direct naar inhoud van Regels
Plan: Dreumel, Oude Maasdijk 36 Dreumel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.DREOudeMaasdijk36-BON1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Dreumel, Oude Maasdijk 36 Dreumel met identificatienummer NL.IMRO.0668.DREOudeMaasdijk36-BON1 van de gemeente West Maas en Waal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een vlak door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.8 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.11 bed and breakfast

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, zonder kookgelegenheid.

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bedrijf aan huis

een bedrijf, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.14 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.15 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.16 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • c. bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.
1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een (bedrijfs)woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (bedrijfs)woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bijgebouw

een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 EHS

Ecologische Hoofdstructuur;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.33 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:

  • categorie 1: een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt;
  • categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
  • categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
  • categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning);
  • categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en/of bed & breakfast;
1.34 huishouden

één of meerdere personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen) waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid.

1.35 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.36 kamer

Een onzelfstandige woonruimte in een woning of vrijstaand bijbehoren bouwwerk, die geen eigen adres en/of toegang heeft en waarbij een of meerdere voorzieningen zoals woonkamer, keuken, toilet en/of badkamer niet binnen de woonruimte aanwezig zijn. Tevens zijn de wel in een onzelfstandige woonruimte aanwezige voorzieningen uitsluitend bedoeld voor gebruik door de bewoner van die onzelfstandige woonruimte.

1.37 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;

1.38 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.39 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.41 overnachtingsplaats

een plaats bedoeld voor het bieden van mogelijkheden tot overnachting, waarbij geldt dat 1 bed voor 1 persoon is bedoeld en dus 1 overnachtingsplaats is;

1.42 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • c. indien volledig in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het gemiddelde waterniveau ter plaatse van het bouwwerk;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 seksinrichting

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 standplaats

een in of op het (kampeer)terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, onder andere middels nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het tijdelijk plaatsen van een kampeermiddel ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.46 twee-aaneen gebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.47 uitbouw

aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;

1.48 vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van andere hoofdgebouwen;

1.49 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.50 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.51 wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning als bedoeld in 1.52;

1.52 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 Bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders vermeld staat;

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.4 De hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk
  • a. tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor woningen dat bouwlagen met gevelopeningen (opening in een gevel voor o.a. een deur, een venster, etc.), die geheel of gedeeltelijk boven peil gelegen zijn, meegerekend worden bij de bepaling van de inhoud van een bouwwerk.
2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 Het gebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

Bij het meten van en afstand wordt gemeten vanaf het hart van de lijn naar het hart van de lijn (hart op hart).

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de 'wijze van meten' als vermeld in artikel 2.1 worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, timpanen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,0 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één woning per bestemmingsvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn uitsluitend woningen in de typen 'vrijstaand' en/of 'twee-aaneen' toegestaan;
  • c. maximaal 40 % van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht ten dienste van een beroep aan huis;
  • d. bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';

met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, erven en tuinen.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Indien in een bestemmingsvlak bouwvlakken zijn aangeduid zijn hoofdgebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de maatvoering van de gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak is als volgt:

woning   maximaal  
goothoogte   5 m  
bouwhoogte   10 m  
inhoud   800 m3  
  minimaal  
afstand zijdelingse perceelgrens   3 m  
afstand voorgevel tot wegas   11 m  
 
bijbehorende bouwwerken   maximaal  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  
afstand tot woning   20 m  
gezamenlijke oppervlakte   80 m2  
  minimaal  
achter de gevel van de woning op een afstand van   3 m  
 
andere bouwwerken   maximaal  
de hoogte van andere bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning   1 m  
de hoogte van andere bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning   2,5 m  

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  • b. de (goot)hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein;

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Vergroten inhoud woning binnen het gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de woning, als bedoeld in lid 3.2, sub a, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de woning is gelegen onder de volgende voorwaarden:

  • a. Deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor woningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

3.4.2 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid 3.2, sub a, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten onder de volgende voorwaarden:

  • a. De (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot van 80 m² naar maximaal 150 m2 waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte tot een oppervlakte van maximaal 120 m2 maximaal 3 en 6 m mag bedragen. Bij een oppervlakte van meer dan 120 m2 tot het maximum van 150 m2 geldt een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  • b. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 % van het bestemmingsvlak innemen;

Deze bevoegdheid tot het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied.

3.4.3 Herbouw bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid 3.2, sub a, en sublid 3.4.2 en de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken vergroten in ruil voor de sloop van ontsierende bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:

  • a. Van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken die aanwezig is boven 150 m² mag 50 % worden teruggebouwd, mits de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen na herbouw niet meer bedraagt dan 250 m2;
  • b. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 % van het bestemmingsvlak innemen;
  • c. indien het nieuwe bijbehorend bouwwerk, gelegen binnen de EHS, niet gebouwd wordt binnen de contouren van de gesloopte gebouwen mag geen onevenredige aantasting van de waarden van de EHS plaatsvinden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning om af te wijken voor bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 ten behoeve van de uitoefening een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. voor wat betreft detailhandel er geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur van de gemeente West Maas en Waal mag ontstaan;
  • f. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m²;
  • g. detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen
4.2.1 Vergunningplicht

Het is toegestaan om een bodemingreep uit te (laten) voeren. Hierbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'waarde archeologie 1' bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 100 m2 en hoger dan 70 cm;
  • b. 'waarde archeologie 2' bodemingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 500 m2 en hoger dan 70 cm;

alleen zijn toegestaan indien een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen is verkregen. Deze regeling geldt ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

4.2.2 Uitzonderingsregeling

Het bepaalde in sublid 4.2.1 is niet van toepassing indien reeds in het kader van een planologische procedure er een selectiebesluit is genomen over de archeologische waarde.

4.2.3 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, indien het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de in sublid 4.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

4.2.4 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.2.5 Verbinden van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in sublid 4.2.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  • b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in sublid 4.2.1 te veranderen en/ of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Herbouw woningen

Herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  • 1. de herbouw plaats vindt binnen het bestemmingsvlak;
  • 2. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • 3. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

6.2 Bestaande maten

In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1.1, sub c, van de Wabo, wordt in ieder geval beschouwd het gebruik van gronden en/of bouwwerken als:

  • a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3,0 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  • d. stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
  • e. de kamergewijze bewoning van kamers in woningen en/of bijbehorende bouwwerken;
  • f. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
  • g. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quad rijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden.

7.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in lid 7.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

7.3 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 7.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

 

7.4 Parkeren
  • a. het gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming is alleen dan toegestaan, als voldaan wordt aan de parkeernormen zoals vastgelegd in de ‘Nota Parkeren’ zoals vastgesteld door de gemeenteraad van West Maas en Waal op 12 september 2013 en in werking getreden op 1 oktober 2013. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels, zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag, worden toegepast.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4,0 m;
  • b. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  • c. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een maximum bouwhoogte van 15,0 m.

8.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van lid 8.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5,0 m en de bouwgrens niet meer dan 10,0 m worden verschoven;
  • b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een maximum goothoogte van 4,0 m;
  • c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, één en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 10 % wordt vergroot of verkleind.

9.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van lid 9.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Strijdigheid bij dubbelbestemmingen

In geval van onderlinge strijdigheid tussen de regels van de dubbelbestemmingen treden de partijen wiens belangen/functies in de dubbelbestemmingen worden beschermd met elkaar in overleg.

10.2 Gebruiken en uitvoeren
  • a. Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken;
  • b. Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • c. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10 %.
  • d. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Dreumel, Oude Maasdijk 36 Dreumel'