Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kattendijk 105
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0644.BP1322KA002-VA01

Regels

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:            

1.1 Plan

Het bestemmingsplan “Kattendijk 105" van de gemeente Ouderkerk.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0644.BP1322KA002-VA01 met de bijbehorende regels.

1.3 (Plan)kaart

De (digitale) verbeelding deel uitmakende van het plan;

1.4 Aan- of uitbouw

Een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van een woning.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aaneengebouwd

Blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen.

1.8 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bestaand

Ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig, dan wel te realiseren krachtens een geldende vergunning.

1.10 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouding waarvan huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.11 Bedrijfsmatige activiteiten

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, geen zakelijke dienstverlening zijnde, en ambachtelijke bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieu-planologische hinder) en omvang van bedrijfsactiviteiten in de woning en bijbehorende bebouwing kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.12 Bijgebouw

Een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd;

1.13 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak

1.14 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 Erf

Al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.22 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 Gebruiken

Gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken.

1.24 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.25 Karakteristieke bebouwing

Bebouwing met bijzondere kenmerken, welke kunnen zijn gelegen in de situering op de kavel, de kapvorm, dakhelling en kaprichting, de gevelindeling/bouwstijl, het materiaalgebruik en de kleur, het gebruik van versieringen en ornamenten, de massa en de verspringingen in de gevels.

1.26 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en voor maximaal 25% van de omtrek voorzien van een wand.

1.27 Peil

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg, ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande terrein, zoals aanwezig ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, ter plaatse van die hoofdtoegang;
het Nieuw Amsterdams Peil (NAP) indien het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen in of op de grens van het water.

1.28 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.29 Vrij beroep

Een beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied.

1.30 Vrijstaand

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.31 Woning

Een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.32 Wro

De Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 

2.1 Afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomend of nog te bouwen gebouw.

2.2 Bebouwingspercentage

Totale oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwperceel.

2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 Breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de gemeenschappelijke scheidsmuren.

2.5 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 Inhoud van een gebouw

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Indien tussen de begane grond vloer en het aansluitend afgewerkt terrein een ruimte aanwezig is, wordt deze ruimte in de inhoudsberekening betrokken.

2.8 Oppervlakte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd als tuin bij een op een bouwperceel als zodanig bestemde hoofdfunctie, alsmede voor plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, loopbruggen, paden, ontsluitingswegen, verhardingen, speelvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen.
 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel artikel 3 lid 1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
 
De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
b. maximale bouwhoogte 2 meter.

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor “Wonen” (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen, met inbegrip van de uitoefening van een vrij beroep;
b. aan- of bijgebouwen en andere bouwwerken, zoals pergola's en erfafscheidingen;
c. tuinen, erven, paden;
d. watergangen;
 
alsmede voor:
e. kleinschalige bedrijvigheid ter plaatse van de aanduiding “voormalige agrarische bebouwing” (vab).
f.  zorg en recreatie.
 

4.2 Bouwregels

Op de tot “Wonen” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden binnen de op de plankaart aangegeven bestemmingsvlakken;
b. de goothoogte van gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, niet meer mag bedragen dan 3,50 meter en de nokhoogte niet meer mag bedragen dan 7,50 meter;
c. ten hoogste 1 woning per bouwvlak mag worden gebouwd, of indien zich ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer woningen binnen een bouwvlak bevonden, dit grotere aantal mag worden gehandhaafd;
d. de inhoud van een woning, inclusief erfbebouwing en exclusief ondergrondse kelders niet meer dan 1.000 m3 mag bedragen;
e. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep bij een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50 m2;
f. Het bepaalde in lid e is niet van toepassing voor gebouwen met de aanduiding “vrijkomende agrarische bebouwing” (vab);
g. Indien toepassing is gegeven aan artikel 4 lid 3.1 is het bepaalde in de leden e en f van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van een bedrijf;
h. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mogen bedragen dan daarbij hierna is aangegeven of dat indien ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan sprake is van een bouwwerk met een grotere hoogte dit geldt als ten hoogste toelaatbaar voor dat bouwwerk:
 
bouwwerken max.    goothoogte            max.      bouwhoogte      
aan- of  uitbouwen en  bijgebouwen                          3 m 6 m
pergola’s n.v.t. 3 m
erfafscheidingen achter de voorgevel van de woning  n.v.t. 2 m
erfafscheidingen voor de voorgevel van de woning  n.v.t. 1 m
overkappingen 2,50 m 3 m
vlaggemasten  n.v.t. 6 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde n.v.t.  
 5 m
                

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

 
4.3.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan in afwijking van artikel 4 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor  het gebruik van voormalige agrarische bebouwing ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, met inachtneming van het volgende:
 
a. de bedrijfsmatige activiteiten worden beperkt tot categorie 2, dan wel 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, niet zijnde glasopstanden, binnen de aanduiding “voormalige agrarische bebouwing”;
c. de nieuwe functie levert uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen op voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
d. de nieuwe functie levert geen onevenredige schade, hinder of andere nadelige milieugevolgen voor de omgeving op;
e. de nieuwe functie belast de verkeersafwikkeling niet onevenredig en parkeren dient uitsluitend op de bij het betreffende bedrijf behorende gronden plaats te vinden;
f. de nieuwe functie betreft geen horeca of detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
g. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de nieuwe functie plaatsvindt;
h. de nieuwe functie mag door haar aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten.
 

Artikel 5 Waarde - Archeologie

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden.
 
Voor zover op de kaart dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende rangorde:
  1. primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen "Waterstaat – Waterkering";
  2. secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie";
  3. tertiair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
5.2.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • het verlagen van de bodem of afgraven van gronden;
  • het aanleggen van boomgaarden;
  • het bebossen van gronden;
  • het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
  • het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
5.2.2 Uitzonderingsbepaling
Het in artikel lid artikel 5 lid 2.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. werken en/of werkzaamheden niet dieper dan 50 cm onder maaiveld en met een oppervlakte groter dan 100 vierkante meter;
  3. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  4. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
5.2.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning zoals bedoeld in artikel 5 lid 2.1 is slechts toelaatbaar indien door initiatiefnemer een rapport wordt overlegd waaruit blijkt dat geen archeologische waarden worden geschaad en een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd, eventueel nadat wetenschappelijk onderzoek is gedaan en/of de mogelijkheid bestaat tot het doen van oudheidkundige waarnemingen;
5.2.4 Procedureregels
Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in artikel 5 lid 2.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning, de in bedoelde gronden aanwezige archeologische waarden niet of slechts in geringe mate worden aangetast.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

   
5.3.1 Begrenzing archeologische bescherming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden, de verbeelding en regels van het plan te wijzigen zodanig dat:
  1. de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de verbeelding wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  2. dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voorzover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven.

Artikel 6 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:
  1. werken ten behoeve van de waterkering;
  2. de waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen;
  3. voorzieningen ten dienste van de geleiding en beveiliging van het scheepvaartverkeer.

6.2 Bouwregels

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. een bouwhoogte van maximaal 3 m, ten dienste van de in artikel 6 lid 1 genoemde doeleinden;
b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen erfafscheidingen worden gebouwd;
c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag conform de op deze gronden geldende bestemming(en) worden gebouwd indien voor dat bouwen tevens onherroepelijk een vergunning op grond van de Waterwet is verleend. 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 
6.3.1 Afwijking bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan in afwijking van artikel 6 lid 2 omgevingsvergunning verlenen indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen of de belangen van de waterkering.
6.3.2 Procedureregel
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 3.1  wordt niet verleend dan na positief advies van Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 m;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  3. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen van een vooroeverconstructie.
6.4.2 Uitzondering
Het in artikel 6 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  3. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  4. het nemen van noodmaatregelen om de stabiliteit en/of de waterkerende functie van de dijk te waarborgen, door of met instemming van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
  5. werken waarvoor een onherroepelijke vergunning in de zin van de Waterwet is verleend.
6.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 6 lid 4.2 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
6.4.4 Procedureregel
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 wordt niet verleend dan na positief advies van Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

3 Algemene regels

     

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Bebouwingsvrije zone langs water

Onverminderd het overigens in deze voorschriften met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag op en in gronden:
a. die grenzen aan gronden op de plankaart aangewezen als Water – 1, binnen een afstand van 15 m tot de Hollandsche IJssel;
b. die grenzen aan gronden op de plankaart aangewezen als Water – 2, binnen een afstand van 5 m tot A-watergangen;
gemeten vanaf de bovenkant van de taluds, niet worden gebouwd.

8.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van artikel 8 lid 1een omgevingsvergunning verlenen, na advies te hebben ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard voor zover het betreft de belangen van de waterhuishouding of bij Rijkswaterstaat voor zover het betreft de belangen van het scheepvaartverkeer, ten behoeve van het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van desbetreffende gronden.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

9.1 Gebruiksverbod

a. Het is verboden de gronden of de bouwwerken binnen het plangebied te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming. Onder het verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
• als standplaats voor onderkomens, alsmede wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
• als kampeerterrein, caravanterrein en dagcamping;
• als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
• als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
• als terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte vaartuigen, vliegtuigen, motorvoertuigen, machines of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan;
• voor gebruik van bouwwerken als seksinrichting;
• voor het beoefenen van de modelsport met verbrandingsmotoren, alsmede voor het crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;
• voor (mest)bassins;
• van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
• van de gronden met de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterstaatkundige functie” voor opslag en stort van goederen;
• behoudens voor zover een en ander noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
b. Onder het verboden gebruik wordt in ieder geval niet verstaan het gebruik van gebouwen ten behoeve van detailhandel in goederen, die in het kader van het aldaar gevestigde bedrijf geproduceerd zijn of gewonnen worden, mits de detailhandel een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van het bedrijf.

9.2 Afwijking van het gebruiksverbod

Het bevoegd gezag verleent in afwijking van artikel 9 lid 1 een omgevingsvergunning indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, bij omgevingsvergunning afwijken van:
a. de elders in dit plan maximale en/of minimale toegelaten hoogte- breedte en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de plankaart, dan wel omschreven in de voorschriften, mits:
• de afwijking van enige maat ten hoogste 10 % bedraagt;
• de bestemmingsgrens dan wel het bouwvlak aan de wegzijde niet wordt overschreden;
b. de plaats en de richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde geringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein;
c. de in paragraaf II omschreven bestemmingsvoorschriften voor de oprichting van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsdoeleinden, zoals telefooncellen, abri's, brievenbussen en laagspanningsverdeelkasten, mits:
• de hoogte ten hoogste bedraagt 3 m de afwijking van enige maat ten hoogste 10 % bedraagt;
• de oppervlakte ten hoogste 10 m2 bedraagt.
 

4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Gebruik in strijd met het plan

 
11.1.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.1.2 Verbod
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 1.1 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.1.3 Hervatting
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 1.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.1.4 Uitzondering
artikel 11 lid 1.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.2 Bouwwerken in strijd met het plan

11.2.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
 
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
 
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking artikel 11 lid 2.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
11.2.3 Uitzondering
artikel 11 lid 2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:
Regels bestemmingsplan "Kattendijk 105" van de gemeente Ouderkerk.