direct naar inhoud van 2.3 Ruimtelijke analyse
Plan: Middelburg Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99

2.3 Ruimtelijke analyse

Hoewel Middelburg in belangrijke mate een "stedelijke" gemeente is, bestaat het grootste deel van het grondgebied van de gemeente uit het buitengebied. Dat buitengebied is in functioneel en beleidsmatig opzicht van groot belang, vanuit de volgende invalshoeken:

  • als werkgebied (met name voor de agrarische sector);
  • als woongebied;
  • als recreatief uitloopgebied voor de bewoners van Middelburg en de andere kernen (om te fietsen, wandelen, paardrijden of sporten);
  • als gebied met specifieke eigen ruimtelijke kwaliteiten: cultuurhistorisch, landschappelijk en ecologisch.

Beleid en regeling van het bestemmingsplan Buitengebied zullen worden afgestemd op deze kenmerken van het plangebied. Daarbij zijn de omgevingskwaliteiten van het gebied, zoals benoemd in het Omgevingsplan Zeeland, uitgangspunt.

Het plangebied maakt deel uit van het oudland van Walcheren; het oorspronkelijke landschap met kreekruggen en poelgronden. Aan de oostzijde bestaat het plangebied uit nieuwland; grootschaliger polders die in de loop van de tijd langs het Sloe zijn ingepolderd.

Functioneel bestaat het buitengebied grotendeels uit agrarische gronden (bouwland en grasland). Daarnaast is de laatste jaren in het kader van de ruilverkaveling Walcheren een aantal nieuwe natuurgebieden ontwikkeld: langs de Zandvoortseweg en langs de Oude Veerseweg, langs het Kanaal door Walcheren. Bossen zijn aanwezig op de buitenplaats Ter Hooge en langs het Veerse Meer.

2.3.1 Ontstaansgeschiedenis

De identiteit van het buitengebied van Middelburg wordt in de eerste plaats ontleend aan de ontstaansgeschiedenis en het abiotisch basispatroon (geomorfologie, bodem, water) van het landschap.

Het lage Zeeuwse kustgebied, waar het buitengebied van Middelburg onderdeel uitmaakt, is voortdurend onderhevig geweest aan veranderingen. De invloeden van klimaatswisselingen en vooral de daarmee samenhangende wisselende hoogten van de zeespiegel, zorgden voor een voortdurend proces van landverlies en landaanwinst. Als onderdeel van dit proces is het (voormalige) eiland Walcheren, door verlanding van het Sloe relatief kort geleden verbonden met Zuid-Beveland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99_0002.jpg"

Figuur 2 Bodemkaart (bron: Omgevingsplan Zeeland)

Oud- en nieuwland

Walcheren wordt gekenmerkt door een karakteristiek patroon van laag gelegen poelgronden (klei op veen) en hoger gelegen zandige kreekruggen (figuur 2). De kreekgronden (ontstaan door verzanding van oude getijdengeulen) zijn door het inklinken van veenondergrond van de poelgronden hoger komen te liggen: een karakteristiek beeld van het zogenaamde kernland (voorheen ook oudland genoemd) van Walcheren en Midden-Zeeland.

De ontsluitingswegen en de bebouwing zijn van oudsher vooral op de kreekruggen aangelegd, hooggelegen en droog. De poelgronden stonden 's winters veelal plas-dras of onder water. Door menselijk ingrijpen heeft het bodemprofiel nog wijzigingen ondergaan. In de middeleeuwen heeft men op de meeste plaatsen in de poelgebieden het zilte veen onder de klei weg gegraven om door middel van drogen en verbranden zout te winnen, het zogenaamde moeren. Vele van de resterende holle en bolle gronden zijn inmiddels geëgaliseerd. Langs de Veerseweg is nog een relict in tact gebleven.

In het noorden en noordwesten van Middelburg komen omvangrijke kreekruggen voor van enkele honderden meters breedte. Daartussen liggen uitgestrekte, lager gelegen gebieden die voornamelijk uit poelgronden bestaan. De hoogteverschillen tussen deze gebieden in het kernland zijn in het veld goed waarneembaar (bijvoorbeeld in het noordwesten van het plangebied).

Vanaf 1600 werd in het oosten van de polder Walcheren land aangewonnen. De grotere polders van Nieuw en Sint Joosland ontstonden als opwas. Later werden ook de geulen van de Arne en de Welsinge door middel van op elkaar volgende langgerekte bedijkingen ingedijkt. Daardoor verloor Arnemuiden de open verbinding met de zee. De stad Middelburg verloor hierdoor de directe verbinding met de zee, dit werd gecompenseerd met een kanaal. Het eerste kanaal: het Welsingekanaal, nu nog goed waarneembaar ten zuidwesten van de Nieuwlandse Weg, verzande echter. Hiervoor in de plaats werd een nieuw kanaal gegraven richting Veere (het noordelijke deel van het huidige kanaal door Walcheren).

Na 1550 werden de polders groter van oppervlakte met hogere dijken; men slaagde erin geulen af te sluiten, die nu soms nog als moerasgebieden in de polders liggen. De Nieuwerkerke polder is in de 17 e eeuw ingepolderd. Tot in de 20e eeuw zijn gronden ontgonnen en geschikt gemaakt voor de landbouw zoals aan de Calandweg. De poel- en kreekgronden rond Kleverskerke werden niet getroffen door de inundatie in 1944; het gebied is later in een ruilverkaveling heringericht.

De inundatie in de Tweede Wereldoorlog heeft grote gevolgen gehad voor het landschapsbeeld. Met de herinrichting van Walcheren zijn deels nieuwe wegenpatronen, watergangen en bebouwingen aangelegd.

2.3.2 Omgevingskwaliteiten

Wat betreft de in het Omgevingsplan benoemde omgevingskwaliteiten (zie ook hoofdstuk 3) zijn in relatie tot het bestemmingsplan Buitengebied met name de volgende aspecten van belang:

  • ecologische en natuurkwaliteit;
  • landschappelijke kwaliteit;
  • cultuurhistorische kwaliteit;
  • Nationaal Landschap.

Hierna worden deze aspecten toegelicht.

Ecologische en natuurkwaliteit

De ecologische kwaliteit is met name gekoppeld aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Binnen de EHS worden in het Omgevingsplan de volgende gebiedscategorieën onderscheiden (zie ook figuur 3):

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden, wetlands en Natuurbeschermingswetgebieden): Veerse Meer;
  • bestaande natuurgebieden: Ter Hooge, Zandvoortseweg, Oude Veerseweg, Brigdamsepad, oevers Veerse Meer, Oranjepolderseweg;
  • nieuwe natuurgebieden: Oranjepolderseweg;
  • beheersgebieden: Zandvoortseweg, Ter Hooge, enkele percelen langs de Oude Middelburgse Haven en ten zuiden van Kleverskerke en enkele dijken in de nieuwlandpolders;
  • natte ecologische verbindingszones: Veerse watergang en Zanddijkse Sprink;
  • faunadijk: spoordijk in Quarlespolder.


In het Omgevingsplan is de Boomdijk aangegeven als bloemdijk. De bloemdijken zijn niet langer als verzuringsgevoelige gebieden aangewezen, waardoor deze aanwijzing geen gevolgen heeft voor omliggende agrarische bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99_0003.jpg"

Figuur 3 Natuurkwaliteitskaart (bron: Omgevingsplan Zeeland)

Het beleid voor deze gebieden is gericht op instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige en potentiële natuurwaarden.

Landschappelijke kwaliteit

In het Omgevingsplan wordt het bestaande landschap getypeerd (zie figuur 4). Aan de onderscheiden landschapstypen wordt een strategie verbonden: een ontwikkelingsrichting per landschapstype (zie tabel 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99_0004.jpg"

Figuur 4 Landschappelijke kwaliteit (bron: Omgevingsplan Zeeland)

Tabel 1 Landschapstypologie

landschapstype   karakteristiek   beleidskader  
Polderlandschap (algemeen)
 
- Ongerept en relatief gaaf landschap met overheersend en beeldbepalend agrarisch karakter
- Logisch en min of meer regelmatig bebouwingspatroon op schaalniveau van agrarische bouwkavels, afgewisseld met dorpen
- Gezichtsbepalend en meest algemeen Zeeuws landschap
 
- Voor het hele Zeeuwse polderland geldt dat ontwikkelingen inpasbaar zijn als zij passen bij het landelijk en agrarisch karakter en de bijbehorende landschappelijke kenmerken. Daarbij gaat het om aard en omvang (schaal, verkavelingstructuur, bebouwing). Bijzonder karakteristieke of gave landschappen vragen nadrukkelijker om toepassing van dit principe. Naast inpasbaarheid van ontwikkelingen gaat het ook om actieve versterking van de landschappelijke kenmerken.  
Dijkenlandschap   - Karakteristiek patroon van binnendijken, veelal beplant(ronde lijnen)
- Regelmatig patroon van rechte wegen  
- Nadrukkelijk aandacht voor versterking structuur van dijken (o.a. landschapsnetwerk).
- Versterking van krekennetwerk door natuurontwikkeling, rond kreken behoud openheid.
 
Kreekruggen /
Poelgrondenland-schap
 
- Herkenbaar grootschalig patroon van besloten kreekruggen en open poelgebieden met veelal geen tot weinig bebouwing en opgaande beplanting   - Inpassing van nieuwe ontwikkelingen in overeenstemming met grootschalig landschappelijk patroon: verdichting op de kreekruggen, behoud openheid in de poelgebieden.
 
Natuurlandschap   - Zeer divers van karakter. Variërend van open vlakke wetlandgebieden tot meer besloten duinlandschappen met veel natuurlijk reliëf   - Behoud van de aanwezige natuurlijke kwaliteiten en versterking door natuurontwikkeling. Ontwikkelingen binnen deze gebieden zijn alleen acceptabel wanneer deze aansluiten bij het beoogde natuurdoeltype (onder andere recreatief medegebruik en waterberging) In de grenszone met andere landschapstypen wordt uitgegaan van gelijkmatige overgangen (buffers), waardoor externe negatieve invloeden op de natuurgebieden worden voorkomen.  
Groen wonen landschap   - Overwegend besloten (bosrijke) omgeving met karakteristieke zichtlijnen en markante bebouwing
- Bebouwingspatronen maken op natuurlijke wijze onderdeel uit van een groter groen geheel  
- Behoud en adequaat beheer en onderhoud van bestaande landgoederen.
- Aansluitend op bestaande landgoederen kansen voor uitbreiding van dit landschapstype, waarbij de randvoorwaarden en uitgangspunten voor nieuwe landgoederen van toepassing zijn.
- Behoud en versterking van de in het landschap herkenbare cultuurhistorische elementen geldt als uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen.  
Nat recreatielandschap   Open tot zeer open waterlandschappen met zichtbaar recreatief gebruik: watergebonden recreatie en bijgehorende voorzieningen   - In samenhang ontwikkelen met aandacht voor onderscheid in schaalaspecten van afzonderlijke deltawateren.  

Cultuurhistorische kwaliteit

Op figuur 5 is de provinciale selectie aangegeven van gebieden met bijzondere cultuurhistorische waarden in het plangebied (de cultuurhistorische hoofdstructuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99_0005.jpg"

Figuur 5 Cultuurhistorische hoofdstructuur (bron: Omgevingsplan Zeeland)

Daarbij wordt in het Omgevingsplan voor Walcheren de volgende karakteristiek en strategie benoemd (zie tabel 2).

Tabel 2 Karakteristiek en strategie cultuurhistorische hoofdstructuur

karakteristiek   beleidskader  
Bewoningsresten uit IJzertijd en Romeinse Tijd onder de middeleeuwse kleiafzettingen.
Nederzettingen vanaf de Vroege Middeleeuwen, w.o. de ringwalburchten van Oost-Souburg, Middelburg en Domburg, waardevolle steden (Middelburg, Veere, Vlissingen) en dorpen.
Verdedigingswerken vanaf de Middeleeuwen (vliedbergen, stedelijke vestingwerken) tot en met WOII (Landfront Vlissingen).
Landschappelijke opbouw en samenhang gebaseerd op de geomorfologie en het naoorlogse landschapsplan: open, vrij schaars
bewoonde en onbeplante poelgronden, meer besloten, bebouwde en beplante kreekruggen.  
Versterken samenhang en herkenbaarheid voorwaarde voor inpassen nieuwe ontwikkeling.
Nederzettingen en verdedigingswerken: behoud door ontwikkeling.  


Met betrekking tot de cultuurhistorische waarden van het plangebied kan onderscheid worden gemaakt in:

  • historisch-geografische patronen;
  • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • archeologische waarden.

Patronen

De ontstaans- en ontginningsgeschiedenis is nog steeds af te lezen aan de patronen in het landschap. De dijken in het nieuwlandgebied zijn daar een goed voorbeeld van. Verder zijn de oorspronkelijke patronen van verkaveling, wegen en waterlopen in het landschap nog herkenbaar, hoewel de inrichting van het landschap in het kader van de herinrichting van Walcheren ingrijpend is aangepast.

Gebouwen

In het plangebied komen diverse waardevolle gebouwen voor. Het gaat daarbij om een aantal monumenten en andere karakteristieke panden. In het kader van de 2eherziening van het bestemmingsplan Buitengebied Middelburg is een inventarisatie uitgevoerd van karakteristieke panden. Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is deze inventarisatie aangevuld voor het buitengebied van de voormalige gemeente Arnemuiden. Bijlage 4 bevat het overzicht van deze waardevolle gebouwen.

Archeologische waarden

Wat betreft de archeologische waarden is de door de drie Walcherse gemeenten vastgestelde Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Walcheren 2006 bepalend voor het bestemmingsplan.

Op de Archeologische MonumentenKaart (AMK) zijn terreinen aangeduid als terreinen van archeologische waarde, van hoge en zeer hoge archeologische waarde en terreinen van zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status. Het gaat daarbij om gebieden, waarvan bekend is dat in de ondergrond archeologische resten aanwezig zijn van zeldzame fenomenen. In het buitengebied van Middelburg gaat het hierbij om een kasteelterrein met klooster, om middeleeuwse vliedbergen met bijbehorende neerhoven en huisplaatsen uit de IJzertijd en / of de Romeinse tijd in de top van het veen. De vastgestelde waarden op deze gebieden maken in ieder geval onderdeel uit van de Walcherse onderzoeksagenda. Op de bijlagekaart Archeologie zijn al deze gebieden als AMK-gebieden ingetekend. Het zeldzame karakter, de hoge informatiewaarde en daarmee het wetenschappelijke belang van de bewuste gebieden maken het noodzakelijk om bij de herziening van dit bestemmingsplan in stringentere zin af te wijken van de landelijke ontheffingsregeling, zoals opgenomen in de WAMZ.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99_0006.jpg"

Figuur 6 Archeologische waarden (AMK- en IKAW-gebieden) (bron: Omgevingsplan Zeeland)

Aanvullend op de gebieden die als waardevol archeologisch terrein zijn aangemerkt, is een aantal vindplaatsen van archeologische waarden in het buitengebied bekend. Bij vindplaatsen kan een onderscheid worden gemaakt tussen vindplaatsen met een vastgestelde begrenzing op basis van onderzoek en vindplaatsen als puntlocaties op basis van vondstmeldingen. In een aantal gevallen heeft verkennend archeologisch onderzoek geresulteerd in de waarneming van archeologische waarden binnen een bepaald gebied en in een nadere begrenzing van deze vindplaatsen. Op de bijlagekaart Archeologie zijn deze vindplaatsen met hun begrenzingen aangeduid.

In het nabije verleden is op basis van onderzoek en op basis van gemelde toevalsvondsten een groot aantal vindplaatsen van archeologische resten bekend. Al deze vindplaatsen zijn als puntlocaties opgenomen in een landelijke database (ARCHIS) en in kaart gebracht. Ter voorbereiding van de herziening van het bestemmingsplan zijn alle bekende vindplaatsen door de Walcherse Archeologische Dienst onder de loep genomen. Hierbij is een aantal vindplaatsen benoemd die verder geen planologische bescherming behoeven, omdat het in de regel op zichzelf staande vondsten in een zogenaamde secundaire context betreft. De vindplaatsen die resteren, wijzen op de aanwezigheid in de ondergrond van archeologische resten. In de meeste gevallen gaat het hierbij om middeleeuwse vliedbergen met bijbehorende neerhoven, vlaknederzettingen uit de Middeleeuwen en huisplaatsen uit de IJzertijd en / of de Romeinse tijd in de top van het veen.

De vastgestelde waarden op deze gebieden maken in ieder geval onderdeel uit van de Walcherse onderzoeksagenda. Op de bijlagekaart Archeologie van het bestemmingsplan zijn al deze vindplaatsen als puntlocatie aangeduid. De vastgestelde waarden op deze gebieden maken in ieder geval onderdeel uit van de Walcherse onderzoeksagenda. Op de bijlagekaart Archeologie van het bestemmingsplan zijn al deze vindplaatsen als puntlocatie aangeduid. Voor bodemingrepen binnen een straal van 50 meter rondom deze vindplaatsen geldt een strengere ontheffing.

Omdat hier sprake is van locaties met aangetoonde archeologische waarde met een bepaalde zeldzaamheid en informatiewaarde is het noodzakelijk om bij de herziening in stringentere zin af te wijken van de landelijke vrijstellingsregeling, zoals opgenomen in de WAMZ.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99_0007.jpg"

Figuur 7 Archeologische kaart (bron: gemeente Middelburg)

Op basis van historische kaarten is ook een aantal historische locaties van belang opgenomen op de archeologische kaart (figuur 7). Het gaat hierbij in het buitengebied van Middelburg om de bebouwde zones van de buitenplaatsen, die gezamenlijk in de 17een 18e eeuw Walcheren tot de 'Tuin van Zeeland' maakten. De buitenplaatsen maken eveneens onderdeel uit van de Walcherse archeologische onderzoeksagenda. De buitenplaatsen werden omgeven door zeer uitgestrekte tuincomplexen, zoals duidelijk wordt uit de historische kaart uit 1750 van de gebroeders Hattinga. Omdat alleen archeologische resten met informatiewaarde worden verwacht op de locatie van en direct rondom de (voormalige) bebouwing van de buitenplaatsen, zijn op de bijlagekaart alleen de bebouwde zones als waardevol gebied aangeduid.

Het zeldzame karakter, de hoge informatiewaarde en daarmee het wetenschappelijke belang van de zones maken het noodzakelijk om bij de herziening in stringentere zin af te wijken van de landelijke vrijstellingsregeling, zoals opgenomen in de WAMZ.

Naast de gebieden met een vastgestelde archeologische waarde is het buitengebied op te delen in gebieden met verschillende zogenaamde verwachtingswaarden. De gebieden zijn als zodanig opgenomen op de Indicatieve Kaart voor Archeologische Verwachtingen (IKAW). Op de IKAW van Walcheren zijn de getij-inversieruggen aangeduid als zones met een hoge verwachtingswaarde of trefkans op archeologische waarden, omdat deze ruggen vanaf het begin van de Middeleeuwen als favoriete bewoningslocaties gelden. In de gebieden tussen de getij-inversieruggen geldt een middelhoge verwachtingswaarde of trefkans op archeologische waarden. Hier kunnen namelijk in de top van het onderliggend veen resten verwacht worden van bewoning uit de IJzertijd en de Romeinse tijd. Deze resten genieten echter grotere zeldzaamheid.

Het overgrote deel van het buitengebied van Middelburg betreft zones met een middelhoge trefkans. De middelhoge trefkans geldt met name vindplaatsen uit de IJzertijd en / of Romeinse Tijd in de top van het veen. Het veen is vaker aangetast door natuurlijke erosie of door veenwinning in de Middeleeuwen. Toch zijn ook aanzienlijke gebieden aanwezig met nog intact veen. Dit is gebleken uit verschillende onderzoeken die in het buitengebied al zijn uitgevoerd.

Een klein deel van het buitengebied bestaat in de ondergrond uit afzettingen van oudere kreken. Voor deze zones geldt een hoge trefkans op archeologische resten uit de Middeleeuwen.

Een groot deel van het buitengebied bestaat uit zones met een lage trefkans. Zoals eerder aangegeven is voor die gebieden een dubbelbestemming 'archeologisch waardevol terrein' niet gerechtvaardigd. Het betreft met name gebieden die tot een relatief recent verleden onder water hebben gestaan.

Nationaal Landschap

Walcheren is in de Nota Ruimte aangewezen als Nationaal Landschap. Op figuur 8 is de begrenzing van het Nationaal Landschap aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99_0008.jpg"

Figuur 8 Begrenzing Nationaal Landschap Walcheren (bron: Omgevingsplan Zeeland)


In tabel 3 worden de in het Omgevingsplan aangegeven kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap benoemd (op basis van de landschappelijke en cultuurhistorische typering zoals hiervoor beschreven).

Tabel 3 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap

landschapstype   kernkwaliteit  
Stedelijk landschap
 
Herkenbare structuur van verstedelijking die is gekoppeld aan hogere ligging van kreekruggen.  
Dijkenlandschap   Agrarisch karakter met relatief grootschalige verkaveling en veelal beplante binnendijken.  
Kreekruggen / poelgrondenlandschap   In het landschap herkenbare kreekruggen en open poelgebieden.  
Natuurlandschap   Bijzonder duinlandschap aan de noordwestzijde (o.a. de Mantelingen) en de zuidwestzijde (o.a. Kaapduinen).  
Groen wonen landschap / recreatielandschap   Bebost duinlandschap met (historische) landgoederen en buitenplaatsen en met uitgebreide recreatieve voorzieningen.  
Strandwallenlandschap Oudland   Duinen en zeedijken, paalhoofden langs de kust, buitenplaatsen.
Middeleeuwse nederzettingspatronen, een groot aantal vliedbergen, contrast lager gelegen poelgronden en hoger gelegen kreekruggen.  
Bijzondere bouwwerken   Historische boerderijen, molens, stads- en dorpsgezichten en monumentale bebouwing in de kernen.