direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Beschermde Dijken
Plan: Arnestein
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPARS-OH99

Artikel 3 Agrarisch - Beschermde Dijken

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Beschermde Dijken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch gebruik in de vorm van grasland;
  • b. het behoud van dijken en behoud en herstel van de daarmee samenhangende landschappelijke, cultuurhistorische en/of ecologische waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, taluds, oevers en duikers.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels voor het bestemmingsvlak

Voor het bouwen geldt dat uitsluitend terreinafscheidingen mogen worden opgericht.

3.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
1.   terreinafscheidingen     2 m    
3.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat een ander gebruik dan grasland of verkeer is niet toegestaan.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden
3.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het vellen of rooien van struiken of bomen;
  • e. het beplanten van gronden met struiken of bomen.

3.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 3.1 genoemde waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.4.1, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige, omtrent de voorwaarde zoals genoemd in lid 3.4.3.