direct naar inhoud van 5.7 Agrarische bedrijven
Plan: Kapelle Kapelle-Biezelinge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.KapBiez-vast

5.7 Agrarische bedrijven

Milieuregelgeving agrarische bedrijven
Afhankelijk van de bedrijfssituatie vallen agrarische bedrijven onder het "Besluit landbouw" of onder de werking van de Wet geurhinder en Veehouderij. Om zowel de milieuhygiënische situatie als de belangen van deze bedrijven te waarborgen, dient, afhankelijk van de aard en omvang van het bedrijf en de hindergevoeligheid van de omgeving, tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen, waaronder woonbebouwing, een bepaalde afstand te worden aangehouden. In de AMvB en de wet worden afstanden genoemd tussen de bedrijven en woningen van derden. De agrarische bedrijven liggen op korte afstand van woonbebouwing en zijn hier van oudsher gevestigd. Deze situatie wordt acceptabel geacht.

Om milieuhinder als gevolg van agrarische bedrijven te voorkomen moet in het ruimtelijk beleid voldoende afstand tussen agrarische bedrijven en gevoelige functies (onder andere wonen en verblijfsrecreatie) gewaarborgd worden. Op kleine veehouderijen en agrarische bedrijven is sinds 2006 het Besluit landbouw van toepassing. Voor de ruimtelijke ordeningspraktijk zijn met name de minimale afstanden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten uit dit besluit van belang. Het gaat om de afstanden in de onderstaande tabel.

Tabel 5.1. Geldende afstanden op grond van het Besluit landbouw

  inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
Min. afstand tot objecten cat. I en II1)   100 m   50 m  
Min. afstand tot objecten cat. III, IV en V2)   50 m   25 m  

Tot deze objecten behoren onder andere: de bebouwde kom, aaneengesloten woonbebouwing en recreatievoorzieningen

Tot deze objecten behoren: verspreid liggende bebouwing en woningen behorend tot een agrarisch bedrijf

De afstanden uit tabel 5.1 worden gemeten vanaf het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf. Voor inrichtingen waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden, worden de in de tabel genoemde afstanden gemeten vanaf het onderdeel van het bedrijf dat het dichtst bij het gevoelige object is gelegen.

Op basis van jurisprudentie wordt tussen fruitteeltbedrijven en woningen tevens een afstand van 50 meter aangehouden in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Deze afstand kan worden verkleind op grond van milieuhygiënisch onderzoek.

Intensieve veehouderijbedrijven
Voor veehouderijen die op basis van de Wet milieubeheer (Wm) vergunningplichtig zijn, is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) het beoordelingskader voor het aspect geurhinder. Het beoordelingskader is als volgt opgebouwd:

voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;

voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten;

daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.

Tabel 5.2. Geldende waarden / afstanden intensieve veehouderij

    concentratiegebied   niet-concentratiegebied   afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object  
binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE / m³
 
max. 2 ouE / m³   min. 50 m  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object    
buiten
bebouwde kom  
diercategorieën Rgv   max. 14 ouE / m³   max. 8 ouE / m³   min. 25 m  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object    

Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij (zoals bijvoorbeeld een bedrijfswoning of nevenactiviteit) gelden niet de in de tabel genoemde maximale geurbelastingen maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.

De gemeenteraad kan, gelet op lokale omstandigheden, een afwijkende waarde of afstand vaststellen: dit moet gebeuren in een gemeentelijke verordening. De motivering moet te herleiden zijn tot de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied of een afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder. Bij gemeentelijke verordening kan tevens worden bepaald hoe wordt omgegaan met geurgevoelige objecten die onderdeel hebben uitgemaakt van een veehouderij (zoals voormalige agrarische bedrijfswoningen, die nu als burgerwoning worden gebruikt).

Verzuring
De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) is in mei 2002 in werking getreden. Middels deze wet worden natuurgebieden die gevoelig zijn voor verzuring (de zogenoemde kwetsbare gebieden) beschermd tegen de uitstoot van ammoniak door veehouderijen. De wet is er in hoofdzaak op gericht om oprichting / uitbreiding / wijziging van veehouderijen tegen te gaan, indien de stallen van het bedrijf geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in een kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 m rondom het kwetsbare gebied. Artikel 7 van de Wet ammoniak en veehouderij geeft overigens aan dat uitbreiding / wijziging van een veehouderij binnen de zone van 250 m is toegestaan, mits de vergunde ammoniakemissie niet wordt overschreden.

Aanbod en situering
In het plangebied is één agrarisch bedrijf gevestigd aan de Nieuwe Kerkstraat in Biezelinge. Het bedrijf ligt op korte afstand van woonbebouwing en is hier van oudsher gevestigd. De milieusituatie van dit bedrijf is vastgelegd in een milieuvergunning. De voormalige boomkwekerij aan de Postweg is opgenomen in het woongebied Overtieringe. In de nabijheid van het plangebied is aantal andere agrarische bedrijven gelegen. Het fruitteeltbedrijven aan de Wemeldingse Zandweg en Goessestraatweg met de fruitpercelen. Tevens zijn agrarische bedrijven gevestigd aan Dijkwelsestraat en Dankerseweg.De andere agrarische bedrijven zijn verder van het plangebied gesitueerd.

Milieusituatie en toetsing van nieuwe ontwikkelingen
Direct mogelijk gemaakte ontwikkelingen (aan de Stationsstraat en de Biezelingsestraat) liggen op voldoende afstand van agrarische activiteiten (tussen de ontwikkeling aan de Stationsstraat en het fruitperceel ten zuiden van het spoor bevindt zich circa 60 m afstand).

De ontwikkelingslocatie voor de brede school en woningbouw aan de Vroonlandseweg ligt dicht nabij een fruitperceel. In verband met gewasbeschermingsmiddelen dient tussen het fruitperceel en gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, speelplaatsen maar ook horeca) 50 m afstand te worden aangehouden. Daarmee is het gebied maar beperkt geschikt voor de ontwikkeling van deze gevoelige functies. In de regeling wordt hiermee rekening gehouden.

Overige ontwikkelingen worden gerealiseerd via een wijzigingsbevoegd en zullen later worden getoetst aan het aspect milieuhinder van agrarische bedrijven. Voor het perceel aan het eind van de Vroonlandseweg dient bijvoorbeeld rekening te worden gehouden met de afstanden uit het besluit glastuinbouw ten opzichte van glastuinbouwbedrijven in de directe nabijheid.

Conclusie
Door voldoende afstand aan te houden ten opzichte van agrarische activiteiten wordt milieuhinder ter plaatse van woningen worden vermeden. Bestaande situaties kunnen eventueel worden vastgelegd via een milieuvergunning.