Plan: | Buitengebied, Zijvond 4 Dreumel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0668.BUIzijvond4drml-OH01 |
In de loop van de 9e eeuw is het Land van Maas en Waal permanent bewoond geraakt. Altforst en Alphen worden voor het eerst schriftelijk vermeld in de 12e eeuw. De oudste bebouwingplaatsen ontstonden op de rivierduinen, toch worden Appeltern, Dreumel en Wamel in kronieken vermeld in het begin van de 9e eeuw. Leeuwen en Maasbommel worden in de 14e eeuw vermeld, maar zijn vermoedelijk ook ouder. De bebouwingsplaatsen in de gemeente West Maas en Waal zijn over het algemeen lintvormig ontstaan aan de wegen op de oeverwallen langs de Waal en de Maas. Tot 1940 veranderde er weinig in de stedenbouwkundige opzet van de dorpen. De bebouwing vond plaats langs bestaande wegen als uitbreiding of als verdichting van het lineaire patroon, zonder nieuwe gehuchtvorming. De uitbreidingen vonden tot 1940 vooral plaats in Wamel en Beneden-Leeuwen, in mindere mate in Dreumel. Opvallend is dat de kernen langs de Maas in nog mindere mate zijn uitgebreid. De bebouwingsstructuur laat dan ook een tweedeling zien. De grotere dorpen (Dreumel, Wamel, Beneden-Leeuwen en Boven-Leeuwen) bevinden zich aan de Waal en de kleinere dorpen (Alphen, Maasbommel en Appeltern) aan de Maas. Reden voor dit verschil is dat bij de dorpen aan de Maas de dijk als ontginningsbasis heeft gediend in verband met de breedte van de oeverwal. Omdat de oeverwallen aan de Maas smaller zijn, was de kans op dijkdoorbraken en overstromingen groter dan aan de Waal. Als gevolg hiervan vestigde men zich op de hoogst mogelijke woonplaats.
De directe omgeving van het plangebied is een typisch komgebied met verscheidene agrarische bedrijven.
West Maas en Waal is van oorsprong een sterk agrarische gemeente. De kom is ingericht op een goed functionerend agrarisch landschap en zal zijn openheid behouden. De kom biedt namelijk goede voorwaarden voor de uitoefening van agrarische bedrijven (goede ontsluiting, bodemopbouw, weinig belemmeringen). De agrarische sector zal met name in de kom blijven voortbestaan en schaalvergroting van de agrarische bedrijven zal plaatsvinden. De ontwikkelingsmogelijkheden in de kom zijn gezien het agrarische karakter geënt op het VAB-beleid. Nevenactiviteiten zijn onder voorwaarden toegestaan. Hiermee wil men menging van functies in de kom stimuleren. De functies zijn kleinschalig en beperken de zittende agrariërs niet, maar dragen wel bij aan de levendigheid en duurzaamheid van de kom. In de Structuurvisie buitengebied 2020 zijn het VAB-beleid en de mogelijkheid tot het uitoefenen van nevenfuncties verwoord.
De belangrijkste (verbindings)wegen, zowel aan de Waal als aan de Maaskant, bevinden zich op de oeverwal. De wegenstructuur op de oeverwal is een historisch gegroeid wegenpatroon. De wegenstructuur in het komgebied is rationeel en het oorspronkelijke gridpatroon is nog duidelijk te herkennen. De noord-zuidverbindingen tussen het Waal- en Maasgedeelte betreffen veelal van oorsprong oude weteringen, kaden of veedriften die vanuit de kernen werden verlengd door de kom. Als gevolg hiervan kreeg het wegennetwerk een gridpatroon. De verbinding tussen Dreumel en Alphen is een van de oudste noord-zuidverbindingen en dateert in elk geval al van voor 1860. De andere noord-zuidverbindingen zijn later gerealiseerd. Na 1933 werd de Van Heemstraweg doorgetrokken tot aan Dreumel, waardoor het gebied beter ontsloten werd. In 1952 is de Van Heemstraweg voltooid. Rond de jaren ’30 werd de infrastructuur in dit gebied aanzienlijk verbeterd. In 1974 werd de Prins Willem Alexanderbrug aangelegd over de Waal, waardoor het gebied beter aangesloten werd op het regionale en landelijke verkeersnetwerk.
Lange tijd vormden de Maas en de Waal de voornaamste verbindingroutes. De rivieren vormden belangrijke waterverbindingen met het achterland. Langs de Maas en de Waal bevonden zich diverse veren om het gebied goed te kunnen bereiken. Als gevolg van de Maasverbeteringswerkzaamheden is een aantal veren langs de Maas verdwenen of verplaatst. Voorbeelden van nog bestaande veren zijn het veer bij Lith, het veer bij de Nieuwe Schans/Oijen, het veer bij Maasbommel en het veer bij Megen.
Momenteel wordt de hoofdstructuur van het wegennet bepaald door de N322 (Van Heemstraweg (tot aan de kom van Beneden-Leeuwen) en de Maas en Waalweg), de N329 (Noord Zuid), Prins Willem Alexanderbrug (N323), de Dijkgraaf de Leeuwweg en de kortsluiting tussen de Van Heemstraweg en de Dijkgraaf de Leeuwweg via de Nieuwestraat/Lindenlaan. Dit is de noord-zuid verbinding tussen Dreumel en Alphen. Twee andere belangrijke noord-zuid verbindingen zijn de Nieuwe Weg en de Veesteeg/Sluissestraat.