Plan: | Altforst, Kerkstraat-Kerkdwarsstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0668.ALTKerkKerkdwars-BOH1 |
Initiatiefnemers, eigenaren van het plangebied, zijn voornemens om extra woningen te realiseren op de percelen Kerkstraat 18 en Kerkdwarsstraat 6 en 8 te Altforst. Daarvoor zijn in beginsel onafhankelijk van elkaar onderstaande verzoeken ingediend bij de gemeente.
Kerkstraat 18
De eigenaar van de locatie heeft bij de gemeente een verzoek ingediend om op het vrijliggende deel van de kavel diverse woningtypen te mogen realiseren in de vorm van een inbreidingsplan. Het oorspronkelijke plan gaat uit van 5 starterswoningen in een soort T-boerderij-model aan de Kerkstraat zelf. Met dit model wordt aangesloten op de maat en schaal van de bebouwing aan de Kerkstraat. Hier staan meer tot woning verheven boerderijen. Ook qua goot- en nok-hoogte wordt daarmee aangesloten op het daar ter plaatse geldende bestemmingsplan. Ook qua architectuur wordt een dorpskarakter nagestreefd.
De 2 seniorenwoningen vormen een soort bescheiden tussengebied, laag gebouwd (eventueel met een klein kapje), als overgang richting de Boonakker en Kerkdwarsstraat. Deze woningen kennen uiteraard een levensloopbestendige plattegrond. Indien er meer parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd is een 3e seniorenwoning hier goed denkbaar.
Verder naar achteren zijn nog 2 Vrijstaande woningen gedacht, zij vormen een soort opmaat richting de Boonakker. Zij creëren de mogelijkheid om hier met die schaal van bebouwing en korrelgrootte op elkaar aan te sluiten. Ook hier is een levensloopbestendig programma uitgangspunt.
Parkeren en ontsluiten wordt ook weer op een dorpse manier opgelost. Waarbij dus de mogelijkheid ontstaat om in de toekomst het dorp meer compact en completer te maken.
Kerkdwarsstraat 6 en 8
In de kern Altforst is aan de Kerkdwarsstraat 6 & 8 vanaf de jaren ’60 de firma Daanen Altforst B.V. gevestigd. Deze situatie in de kern vraagt op enig moment dat het bedrijf wordt uitgeplaatst naar een beter passende plek. Het is actueel geworden doordat op het buurperceel (Kerkdwarsstraat 10) ook een woning gerealiseerd is wat milieukundig wordt belemmerd door het bedrijf (Daanen Altforst B.V.) dat op de huidige locatie gevestigd is.
De firma Daanen heeft aangegeven open te staan voor een bedrijfsverplaatsing, mits de mogelijkheid zou worden geboden om het weiland binnen de planlocatie te bebouwen. De bouw van 3 woningen is nodig om de bedrijfsverplaatsing en het saneren van de bestaande bedrijfslocatie te kunnen financieren. De bedrijfsverplaatsing is ook wenselijk voor de woon- en de leefkwaliteit in het centrumgebied van Altforst, die door de bouw van woningen en opheffing van de milieurechten zal verbeteren.
Vervolgens heeft (toen nog) Pouderoyen Compagnons op aanwijzing van de gemeente een geïntegreerde verkaveling uitgewerkt voor de deelllocaties, waarbij de bestaande woningen behouden blijven en onderdeel worden van een samenhangende stedenbouwkundige inbreiding met diverse woningtypen. Het plan sluit aan bij de bestaande stedenbouwkundige en landschappelijke karakteristieken van de locatie en leidt ertoe dat centrumdorpse woonstraatjes en doorsteekjes worden gecreëerd en dat beide deelplannen een stedenbouwkundig, ruimtelijk en functionele eenheid worden. Onderstaand is het plan weergegeven.
Stedenbouwkundig conceptplan.
Dit plan is vervolgens enkele malen besproken in de commissie voor ruimtelijke kwaliteit en vervolgens aangepast en uitgewerkt tot definitief stedenbouwkundig plan. Dit plan is hieronder weergegeven (zie ook Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan).
Het plan is inmiddels positief beoordeeld door de commissie (zie Bijlage 2 Advies commissie ruimtelijke kwaliteit, 12 nov. 2020). Daarin is aangegeven dat de commissie positief adviseert over het plan en daarbij nog een aantal aanbevelingen doet die in voorliggend bestemmingsplan als volgt zijn verwerkt:
- vastleggen besproken goot- en nokhoogtes;
- vastleggen besproken straat- en padbreedten;
- maatwerk bouwvlakbegrenzingen rond de doorsteek naar de Boonakker ter borging van de beoogde zichtlijn.
Definitief stedenbouwkundig plan
Om het planvoornemen planologisch-juridisch mogelijk te maken is een bestemmingswijziging noodzakelijk. In het huidige bestemmingsplan heeft de locatie weliswaar grotendeels een woonbestemming, maar zijn extra woningen en een benodigde aangepaste verkeersstructuur niet toegestaan. Onderstaand zal invulling worden gegeven aan de toelichting voor dit bestemmingsplan.
De planlocatie is centraal gelegen in de kern Altforst, oostelijk van de Kerkstraat en aan de zuidzijde van de Kerkdwarsstraat. Dit is een zijstraat van de Kerkstraat, een hoofdstraat van de kern. In de omgeving van de planlocatie is de oudere en diverse bebouwing aan de linten en in het centrum van Altforst ontstaan. Jongere en meer planmatige woningbouw is terug te vinden in de nieuwere woonstraten zoals de Boonakker (oostelijk van het plangebied).
De kadastrale percelen waar voorliggende inrichting op is gericht, zijn de percelen 505, 827, 915 en 916 (zijde Kerkdwarsstraat) en 1119 (zijde Kerkstraat). De omvang van deze percelen bij elkaar bedraagt ongeveer 5.035 m2 (Kerkdwarsstraat) en 3.653 m2 (Kerkstraat), ofwel gezamenlijk ca. 8.700 m2. Hierbinnen vallen de 3 huidige woningen Kerkstraat 18 en Kerkdwarsstraat 6 en 8. Deze woningen met bijgebouwen blijven behouden. Overige overtollige bebouwing en terreinverharding wordt gesloopt.
Figuur 2 Luchtfoto met in rode contour plangebied.
Het plangebied heeft binnen het bestemmingsplan 'Dorpen' de bestemmingen 'Wonen-1', 'Agrarisch' en "Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen het plangebied is ook de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie' ' van toepassing, met aanduidingen 1,2 en 3 en 5. Deze laatste differentiatie heeft te maken met de verwachtingswaarde. Het bedrijfsmatig gebruik van de locatie is overgangsrechtelijk nog steeds toegestaan.
Ten aanzien van de woonbestemming geldt dat er slechts woningen binnen de bouwvlakken mogen worden gebouwd. De toevoeging van extra woningen conform het stedenbouwkundig plan is dus in strijd met het vigerende bestemmingsplan en derhalve is een bestemmingsplanwijziging aan de orde om het planvoornemen planologisch-juridisch te verankeren. Daarbij wordt tevens het iets gewijzigde beloop van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied meegenomen aan de zijde van de Kerkdwarsstraat en de toevoeging van deze bestemming aan de zijde Kerkstraat.
Figuur 3 Uitsnede bestemmingsplankaart.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:
De planlocatie bevindt zich in het midden van het dorp Altforst en grenst met de zuidzijde aan een verdicht landschap met opgaand groen. Naast dit groen is er geen bijzondere beplanting binnen de locatie. De woningen Kerkstraat 18 en Kerkdwarsstraat 6 en 8 blijven behouden en worden buiten het bestemmingsplan gelaten. Op de locatie bevindt zich vanaf de Kerkdwarsstraat een ruime entree naar de achterliggende woning en weiden. Aan de zijde Kerkstraat (noordelijk van de woning Kerkstraat 18) is voldoende ruimte om een tweede ontsluitingsstraat te realiseren als erftoegang.
De woonstraten oostelijk van de Kerkstraat en zuidelijk van de Kerkdwarsstraat zijn korte, doodlopende insteekwegen. Dit beeld wordt herhaald in het plangebied zodat het aansluit op de omgeving. De woningtypologie rond de locatie is divers; van oudere voormalige boerderijen en woningen met lagere kappen tot jongere woningen, met vaak 2 bouwlagen met een kap, zowel vrijstaand als twee onder een kap. Een bijzonder element is het speelplaatsje op de pleinruimte ten noorden van de planlocatie, en het zicht op de kerktoren van Altforst.
In het projectgebied aan de zijde Kerkstraat is ongeveer 1/3 deel van de frontbreedte aan de straatzijde ingericht als erf met woning en tuin. Achter de woning staan de bijgebouwen. Noordelijk van de woning zijn enkele kleine paardenweiden ingericht, die bij de herontwikkeling komen te vervallen.
In het projectgebied aan de zijde Kerkdwarsstraat is het westelijke deel bebouwd. Hier bevinden zich 2 woningen; Kerkdwarsstraat 6 en 8 met enkele bedrijfsgebouwen. Het terrein tussen de twee woningen is grotendeels verhard ten behoeven van het bedrijf dat hier gevestigd is en voor de ontsluiting van Kerkdwarsstraat 8. Aan het einde van het kadastrale perceel (916) waarop de woning van Kerkdwarsstraat 6 staat, ligt achter de bedrijfsbebouwing de privétuin. De tuin van de andere woning in het plangebied bevindt zich achter de woning en is slechts beperkt zichtbaar. De tuinen zijn afgeschermd met meerdere struiken die samen een gesloten geheel vormen. Daarnaast zijn er ook 2 hagen die dienen ter afscherming van het bedrijfsgedeelte. Deze functie is bij een transformatie van de locatie niet langer nodig.
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan richt zich uitsluitend op de gronden binnen het projectgebied, waarvoor een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk is. Aldus blijven de woonpercelen bij de bestaande 3 woningen buiten beschouwing en zal daarvoor de bestemming ongewijzigd blijven.
Plangebied met bestaande insteekweg vanaf de Kerkdwarsstraat en zijgevel woning nr 6.
Het plangebied bestaat momenteel uit een aantal weidepercelen en paardenweiden. Vanaf de Kerkdwarsstraat ontsluit een wegverharding de percelen. Meest zuidelijk aan de rand van het plangebied staan enkele struiken en bomen. Voor het overige is rond de woningen beperkte tuininrichting aanwezig.
Resterende groene percelen in het plangebied (zijde Boonakker).
Het plangebied is ontsloten op de Kerkstraat en de Kerkdwarsstraat. Dit zijn straten met in hoofdzaak bestemmingsverkeer. Aan de Kerkstraat heeft enige centrumvorming plaatsgevonden. De in de jaren ’60 ontstane firma Daanen Altforst B.V. was op dat moment een prima functie op die locatie waarbij de ontsluiting prima voldeed. Inmiddels leidt de verkeersstroom van met name vrachtverkeer van de locatie tot conflicten met de woonomgeving en is uitplaatsing van de functie gewenst. Onderhavige functiewijziging zal daarom enerzijds leiden tot een beperkte toename van verkeer van en naar de nieuwe woningen maar zal als positief effect hebben dat hinderlijk vrachtverkeer wordt uitgeplaatst.
Kerkstraat
De functionele structuur in dit typische binnendorpse weefsel is divers. Burgerwoningen hebben de overhand maar ook bedrijven, detailhandel en andere functies komen vaak gemengd voor. Zo ook in en rond het plangebied. Het plangebied grenst direct aan meerdere woonbestemmingen en ook in het plangebied zijn 3 als burgerwoningen bestemde woningen aanwezig.
Daarnaast zijn ook de paardenweides opgenomen binnen de woonbestemming; één weide, aan de zijde Kerkdwarsstraat heeft nog een agrarische bestemming. Inmiddels is een procedure doorlopen om ook hier aan de zijde Kerkdwarsstraat een vrijstaande woning te realiseren. Het resterende perceel heeft daarmee geen agrarische betekenis meer en wordt ook hobbymatig gebruikt.
Tegenover de erftoegang aan de zijde Kerkdwarsstraat ligt een openbaar speelterreintje.
Speelterrein Kerkdwarsstraat
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Daarnaast is ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Hiervoor moeten dan 3 stappen worden doorlopen:
De eerste vraag is echter: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”. In de totstandkoming van deze bepaling is opgenomen dat de ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen, zodat overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren.
In het voorliggend plan is sprake van de realisatie van 12 extra woningen met bijgebouw. De grens ligt op basis van jurisprudentie op tenminste 12 woningen, als zijnde een netto toevoeging. Evenwel wordt in relatie tot dit plan een gebied ontwikkeld (verdicht), waar nu reeds grotendeels een woonbestemming geldt. Daarnaast worden oude rechten van de in de jaren ’60 ontstane firma Daanen Altforst B.V. definitief opgeheven op deze locatie. Een nadere motivering duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.
Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten ingestemd met de nieuwe omgevingsvisie van de provincie Gelderland. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf, uitgaande van de twee verschillende betekenissen van het woord, Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders.
Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dit streven te behalen wordt handelen vanuit een gezamenlijke horizon nodig geacht.
Met behulp van zeven ambities - op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat – wordt richting gegeven aan de doelstelling van de Omgevingsvisie. Middels vier 'spelregels' of 'doe-principes' – doen, laten, zelf en samen – wordt hier werking aan gegeven. Tezamen vormen de ambities en spelregels het kader waarbinnen er wordt gewerkt en afwegingen worden gemaakt om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven.
Ruimte in kernen en vrijgekomen bebouwing kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het (landelijk) gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden.
In het onderhavige plan wordt er in het plangebied een 12-tal extra woningen met bijgebouwen mogelijk gemaakt. In ruil daarvoor wordt bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt en wordt de uitplaatsing van de firma Daanen Altforst B.V. definitief mogelijk gemaakt. Met dit voornemen wordt aansluiting gezocht bij het inbreidingsbeleid en de woningbouwopgave die in het gemeentelijk beleid meer concreet zijn vormgegeven, maar waarvoor in het provinciaal beleid de kaders worden geschetst. Hierdoor wordt de kwaliteit van de leefomgeving versterkt en daarmee ook de vitaliteit van kernen in het landelijk gebied. Het plan sluit daarmee aan op de ambities zoals uitgesproken in de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland'.
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
De provincie verwacht van gemeenten dat zij bij grotere initiatieven nagaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling die afgewogen moet worden. Als de nieuwe situatie qua omvang (aantallen woningen of oppervlaktes) of qua effecten (milieuhinder, verkeersaantrekkende werking e.d.) dusdanig is dat de aard van het betreffende gebied qua karakter verandert, is er sprake van een grootschalige ontwikkeling. In die gevallen is een afweging op grond van de Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik aan de orde en dient de behoefte voor de ontwikkeling aangetoond te worden.
Er is ten aanzien van het planvoornemen geen sprake van een grootschalige ontwikkeling,maar van een kleinschalige binnenstedelijke verdichting die past in de woonomgeving, hetgeen betekent dat er geen nadere toetsing aan de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik noodzakelijk is.
Het plangebied ligt in de bebouwde kom op grote afstand van gebieden waar vanuit natuurregelgeving, waterkwaliteit of andere doelen beleid is vastgesteld in de visie.
De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 24 september 2014 en in werking getreden op 18 oktober 2014. De Omgevingsverordening is voor het laatst geactualiseerd op 19 december 2018. Voorliggende ontwikkeling zal moeten voldoen aan de regels in de Omgevingsverordening.
De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.
De provincie Gelderland heeft in haar Omgevingsverordening geen rechtstreeks bindend beleidskader opgenomen voor binnendorpse inbreidingsplannen. Gebiedsbeschermingen voor o.a. natuur, drinkwaterwinning etc gelden op grote afstand van het plangebied.
Op basis van artikel 2.2.1.1 mogen nieuwe woonlocaties en daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. De 'Regionale woningbouwprogrammering Rivierenland – Monitor 2016, actualisatie en vervolgacties' omvat het vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma en de vastgestelde Kwantitatieve opgave wonen voor de regio Rivierenland. Voor gemeente West Maas en Waal geldt dat in de afgelopen jaren een zeer divers woningbouwprogramma is toegevoegd in alle opzichten. Appartementen (huur en koop) op locaties dichtbij (zorg-)voorzieningen en daarmee voor zowel jongeren als ouderen geschikt zijn gerealiseerd. Het merendeel van de toegevoegde woningen is een eengezins-koopwoning, al dan niet zelf gerealiseerd.
Op basis van Primos2016 is er voor de regio Rivierenland een indicatieve woningbehoefte geraamd van 10.500 woningen voor de periode 2015-2025. In deze woningbehoefteraming is de extra behoefte aan sociale huurwoningen voor de verhoogde instroom aan statushouders meegenomen. De behoefte betreft 'verblijfsobjecten met een woonfunctie'. Het gaat dan om zelfstandige woningen/wooneenheden. De met dit plan voorziene enkele grondgebonden woning dient opgenomen te worden binnen dit woonprogramma voor de periode 2015-2025.
Voorliggende ontwikkeling is niet gelegen op gronden binnen een Nationaal Landschap, de Romeinse Limes, de Groene Ontwikkelingszone (GO), het Gelderse natuurnetwerk (GNN) of de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De planlocatie maakt eveneens geen onderdeel uit van een weidevogelgebied, ganzenfoerageergebied, beschermingsgebied natte landnatuur of grondwaterbeschermingsgebied. Ook in de recent in procedure gebrachte ontwerp voor de herziening (7) van de omgevingsverordening.
Onderhavig voornemen, waarbij 12 woningen met bijgebouwen worden gerealiseerd, is kleinschalig van aard. Het bebouwd en verhard oppervlak in het plangebied neemt slechts beperkt toe. Voorts wordt de locatie stedenbouwkundig ingepast. De voorgenomen ontwikkeling leidt, mede gelet op aard, omvang en de situering van de planlocatie niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van het landschap. Hiermee is de ontwikkeling passend binnen het provinciale beleid van de Omgevingsverordening Gelderland.
In de structuurvisie dorpen 2025 wordt, als uitwerking van de visie leefbaarheid kernen 2030, voor het thema wonen een aantrekkelijke woongemeente nagestreefd. Hierbij geldt als ambitie ruimte te bieden aan initiatieven die de identiteit en kwaliteit van de van de dorpen versterken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan hergebruik van bestaande leegstaande gebouwen. Uitgangspunt hierbij is dat de ontwikkeling past in een duurzame toekomst en in lijn is met de dorpsontwikkel- /dorpskwaliteitsplannen.
Voor wat betreft wonen geldt dat op rijks en provinciaal niveau inbreiding de voorkeur heeft boven uitbreiding van de dorpen. Gemeente West Maas en Waal stelt echter dat inbreiding alleen kan onder de voorwaarde dat dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit. Er moet bij ontwikkelingen dan ook zorgvuldig worden omgegaan met cultuurhistorische elementen zoals lintbebouwing, dijkbebouwing en andere bijzondere karakteristieke of monumentale bebouwing en ruimtes. De locatie bepaalt hierbij de bebouwingsvorm en architectonische uitstraling van de woningen. Verder is het in de gemeente de wens, en op rijksniveau is het beleid, dat ouderen zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Woningen moeten geschikt zijn of kunnen worden gemaakt voor een basisniveau aan zorg. Hierbij moet rekening worden gehouden met een realistische spreiding van zorgwoningen in het dorp en in de gemeente.
Met het voornemen wordt bijgedragen aan het ter plekke verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door een niet passende bedrijfslocatie om te vormen naar woonlocatie en door te komen tot inbreiding en een meer intensief ruimtegebruik. Dit alles met in het straatbeeld van de Kerkstraat en Kerkdwarsstraat passende traditionele en diverse woningen. Hiermee wordt de identiteit en kwaliteit van het dorp behouden en past de ontwikkeling binnen de gemeentelijk gestelde kaders voor woningbouw op inbreidingslocaties.
Het Dorpspaspoort Altforst vormt deel B van Dorpskwaliteitsplan West Maas en Waal. Aan de hand van de volgende 4 thema's is de kern beschreven:
» een historische dorpskern;
» dorp op een rivierduin;
» van alle kanten goed bereikbaar;
» sterk verweven met het landschap.
Voor de planlocatie geldt geen specifiek ontwikkelopgave. Wel is het westelijk deel gelegen in de gebiedsaanduiding 'historisch lint' dat als volgt is gekarakteriseerd: 'Het aantrekkelijke hart van het dorp met zowel oude als nieuwe bebouwing en diverse functies.'
Aan deze zijde dient daarom rekening gehouden te worden met een in de lintstructuur passende ontwikkeling. De functie wonen is daarvoor geschikt en de toepassing van een op een grotere woonboerderij geïnspireerd nieuw woongebouw draagt bij aan de kenmerken van het lint.
De Woonvisie 'Koers naar 2030, aanpak tot 2020' is 12 mei 2016 vastgesteld en verwerkt de belangrijkste conclusies uit het regionale woningbehoefteonderzoek voor gemeente West Maas en Waal. De kwantitatieve woonopgave voor gemeente West Maas en Waal is in de Regionale woningbouwprogrammering Rivierenland geraamd op 700 woningen voor de periode 2015-2025. Wanneer rekening wordt gehouden met 30% planuitval dan wel planuitstel, betekent dit dat er maximaal bruto 910 woningen geprogrammeerd kunnen worden tot en met 2024. De gemeente heeft echter ook te maken met restcapaciteit. Dit is de capaciteit die reeds vastligt in bestemmingsplannen en die bij wijze van spreken morgen gerealiseerd kan worden. Op 1 januari 2015 waren dit 483 woningen. Daarnaast waren op 1 januari 2015 43 woningen in aanbouw. Op 1 januari 2015 zijn projectmatig 526 (483+43) woningen vastgelegd in bestemmingsplannen die nog niet zijn gerealiseerd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de contractuele afspraken van het plan Leeuwse Veld (90 woningen). Dit betekent dat tot en met 2024 maximaal bruto 294 woningen aanvullend kunnen worden geprogrammeerd (910-526 -90=294). Om te voorkomen dat in korte tijd de 294 woningen volledig geprogrammeerd worden, wordt gewerkt met tranches van 2 jaren.
Bij de invulling van de te programmeren woningen wordt uitgegaan van de benadering "de juiste woning, op de juiste plaats, op het juiste moment". De juiste woning verwijst naar de kwaliteit waaronder type woning, doelgroep, passend bij demografische ontwikkelingen en multifunctionaliteit van het initiatief. De juiste plaats verwijst naar de Structuurvisie Dorpen, de (verbetering van de) identiteit en leefbaarheid van de kern en hergebruik leegstaande panden. Het juiste moment betekent dat de vraag zo concreet is dat (het realistisch is te veronderstellen dat) een snelle ontwikkeling mogelijk is waarbij planologische procedures buiten beschouwing worden gelaten.
Wanneer de woonvisie nader wordt beschouwd, dan kan worden vastgesteld dat aan genoemde principes wordt voldaan.
o koop prijsklasse 'goedkoop' en 'middelduur hoog',
o bruikbaar voor meerdere doelgroepen (meerdere type huishoudens),
o vanwege de ligging in het centrum mogelijk te combineren met zorg: het woonprogramma voorziet in de mogelijkheid op BG alle voorzieningen te maken welke een levensloopbestendige woning nodig heeft, behoudens de starterswoningen. Hierbij wordt in eerste instantie uitgegaan van een basis in de vorm het handboek Toegankelijkheid danwel Woonkeur, maar dit is uit te breiden naar zwaardere indicaties.
o beantwoordend aan een gevraagde diversiteit van de woningvoorraad.
Gezien het plan voldoet aan de principes van de juiste woning, de juiste plaats en het juiste moment en past binnen de woningprogrammering, wordt geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met de Woonvisie. Nadere toetsing aan het toetsingskader woningbouw dient formeel nog plaats te vinden.
Uitgangspunt van de gemeente West Maas en Waal is dat alleen archeologisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd in de gebieden waar verstoring van mogelijke archeologische resten plaatsvindt (bijvoorbeeld door saneringen, ontgravingen etc.). Deze locaties staan aangegeven op de archeologische beleidskaart. In het bestemmingsplan zijn diverse aanduidingen binnen de archeologische dubbelbestemming opgenomen, die borgen dat er zorgvuldig met de mogelijk aanwezige archeologische waarden wordt omgegaan. In paragraaf 5.5.2 Archeologie wordt inhoudelijk ingegaan op dit aspect.
Op de planlocatie Kerkstraat worden 5 geschakelde woningen (straatzijde), 2 seniorenwoningen (binnenterrein) en 2 vrijstaande woningen gerealiseerd (zie onderstaande afbeelding en Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan). Op de planlocatie oostelijk van Kerkdwarsstraat 6 en 8 worden 3 vrijstaande woningen opgericht. De bestaande erftoegang vanaf de Kerkdwarsstraat wordt ook de ontsluiting van het oostelijke nieuwe erf met woningen. Een insteekweg vanaf de Kerkstraat ontsluit het westelijke deel.
Stedenbouwkundig plan.
De woningen worden gericht op het gezamenlijke erf. De recentelijk vergunde nieuwbouwwoning Kerkdwarsstraat 8a op het naastgelegen perceel richt zich met de zijkant en achterzijde naar de planlocatie en ligt in de bebouwingslijn tussen de Kerkdwarsstraat nr. 6 en 10. Het zijerf zal aan de insteekweg grenzen, het achtererf aan het zijerf van een nieuw te realiseren vrijstaande woning. Rooilijnen van bebouwing zullen daarbij logisch worden doorgezet.
De 5 vrijstaande woningen in het plangebied bestaan uit twee bouwlagen met kap, aansluitend bij de karakteristieken van de omgeving. Diversiteit in de architectuur is mogelijk. De woningen mogen gelijkenissen hebben, maar kunnen ook onderling ieder een eigen beeld krijgen. De 2 seniorenwoningen zijn laag en hebben alle leefruimten op begane grond. Toepassing van een kap (zolderverdieping) is daarbij mogelijk. De 5 geschakelde woningen aan de Kerkstraat vormen samen een woongebouw dat verwijst naar de klassieke T-boerderijen in dit gebied. Dit resulteert in een hoger voorhuis (2 lagen met kap) en lager achterhuis) lage goot met kap).
Het plan gaat uit van 5 starterswoningen aan de Kerkstraat, in een soort T-boerderij-model woongebouw. Met dit gebouw wordt aangesloten op de maat en schaal van de bebouwing aan de Kerkstraat. Hier staan meer tot woning verheven boerderijen. Qua goot- en nokhoogte wordt daarmee aangesloten op het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Ook qua architectuur wordt een dorps karakter nagestreefd. Dit woongebouw heeft twee straatgerichte voorgevels; een hoofdvolume dat zich richt naar de Kerkstraat en de ondergeschikte 'staart' van het gebouw dat zich richt naar de nieuwe erftoegang vanaf de Kerkstraat.
De 2 seniorenwoningen achter Kerkstraat 18 vormen een soort bescheiden tussengebied, laag gebouwd (eventueel met een klein kapje), als overgang richting de insteekweg met erf aan de Kerkdwarsstraat en de daarachter gelegen Boonakker. De westelijke woning vormt de zichtbeëindiging van de erfinsteek aan de zijde Kerkstraat. Deze woning ligt rug-aan-rug met de tweede seniorenwoning, die zich richt naar het erf aan de Kerkdwarsstraat. Deze woningen kennen uiteraard een levensloopbestendige plattegrond.
Laatstgenoemde seniorenwoning vormt de beëindiging van het erf dat is ontsloten vanaf de Kerkdwarsstraat. Aan dit erf staan aan de oostzijde 5 vrijstaande woningen, georiënteerd op de erftoegangsweg. Voldoende afstand onderstreept het individuele karakter van woningen. De nieuwe woningen krijgen een vergelijkbare uitstraling als de woningen in de directe omgeving (Boonakker). Vanaf de Boonakker wordt een langzaamverkeersverbinding gerealiseerd in het plangebied. Daarbij wordt een zichtlijn open gehouden richting het centrumgebied met de kerk. De twee bestaande woningen op Kerkdwarsstraat 6 en 8 richten zich eveneens naar de nieuwe erftoegang. Dit erf wordt niet met bebouwing beëindigd, maar laat een zicht open naar de groene dorpsrandzone.
De afmetingen van de percelen komen overeen met de woonpercelen in de directe omgeving. Erfscheidingen worden voorzien van lage geschoren hagen aan de straatzijde, en hoge geschoren hagen aan de achterzijden. Eventuele bijgebouwen bij de woningen dienen achter de denkbeeldig verlengde voorgevelrooilijn van de woningen gerealiseerd te worden, dus naast of achter de woning. Daarmee wordt een voldoende open voortuininrichting geborgd en vormt de woning het meest naar voren geschoven gebouw op het perceel.
Op dit moment is de gemeentelijke parkeernorm vastgelegd in de Parkeernota 2013. Voor seniorenwoningen geldt een norm van 1,5 per woning, ook in het geval van de starterswoningen is hier vanuit gegaan, omdat deze specifieke doelgroep ontbreekt. Voor de vrijstaande woningen is de norm van 1,9 p.p. per woning. Voor de parkeerplaatsen op eigen terrein is voor een enkele parkeerplaats 3 x 6m opgenomen. Voor overige naast elkaar gelegen parkeerplaatsen is 2,5 x 6 meter aangehouden.
De parkeernorm bij dit stedenbouwkundige plan is als volgt bepaald:
Overzicht parkeervoorzieningen.
De insteekstraat vanaf de Kerkstraat zal 5 nieuwe woningen ontsluiten voor autoverkeer en de insteekstraat vanaf de Kerkdwarsstraat ook 5 nieuwe woningen. één woning sluit direct aan op de Kerkstraat. Passend binnen de dorpse structuur, worden deze straten voor autoverkeer niet met elkaar verbonden, om deze ook als verkeersluw en aantrekkelijk verblijfsgebied te kunnen inrichten. Wel is bij de beëindiging van beide erven ruimte om te kunnen keren en is er ruimte voor bezoekersparkeren in openbaar gebied.
Eveneens passend bij de dorpse structuur zijn de verbindingen voor langzaamverkeer tussen beide erven en tussen het erf Kerkdwarsstraat en de Boonakker. Deze zijn voor het lokale binnendorpse langzaamverkeer 'naar de buren'.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. In onderhavige ontwikkeling wijzigt de bestemming niet. Deze is immers al wonen, behoudens het kleine als agrarisch bestemde perceel aan de zijde Boonakker.
Door Ortageo is het "Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 en NEN 5707 Kerkstraat/Kerkdwarsstraat ongenummerd in Altforst" uitgevoerd (gedateerd 12 september 2019, zie Bijlage 3 Bodemonderzoek). Daarin zijn de volgende conclusies opgenomen.
De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van de locatie en aanvraag van een omgevingsvergunning (bouw). Het doel van het onderzoek is om door het bepalen van de actuele bodemkwaliteit vast te stellen of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik.
Resultaten veldonderzoek
Op het maaiveld zijn met name op het oostelijke deel van perceel 1119 puin-, kool- en glasresten aangetroffen. Plaatselijk is op het maaiveld het restant van een asbestcement-buis aangetroffen.
Resultaten laboratoriumonderzoek
Uit identificatie van het asbestverdachte materiaal aangetroffen op het maaiveld nabij proefgat 13 blijkt dat dit materiaal daadwerkelijk asbesthoudend is. In het mengmonster afkomstig uit de bovengrond van het westelijk deel van perceel 1119 blijkt een asbestgehalte (gewogen) van 21 mg/kg d.s. en in het mengmonster afkomstig uit de bovengrond van het oostelijke deel van perceel 1119 een asbestgehalte (gewogen) van 34 mg/kg d.s. Dit wordt in beide geanalyseerde grondmonsters veroorzaakt door de aanwezigheid van één stukje asbesthoudende golfplaat respectievelijk onderlaag vloerzeil. In het mengmonster uit de bovengrond van perceel 1254 is geen asbest aangetoond.
Conclusies
Er zijn geen parameters aangetoond in gehalten/concentraties boven de tussenwaarde. Dit houdt in dat er op basis van de Wet bodembescherming geen aanleiding is voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of sanerende maatregelen.
In twee grondmengmonsters is een indicatief (gewogen) asbestgehalte van 21 en 34 mg/kg d.s. gemeten. Deze gehalten zijn kleiner dan de helft van de interventiewaarde (grenswaarde voor nader onderzoek: 50 mg/kg d.s. (gewogen)). Dit houdt in dat er geen aanleiding is voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of sanerende maatregelen.
De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen herontwikkeling van de onderzoekslocatie en bouwactiviteiten op het terrein.
Door JK Consultancy is in de rapportage "Onderzoek naar de omgevingskwaliteit met betrekking tot aanliggende percelen Kerkdwarsstraat nrs. 6 en 8 en Kerkstraat nr. 18 te Altforst" (Rapport OK19.255, april 2021) als Bijlage 4 Onderzoek omgevingskwaliteit opgenomen bij deze toelichting) het aspect geluid nader onderbouwd. Het volgende is in de rapportage geconcludeerd.
De Kerkstraat en Kerkdwarsstraat zijn wegen voor bestemmingsverkeer binnen de bebouwde kom van Altforst. De toegestane rijsnelheid bedraagt 30 km/uur (30km/u-zone) en de verkeersintensiteit is dermate beperkt dat de geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de weg geen nadelige invloed heeft op het woon- en leefklimaat binnen het gehele plangebied. Een nader akoestisch onderzoek is dan ook niet van toepassing.
Het plangebied is niet gelegen nabij een spoorweg. Er is ten aanzien van spoorverkeer dan ook geen belemmering te verwachten voor het planvoornemen. Er is geen akoestisch onderzoek railverkeerslawaai noodzakelijk.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het plan ten aanzien van het aspect geluid geen belemmeringen kent.
Door JK Consultancy is in de rapportage "Onderzoek naar de omgevingskwaliteit met betrekking tot aanliggende percelen Kerkdwarsstraat nrs. 6 en 8 en Kerkstraat nr. 18 te Altforst" (Rapport OK19.255, april 2021) als Bijlage 4 Onderzoek omgevingskwaliteit opgenomen bij deze toelichting) het aspect luchtkwaliteit nader onderbouwd. Het volgende is in de rapportage geconcludeerd.
Binnen het plangebied is de firma Daanen Altforst BV gevestigd. Onderhavig plan heeft mede tot gevolg dat de bestaande bedrijfslocatie wordt gesaneerd ten gunste van de luchtkwaliteit in de kom van Altforst. Immers zal als gevolg hiervan geen bedrijfsmatig zwaar verkeer meer door de woonkern rijden.
Buiten dit plaatsspecifieke aspect, geldt generiek voor woningbouwontwikkeling het volgende:
Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Uit het bepaalde onder lid 2 volgt dat de NIBM-grens woningbouwlocatie, 3% criterium:
Het onderhavige planvoornemen bestaat uit de realisatie van 12 extra woningen en sanering van een bedrijf. Het plan kan daarmee worden aangeduid als NIBM. Er is daarom geen belemmering ten aanzien van luchtkwaliteit aan de orde.
Door JK Consultancy is in de rapportage "Onderzoek naar de omgevingskwaliteit met betrekking tot aanliggende percelen Kerkdwarsstraat nrs. 6 en 8 en Kerkstraat nr. 18 te Altforst" ((Rapport OK19.255, april 2021), als Bijlage 4 Onderzoek omgevingskwaliteit opgenomen bij deze toelichting) het aspect externe veiligheid nader onderbouwd. Het volgende is in de rapportage geconcludeerd.
Het betreffende perceel kan op basis van de Circulaire Risiconormering gevaarlijke stoffen als kwetsbaar worden aangemerkt. Voor onderhavig project “nieuwbouw” geldt een richtwaarde PR van 10-6.
Aan de hand van de risicokaart kan gesteld worden dat:
Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Door JK Consultancy is in de rapportage "Onderzoek naar de omgevingskwaliteit met betrekking tot aanliggende percelen Kerkdwarsstraat nrs. 6 en 8 en Kerkstraat nr. 18 te Altforst" ((Rapport OK19.255, april 2021) als Bijlage 4 Onderzoek omgevingskwaliteit opgenomen bij deze toelichting) het aspect industrielawaai nader onderbouwd. Het volgende is in de rapportage geconcludeerd.
Binnen het plangebied is de firma Daanen Altforst BV gevestigd. Onderhavig plan heeft mede tot gevolg dat de bestaande bedrijfslocatie wordt gesaneerd. Hierdoor zal de geluidbelasting in de woonomgeving afnemen en mede de dagelijkse geluidhinder als gevolg van het zware transport door de woonkern van Altforst.
Gesteld kan worden dat het project een gunstig effect heeft op het woon- en leefklimaat in de woonkern van Altforst. Het geluid zal daarmee een 'normaal' niveau hebben dat past binnen de inmiddels aan de locatie toegekende woonbestemming.
In de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn indicatieve richtafstanden voor woningbouw nabij verschillende typen bedrijven opgenomen. De richtafstanden gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. Binnen deze richtafstanden is hinder ten gevolge van het betreffende bedrijf niet uit te sluiten. Woningbouw binnen deze richtafstand is inpasbaar, indien aangetoond wordt dat (eventueel na het treffen van maatregelen) voor het betreffende bedrijf een kleinere richtafstand van toepassing is.
Ten aanzien van het plangebied kan worden opgemerkt dat dit gesitueerd is in een rustige woonwijk. Er bestaan rondom het plangebied een schakering aan functies die reeds prima passen in een rustige woonomgeving. In de nabije omgeving zijn geen bedrijven met een milieuzonering gelegen die tot in of over het plangebied reiken. De locatie grenst volledig aan woonbestemmingen, zoals hieronder aangegeven en aan de zuidzijde aan agrarische gronden.
Figuur 10 In de nabijheid van plangebied bestemde functies t.b.v. milieuzonering
Milieuzonering moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.
Woningen kennen zelf geen milieuzonering, omdat de functie wonen geen milieubelastende activiteit betreft. Een woning is wel een gevoelig object in het kader milieuzonering. Om die reden zijn de functies in de omgeving van het plangebied beoordeeld.
In de omgeving van het plangebied zijn, na het definitief staken van de forma Daanen op de aangrenzende locatie, geen milieukundig belastende functies gelegen die belastend kunnen zijn voor de voorziene woningen. De planlocatie grenst alzijdig aan woonbestemmingen. De aangrenzende agrarische bestemming is in het kader van regelgeving op het gebied van bestrijdingsmiddelengebruik wel relevant. In de paragraaf hierover (zie verderop in deze toelichting) is aangeven dat dit een goed woon- en leefklimaat binnen het plangebied niet belemmerd.
Hierdoor is niet alleen een goed woon- en leefklimaat geborgd, maar staat ook vast dat de toe te voegen woningen geen extra belemmeringen genereren voor in de omgeving gelegen functies en bedrijven. Bestaande woningen en woonbestemmingen rond de planlocatie zijn hiervoor reeds maatgevend, nu het overgangsrechtelijk nog aanwezige gebruik als bedrijfslocatie van de firma Daanen wordt gestaakt.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aan de orde zijn.
Inleiding met beschouwing wettelijk landelijk en gemeentelijk kader in relatie tot Wet geurhinder en veehouderij:
In de Wet geurhinder en veehouderij zijn afstandsnormen opgenomen die moeten worden gehanteerd bij de verlening van een milieuvergunning aan een agrarisch bedrijf waarin vee wordt gehouden. Tevens zijn voor de categorie dieren met een geuremissiefactor maximale normen voorgeschreven voor wat betreft de toelaatbare geuremissies ter plaatse van belendende geurgevoelige objecten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar type gebieden waarin deze geurgevoelige objecten zijn gelegen (buitengebied / stedelijk gebied).
Echter ook in de omgekeerde situatie, waarbij in de omgeving van agrarische bedrijven een nieuw geurgevoelig object wordt gesitueerd of uitgebreid, dient aan de wet te worden getoetst (de zogenoemde 'omgekeerde werking').
De gemeente is bevoegd om met een verordening af te wijken van normen uit voornoemde wet. De gemeente West Maas en Waal heeft dat ook gedaan in haar 'Verordening Geurhinder en veehouderij Gemeente West Maas en Waal' door de toelaatbare voorgrondbelasting van dieren met een geuremissiefactor te bepalen op in de verordening aangewezen gebieden.
Daarnaast is een specifieke afstandsnorm bepaald voor bedrijven die pelsdieren houden. Deze norm gaat uit van een grotere aan te houden afstand dan op basis van de Wet geurhinder en veehouderij is voorgeschreven. Deze normstelling is voor onderhavige ontwikkeling niet relevant. Een en ander mede bezien vanuit het oogpunt dat voor andere type veehouderijbedrijven met dieren waarvoor een vaste afstandsnorm geldt, sprake is van een kortere aan te houden vaste afstand ten opzichte van de geurgevoelige objecten.
Op grond van artikel 4 van deze verordening is voor binnen de verordening aangewezen gebieden een andere waarde van toepassing dan de desbetreffende waarde, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Wet geurhinder en veehouderij.
Het betreft de gebieden:
Waarvoor op grond van artikel 4 van deze verordening de volgende waarden (toelaatbare gelden:
Het plangebied in de oksel Kerkstraat - Kerkdwarsstraat is gelegen binnen gebied A.
Figuur 11 Uitsnede met gebiedsaanduiding A (kaart geurgebiedsvisie West Maas en Waal)
Hiervoor geldt een maximale voorgrondbelastingsnorm van 2,0 [OU/m3 (P98)].
In bovenstaande afbeelding is een uitsnede opgenomen van de kaart met zoneringen en bijbehorende gebiedsindeling.
Planontwikkeling beschouwd in het licht van voornoemde kaders:
Het planvoornemen voorziet niet in de oprichting van een geurveroorzakend object. Daarnaast zorgt de oprichting van nieuwe woningen, geurgevoelige objecten, niet in de belemmering van in de nabijheid gelegen agrarische bedrijven (kortste afstand is ruim 200 meter) die overeenkomstig het geldende bestemmingsplan een al dan niet grondgebonden veehouderij kunnen toestaan. De reden hiervan is dat er tussen de agrarische bedrijven en de toe te voegen woningen in dit plan reeds veel bestaande woningen zijn gelegen, die maatgevend zijn ten opzichte van betreffende bedrijven.
Planontwikkeling beschouwd in relatie tot het aspect aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde nieuwe woning:
In onderstaande is een uitsnede opgenomen van de huidige achtergrondsituatie met betrekking tot geur, zoals deze ten tijde van vaststelling van de geurgebiedsvisie West Maas en Waal aan de orde was. Sindsdien is de achtergrondbelasting alleen maar verbeterd als gevolg van de beëindiging van veehouderijactiviteiten in de omgeving. Uit deze afbeelding blijkt dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een 'redelijk goed' (licht groen) woon- en leefklimaat'. Dit betekent dat de achtergrondbelasting geur niet aan de ontwikkeling van de voorgestane woning in de weg staat.
Figuur 12 afbeelding huidige achtergrondsituatie geur (kaart geurgebiedsvisie West Maas en Waal)
Het plangebied wordt begrensd door gronden die een agrarisch gebruik hebben (fruitboomgaarden). De bouw van nieuwe woningen mag de agrariër(s) niet in de bedrijfsvoering beperken, bijvoorbeeld met betrekking tot het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Vandaar dat als vuistregel wordt gehanteerd dat, indien woningen op minimaal 50 m afstand van de fruitboomgaarden gebouwd worden, de agrarische bedrijfsvoering zeker niet wordt belemmerd en andersom een goed woon- en leefklimaat op voorhand vast staat. De woningen in het plangebied bevinden zich echter deels binnen deze zogenaamde 'spuitzone' van 50 m.
In dit kader is daarom in afstemming met Aelmans Ruimte, Omgeving en Milieu B.V. een locatiespecifieke onderbouwing spuitzone opgesteld. Ter plekke van onderhavige locatie is reeds een woonbestemming aanwezig, als ook op het aangrenzende woonperceel Boonakker 10. Een deel van onderhavig perceel is momenteel bebouwd en een deel is onbebouwd. Het voornemen is om binnen de bestaande woonbestemming nieuwe woningen te realiseren. Hierbij geldt als uitgangspunt dat er geen nieuwe voor drift gevoelige bestemming wordt gecreëerd. Daarnaast mogen binnen het onbebouwde deel van de woonbestemming en ook in de achtertuin van Boonakker 10 nu al mensen verblijven. Daarmee is de geldende woonbestemming maatgevend voor de agrariër. Dit betekent dat de agrariër reeds zijn bedrijfsvoering zo moet inrichten dat aan de grens van de bestaande woonbestemming een goed woon- en leefklimaat geldt. Hierin zal geen verandering ontstaan door het wederom toekennen van een woonbestemming met voorliggend plan.
Zowel de te herontwikkelen gronden voor woningbouw als de aangrenzende boomgaard zijn van één en dezelfde eigenaar.Deze houdt reeds rekening met de spuitbeperking op aangrenzende gronden en zal dat in de toekomst ook ongewijzigd blijven doen. Derhalve hoeft geen nader spuitzone-onderzoek te worden verricht. Het aspect spuitzone vormt geen belemmering voor het planvoornemen en als gevolg van het planvoornemen wordt het agrarisch gebruik niet belemmerd en behoeft dit ook niet te worden gewijzigd.
Bij de verdere planontwikkeling is aandacht voor klimaatadaptief bouwen. Dit betekent onder meer dat aandacht is voor afwatering, afkoppeling (gebruik hemelwater) en waar mogelijk beperking van verhardingen.
Nagegaan dient te worden of een m.e.r.- beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Een toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst is daavoor niet toereikend. . Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Wanneer dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
In het kader van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling.
Het planvoornemen geldt niet als een m.e.r.beoordelingsplichtige activiteit. In bovenstaande paragrafen en de bijbehorende bijlagen is de ontwikkeling getoetst aan milieuplanologische randvoorwaarden. Het milieubelang is in voldoende mate afgewogen, hieruit volgt dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.
In het kader van de Watertoets moet elk bestemmingsplan een waterparagraaf bevatten, waarin wordt aangegeven hoe in het bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect water. In deze paragraaf is dit beschreven. Voordat wordt ingegaan op de locatie specifieke kenmerken van het plangebied, is eerst het relevant beleid samengevat.
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Het doel van dit als structuurvisie te beschouwen plan is het zodanig omgaan met de waterhuishouding dat ook latere generaties veilig en welvarend van de ruimte gebruik kunnen maken. Bescherming tegen droogte en wateroverlast, maar ook het zorgen voor een goede waterkwaliteit zijn hierbij van groot belang. Door bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn kan een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem bereikt worden.
Regenwater dat op een onverharde bodem valt, dringt voor een belangrijk deel in de bodem. Ter plaatse van verhard oppervlak zoals bebouwing en terreinverharding zal het regenwater nauwelijks in de bodem dringen: vrijwel al het water stroomt direct af naar het slotenstelsel. Dit betekent dat het waterpeil bij een flinke regenbui snel kan stijgen. Om te voorkomen dat wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang.
In feite is waterberging extra ruimte in sloten. Hiermee kan (regen)water uit de omgeving worden opgevangen. Technisch gezien is waterberging de ruimte tussen het zomerwaterpeil in de sloot en de bovenzijde van de oever. Het waterschap bepaalt aan de hand van normbuien hoeveel waterberging nodig is. Er zijn vuistregels vastgesteld voor de benodigde waterberging in ruimtelijke plannen.
Normbuien conform Waterschap Rivieirenland
Bij een bui T=10+10% mag het waterpeil in de sloot in principe 0,30 meter stijgen. Dit is een regenbui die eenmaal per 10 jaar optreedt met 10% opslag vanwege klimaatsverandering. Bij een regenbui die eenmaal per 100 jaar kan voorkomen (T= 100+10%) mag het waterpeil stijgen tot de laagste putdekselhoogte op wijkniveau.
Het beoogde plan zorgt voor een toename van verharding van 3.585,50 m². Volgens de vuistregels van het Waterschap dient er voor deze toename verhard oppervlak 157m³, oftewel 523 m² waterberging (bij een peilstijging van 30 cm) te worden gerealiseerd. Binnen het plangebied is onvoldoende ruimte om deze watercompensatie te realiseren. In overleg met de initiatiefnemers is daarom afgesproken deze watercompensatie te realiseren op het agrarische perceel ten zuidoosten van het plangebied (in peilvak QVU152). Daarnaast wordt in de regels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen zodat de realisatie en de instandhouding van voldoende watercompensatie juridisch is geborgd.
De waterbergingssloot is opgenomen op de verbeelding en geregeld in de planregels.
Voor onderhavig plan is de digitale watertoets uitgevoerd. De resultaten zijn vervat in Bijlage 5 Watertoets bij deze toelichting. Op basis van deze toets volgt het plan de normale watertoetsprocedure. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet vinden met Waterschap Rivierenland. Dit zal op basis van het voorontwerp bestemmingsplan plaatsvinden gedurende de vooroverlegperiode.
In deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op de gebiedsbescherming en soortenbescherming. E.e.a. is gebaseerd op de rapportage "Verkennend Flora- en faunaonderzoek ten aanzien van project Kerkdwarsstraat nrs 6 en 8 en Kerkstraat nr 18 te Altforst" (JK Consultancy, Rapport FF19.256, april 2021 zie ook Bijlage 6 Onderzoek Flora en fauna). Op basis van de resultaten uit het onderzoek kan het volgende geadviseerd worden.
Het Natura 2000 gebied de Rijntakken en de uiterwaarden bij Appeltern zijn de meest nabijgelegen beschermde natuurgebieden. De voorgenomen kleinschalige ontwikkelingen in relatie tot de afstand tussen het projectplan en deze gebieden, minimaal respectievelijk 6 kilometer en 1 kilometer, heeft in de toekomstige situatie geen nadelige invloed op het natuurgebied.
Ook treden geen negatieve effecten op door stikstofdepositie in het Nature-2000 gebied als gevolg van het projectplan.
Volgens de verspreidingsgegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna zou sprake kunnen zijn van beschermde flora en fauna in het plangebied. Door het uitgevoerde veldonderzoek is duidelijk geworden dat het plangebied zich niet leent voor beschermde diersoorten.
Geadviseerd wordt om even wel buiten het broedseizoen de werkzaamheden uit te voeren.
De in de wet genoemde “algemene zorgplicht” is van toepassing op alle beschermende en onbeschermde dier- en plantensoorten. Op grond hiervan dient eenieder zoveel als redelijkerwijs mogelijk te handelen op een wijze zodat nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan worden gemaakt. Aanbevolen wordt dan
ook om in ieder geval de zorgplicht in acht te nemen en daarbij de door het ministerie goedgekeurde Gedragscode voor de bouw- en ontwikkelsector.
Geconcludeerd kan worden dat in het huidige gebruik van het plangebied de aanwezigheid van beschermende planten en diersoorten onwaarschijnlijk is en derhalve geen sprake is van verstoring. Gesteld kan dan ook worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op beschermende soorten en beschermende natuurgebieden.
Op basis van de digitale atlas met daarin de cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Gelderland liggen binnen of in de directe nabijheid van het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen.
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Provincie Gelderland
Het plangebied is eveneens niet aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Daarnaast zijn er geen rijks- of gemeentelijke monumenten op het plangebied gelegen.
Met de inwerkingtreding van de 'Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz)' per 1 september 2007 is de implementatie van het 'Verdrag van Malta' (1992) een feit. Deze wet regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en beheermaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. Om het bodemarchief beter te beschermen is het sindsdien verplicht om de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden te beoordelen.
Door Econsultancy bv is het "Archeologisch onderzoek Altforst, Kerkstraat/ Kerkdwarsstraat te Altforst" uitgevoerd (gedateerd 11 september 2019, zie Bijlage 7 Archeologisch onderzoek). Het archeologisch onderzoek is als bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd in september 2019 door drs. A.J. Wullink (senior prospector). Daarin zijn de volgende bevindingen en conclusies opgenomen.
Uit het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat in het plangebied archeologische waarden uit de periode Neolithicum – Nieuwe tijd aanwezig zijn of kunnen worden verwacht. Deze waarden zijn aanwezig of worden verwacht onder een geroerde toplaag van 40 tot 80 cm dikte. Deze (verwachte) archeologische waarden worden in ieder geval gedeeltelijk bedreigd door de voorgenomen ontwikkelingen. Voor de nieuwbouw vindt een maximale verstoring plaats tot 80 cm –mv. Dit betekent dat in ieder geval in het oostelijke deel van het plangebied (mogelijk aanwezige) archeologische waarden worden bedreigd. In het westelijke deel van het plangebied worden archeologische waarden alleen bedreigd bij graafwerkzaamheden dieper dan 80 cm .
Er is vervolgonderzoek noodzakelijk om de bekende vindplaats uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd te begrenzen en te waarderen en om mogelijke vindplaatsen uit de periode Neolithicum - Romeinse tijd op te sporen, te begrenzen en te waarderen. In het oostelijke deel van het plangebied is sowieso archeologisch onderzoek nodig en in het westelijke deel alleen als hier graafwerkzaamheden dieper dan 80 cm worden ondernomen.
Econsultancy adviseert om dit vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een inventariserend veldonderzoek, karterende/waarderende fase, door middel van proefsleuven. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd op basis van een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). De verplichting tot verder archeologisch onderzoek kan als randvoorwaarde worden opgenomen in de omgevingsvergunning of, afhankelijk van de doorlooptijd, parallel lopen aan de bestemmingsplanprocedure.
Bovenstaand advies is van Econsultancy. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente West Maas en Waal), die vervolgens bepaalt of en in welke vorm vervolgonderzoek moet worden uitgevoerd.
In het plangebied zijn geen leidingen met een planologisch relevante beschermingszone gelegen, noch overlapt een beschermingszone van een planologisch relevante leiding met het plangebied.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), bepaalt een viertal zaken de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels, te weten:
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gronden ontwikkeld en bebouwd mogen worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.
Op de verbeelding zijn aangegeven:
De overige specificaties zoals bouw- en goothoogtes bijgebouwen en overige maatvoeringen zijn allen direct geregeld in de regels.
Op de verbeelding is de begrenzing van het plangebied vastgelegd, evenals de van toepassing zijnde bestemming(en) hierbinnen. De verbeelding is getekend op een digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000. Naast dat er bij het tekenen van de verbeelding de uitgangspunten uit de SVBP2012 zijn gehanteerd, is er ook aangesloten op de systematiek die de gemeente West Maas en Waal hanteert voor de bestemmingen, zoals opgenomen in het plangebied. Het geldende bestemmingsplan voor de kernen heeft daarbij als basis gediend.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik. In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de bestemmingsomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er, middels functieaanduidingen een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht. In onderhavig plan zijn er binnen het plangebied twee bestemmingen opgenomen: 'wonen - 1' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Wonen - 1
De gronden die bestemd zijn als ‘Wonen - 1’ zijn primair bedoeld voor het wonen in grondgebonden woningen. Binnen de algemene bestemmingssystematiek van de gemeente West Maas en Waal is onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen ‘Wonen - 1’ en ‘Wonen - 2’, respectievelijk voor grondgebonden en gestapelde woningen. Hiervoor is gekozen, omdat beiden woontypen een specifieke (bouw)regeling vergen.
In woningen zijn naast het wonen ook kamerbewoning en beroepsmatige activiteiten rechtstreeks toegestaan over een beperkt oppervlak van de woning. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in dit kader een onderscheid wordt gemaakt in beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Onder beroepsmatige activiteiten worden de activiteiten verstaan die samenhangen met de zogenaamd traditionele vrije beroepen (zoals notarissen, tandartsen en advocaten) en beroepen op het gebied van onder andere de administratieve, juridische en medische dienstverlening. Bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen in een woning toegestaan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, met uitzondering van de bestaande bedrijven aan huis.
Woningen worden gebouwd als vrijstaande, twee-aaneen gebouwde, aaneengebouwde, geschakelde of patiowoningen. Op de gronden met de aanduiding ‘tuin’ mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, evenals, erkers (uitbouwen). Op de overige gronden zijn bijgebouwen toegestaan voor zover deze voldoen aan de daarvoor geldende regels. In de regels zijn verder afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor bedrijven aan huis en ten behoeve van mantelzorg.
Verkeer - Verblijfsgebied
De overige wegen in het plangebied zijn wegen met een 30 km/u-regime en daarmee bestemd voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’. Het betreft hier verblijfsgebied. Op de gronden zijn alleen bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut toegestaan. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 m en de maximale oppervlakte bedraagt 15 m2. Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in beperkte mate toegestaan.
Dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie
Dubbelbestemmingen zijn veelal een toevoeging op de onderliggende bestemming. Een dubbelbestemming is primair. Dit houdt in dat indien het bepaalde in de dubbelbestemming op gespannen voet staat met de regels van de onderliggende bestemming, het bepaalde in de dubbelbestemming voor gaat. Gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor beschermde archeologische monumenten. Bouwen dan wel aanleggen in dergelijke gronden is niet zonder meer mogelijk.
In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels en de overige regels.
In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
In artikel 6.12, lid 1 Wro is opgenomen dat het verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen op gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Artikel 6.2.1. onder a Bro geeft aan dat (o.a.) een bouwplan voor de bouw van één of meer woningen als bouwplan wordt aangewezen. Artikel 6.12, lid 2 Wro bepaalt dat in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad, naar aanleiding van de omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, 3°, Wabo, van het bestemmingsplan wordt afgeweken, kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is. Deze verzekering vindt plaats door middel van het sluiten van een realisatieovereenkomst.
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemers. Hiertoe is voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemers een realisatieovereenkomst afgesloten. Voor de realisatie van het plan hoeft door de gemeente geen investering gedaan te worden. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de realisatieovereenkomst.
In de realisatieovereenkomst is tevens opgenomen dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt.
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Dit zijn:
Uit het vooroverleg volgen geen wijzigingen voor het bestemmingsplan.
Er heeft voorafgaand aan het voorontwerp bestemmingsplan al wel uitvoerig vooroverleg plaatsgevonden over het stedenbouwkundige plan met de commissie Ruimtelijke kwaliteit (zie de toelichting daarop in het inleidende hoofdstuk). De suggesties van de commissie zijn in voorliggend plan verwerkt, o.a. is de begrenzing van de bouwvlakken, de bouwvolumes, de goot- en nokhoogten en de straatbreedten afgestemd op de aanbevelingen van de commissie. De commissie heeft dan ook goedkeuring gegeven aan onderhavig plan.
Het voorontwerpbestemmingsplan “Altforst, Kerkstraat - Kerkdwarsstraat” lag van 3 juni 2021 tot 14 juli 2021 voor belanghebbenden ter inzage. Er zijn drie inspraakreacties binnengekomen. De beantwoording van deze inspraakreacties is in een separate beantwoording vervat (zie Bijlage 8 Inspraakverslag). Naar aanleiding van de reacties is door initiatiefnemer contact opgenomen met de twee indieners. Daarmee wordt tegemoet gekomen gekomen aan hun bezwaren. In de toelichting van het bestemmingsplan zijn enkele passages verhelderd en toegevoegd. Het juridische deel van het bestemmingsplan is ongewijzigd gebleven .
Het ontwerpbestemmingsplan “Altforst, Kerkstraat - Kerkdwarsstraat” lag van 30 december 2021 tot en met 9 februari 2022 voor belanghebbenden ter inzage. Er zijn vijf zienswijzen ingediend, waarvan één zienswijze is ingetrokken. De beantwoording van deze zienswijzen is in een separate beantwoording vervat (zie Bijlage 9 Zienswijzenverslag). Naar aanleiding van de reacties is door initiatiefnemer contact opgenomen met het waterschap enis de wateropgave op een juiste wijze ingevuld en akkoord bevonden door het waterschap. Daarmee wordt tegemoet gekomen gekomen aan hun bezwaren. In de toelichting van het bestemmingsplan zijn enkele passages in de waterparagraaf aangepast. Het juridische deel van het bestemmingsplan is gewijzigd en aangevuld, door er een voorwaardelijke verplichting in op te nemen voor realisatie van de waterberging.