direct naar inhoud van 5.1 Landbouw
Plan: Middelburg Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99

5.1 Landbouw

Grondgebonden landbouw

De grondgebonden landbouwsector speelt een essentiële rol bij het beheer van het landelijk gebied. In dat licht worden ruime ontwikkelingsmogelijkheden toegekend aan de grondgebonden landbouw. Dat houdt in dat op de agrarische bouwvlakken geen beperkingen worden opgelegd aan het oprichten van gebouwen ten behoeve van de grondgebonden landbouw. Voor de gebouwen op de bouwvlakken worden algemene hoogtematen opgenomen.

Verder worden aan grondgebonden agrarische teelten in beginsel geen belemmeringen opgelegd. Dat geldt in het algemeen ook voor cultuurtechnische maatregelen met betrekking tot de waterhuishouding en de kavelinrichting. Wel worden aan een aantal teelten en werkzaamheden in de agrarische gebieden met landschaps- en / of natuurwaarden voorwaarden gesteld. Het gaat daarbij om ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de landschaps- en natuurwaarden (zie verder onder aanlegvergunningen).

Agrarische nevenactiviteiten worden zonder meer mogelijk gemaakt als het gaat om grondgebonden activiteiten. Voor niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten gelden randvoorwaarden, die hierna worden beschreven.

Onder voorwaarden worden ook mogelijkheden geboden voor niet-agrarische nevenactiviteiten, in de vorm van Nieuwe Economische Dragers. Ook daarop wordt hierna ingegaan.

De beleidskeuze voor het versterken en ontwikkelen van de grondgebonden landbouw betekent dat terughoudend wordt omgegaan met de ontwikkelingsmogelijkheden voor niet-grondgebonden agrarische activiteiten (in de vorm van nevenactiviteiten of hoofdfunctie). Nieuwe niet-grondgebonden agrarische bedrijven worden niet mogelijk gemaakt, onder voorwaarden zijn er mogelijkheden voor kleinschalige niet-agrarische nevenfuncties.

Glastuinbouw

Nieuwvestiging van of omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf is op basis van het Omgevingsplan uitsluitend toegestaan in de regionale centra voor glastuinbouw. Het grondgebied van de gemeente Middelburg maakt geen onderdeel uit van een projectlocatie glastuinbouw. Glastuinbouw is daarom uitsluitend toelaatbaar als een beperkte ondersteunende neventak (van 2.000 m²) op een agrarisch bedrijf, mits dit landschappelijk en milieuhygiënisch aanvaardbaar is. Deze ontwikkelingen zijn op de agrarische bouwvlakken toelaatbaar, ongeacht de ontwikkelingskoers. Daarbij is wel van belang dat in de gebieden met waarden toetsing aan de aanwezige landschaps- en / of natuurwaarden nodig is.

Overigens wordt het bestaande glastuinbouwbedrijf aan de Van 't Hoffweg wel positief bestemd, overeenkomstig de vigerende planologische regeling.

Bij de ontwikkeling van glastuinbouw is een goede landschappelijke inpassing een vereiste. De afgelopen tijd heeft een stille sanering plaatsgevonden van glastuinbouwbedrijven in de gemeente. Er resteert nog één regulier glastuinbouwbedrijf in het buitengebied aan de Van 't

Hoffweg. Het opnemen van een regeling voor sanering van glastuinbouw is gezien de recente ontwikkelingen niet noodzakelijk.

Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen zijn voor de agrarische sector van groot belang voor mogelijke intensivering en specialisatie van de agrarische productie. Het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen kan echter grote gevolgen hebben voor het landschap. Hierbij speelt de aanwezigheid van de betreffende voorziening gedurende het hele jaar een belangrijke rol. Teeltondersteunende voorzieningen kunnen worden onderverdeeld in een aantal categorieën:

  • boog- en gaaskassen;
  • stellingen;
  • overkappingsconstructies, zoals regenkappen en hagelnetten;
  • afdekfolie over gewassen;
  • afdekfolie of verharding ten behoeve van containervelden.

Het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen moet voor de ontwikkeling van de landbouw in het plangebied mogelijk zijn. Het bestemmingsplan sluit aan bij actueel provinciaal beleid uit het omgevingsplan dat rekening houdt met de omgevingskwaliteiten. Gelet op de landschapswaarden en de ligging in het Nationaal Landschap, wordt in het Nationaal Landschap en in overige open en onbebouwde gebieden geen permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan. In deze gebieden doet het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen afbreuk aan de karakteristiek van het landschap.

Intensieve veehouderij

Op basis van het Omgevingsplan is het toelaten van nieuwe intensieve veehouderijbedrijven (knelgevallen) afweegbaar. Het Omgevingsplan laat in het gehele buitengebied de vestiging van een neventak intensieve veehouderij tot een omvang van 1.600 m² toe. De verruiming in de uitbreidingsruimte voor bestaande intensieve veehouderijbedrijven is voor het bestemmingsplan Buitengebied niet van belang, aangezien in het plangebied geen bestaande intensieve veehouderijbedrijven voorkomen.

De vigerende regeling voor verplaatsing van het bedrijf gevestigd aan de Ooststraat en de Golsteinseweg wordt in het nieuwe bestemmingsplan niet langer gehandhaafd. Weliswaar is het betreffende bedrijf verplaatst naar een locatie in de gemeente Vlissingen. Inmiddels heeft de eigenaar van het bedrijf schriftelijk aangegeven dat er op de locatie Ooststraat geen operationeel pluimveebedrijf meer bestaat. Bovendien heeft hij aangegeven dat het pluimveebedrijf in Vlissingen niet langer door hem wordt geëxploiteerd. Daarmee is de reden om de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan te behouden vervallen.

De gemeente Middelburg is terughoudend ten opzichte van verdere ontwikkeling van intensive veehouderij in haar buitengebied. Dit betekent dat geen nieuwe intensieve-veehouderijbedrijven worden mogelijk gemaakt. Het opnemen van een knelgevallenregeling is niet gewenst, omdat binnen de gemeente geen knelgevallen voorkomen, die op termijn verplaatst moeten worden.

In gebieden zonder een bijzondere landschaps- of natuurwaarden is intensieve veehouderij als neventak toegestaan, met uitzondering van zones van 100 meter rondom de kernen en / of verblijfsrecreatieterreinen.

Aquacultuur

In de gemeente Middelburg hebben zich nog geen bedrijven in de aquacultuursector gevestigd of gemeld. Voor grootschalige ontwikkeling van aquacultuur lijken slechts beperkte mogelijkheden aanwezig. De beschikbaarheid van kwalitatief goed zout water speelt daarbij een rol.

Gelet op het voorgaande is in het bestemmingsplan geen ruimte geboden voor het ontwikkelen van aquacultuur. Indien zich concrete initiatieven aandienen kan – na afweging van alle relevante belangen – door middel van de afzonderlijke procedure medewerking worden verleend.

(Co)vergisting van mest op agrarisch bouwvlak

Een extra bron van inkomsten voor een agrarisch ondernemer kan bestaan uit mest- en co-vergisting, waarbij energie aan het elektriciteitsnet wordt geleverd. Hiermee kan bovendien een bijdrage aan de ecologische en economische duurzaamheid worden geleverd. De provincie wil dergelijke vormen van energieopwekking, wanneer het een rendabele activiteit voor (samenwerkende) bedrijven betreft, stimuleren. Het oprichten van (kleinschalige) installaties ten behoeve van de co-vergisting van mest op het agrarisch bedrijf is gekoppeld aan de volgende randvoorwaarden:

  • de energieproductie is in de bedrijfsvoering ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf (omvang bebouwing op het erf, arbeidsbehoefte);
  • in het verlengde van de Handreiking voor de co-vergisting van mest (Infomil, april 2005), zijn de grondstoffen in hoofdzaak afkomstig van het eigen bedrijf of wordt het digestaat op het eigen agrarische bedrijf verwerkt;
  • voor de hoogte van de vergistingsinstallaties wordt uitgegaan van een maximale maat van 12 meter;
  • het erf moet voorzien zijn van een goede landschappelijke inpassing;
  • ten opzichte van natuurgebieden wordt een minimale afstand van 50 meter in acht genomen;
  • de ontsluiting van het bedrijf moet zodanig zijn, dat de omliggende wegen de eventuele extra verkeersbewegingen goed kunnen verwerken (aard en omvang transportbewegingen); hiervoor is overleg noodzakelijk met de wegbeheerder;
  • in verband met mogelijke hinder door geur of geluid gelden afstandsnormen ten opzichte van gevoelige functies;
  • voldaan moet worden aan de normen voor externe veiligheid;
  • de reststof (digestaat) moet een meststof zijn.

Het gemeentebestuur is bereid onder de genoemde voorwaarden medewerking te verlenen aan energieproductie op agrarische bedrijven. Gelet op de voorwaarden wordt in de planregels een ontheffingsbevoegdheid opgenomen, op grond waarvan aanvragen worden getoetst. (Co)vergisting is gezien de uitstraling en activiteit een ontwikkeling die alleen past in gebieden zonder landschaps- en natuurwaarden.

Voor vergistingsinstallaties die het bedrijfsniveau overstijgen, is geen regeling in het bestemmingsplan opgenomen. In beginsel zijn dergelijke grootschalige vergistingsinstallaties niet gewenst. Een verzoek voor medewerking zal op buiten het bestemmingsplan om worden getoetst op ruimtelijke aanvaardbaarheid.

Nieuwvestiging agrarische bedrijven

Het beëindigen van agrarische bedrijven en de eventuele vestiging van niet-agrarische functies in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot nieuwe agrarische bouwblokken in het landelijk gebied. Op basis van een samenhangende ruimtelijke visie, bijvoorbeeld bij een gebiedsuitwerking, of bij een specifieke taakstelling kan van dit principe worden afgeweken.

Gelet op het provinciale beleid uit het Omgevingsplan worden in het bestemmingsplan Buitengebied geen mogelijkheden opgenomen voor nieuwe agrarische bouwvlakken. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven kan alleen plaatsvinden ter plaatse van bestaande of voormalige agrarische bouwvlakken.

In voorkomende gevallen kan eventueel door gebruik van een specifieke planologische procedure worden meegewerkt aan verplaatsing van een agrarisch bedrijf naar een nieuwe locatie.

Nieuwe Economische Dragers (NED's)

In het Omgevingsplan heeft de provincie Zeeland de strikte regeling uit de streekplanherziening Nieuwe Economische Dragers (NED's) in het kader van de streekplanherziening Vitaliteit en Kwaliteit enigszins verruimd (meer afwegingsruimte voor gemeenten wat betreft aard en oppervlakte van de activiteiten). Inhoudelijk is de regeling niet gewijzigd, maar is de lijst met activiteiten meer globaal (bijlage 3 van het Omgevingsplan). In het Omgevingsplan worden geen oppervlaktematen gehanteerd; de oppervlaktematen van nieuwe functies worden bepaald door de omvang van de bestaande bebouwing. Nieuwbouw is alleen mogelijk als dit volgt op afbraak van bestaande bebouwing met minimaal dezelfde oppervlakte. De voorwaarde van het investeren in ruimtelijke kwaliteit als tegenprestatie blijft gehandhaafd. Voor het toelaten van NED's gelden de volgende criteria:

  • kleinschaligheid functies;
  • milieunormen van de Wet milieubeheer;
  • voorwaarden waterbeheerder aan afvalwaterlozingen;
  • geen onevenredige schadelijke gevolgen voor natuur en landschap;
  • geen belemmeringen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • geen onevenredige toename van de automobiliteit.

In het buitengebied worden regelmatig initiatieven ingediend betreffende NED-ontwikkelingen. Het gemeentebestuur neemt het provinciale beleid met betrekking tot de NED's over. Dit beleid wordt in de bestemmingsregeling vertaald. Gelet op de oppervlakte agrarische bedrijfsgebouwen op sommige agrarische bedrijven kan het toelaten van NED-functies binnen de bestaande gebouwen leiden tot relatief grootschalige bedrijfsvestigingen. In het bestemmingsplan wordt daarom de voorwaarde van kleinschaligheid opgenomen en uitgewerkt door middel van een aantal criteria. Voor een aantal niet functioneel aan het buitengebied gebonden functies worden voorts concrete oppervlaktematen gehanteerd om te voorkomen dat grootschalige bedrijven gevestigd kunnen worden, die op bedrijventerreinen thuishoren.

Gebiedszonering Nieuwe Economische Dragers

Voor het beleid met betrekking tot de Nieuwe Economische Dragers is een gebiedszonering opgenomen. Overeenkomstig het huidige bestemmingsplan, het beleid zoals opgenomen in het Intergemeentelijk structuurplan Stadsgewest Vlissingen-Middelburg en rekening houdend met de provinciale zonering zijn de volgende deelgebieden aangehouden.

  • Deelgebied I: het agrarisch gebied gelegen rondom de kern Nieuw en Sint Joosland, met uitzondering van het gebied ten zuidwesten van de kern. Dit gebied kenmerkt zich door het agrarisch karakter in het dijkenlandschap. Agrarische nevenactiviteiten worden hier gestimuleerd, evenals veel dagrecreatieve functies.
  • Deelgebied II: belangrijke delen van het gebied gelegen ten westen en ten noorden van de stad Middelburg (westelijk van de Stromenwijk, gebied tussen N57 en noordwestelijke gemeentegrens; gebied oostelijk van het tracé van Rijksweg N57) en ten noorden van Arnemuiden, overeenkomstig de bestemmingen op de plankaart en rekeninghoudend met de landschapskwaliteiten uit het Omgevingsplan. Dit deel van het buitengebied wordt gerekend tot het uitloopgebied van Middelburg en Arnemuiden, hier zijn uitgebreidere mogelijkheden voor de ontwikkeling van NED's.
  • Deelgebied III: geledingszone tussen Middelburg en Vlissingen, waar een beleid wordt gevoerd met een belangrijk accent op realisering van dagrecreatieve voorzieningen. Dagrecreatieve voorzieningen krijgen in dit deelgebied de ruimte. Overige functies uit de NED-regeling slechts beperkt mogelijk.
  • Deelgebied IV: randzones waar duidelijk sprake is van sterke menging van functies en restgebieden onder de invloedssfeer van de stad. In dit gebied zijn bijna alle functies mogelijk die passen bij het uitloopgebied van de stad.
  • Deelgebied V: de gebieden behorende tot de ecologische hoofdstructuur, overeenkomstig de landschapskwaliteiten uit het Omgevingsplan. In deze gebieden wordt bedrijvigheid zoveel mogelijk uitgesloten.

Met deze zonering is het provinciale NED-model zorgvuldig toegepast voor het plangebied, rekening houdend met gemeentelijke en provinciale beleidsintenties en voortbouwend op het goedgekeurde ruimtelijk beleid zoals vastgesteld in het oorspronkelijke bestemmingsplan. Voor bestaande NED's zijn vrijstellingsprocedures gevolgd. Voor de verleende NED's wordt verwezen naar de vrijstellingsbesluiten.

Seizoensgebonden arbeid

Om te voorzien in de behoefte voor de tijdelijke opvang van seizoensgebonden arbeidskrachten (in een korte periode van circa 8 tot 10 weken) binnen de landbouwsector, biedt het Omgevingsplan verschillende mogelijkheden. In eerste instantie moet een oplossing worden gezocht in de reguliere woningmarkt. Mede gezien de betrekkelijk korte periode waarin de behoefte zich voordoet is het verantwoord op agrarische bouwblokken ruimte te bieden aan de opvang van seizoensgebonden arbeidskrachten. Het gaat om huisvestiging van seizoenarbeiders die op het betreffende agrarische bedrijf werkzaam zijn.

Voor inpandige huisvesting kan door de gemeenten gebruik worden gemaakt van het instrumentarium van nieuwe economische dragers. Voor huisvesting buiten gebouwen, waarbij gedacht wordt aan stacaravans en woonunits, biedt het Omgevingsplan de mogelijkheid voor een specifieke vorm van minicamping speciaal bedoeld om in deze tijdelijke behoefte (gedurende de oogstperiode) te voorzien. Na de oogstperiode moeten de gerealiseerde eenheden worden verwijderd.

Ten aanzien van de seizoensgebonden arbeid wordt aangesloten bij de beleidsnota Kamperen, deze is in het bestemmingsplan vertaald (zie hiervoor in deze paragraaf onder toerisme en recreatie).

Aanlegvergunningen

Ten behoeve van de veiligstelling van de bijzondere landschaps- en natuurwaarden in het agrarisch gebied is het nodig om een aantal agrarische ontwikkelingen aan een nadere toetsing te onderwerpen. Dat betekent dat in het agrarisch gebied met landschaps- en / of natuurwaarden werkzaamheden die de bestaande en potentiële landschaps- en / of natuurwaarden kunnen aantasten aan een aanlegvergunning worden gekoppeld, zodat in specifieke situaties kan worden getoetst in hoeverre een ontwikkeling schadelijk is voor de landschaps- en / of natuurwaarden.