 m   -  
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvak   -   zie maatvoerings-
aanduiding  
 
d.   (licht)masten   -   9 m   -  
e.   erfafscheidingen   -   1 m   -  
f.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvak   -   3 m   -  

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afstand tot perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand tussen gebouwen blijft minimaal 10 m;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
  • d. de afwijking is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - geen afwijkingsgebied;
  • e. op het bouwperceel is dan wel blijft parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig.

4.3.2 Bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.2 onder a voor het toestaan van meer oppervlakte aan bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage bedraagt na afwijken ten hoogste 60%;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen.

 

4.3.3 Bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.2 onder a voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter worden verhoogd;
  • b. de bouwhoogte mag niet hoger worden dan 21 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet worden verhoogd voor de percelen grenzend aan de Torenweg;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • e. de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
  • f. de afwijking is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - geen afwijkingsgebied.
4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, indeling en vormgeving van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bijvoorbeeld door voor een aantal gebouwen een maximale bouwhoogte van 7,5 meter te eisen en door technische installaties van het gebouw ofwel uit het zicht in de bouwmassa te laten verwerken of als onderdeel van de bouwmassa te laten opnemen;
  • b. de presentatie en uitstraling van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • c. situering en afmetingen van percelen, bijvoorbeeld door een aantal gebouwen in de voorgevelbouwgrens of voor een bepaald percentage in de voorgevelbouwgrens te laten bouwen;
  • d. inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van de toegangs- en ontsluitingswegen;
  • e. nadere eisen worden gesteld:
    • 1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. met het oog op bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 3. voor een verantwoorde stedenbouwkundige- en architectonische inpassing in de omgeving en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld en milieu) kwaliteit;
    • 4. ter realisering van een onderlinge samenhang tussen de afzonderlijke bebouwing qua karakter en vormgeving;
    • 5. in verband met de vereiste parkeerruimte op eigen terrein;
    • 6. in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • c. zelfstandige horecabedrijven zijn niet toegestaan;
  • d. zelfstandige maatschappelijke voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • e. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in productiegebonden goederen en detailhandel door bedrijven met showroom, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' is niet toegestaan;
  • h. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' is niet toegestaan;
  • i. (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan;
  • j. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • k. buitenopslag van goederen is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - caravancentrum' 10 caravans of auto's buiten opgeslagen mogen worden;
  • l. ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel ten hoogste 250 m²;
  • m. kantoorachtige bedrijven zijn toegestaan; voor kantoorachtige bedrijven is een perceel kleiner dan 2.000 m² niet toegestaan;
  • n. verharding ten behoeve van wegen en parkeervoorzieningen is toegestaan, met dien verstande dat aan de zijde van de Schroeweg voor het aanbrengen van parkeervoorzieningen voor de voorgevelbouwgrens maximaal 1 parkeerplaats per 8 m kavelbreedte is toegestaan;
  • o. het gebruik van gronden van percelen aan de zijde van de Schroeweg die voor de voorgevel zijn gelegen, voor minder dan 20% aan beplantingen en groenvoorzieningen is niet toegestaan.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 voor het toestaan van een hogere categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. om ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 4.2, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • c. de afwijking is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - geen afwijkingsgebied;
  • d. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.6.2 Afwijken voor het toestaan van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.5 onder i om ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedrijfswoningen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per bouwperceel en per bedrijf is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning dient gelijktijdig met of na het bouwen van het bedrijf en zoveel mogelijk inpandig worden gebouwd;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m3;
  • d. de goothoogten en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 6 m respectievelijk 11 m, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de maximale bouwhoogte 8 m is opgenomen, de maximale bouwhoogte van bedrijfswoningen niet meer dan 8 m bedraagt;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel;
  • g. er sprake is van een verantwoorde stedenbouwkundige en architectonische inpassing in de omgeving;
  • h. op het bouwperceel voldoende ruimte aanwezig is voor parkeer-, laad- en losruimte.

4.6.3 Toestaan van buitenopslag

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.5 onder k om buitenopslag toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de buitenopslag betreft een beperkt deel van de kavel;
  • b. de opslag wordt aan het zicht onttrokken;
  • c. de opslag is niet hoger van 4 m;
  • d. de opslag grenst niet aan de aanduiding 'gevellijn';
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel;
  • g. er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te blijven;
  • h. er sprake is van een verantwoorde stedenbouwkundige en architectonische inpassing in de omgeving.

4.6.4 Toestaan bedrijven met kleinere kavelgrootte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.5 onder m om bedrijven met een kleinere kavelgrootte toe te staan op de gronden bestemd voor categorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • b. de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel;
  • c. er sprake is van een verantwoorde stedenbouwkundige en architectonische inpassing in de omgeving.

4.6.5 Toestaan meer parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.5 onder n om het aantal toegestane parkeerplaatsen te verhogen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. tenminste 20% van het gedeelte voor de voorgevelbouwgrens dient onbebouwd te blijven en groene inrichting te bevatten;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel;
  • d. er sprake is van een verantwoorde stedenbouwkundige en architectonische inpassing in de omgeving.

4.6.6 Bedrijven met showroom

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 1 lid 1.18 en lid 4.1 en 4.5, detailhandel in andere goederen toestaan voor zover deze goederen en de aard van bedrijvigheid en detailhandel (showroom gecombineerd met het bedrijfsmatig plaatsen of installeren van deze goederen) hiermee vergelijkbaar zijn.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wro-zone - wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen, dat het gebied ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 1' mag worden gewijzigd in de bestemmingen Gemengd - 1 en de bestemming Verkeer met de aanduiding 'parkeerterrein', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. detailhandel, kantoren, onderwijs en kinderdagopvang zijn niet toegestaan;
  • b. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid; hiervoor kan zo nodig de aanduiding 'parkeerterrein' worden opgenomen;
  • c. het belang dat met de wijziging wordt gediend doet geen onevenredige afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies.