direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluherziening Parkeren en Geluidsgevoelige objecten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00074-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

Parkeren  

Vervallen stedenbouwkundige bepalingen Bouwverordening

Tot 29 november 2014 bevatte de gemeentelijke bouwverordening het toetsingskader voor voldoende parkeerkeergelegenheid bij het verlenen van omgevingsvergunningen. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd. Door de wijziging vervallen de stedenbouwkundige voorschriften, zoals die voor parkeren, in de bouwverordening. De bouwverordening kan daardoor niet langer worden gebruikt om te toetsen aan de gemeentelijke parkeernormen bij het verlenen van omgevingsvergunningen.

Vanaf 29 november 2014 moeten daarom alle nieuwe bestemmingsplannen een planregel bevatten die voorziet in dit toetsingskader. Voor bestemmingsplannen die vóór deze datum zijn vastgesteld geldt een overgangstermijn. Vanaf 1 juli 2018 moeten ook deze bestemmingsplannen een planregel bevatten die voorziet in dit toetsingskader. Veel van de Zoetermeerse bestemmingsplannen bevatten deze planregel op dit moment niet. In de Zoetermeerse bestemmingsplannen die deze planregel wel bevatten, is sprake van verschillende formuleringen van deze planregel.

Dynamische verwijzing

Inmiddels is ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd ten aanzien van het verwijzen naar beleidsregels. Daardoor kan het parkeren in het bestemmingsplan worden geregeld door te verwijzen naar de beleidsregels die de parkeernormen bevatten. Uit uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het ook mogelijk is om te verwijzen naar de meest actuele versie van de beleidsregels, de zogenaamde dynamische verwijzing. Hierdoor is het mogelijk om het parkeren zo te regelen in het bestemmingsplan dat altijd de meest actuele parkeernormen van toepassing zijn.

Voldoende parkeerplaatsen zijn van wezenlijk belang voor een goed woon-, werk- en leefklimaat. Het is ongewenst als niet meer kan worden getoetst aan de gemeentelijke parkeernormen of wanneer moet worden getoetst aan verouderde parkeernormen. Het opnemen van een uniforme en actuele regeling in bestemmingsplannen is daarom noodzakelijk.

NB. Onder parkeren wordt ook 'laden/lossen' en 'fietsparkeren' begrepen. Zie voor een verdere toelichting de beschrijving van het plan in hoofdstuk 3.

Geluidsgevoelige objecten

Regelmatig wordt een geluidsgevoelig object zoals een woning gerealiseerd in de geluidszone van bijvoorbeeld een weg of spoorweg. Als de geluidsbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan kan deze ontwikkeling toch mogelijk worden gemaakt door het verlenen van hogere waarden geluid. Een onderdeel van de procedure is het opstellen van een besluit hogere waarden. In het besluit hogere waarden kunnen voorwaarden worden opgenomen waaraan bij de realisatie van een geluidsgevoelig object moet worden voldaan. Er kan bijvoorbeeld een voorwaarde worden opgenomen dat woningen alleen toegestaan worden als de woning beschikt over een geluidsluwe gevel en er een geluidsluwe buitenruimte aanwezig is. Met deze voorwaarden wordt een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

In de meeste Zoetermeerse bestemmingsplannen is echter geen planregel opgenomen waarmee het besluit hogere waarden als toetsingskader voor de verlening van omgevingsvergunningen geldt. Daardoor is het niet mogelijk om de uitvoering van de voorwaarden uit het besluit hogere waarden te verplichten bij vergunningverlening. Om de voorwaarden van een besluit hogere waarden als toetsingskader voor omgevingsvergunningen te kunnen gebruiken, is het noodzakelijk om een specifieke regeling in de Zoetermeerse bestemmingsplannen op te nemen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een zogenoemde parapluherziening voor de onderwerpen parkeren en geluidsgevoelige objecten. Met een 'parapluherziening' wordt in een keer een groot aantal bestemmingsplannen herzien op een of enkele onderdelen. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op alle gemeentelijke bestemmingsplannen en dus op het gehele gemeentelijke grondgebied. De Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels, die met dit bestemmingsplan als toetsingskader voor voldoende parkeergelegenheid wordt geborgd, is namelijk van toepassing op de gehele gemeente. Ook het borgen van besluiten hogere waarde is relevant voor het gehele gemeentelijke grondgebied.

In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied in Zoetermeer en de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00074-0003_0001.jpg"

1.3 Huidige juridische planregelingen

Parkeren

Totdat voorliggend bestemmingsplan in werking treedt, is het parkeren in Zoetermeer geregeld in de onderliggende bestemmingsplannen of via de Bouwverordening. In de meeste plannen, en met name de oudere, is geen aparte regeling opgenomen ten aanzien van parkeren, maar wordt de Bouwverordening van toepassing verklaard als toetsingskader bij het verlenen van omgevingsvergunningen.

In een aantal plannen die in de periode vanaf 2014 zijn vastgesteld, is wel een regeling opgenomen ten aanzien van parkeren. Het betreft de volgende bestemmingsplannen:

  • a. Bestemmingsplan Verlenging derde baan Snowworld (vastgesteld d.d. 14 september 2015)
  • b. Bestemmingsplan Ontwikkeling Boerhaavelaan (vastgesteld d.d. 5 oktober 2015)
  • c. Bestemmingsplan Partiële herziening Palenstein, Winkelcentrum Croesinckplein e.o.(vastgesteld d.d. 5 oktober 2015)
  • d. Bestemmingsplan Vervoersknoop Bleizo (vastgesteld d.d. 23 mei 2016)
  • e. Bestemmingsplan 1e herziening Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord (vastgesteld d.d. 19-12-2016)
  • f. Bestemmingsplan Wattstraat 64-68 (vastgesteld d.d. 13 februari 2017)
  • g. Bestemmingsplan Noordelijk Plassengebied (vastgesteld d.d. 29 mei 2017)

De formulering van de opgenomen regelingen verschilt echter van elkaar. Daarnaast wordt in enkele gevallen alleen de geldende Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels als toetsingskader benoemd. Er is bij die plannen geen sprake van een dynamische regeling waarbij altijd de meest actuele Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels als toetsingskader wordt benoemd.

Geluidsgevoelige objecten

De toetsing aan de voorwaarden van een besluit hogere waarden is op dit moment slechts in een tweetal bestemmingsplannen geregeld:

  • h. Bestemmingsplan 1e herziening Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord (vastgesteld d.d. 19-12-2016)
  • i. Bestemmingsplan Noordelijk Plassengebied (vastgesteld d.d. 29 mei 2017)

De formulering van de regeling voor geluidsgevoelige objecten in beide plannen verschilt van elkaar.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het voor voorliggend bestemmingsplan relevante gemeentelijk beleid. Voorliggend bestemmingsplan is bedoeld als juridisch middel om de doelen uit de hierna genoemde gemeentelijke beleidsstukken te realiseren. Er zijn geen belemmeringen vanuit gemeentelijk beleid ten aanzien van dit bestemmingsplan.

Gezien het ondergeschikte karakter van de wijzigingen die met voorliggend bestemmingsplan gerealiseerd worden, is het Europees, Rijks- en Provinciaal beleid hier niet verder uitgeschreven. Voorliggend bestemmingsplan is niet in strijd met het beleid en de regelgeving van hogere overheden.

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Parkeerbeleid (2012)

Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto) parkeren Zoetermeer

Op het moment van vaststelling van voorliggend bestemmingsplan is de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer (2012) het actuele beleidskader. Deze geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.

Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels

In de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels (2012) zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat de parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Op het moment van vaststelling van voorliggend bestemmingsplan is de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels uit 2012 van kracht. In de planregels wordt verwezen naar de meest actuele nota met parkeernormen als toetsingskader bij de aanvraag om omgevingsvergunningen. Wanneer er een nieuwe Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels wordt vastgesteld dan zal deze, door het opnemen van de dynamische verwijzing in de planregels, het geldende toetsingskader voor voldoende parkeergelegenheid zijn.

2.1.2 Hogere waardenbeleid

De Wet geluidhinder kent voor geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, onderwijsgebouwen en gezondheidszorggebouwen een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden.Een geluidsbelasting die de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt, is zonder meer toelaatbaar. Een geluidsbelasting hoger dan de maximale ontheffingswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde is de geluidsbelasting alleen toelaatbaar na een afwegingsproces. Dit afwegingsproces heeft vorm gekregen in de zogenaamde hogere waarde procedure. In deze hogere waarde procedure dienen burgemeester en wethouders het vaststellen van hogere waarden te motiveren. Het college heeft hiertoe op 29 september 2009 het 'Hogere waarden beleid' vastgesteld als afwegingskader. Doel van dit afwegingskader is om te voorkomen dat knelpunten ontstaan bij nieuwe ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Hoofdstuk 3 Beschrijving plan

3.1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit planregels, een toelichting en een verbeelding. Door middel van deze 'parapluherziening' worden in een keer in alle gemeentelijke ruimtelijke plannen de planregels aangepast voor zover het de onderwerpen 'parkeren' en 'nieuwe geluidsgevoelige objecten' betreft. De overige bestemmingen en regels van die plannen wijzigen niet en blijven onverminderd van toepassing.

3.2 Parkeren

Met de toevoeging van de planregel ten aanzien van parkeren wordt geregeld dat alle ruimtelijke plannen van de gemeente Zoetermeer een planregel bevatten die waarborgt dat bij de verlening van omgevingsvergunningen getoetst wordt of voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. De aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid draagt bij aan een goed woon-, werk- en leefklimaat voor zowel de nieuwe functies als de omgeving. Wat 'voldoende parkeergelegenheid' is, wordt omschreven in de gemeentelijke beleidsregels, de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels.

De regeling is van toepassing wanneer een omgevingsvergunning benodigd is voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of het handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt in de vigerende Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels is dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd. Dit uitgangspunt is opgenomen in artikel 3.1 sub a van de planregels van voorliggend bestemmingsplan. In artikel 3.1 sub b is omschreven wanneer sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Daarvoor wordt verwezen naar de normen die zijn neergelegd in beleidsregels met betrekking tot parkeren zoals die gelden op het tijdstip van de aanvraag, oftewel de dan geldende Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels. Deze normen hebben betrekking op het aantal parkeerplaatsen dat moet worden gerealiseerd. Daarnaast wordt ook verwezen naar de eisen ten aanzien van de parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in de beleidsregels. Dat kunnen bijvoorbeeld eisen ten aanzien van de maatvoering zijn.

In artikel 3.2 is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee kan worden afgeweken van de eisen die in artikel 3.1 zijn opgenomen. Afwijking is echter alleen mogelijk als wordt voldaan aan de regels en voorwaarden om af te wijken zoals die zijn opgenomen in de Nota Parkeernomen en Uitvoeringsregels. Artikel 3.3 bevat een nadere eisen regeling. Hiermee kunnen eisen worden gesteld om de verkeersveiligheid en/of om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Met hiervoor omschreven regeling is geborgd dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd. Om na realisatie van de parkeerplaatsen een goed woon-, leef- en werkklimaat te waarborgen is het wenselijk dat deze gerealiseerde parkeerplaatsen in stand worden gehouden. Hiervoor is in voorliggend bestemmingsplan in artikel 3.4 een regeling strijdig gebruik opgenomen. Het gebruik van de gronden, zoals dat is toegestaan volgens de onderliggende bestemmingen, wordt gezien als strijdig gebruik wanneer de parkeergelegenheid op eigen terrein niet in stand is gehouden. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gebruikt voor andere doeleinden dan parkeren en de parkeerdruk wordt afgewenteld op de omgeving. Met deze regeling inzake strijdig gebruik is het mogelijk om handhavend op te treden in situaties waarin de parkeergelegenheid op eigen terrein niet in stand wordt gehouden.

De regeling inzake strijdig gebruik is alleen bedoeld voor nieuwe situaties. Daarom is overgangsrecht opgenomen in de planregels van het bestemmingsplan.

Fietsparkeren

Ook ten aanzien van voldoende fietsparkeerplekken zijn eisen en voorwaarden opgenomen in de gemeentelijke Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels. De planregels ten aanzien van parkeren in voorliggend bestemmingsplan zijn ook van toepassing op het voorzien en in stand houden van voldoende parkeergelegenheid voor fietsen.

Laden en lossen

Behalve een regeling voor voldoende parkeergelegenheid bevatte de Bouwverordening ook een regeling over laden en lossen. In het voorliggende bestemmingsplan is een bepaling opgenomen dat moet worden voorzien in voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein. Voor de bepaling wat voldoende laad- en losvoorzieningen zijn, wordt verwezen naar de vastgestelde beleidsregels met betrekking tot laden en lossen. De huidige Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels bevat geen specifieke eisen over laad- en losvoorzieningen. Wanneer toekomstige beleidsregels wel eisen gaan bevatten ten aanzien van laden en lossen, is met de regeling in voorliggend bestemmingsplan geborgd dat deze eisen als toetsingskader gaan gelden. Tot die tijd wordt per geval beoordeeld in hoeverre laad- en losvoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd en of daarvan kan worden afgeweken.

3.3 Geluidsgevoelige objecten

Met de toevoeging van de planregel ten aanzien van nieuwe geluidsgevoelige objecten wordt geregeld dat alle ruimtelijke plannen van de gemeente Zoetermeer een regeling bevatten die waarborgt dat een eventueel besluit hogere waarden als toetsingskader geldt bij de verlening van omgevingsvergunningen. Een besluit hogere waarden kan voorwaarden bevatten om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen ter plaatse van een nieuw geluidsgevoelig object. Het is daarom wenselijk om de uitvoering van de voorwaarden uit een besluit hogere waarden juridisch af te kunnen dwingen.

De regeling ten aanzien van nieuwe geluidsgevoelige objecten is van toepassing bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor het realiseren van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone van een weg, spoorweg of gezoneerd industrieterrein. Er zijn bij de toetsing twee mogelijkheden: of het bouwplan voldoet aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder of het bouwplan voldoet aan het besluit hogere waarden dat bij het betreffende bestemmingsplan of wijzigingsplan is vastgesteld. Wanneer een dergelijke regeling niet in bestemmingsplannen is opgenomen, kan bij de verlening van een omgevingsvergunning niet worden afgedwongen dat het bouwplan voldoet aan de voorwaarden uit het besluit hogere waarden. Een besluit hogere waarden is geen toetsingskader voor de verlening van omgevingsvergunningen. De koppeling met een bestemmingsplan of ander ruimtelijk plan is daarvoor noodzakelijk.

Hoofdstuk 4 Milieu en leefkwaliteit

Om te verzekeren dat de bestemmingsplannen in Zoetermeer de gewenste toetsingskaders voor omgevingsvergunningen bevatten, wordt de formulering in de betreffende planregels aangepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van een zogenoemde parapluherziening. Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De toetsing aan de gemeentelijke parkeernormen bij de verlening van de omgevingsvergunningen was voorheen al via de gemeentelijke Bouwverordening geregeld. Aan de toetsingskaders zelf treden dus geen wijzigingen op. Hetzelfde geldt voor de regeling ten aanzien van geluidsgevoelige objecten. Hierbij is geen sprake van nieuw beleid of nieuwe inhoudelijke afwegingen. Met voorliggende regeling wordt alleen juridisch geborgd dat aan de voorwaarden uit een besluit hogere waarden wordt getoetst bij de verlening van omgevingsvergunningen. De inhoudelijk afweging ten aanzien van de voorwaarden die in een besluit hogere waarden zijn opgenomen, zijn al gemaakt in het kader van de betreffende ruimtelijke procedure. Deze voorwaarden zijn noodzakelijk om een goede woon- en leefomgeving te realiseren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening hoeft daarom geen nieuwe afweging te worden gemaakt voor voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemene regels

Met voorliggend bestemmingsplan wordt in alle geldende bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen, waarin nog geen specifieke regeling is opgenomen voor parkeren, een regel voor toetsing aan de Parkeernormen toegevoegd.

Voor de geldende bestemmingsplannen en overige ruimtelijke plannen waarin wel een specifieke regeling voor parkeren is opgenomen, treedt de regeling uit voorliggend bestemmingsplan in de plaats. Het betreft de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Verlenging derde baan Snowworld (vastgesteld d.d. 14 september 2015)
  • Bestemmingsplan Ontwikkeling Boerhaavelaan (vastgesteld d.d. 5 oktober 2015)
  • Bestemmingsplan Partiële herziening Palenstein, Winkelcentrum Croesinckplein e.o.(vastgesteld d.d. 5 oktober 2015)
  • Bestemmingsplan Vervoersknoop Bleizo (vastgesteld d.d. 23 mei 2016)
  • Bestemmingsplan 1e herziening Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord (vastgesteld d.d. 19-12-2016)
  • Bestemmingsplan Wattstraat 64-68 (vastgesteld d.d. 13 februari 2017)
  • Bestemmingsplan Noordelijk Plassengebied (vastgesteld d.d. 29 mei 2017)

Na inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan geldt dus alleen de in dit bestemmingsplan opgenomen regeling ten aanzien van parkeren. Daarnaast zal de regeling uit voorliggend bestemmingsplan worden opgenomen in de ruimtelijke plannen die in de toekomst worden opgesteld.

Op dit moment bevatten zowel het bestemmingsplan “1e herziening Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord” en “Noordelijk Plassengebied” een regeling ten aanzien van geluidsgevoelige objecten. Deze regelingen verschillen van elkaar in formulering. De formulering in bestemmingsplan “Noordelijk Plassengebied” is algemener van aard en te gebruiken in alle ruimtelijke plannen. Om een overzichtelijke en uniforme regeling te maken, wordt de regeling uit bestemmingsplan “1e herziening Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord” vervangen door de regeling uit voorliggend bestemmingsplan. Verder wordt de regeling uit voorliggend bestemmingsplan ingevoegd in alle overige bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen. Daarnaast zal de regeling uit voorliggend bestemmingsplan worden opgenomen in de ruimtelijke plannen die in de toekomst worden opgesteld.

5.2 Overgangs- en slotregels

5.2.1 Overgangsrecht

Ten opzichte van de eis om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren bij een nieuw plan is geen sprake van een aantasting van bestaande rechten. Ook vóór de inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan bestond al de verplichting om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren via de werking van de Bouwverordening. Voor het opnemen van de eis om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren is daarom geen overgangsrecht nodig. Daarnaast heeft de regeling uit voorliggend bestemmingsplan alleen betrekking op nieuwe gevallen, zodat geen sprake is van aantasting van bestaande rechten. Ook de regeling met betrekking tot nieuwe geluidsgevoelige objecten is alleen van toepassing voor nieuwe gevallen.

De regeling strijdig gebruik waarmee de instandhouding van parkeerplaatsen wordt afgedwongen is nieuw ten opzichte van de regeling in de op dit moment geldende ruimtelijke plannen. Bij verschillende gronduitgiftes is de instandhouding van parkeergelegenheid privaatrechtelijk vastgelegd, maar er bestond nog geen publiekrechtelijke regeling. De publiekrechtelijke regeling om de instandhouding van parkeergelegenheid te verplichten is juridisch gezien een nieuwe situatie. Om de bestaande rechten te respecteren, is daarom overgangsrecht opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

5.2.2 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Parapluherziening Parkeren en Geluidsgevoelige objecten'.

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

6.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In voorliggend bestemmingsplan is geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.

6.1.2 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die samenhangen met voorliggend bestemmingsplan komen volledig voor rekening van de gemeente Zoetermeer. Het betreft louter plankosten die gedekt worden uit de algemene dienst. De herziening is financieel uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op 16 mei 2017 heeft het college van B&W ingestemd met de uitgangspunten van het bestemmingsplan “Parapluherziening Parkeren en Geluidsgevoelige objecten”. Op 22 mei 2017 is het voorontwerpbestemmingsplan via het E-formulier aangemeld bij de provincie. Het onderwerp heeft de provincie geen aanleiding gegeven om op het plan te reageren.

Op 22 juni 2017 heeft de publicatie ex artikel 1.3.1 Bro (aankondiging) plaatsgehad. Tevens is het samenspraakbesluit gepubliceerd op 22 juni 2017. Gezien de aard van de herziening is het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro beperkt tot de provincie Zuid-Holland.

Op 9 januari 2018 heeft het college van B&W ingestemd met het ontwerpbestemmingsplan (zie bijlage 1 Collegebesluit). Op 19 januari 2018 is het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd voor zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is ambtshalve gewijzigd (zie bijlage 2 Nota van aanpassingen) en op 14 mei 2018 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.

Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.