direct naar inhoud van Artikel 14 Toeristische Spoorweg
vastgesteld
NL.IMRO.0654.BVHK2013-0002

Artikel 14 Toeristische Spoorweg

14.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
  • a. de in het besluitvlak Toeristische Spoorweg gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

14.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
14.2.1 Besluitvlak Toeristische Spoorweg

In aanvulling op het bepaalde in lid 14.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor:

  • a. het in stand houden en exploiteren van een cultuurhistorische recreatieve spoorlijn met de daarbij behorende additionele voorzieningen, ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de bestemming, verkeers- en verblijfsdoeleinden, alsmede de bescherming van de cultuurhistorische, landschapswaarden en/of natuurwaarden;

14.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
14.3.1 Toelaatbare bebouwing

In aanvulling op het bepaalde in lid 14.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen, ten behoeve van het besluitvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen.

14.3.2 Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 8 meter.

14.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.

14.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
14.4.1 Afwijken middels omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 14.3.2 sub b, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
  • b. lid 14.3.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

14.4.2 Vergunningvereiste

De in lid 14.4.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.4.3 Procedureregel

Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4.1, sub a en b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vernietigen van voor het gebied kenmerkende bodemvegetatie door het afbranden van beplanting of restanten hiervan dan wel door toepassing van biociden;
  • b. het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het omzetten van grasland in bouwland;
  • d. het planten of verwijderen van houtgewas;
  • e. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van drainage;
  • h. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.

14.5.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 14.5.1 bepaalde geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.

14.5.3 Werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden als bedoeld onder 14.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de functie van de gronden ten behoeve van de landschappelijke en natuurwaarde niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.