Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, Van Heemstraweg 91 Beneden-Leeuwen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0668.BENVanHeemstra91-BOH1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Buitengebied, Van Heemstraweg 91 Beneden-Leeuwen" met identificatienummer NL.IMRO.0668.BENVanHeemstra91-BOH1 van de gemeente Gemeente West Maas en Waal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een vlak door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 afhankelijk woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.8 agrarisch bedrijf

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren;

1.9 agrarische gebouwen

gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een bedrijfswoning;

1.10 ander bouwwerk

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.11 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.14 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.17 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.18 bedrijf aan huis

een bedrijf, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.21 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.22 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.26 bijgebouw

een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten

(streek)producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;

1.36 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;

1.37 extensieve dagrecreatie

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn fietsen en wandelen;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat functioneel van - hoofdzakelijk zelfstandig in eigendom zijnde, gehuurde of gepachte - grond, als productiefactor afhankelijk is voor het houden van dieren, de teelt van (voeder)gewassen of de weidegang van vee, zoals een veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf;

1.40 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 horeca

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of voedsel en dranken en/of exploiteren van zaalaccommodatie, niet-zijnde een coffeeshop;

1.42 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het houden van varkens, kippen, vleeskuiken, vleeskalveren, stieren voor roodvleesproductie, geiten, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen, of parelhoenders;

1.43 inwoning

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.44 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.45 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.46 landschappelijke waarde

waarde van een gebied in landschappelijk-esthetische en/of geomorfologische zin;

1.47 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;

1.48 meergeneratiewoning

meergeneratiewoning is een gebouw met geschakelde, zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden, appartementen of huizen met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een handicap en hun familie, waarbij de familie mantelzorg verleent. De zorgvrager woont in een aparte wooneenheid, maar staat in directe verbinding met zijn of haar mantelzorger;

1.49 natuur

alle levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen;

1.50 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de aanwezigheid en de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.51 nevenfuncties

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.52 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

  1. voor zover het een veehouderij betreft: een intensieve veehouderij;
  2. voor zover het een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij betreft: een agrarisch bedrijf dat functioneel niet of nagenoeg niet afhankelijk is van grond als productiefactor, maar waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen, zoals een champignonkwekerij of pot- en containerteelt.

1.53 normaal (agrarisch) beheer

het regulier bestaande beheer dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden;

1.54 normaal (agrarisch) onderhoud

het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.

1.55 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.56 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.57 ondergronds

onder peil;

1.58 peil

  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • voor woon en/of werkschepen: de waterlijn;

1.59 permanente bewoning

bewoning door (het huishouden van) een persoon of door daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.60 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.61 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig voor wisselende bewoning bedoeld gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.62 schuilgelegenheid dieren

een vrijstaand gebouw voor het tijdelijk stallen van hobbymatig of bedrijfsmatig gehouden dieren;

1.63 seksinrichting

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.64 sierteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van siergewassen;

1.65 (sleuf)silo

een bouwwerk - geen mestopslagplaats zijnde - voor het opslaan van agrarische producten;

1.66 straatmeubilair

bij de openbare weg behorende bouwwerken;

1.67 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen- en boomteelt, te onderscheiden in tijdelijke en permanente voorzieningen:
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 7 maanden in de periode 1 maart tot en met 30 november, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie, lage tunnels. Verankerde palen en constructie, zijn de enige onderdelen van deze voorzieningen, die permanent aanwezig mogen zijn.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn het gehele jaar toegestaan.

1.68 uitbouw

aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;

1.69 wegen

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.70 wet/wettelijke regeling

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.71 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.72 zorgboerderij

een (functionerend) agrarisch bedrijf waar zorgactiviteiten gecombineerd worden met agrarische activiteiten. Op de locatie wordt op kleine schaal opvang geboden aan zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) met name agrarische werkzaamheden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders vermeld staat;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.8 ondergeschikte onderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, timpanen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
 
Bij het meten van en afstand wordt gemeten vanaf het hart van de lijn naar het hart van de lijn (hart op hart).

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Oeverwal

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Oeverwal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische doeleinden en;
    1. grondgebonden agrarische bedrijven;
    2. een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'; 
    3. een intensieve veehouderij buiten de aanduiding 'intensieve veehouderij' met dien verstande dat: 
      1. deze functie uitsluitend is toegestaan voor zover deze bestond ten tijde van vaststelling van dit plan; 
      2. het aantal dieren niet mag worden vergroot; 
    4. een niet-grondgebonden agrarische bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'niet grondgebonden'
  2. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en ecologische waarden;
  3. het uitoefenen van een beroep aan huis of een bedrijf aan huis waarvoor maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. watergangen;
met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
3.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bouwvlak
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken dienen binnen het 'bouwvlak' te worden gebouwd; Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf en één bedrijfswoning toegestaan.
  2. maximaal 25% van de oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen tot een totale maximale vloeroppervlakte van 350 m² mag worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties, als bedoeld in bijlage 1 'Toegelaten functies' mits:
    1. de toegelaten nevenactiviteiten plaatsvinden naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    2. geen buitenopslag plaatsvindt ten behoeve van deze nevenfuncties;
    3. geen sprake is van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
    4. geen detailhandel plaatsvindt anders dan detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten tot een vloeroppervlakte met een maximum van 80 m²;
  3. de maatvoering van de gebouwen (bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen), bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken is als volgt: 
BedrijfsgebouwenMaximaal
goothoogte 6 m
bouwhoogte12,5 m
Bijbehorende bouwwerken Maximaal
goothoogte3 m
bouwhoogte6 m
oppervlakte80 m²
 Minimaal
achter de voorgevel van de woning op een afstand van 1 m
Andere bouwwerken Maximaal
bouwhoogte mestsilo (goothoogte) 8,5 m (4 m)
bouwhoogte sleufsilo's 6 m
bouwhoogte overige silo's 15 m
bouwhoogte erfafscheidingen 2 m
bouwhoogte overige bijbehorende bouwwerken 6 m
bouwhoogte hooiberg (goothoogte en oppervlakte) 9 m (6 m en 36m²)
  1. tijdelijke en/of permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegelaten. Voor een permanente teeltondersteunende voorziening geldt een oppervlakte van maximaal 1.500 m²;
  2. per bedrijf is maximaal 1 windmolen/windturbine toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. geplaatst in de nabijheid van aanwezige gebouwen binnen het bouwvlak;
    2. de hoogte is maximaal gelijk aan de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen;
    3. de afstand tot een ondergrondse hoge druk aardgasleiding bedraagt minimaal de masthoogte plus 1/3 van de lengte van het rotorblad;
    4. de afstand tot gasontvangstations bedraagt minimaal de masthoogte plus de lengte van het rotorblad.
3.2.2 Andere bouwwerken buiten het bouwvlak
Voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:
  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan. Deze mogen worden opgericht in de periode 1 maart t/m 30 november voor een maximale duur van 7 maanden. De verankerde palen en constructies mogen permanent aanwezig zijn. De hoogte van deze voorzieningen bedraagt maximaal 6 meter;
  2. de hoogte van andere bouwwerken zoals steigers, banken, picknicktafels, informatievoorzieningen, bewegwijzering ten behoeve van recreatief medegebruik bedraagt maximaal 2 meter;
  3. de hoogte van perceelafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.

3.3 Nadere eisen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
    1. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de natuur- en landschapswaarden, als bedoeld in lid 3.1 sub b;
    2. afmetingen en vorm van gebouwen en andere bouwwerken, indien dat noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid of om aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen te voorkomen dan wel een goede landschappelijke inpassing te bereiken;
  2. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Vergroten agrarisch bouwvlak tot 1,5 ha
Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak vergroten tot maximaal 1,5 ha onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximale toegelaten oppervlakte voor uitbreiding heeft geen betrekking op de gronden die nodig zijn voor de aanleg van de erfbeplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  2. het bouwvlak dient zó te worden vergroot dat de afstand tot de naastgelegen bedrijven niet wordt verkleind. De bebouwing dient, mede daarom, in de lengterichting haaks op de weg te worden geplaatst (tenzij een goede stedenbouwkundige inpassing vraagt om plaatsing parallel aan de weg);
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.4.2 Vergroten inhoud bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid 3.2.1 sub c, waarbij de bedrijfswoning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:
  1. de uitbreiding tot een maximum van 800 m³ moet plaatsvinden binnen het bouwvlak;
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.
3.4.3 Vergroten inhoud bedrijfswoning binnen het gebouw
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning, als bedoeld in lid 3.2.1 sub c, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de bedrijfswoning is gelegen onder de volgende voorwaarde:
  1. deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor bedrijfswoningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.4.4 Bouw tweede bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid 3.2.1 sub a, om de tweede bedrijfswoning toe te staan onder de volgende voorwaarden:
  1. de initiatiefnemer moet op basis van een advies van een onafhankelijke door de gemeente aan te wijze deskundige aantonen dat de werkzaamheden op het bedrijf een omvang hebben van ten minste twee volwaardige arbeidskrachten. De noodzaak van een tweede bedrijfswoning moet op het moment van de aanvraag en op de lange termijn worden aangetoond;
  2. de tweede bedrijfswoning moet in beginsel worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;
  3. de tweede bedrijfswoning dient aan de wegzijde van het agrarische bouwperceel te worden opgericht
  4. het bouwvlak mag worden vergroot met maximaal 200 m² als dit leidt tot een ruimtelijk betere situatie;
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.
3.4.5 Bouw verblijfsruimten voor zorgboerderij
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid 3.2.1 sub a, om bestaande bedrijfsbebouwing in te richten/te verbouwen voor een zorgfunctie onder de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. maximaal 25% van de oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt tot een totale maximale vloeroppervlakte van 350 m².
3.4.6 Paardenbak
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van d lid 3.2.1 sub a, om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:
  1. een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  2. de aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de woning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  3. de afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  4. de afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  5. de hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter.
3.4.7 Melkstal en schuilgelegenheid dieren
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid 3.2.1 sub a , en lid 3.2.1 sub b, om een melkstal of een schuilgelegenheid voor dieren toe te staan onder de voorwaarden:
  1. het perceel waarop de melkstal en/of schuilgelegenheid wordt gebouwd, grenst niet aan het huisperceel van de eigenaar.
  2. de de melkstal en/of schuilgelegenheid dienen op verantwoorde wijze landschappelijk te worden ingepast;
  3. de schuilgelegenheid heeft een oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m en wordt afgedekt met een kap. De schuilgelegenheid is aan één zijde open zodat dieren onbelemmerd in/uit de schuilstal kunnen gaan;
  4. de melkstal heeft een oppervlakte van maximaal 50 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m
  5. de melkstal en/of schuilgelegenheid is geen stal voor permanent verblijf van dieren;
  6. het opslaan van materiaal is niet toegestaan.
3.4.8 Mestopslag buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid 3.2.1 sub a om een mestopslagplaats buiten het bouwvlak toe te staan onder de voorwaarden:
  1. opslag is feitelijk of vanwege milieuhygiënische redenen niet mogelijk binnen het bouwvlak;
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. de oppervlakte van de mestopslag bedraagt maximaal 750 m² en de hoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  4. de mestopslag dient aan te sluiten op het bouwvlak van het betreffende agrarisch bedrijf;
  5. deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op bouwvlakken met een oppervlakte van meer dan 2 ha.
3.4.9 Recreatieve nevenfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid 3.2.1 sub b, waarbij kleinschalige kampeerterreinen en verenigings-/groepskamperen kunnen worden toegelaten onder de volgende voorwaarden:
  1. de aanleg is mogelijk op of in aansluiting op het bouwvlak
  2. het gebruik van de staanplaatsen is beperkt tot het kampeerseizoen (15 maart t/m 31 oktober);
  3. het terrein dient landschappelijk zorgvuldig te worden ingepast; de landschappelijke inpassing en ruimtelijke inrichting van het terrein dient te worden vastgelegd in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  4. sanitaire voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak aangelegd, bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing of in nieuwbouw die op de bestaande bebouwing aansluit; de oppervlakte van deze voorziening bedraagt maximaal 50 m² en de hoogte bij uitbreiding van de bestaande bebouwing bedraagt maximaal 6 m;
  5. een recreatieruimte/kantine toegestaan, bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing of in nieuwbouw die op de bestaande bebouwing aansluit; De oppervlakte van deze voorziening bedraagt maximaal 100 m² en de hoogte bij uitbreiding van de bestaande bebouwing bedraagt maximaal 6 m;

3.5 Specifieke gebruiksregels

 
3.5.1 Algemeen
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Daaronder wordt in ieder geval begrepen:
  1. het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het bouwvlak;
  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en producten tenzij:
    1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    2. dit plaatsvindt ten behoeve van een toegestane niet-agrarische nevenactiviteit binnen de bestaande bebouwing;
  3. detailhandel, tenzij het detailhandel betreft als ondergeschikte nevenactiviteit in zelf vervaardigde en/of voortgebrachte producten;
  4. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf de grens van:
    1. de bestemming 'Wonen';
    2. de kernen Alphen, Altforst, Appeltern, Beneden-Leeuwen, Boven-Leeuwen, Dreumel, Maasbommel en Wamel, en de overige gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als gronden vallend buiten het plan;
    3. de bestemming 'Recreatie' met de (verblijfs)recreatieterreinen, als bedoeld in bijlage 4 Recreatie', en de (verblijfs)recreatieterreinen grenzend aan de gronden van dit bestemmingsplan;
  5. het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, recreatieappartement, groepsaccommodatie, een mobiel kampeervoertuig of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor permanente bewoning;
  6. het in gebruik geven, nemen en hebben van (delen van) ruimten of gebouwen bestemd voor een zorgfunctie voor zelfstandige bewoning;
  7. het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, anders dan de daarvoor bij dit bestemmingsplan aangewezen gronden;
  8. het geheel of gedeeltelijk onder peil stallen van dieren;
  9. het is verboden om binnen een gebouw dieren te houden op meer dan één bouwlaag.
3.5.2 Toename van ammoniakdepositie
  1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de wijziging en/of uitbreiding van de bestaande veestapel en/of ten behoeve van de oprichting en/of wijziging en/of uitbreiding van mestbewerking, waarbij een toename van ammoniakdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden plaatsvindt;
  2. Tot het strijdige gebruik als bedoeld onder a wordt niet gerekend de depositie van ammoniak waarvoor toestemming is door middel van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming.  De vergunning, met de daarbij maximale depositie welke is toegestaan vanuit het plangebied, is bijgevoegd als bijlage 4 bij deze regels.
3.5.3 Dieren met geuremissiefactor
Binnen het plangebied is het niet toegestaan om dieren te houden met een geuremissiefactor, zoals vastgelegd in bijlage 1 van de Regeling geurhinder en veehouderij.
3.5.4 Dieraantallen
Binnen het plangebied mogen maximaal 222 dieren in met de categorie A3.100 en maximaal 25 dieren met de categorie A7.100 aanwezig zijn.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.6.1 Verkleining zone bij gebruik gewasbeschermingsmiddelen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 sub d, voor een verkleining van de zone van 50 meter bij het in gebruik nemen van nieuwe gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien aangetoond wordt dat er geen ongewenste effecten optreden voor aanwonenden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7.1 Verbod
Het is verboden op de tot 'Agrarisch - Oeverwal' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
  1. het beplanten van gronden met houtgewas;
  2. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kunnen hebben;
  3. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
  4. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, groter dan 250 m²;
  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
3.7.2 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:
  1. die in het kader van het normale agrarische beheer en onderhoud worden verricht of ter uitvoering van het Landschapontwikkelingsplan;
  2. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  3. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
3.7.3 Afwegingscriteria
Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

3.8.1 Vergroten agrarisch bouwvlak tot 2 ha
Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak vergroten tot maximaal 2 ha onder de volgende voorwaarden:
  1. het bouwvlak dient zó te worden vergroot dat de afstand tot de naastgelegen bedrijven niet wordt verkleind. De bebouwing dient, mede daarom, in de lengterichting haaks op de weg te worden geplaatst (tenzij een goede stedenbouwkundige inpassing vraagt om plaatsing parallel aan de weg);
  2. de economische noodzaak van de wijziging dient te worden aangetoond;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing gebaseerd op een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan. De stroken die nodig zijn voor de erfbeplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing worden niet meegerekend bij de nieuwe toegelaten oppervlakte;
  4. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.8.2 Wijziging agrarisch bedrijf in woonfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' van een bouwvlak wijzigen in 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:
  1. de regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor recent vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen maar ook voor eerder vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen die minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  2. functieverandering mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven;
  3. nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  4. bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe functie;
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. de initiatiefnemer heeft bij sloop van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen de keuze zijn bestaande woning uit te breiden, een extra woning te bouwen of nieuwe bijbehorende bouwwerken op te richten:
    1. bij sloop van alle agrarische bedrijfsgebouwen mag de (voormalige) bedrijfswoning tot maximaal 1.200 m³ worden uitgebreid. De toegestane inhoud van de uitbreiding is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen, zoals vermeld in onderstaande tabel: 
Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m² Extra uitbreiding woning in m³
0-750 m² 0,5 m³ per gesloopte m²
> 750 m² 0,35 m³ per gesloopte m²
 
    1. bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel: 
      Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m²
      Volume extra woning in m³
      0-1.000 bouw extra woning niet mogelijk
      > 1.000 bouw woning van maximaal 800 m³
    2. om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
      • voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m²;
      • de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
    3. bij sloop van alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag 60% van de gesloopte oppervlakte als bijbehorend bouwwerk van de bestaande bedrijfswoning worden teruggebouwd onder voorwaarde dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (bestaand en nieuw) maximaal 200 m² bedraagt;
  1. de bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' van het bouwvlak vervalt;
  2. de regels van de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan "Buitengebied West Maas en Waal" van de gemeente West Maas en Waal zijn overeenkomstig van toepassing.
3.8.3 Wijziging agrarisch bedrijf in niet-agrarische functie
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' van een bouwvlak wijzigen in 'Bedrijf' onder de volgende voorwaarden:
  1. de regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor recent vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen maar ook voor eerder vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen (al dan niet met een woonbestemming) die minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  2. functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven;
  3. bij functieverandering moet de bestaande infrastructuur toereikend zijn voor de nieuwe functie; nieuwe functies mogen geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
  4. bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe bedrijfsfunctie;
  5. nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  6. een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  7. buitenopslag van goederen en stalling buiten is niet toegestaan;
  8. de vestiging van bepaalde typen bedrijvigheid wordt alleen toelaatbaar geacht wanneer een deel van de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De hoeveelheid te slopen bedrijfsgebouwen is afhankelijk van de functie van het bedrijf dat zich er wil vestigen;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. in de onderstaande tabel zijn de soorten bedrijvigheid vermeld waarvoor de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen kunnen worden benut en de maximaal toegelaten oppervlakte van de gebouwen voor de nieuwe bedrijfsfunctie:
Categorie bedrijvigheidOmvang hergebruik
verblijfsrecreatie (geldt uitsluitend voor extensieve verblijfsrecreatie)500 m²
dagrecreatie 500 m² (voor horeca maximaal 250 m²)
agrarisch verwante bedrijven100%
overige aan het buitengebied gebonden bedrijven 100%
opslagbedrijven500 m² + 75% van de overtollige opstallen
overige bedrijven 500 m²
  1. de lijst van categorieën van bedrijvigheid, die opgenomen is in lid j, is nader uitgewerkt in een bedrijvenlijst die als bijlage 1 'Toegelaten functies' aan deze regels is toegevoegd;
  2. de bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' van het bouwvlak vervalt;
  3. het aantal personen dat verblijft binnen het plangebied mag, in verband met externe veiligheid, niet toenemen ten opzichte van het aantal personen dat met de huisige agrarische functie binnen het plangebied verblijft;
  4. de regels van de bestemming 'Bedrijf' uit het bestemmingsplan "Buitengebied West Maas en Waal" zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 4 Leiding - Gas

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
4.1.1 Algemeen
De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
4.1.2 Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

4.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het
bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid
van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij
de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien
geen kwetsbare objecten worden toegelaten. 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
  2. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
 

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding – Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 
4.5.2 Uitzonderingen op verbod
Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
  1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
4.5.3 Afwegingscriteria
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
4.5.4 Informatieplicht
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 4.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Herbouw woningen

  1. Herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    1. de herbouw plaats vindt binnen het bestemmingsvlak;
    2. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    3. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is;

6.2 Vrijwaringszone A-watergang

6.2.1 Vrijwaring
Binnen afstand van 5 meter, gerekend vanaf de bestemmingsgrens aan weerszijden van de A-watergang, zijn geen bouwwerken toegelaten.
6.2.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 6.2.1 en bouwwerken toelaten op grond van de onderliggende bestemmingen. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1.1, sub c, van de Wabo, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
  1. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 meter of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  4. stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
  5. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
  6. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quadrijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden.

7.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in lid 7.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

7.3 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 7.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
  1. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  3. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;

8.2 Afwegingscriteria

 Van de bevoegdheid in lid 8.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
  1. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, één en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% wordt vergroot of verkleind.

9.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid in lid 9.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 10 Algemene procedureregels

Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het opleggen van nadere eisen of een vermelde wijzigingsregel worden de volgende procedures gevolgd:

10.1 Nadere eisen (conform art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening)

Bij de voorbereiding van een besluit tot het opleggen van nadere eisen, opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:
  1. burgemeester en wethouders maken het voornemen tot het opleggen van nadere eisen van te voren in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  2. het voornemen tot het opleggen van nadere eisen alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  3. de bekendmaking houdt de mededeling in dat een belanghebbende schriftelijk zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  4. het besluit omtrent het opleggen van nadere eisen wordt met redenen omkleed;
  5. burgemeester en wethouders stellen de belanghebende van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Strijdigheid bij dubbelbestemmingen

In geval van onderlinge strijdigheid tussen de regels van de dubbelbestemmingen treden de partijen wiens belangen/functies in de dubbelbestemmingen worden beschermd met elkaar in overleg.

11.2 Gebruiken en uitvoeren

  1. Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken;
  2. Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied, Van Heemstraweg 91 Beneden-Leeuwen".
  
Aldus vastgesteld op: 09-12-2021