hoofdstuk 1 Inleidende regels
1.1 plan
het bestemmingsplan Boven-Leeuwen, Kampsestraat 2 met identificatienummer NL.IMRO.0668.BOVKampsestraat2-BOH1 van de Gemeente West Maas en Waal;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak
een vlak door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
1.6 afhankelijke woonruimte
een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw of bijbehorend bouwwerk;
1.8 archeologisch monument
terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.10 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1,0 m boven peil en buitenwerks gemeten;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;
1.13 bed en breakfasts
een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
1.14 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.15 bedrijf aan huis
een bedrijf, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.16 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een (bedrijfs)woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (bedrijfs)woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.20 bijgebouw
een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.21 bodemingreep
- grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het verlagen en verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.
1.22 Beroep aan huis
een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 carport
een bouwwerk, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een (motor)voertuig;
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.34 huishouden
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.35 inwoning
het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;
1.36 kamerbewoning
onzelfstandige woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;
1.37 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;
1.39 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;
1.40 peil
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- voor woon en/of werkschepen: de waterlijn;
1.41 permanente bewoning
bewoning door (het huishouden van) een persoon of door daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;
1.42 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.43 seksinrichting
een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.44 uitbouw
aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;
1.45 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.46 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.47 vrijstaande woning
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.48 waterberging
Een voorziening met vrij beschikbare ruimte waarin een overschot aan (regen)water tijdelijk kan worden geborgen;
1.49 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Gebouwen en andere bouwwerken
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- bebouwingspercentage: het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders vermeld staat;
- de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- De hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
- de inhoud van een bouwwerk:
- tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor woningen dat bouwlagen met gevelopeningen (opening in een gevel voor o.a. een deur, een venster, etc.), die geheel of gedeeltelijk boven peil gelegen zijn, meegerekend worden bij de bepaling van de inhoud van een bouwwerk.
- de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerksegevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- het bebouwd oppervlak van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
Bij het meten van en afstand wordt gemeten vanaf het hart van de lijn naar het hart van de lijn (hart op hart).
2.2 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van de 'wijze van meten' als vermeld in art. 2.1 worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, timpanen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
- water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
3.2.1 gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
- de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- waterhuishoudkundige doeleinden;
- waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', naast de aldaar voorkomende bestemming;
- waterlopen met daarbij behorende taluds, bermen, groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, kunstwerken en kademuren;
met daarbij behorende andere bouwwerken, waaronder bruggen, dammen, steigers en/of duikers.
4.2 Bouwregels
Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Andere bouwwerken
De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.
4.2.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Hieronder wordt in ieder geval begrepen:
- het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonboten;
- het gebruik van de gronden voor klei-, zand- en grindwinning of voor het storten van baggerspecie en/of verontreinigde grond.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht ten dienste van een beroep aan huis;
met de daarbij behorende:
- tuinen en erven;
- water, waterberging en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- per bouwvlak is één woning toegestaan waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangeduid;
- voor zover is aangegeven mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
- de maatvoering van de gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak is als volgt:
| |
| |
| |
| |
afstand zijdelingse perceelsgrens | |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
achter de voorgevel van de woning op een afstand van | |
| |
de hoogte van andere bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning | |
de hoogte van andere bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning | |
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
- de (goot)hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Vergroten inhoud woning
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van
artikel 5 lid 2 sub c, waarbij de woning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:
- De uitbreiding tot een maximum van 800 m³ moet plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak. De uitbreidingsbevoegdheid geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied;
- De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.
5.4.2 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de
artikel 5 lid 2 sub c, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten onder de volgende voorwaarden:
- de (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot van 80 naar maximaal 150 m2 waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte tot een oppervlakte van maximaal 120 m2 maximaal 3,0 en 6,0 m mag bedragen. Bij een oppervlakte van meer dan 120 m2 tot het maximum van 150 m2 geldt een bouwhoogte van maximaal 5,0 m;
- de totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Vergunningplicht
Het is toegestaan om een bodemingreep uit te (laten) voeren. Hierbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding:
- 'overige zone - waarde archeologie 1' bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 100 m² en hoger dan 70 cm;
- 'overige zone - waarde archeologie 3' bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 100 cm of/dan wel ophogen groter dan 1.000 m² en hoger dan 70 cm;
- 'waarde archeologie 4' bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 150 cm of/dan wel ophogen groter dan 1.000 m² en hoger dan 70 cm;
alleen zijn toegestaan indien een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen is verkregen. Deze regeling geldt ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
6.2.2 Uitzonderingsregeling
Het bepaalde in
artikel 6 lid 2.1 is niet van toepassing indien reeds in het kader van een planologische procedure er een selectiebesluit is genomen over de archeologische waarde.
6.2.3 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/of een omgevingsvergunning voor het bouwen
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, indien het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de in
artikel 6 lid 2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.
6.2.4 Onderbouwing van de aanvraag
Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
6.2.5 Verbinding van voorschriften
Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 6 lid 2.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
- de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 6 lid 2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.
hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Gebruiksverbod
Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1.1, sub c, van de Wabo, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
- staan- of ligplaats voor onderkomens;
- opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
- stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
- seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
- het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross quadrijden, modelvliegtuig).
9.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in
artikel 9 lid 1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
9.3 Voorwaardelijke verplichting behoud haag
Voor de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen– groene erfafscheiding' geldt het volgende:
Woningen zoals bedoeld in
artikel 5 lid 1 mogen niet worden gebruikt indien niet voldaan wordt aan het volgende:
- ter plaatse van de aanduiding 'functieaanduiding - groene erfafscheiding' moet een groene inheemse erfafscheiding worden aangelegd en in stand gehouden.
9.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het gebruik van de gronden overeenkomstig met
artikel 5 lid 1 is uitsluitend toegestaan nadat de landschappelijke inpassing als bedoeld in
bijlagen bij de regels, bijlage 1 is gerealiseerd en in stand wordt gehouden en beheerd.
9.5 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie
Het gebruik van de gronden overeenkomstig met
artikel 5 lid 1 is uitsluitend toegestaan nadat de waterberging zoals bedoeld in
artikel 4 lid 1 sub b op het perceel is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
9.6 Voorwaardelijke verplichting parkeren
Het gebruik van de gronden overeenkomstig met
artikel 5 lid 1 is uitsluitend toegestaan nadat is aangetoond dat er wordt voldaan aan de Nota Parkeren en haar rechtsopvolgers.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4,0 m;
- het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3,0 m worden verschoven;
- het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15,0 m.
10.2 Afwegingscriteria
Van de bevoegdheid in
artikel 10 lid 1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
- het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, één en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% wordt vergroot of verkleind.
11.2 Afwegingscriteria
Van de bevoegdheid van
artikel 11 lid 1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeren
- Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de Nota Parkeren en haar rechtsopvolgers.
- Een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de Nota Parkeren en haar rechtsopvolgers, met dien verstande dat dit uitsluitend noodzakelijk is voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en b, mits:
- het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
- voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien.
hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
‘Regels van het bestemmingsplan 'Boven-Leeuwen, Kampsestraat 2' van de gemeente West Maas en Waal.