direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Meerzicht - Westerpark
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00032-0004

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.

In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name opgave 2 (Elke buurt een toekomst bieden), opgave 5 (Zoetermeer bereikbaar houden door accent op openbaar vervoer) en opgave 7 (Unieke ligging aan het Groene Hart benutten) van belang.

In opgave 2 "Elke buurt toekomst bieden" wordt aangegeven dat de gemeente het belangrijk vindt dat elke buurt toekomst heeft en floreert. Daarmee wordt bedoeld dat de wijk voorzieningen moet bieden voor ouders en kinderen om te spelen, te leren, te sporten etc. Het betekent ook dat ouderen in de buurt moeten kunnen blijven wonen als hun gezondheid achteruit gaat. Bewoners willen dat hun woning up-to-date blijft, dat de buurt schoon en veilig is. Kortom, iedereen heeft belang bij een buurt waar het prettig wonen en werken is, waar je elkaar kunt ontmoeten en kunt meedoen aan activiteiten in de buurt. Op de visiekaart zijn in de woonwijk Meerzicht twee opgave aangegeven: 'Versterking maatschappelijke netwerken' en 'Extra inzet op buurtvernieuwing'.

In opgave 5 "Zoetermeer bereikbaar houden door accent op openbaar vervoer" is als doel opgenomen uitstekende openbaar vervoerverbindingen in de richting van Delft, Rotterdam en Leiden. Daarbij wordt gemikt op het opwaarderen van het NS-station Zoetermeer naar een intercitystation. Voor de langere termijn is de uitbouw van het lightrailnetwerk vanuit zowel Den Haag als Zoetermeer in de richting van Scheveningen, Delft, Rotterdam en Leiden een optie.

In opgave 7 "Unieke ligging aan het Groene Hart benutten" is het doel om het vele groen rondom de stad met elkaar te verbinden om zo de ecologische en recreatieve betekenis van de gebieden te vergoten. Het verbinden van groen, het zorgen voor goede verbindingen naar het groen en een geleidelijke overgang tussen stad en land zorgen er voor dat het groen een meerwaarde krijgt. Deze opgave is met name voor het regiopark Westerpark essentieel.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met de Stadsvisie. De bestaande situatie wordt vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0004.png"

Stadsvisie 2030

2.4.2 Woonvisie (2009)

De op 16 maart 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen. De Woonvisie gaat nadrukkelijk uit van een nieuwe aanpak voor het wonen. Deze nieuwe aanpak houdt rekening met het feit dat Zoetermeer in de toekomst – na het voltooien van de laatste uitbreidingswijk Oosterheem – niet langer meer ruime hoeveelheden nieuwe eengezinswoningen zal realiseren. Ook speelt het in op de veranderende bevolkingssamenstelling van Zoetermeer, waarbij jongeren en senioren een steeds belangrijkere positie gaan innemen binnen de stad. De Woonvisie omvat een aantal richtinggevende keuzen voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Zo wordt onder meer de kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen gesteld en wordt een accent gelegd op het zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten. Bovendien zal op plekken waar in de toekomst nog woningbouw gaat of kan plaatsvinden, de behoefte van de wijken en buurten in eerste instantie leidend bij het invullen van het woonprogramma.

In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

2.4.3 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)

Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid wordt doorgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:

  • 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
  • 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
  • 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.

Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden waarbij de gemeente de leisurefunctie van Zoetermeer in de toekomst nadrukkelijk verder wil uitbouwen.

Leisure heeft een hele belangrijke functie voor Zoetermeer. Waar andere steden in de regio, zoals Delft en Leiden, uniek zijn vanwege hun historische binnenstad en universiteit is Zoetermeer uniek door haar bijzondere leisurevoorzieningen. De huidige voorzieningen, de zogeheten ‘Big Five’, bevinden zich verspreid over Zoetermeer op de leisure-as van de stad. Het betreft de volgende: Snowworld, Dutch Water Dreams, Silver Dome, BurgGolf en Ayers Rock. BurgGolf ligt binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. De Leidschendamseweg/ Amerikaweg maakt deel uit van de leisure-as, een gebied waar ruimte is voor nieuwe leisurevoorzieningen.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met het Stedelijk Beleidskader Economie. De bestaande situatie wordt vastgelegd.

2.4.4 Beleidskader Leisure (2003)

Het beleidskader Leisure (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2003) geeft de hoofdrichting aan voor het Leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht. Het Beleidskader Leisure is in 2009 geïntegreerd in het nieuwe Stedelijke Beleidskader Economie.

2.4.5 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010

Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 (vastgesteld 18 juni 2007 door de gemeenteraad) geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de detailhandel gezond te houden en de fijnmazige winkelstructuur in stand te houden. Het beleid van de Structuurvisie Detailhandel wordt doorgezet in het Stedelijk Beleidskader Economie. Ontwikkelingen in de detailhandel kunnen daarbij zowel verbeteringen als uitbreidingen betreffen, waardoor de bestaande ruimtelijk-economische winkelstructuur gehandhaafd blijft en waar mogelijk versterkt kan worden. Onder meer door uitbreiding en modernisering van de stedelijke winkelcentra Stadshart, Woonhart en Dorpsstraat wordt gestreefd naar een toename van het (recreatief) winkelen in het centrumgebied van de stad. Ook een betere en meer aantrekkelijke verbinding tussen de bovengenoemde winkelcentra wordt daartoe wenselijk geacht.

In de visie is het opknappen van het winkelcentrum Meerzicht genoemd als belangrijk instrument om klanten te behouden (koopkrachtbinding).

Van de wijkcentra die in de periode, dat Zoetermeer groeistad was, zijn gerealiseerd is het centrumgebied van Meerzicht het eerste centrum, dat totaal opnieuw is ingericht. Aan de oostkant zijn het sociaal-cultureel wijkcentrum, woningen en bedrijven gesloopt, woningen gerenoveerd en woningen toegevoegd. De nieuwe wijkpost heeft een prominente plaats in het centrumgebied gekregen.

Aan de westkant was de renovatie van het winkelcentrum Meerzicht onderdeel van deze herinrichting van het totale centrumgebied. De eigenaar van het winkelcentrum bleek bereid tot investeringen in het winkelcentrum en de gemeente heeft een groot deel van het openbare gebied opnieuw ingericht, mede in relatie tot de ombouw van de halte van RandstadRail.

Aan de noordwestkant is de enige in Zoetermeer overgebleven parkeergarage met daktuin gerenoveerd en heeft de fietsenwinkel uit de oude “onderdoorgang” een locatie op de kop van die garage gekregen. Daarnaast is de AH-supermarkt uitgebreid, is de halte van RandstadRail voltooid en is het openbare gebied bij deze beide projecten aangepakt. De herinrichting van het centrumgebied is daarmee nagenoeg afgerond.

2.4.6 Horecanota (2004-2008)

De Horecanota (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 maart 2005) dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat onder meer per horecasector een analyse van het aantal, de omvang en de situering van de horecavestigingen. Op basis daarvan is per sector aangegeven of er moet worden gestreefd naar groei, inkrimpen of handhaven van het aantal en/of omvang van het huidige aanbod. Tevens zijn aanbevelingen opgenomen over de meest aangewezen locaties waar een eventuele verdere groei zou moeten of kunnen plaatsvinden. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de projectgebieden en locaties zoals gedefinieerd in het beleidskader Leisure.

In vergelijking met Nederland en met steden van vergelijkbare omvang en met de regio, heeft Zoetermeer erg weinig horecabedrijven. De verschillen zijn bovendien in de afgelopen jaren nauwelijks kleiner geworden. De consument zou graag meer vestigingen zien, omdat dit meer keuze betekent. De gemeente schept randvoorwaarden om het aantal cafés/bars, eventueel met kleine dansgelegenheid, te laten groeien, met name binnen de Stedelijke Driehoek (Stadshart, Dorpsstraat en omgeving). Het aantal grote discotheken was op orde. Het ziet er naar uit dat het aantal discotheken sterk zal afnemen. De keuzemogelijkheid in de restaurantsector moeten worden uitgebreid door toevoeging van aanbod, met name in het topsegment en in bijzondere formules. Daarnaast zullen randvoorwaarden worden geschapen om het aantal fastfoodrestaurants, met name snackbars, te laten groeien. Het aantal hotels kan de komende jaren met 2 tot 3 toenemen, om daarmee tot een verdubbeling van het aantal kamers te komen. Dit sluit aan op het beleid in de Hotelnota. Voor locaties wordt met name aan de hoofdverkeerswegen gedacht. Tenslotte gelooft de gemeente in de positieve invloed van evenementen, die daarom op diverse plaatsen worden bevorderd.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met de Horecanota. De bestaande situatie wordt vastgelegd.

2.4.7 Hoogbouwvisie (2004)

De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vragen waar in de stad hoogbouw -gebouw van 30 meter of hoger- mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een “zoneringsplan” en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw -ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen.

In de Hoogbouwvisie is de wijk Meerzicht ingedeeld in de stedelijke kernzone. In deze zone is ruimte voor intensief ruimtegebruik met vernieuwende stedelijke programma's. Dit maakt toepassing van hoogbouw in deze dynamische zone zeer wel mogelijk en zelfs wenselijk.

Het wijkwinkelcentrum Meerzicht is aangeduid als een knooppunt. Mede vanwege de ligging aan een halte van de RandstadRail geldt hier een maximale bouwhoogte van 60 meter. Aan oude lintstructuren (waaronder de Voorweg ten noorden van het plangebied) is geen hoogbouw gewenst.

2.4.8 Stadsnatuurplan (1999)

Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.

Het eiland in het Westerpark is in het Stadsnatuurplan aangewezen als stergebied. Dit zijn gebieden met een grote potentiële natuurwaarde en waar stedelijke ontwikkelingen uitgesloten moeten zijn. Dit stergebied maakt deel uit van regionatuur: deze gebieden zijn groot van omvang en hebben natuur als hoofd- of nevenfunctie. Doel voor deze gebieden is om 'natte' natuur met veel zeldzame soorten te creëren door het vergroten van leefgebieden, het verbeteren van de waterkwaliteit en het extensiveren van het beheer.

Het golfterrein en de sportvelden in Westerpark en het groengebied ten zuiden van de woonwijk Meerzicht zijn aangeduid als stadsnatuur. In deze gebieden is natuur niet de hoofdfunctie en zijn stedelijke ontwikkelingen toegestaan, mits tegelijkertijd ook in natuur wordt geïnvesteerd (natuurimpulsregeling).

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0005.png"

Stadsnatuurplan

De overige gebieden (de woonwijk Meerzicht) zijn aangewezen als natuur op wijkniveau. De natuurontwikkelingsgebieden op wijkniveau zijn over het algemeen klein van omvang, bijvoorbeeld wijkgroen en groen in de directe woonomgeving. Op zowel stads- als wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.

Op dit moment is een herijking van het Stadsnatuurplan in voorbereiding. In dat kader wordt de Visie Biodiversiteit opgesteld. Deze visie is onderdeel van het Programma Duurzaam Zoetermeer (zie paragraaf 2.4.12).

2.4.9 Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.

Een ander aandachtspunt uit het Waterplan is de waterkwaliteit. De kaderrichtlijn water (KRW) voorziet in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.

Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland.

2.4.10 Milieubeleidsplan (2005)

Het gemeentelijk Milieubeleidsplan, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2005, heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. Voor de woongebieden (waaronder Meerzicht) wordt behoud en versterking van de natuurwaarden en een optimaal evenwicht tussen de verschillende gebruiksfuncties nagestreefd. Daarnaast is energiebesparing, benutting van duurzame energie, het bevorderen van fiets en OV-gebruik en behoud en verbetering van een duurzaam watersysteem een belangrijk uitgangspunt.

Het Westerpark is één van de gebieden waar de groenstructuur en de verbinding tussen stad- en land verbeterd moeten worden. Concrete maatregelen hiertoe zijn in dit bestemmingsplan niet aan de orde.

2.4.11 Nota Duurzaam Bouwen (2009)

De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad op 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan het klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpen ambities gelden op energiebeleid.

Geen van de laatstgenoemde locaties ligt in het plangebied.

2.4.12 Duurzaam Zoetermeer (2007)

De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 november 2007) zijn afspraken opgenomen om Zoetermeer in de toekomst leefbaar te houden. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. De basis voor het programma Duurzaam Zoetermeer ligt in het collegeprogramma 2006-2010. Daarin staat dat Zoetermeer een groene, schone en milieuvriendelijke stad moet zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer. De doelstellingen voor 2030 zijn:

  • een gezond leefmilieu in Zoetermeer: in 2030 komt langs de hoofdwegen geen ernstige geluidhinder voor (< 65 dB(A)), zijn de woonwijken rustig (<55 dB(A)) en is de luchtkwaliteit 20% beter dan de huidige EU norm;
  • Zoetermeer is in 2030 CO2-neutraal;
  • een natuurlijk Zoetermeer: Een natuurrijk Zoetermeer. In 2030 is Zoetermeer nog steeds een gemeente met ruimte voor veel in het wild levende plant- en diersoorten Het beleid is erop gericht dat het aantal bijzondere soorten minimaal gelijk is gebleven aan dat van 2007;
  • de gemeente past bij haar eigen inkoop en aanbestedingen de landelijk geformuleerde duurzaamheidscriteria toe;
  • een innovatief Zoetermeer: stimuleren van innovaties die kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.
2.4.13 Rapportage Archeologisch waardevolle gebieden (2003)

In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. In deze gebieden is het zonder vergunning (aanlegvergunning) verboden om:

  • graafwerk te verrichten op een diepte van meer dan 0,50 m. onder het maaiveld;
  • aanwezige (delen van) fundamenten of andere, met de archeologische structuren verband houdende zaken af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
  • met een metaaldetector te zoeken tussen 0 en 0,50 m. onder het maaiveld.

De zone langs de Voorweg (deels binnen het plangebied) is aangewezen als 'beschermd archeologisch monument'. In dit gebied is het vrijwel zeker dat archeologische resten in de bodem zijn achtergebleven.

In de rest van het grondgebied van Zoetermeer (en dus het plangebied) is naar verwachting in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd al het aanwezige veen afgegraven en zijn daarmee ook alle eventuele aanwezige archeologische waarden verdwenen.

2.4.14 Fietsplan (1998)

Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van het fietsnetwerk in Zoetermeer en welke nieuwe plannen voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. In het Fietsplan is het fietsnetwerk onderverdeeld in drie functies: hoofdnet, verbindend net en ontsluitend net. Binnen het plangebied bevindt zich een groot aantal fietsroutes. Een aantal hiervan maakt deel uit van het hoofdfietsnetwerk, het verbindend netwerk of het recreatieve netwerk. Onderdeel van het hoofdfietsnetwerk zijn:

  • de fietsroute via de Voorweg (gedeeltelijk fietsstraat) en langs de Leidschendamseweg (vrijliggende tweerichtingfietspaden aan weerszijden) via het Sprinterpad naar de Roeleveenseweg;
  • de snelfietsroute via de zogenaamde regionale fietssnelweg parallel aan de A12 (tweerichtingen fietspad voor de oost-westrelatie). Dit tweerichtingen fietspad langs de A12 maakt eveneens onderdeel uit van het regionale fietsnetwerk en de "fietssnelweg" tussen Gouda en Den Haag;
  • de route vanaf de Balijbrug via Gaasterland, Westergo en de Meerzichtlaan (vrijliggende tweerichtingfietspaden aan weerszijden) naar de Voorweg.


Binnen de woonwijk Meerzicht bevindt zich een fijnmazig verbindend netwerk van fietsverbindingen die aansluiten op het hoofdfietsnetwerk. In het Westerpark bevindt zich een diffuus netwerk van recreatieve fietspaden.

2.4.15 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)

De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid en geeft een doorkijk naar 2025. Elk jaar wordt in het kader van de Nota Mobiliteit een uitvoeringslijst met urgente verkeersmaatregelen vastgesteld die noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de Nota Mobiliteit te kunnen bereiken. Modelonderzoek naar de situatie in 2011 laat zien dat er sprake is van een hoge verkeersdruk op het hoofdwegenstelsel en de aansluitingen op de A12. De huidige ringstructuur rust zwaar op maatregelen die het verkeer op bepaalde plekken vasthouden om het verkeer op de ring zelf te laten doorstromen, of het verkeer snel van de ring te laten afvloeien.

De intentie van deze nota is het leveren van een substantiële bijdrage aan de bereikbaarheid van Zoetermeer. Een belangrijk onderdeel van de studie is het onderzoeken en aanbrengen van relaties tussen huidige, vastgestelde en potentiële uitbreidingslocaties voor voorzieningen, kantoren en wonen en de effecten daarvan op de interne en externe bereikbaarheid, verkeersroutes en de gevolgen die een aantal verkeersbeperkende maatregelen zal hebben op deze routes. Bovengenoemde aspecten worden in onderlinge samenhang bezien en zijn gerelateerd aan de Stadsvisie 2030.

2.4.16 Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer (2012)

De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer, die 21 mei 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld, geeft uitwerking aan het parkeerbeleid.  Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers. 

2.4.17 Nota parkeernormen en uitvoeringsregels (2012)

Tegelijk met de (nieuwe) Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer is een nieuwe Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels opgesteld. Op grond van de nieuwe Parkeernota geldt voor nieuwe ontwikkelingen dat in beginsel op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien.

In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels die kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.

2.4.18 Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties (2008)

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot verkeer en vervoer staat beschreven in de "Nota Mobiliteit Zoetermeer". Mede op basis van deze nota over mobiliteit kan een aantal algemene randvoorwaarden en uitgangspunten voor verkeersregelinstalllaties en kruispunten gedefinieerd worden. In de Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties 2008 zijn deze standaard verkeerskundige bepalingen en randvoorwaarden vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0006.png"

VRI Meerzichtlaan-Bossenwaard

Indien het verkeer op een kruispunt geregeld moet worden, is het uitgangspunt dat, daar waar mogelijk, voor een rotonde wordt gekozen. Hierop zijn uitzonderingen van toepassing. De belangrijkste zijn:

  • terughoudend omgaan met toepassen van een meerstrooksrotonde bij kruisend langzaam verkeer. Met twee stroken oprijden is mogelijk; met twee stroken afrijden is niet acceptabel. Geen rotondes (zonder VRI) op de hoofdwegen (H-structuur), behoudens mogelijk op "uitlopers';
  • op de hoofdwegen (H-structuur) geldt doorstroming als belangrijk uitgangspunt en worden rotondes bij voorkeur niet gerealiseerd. Bij rotondes is het namelijk niet mogelijk om op de gewenste doorstroming te sturen (meer groen, koppeling, groene golf) en kunnen openbaar vervoer en hulpdiensten niet met prioriteit worden afgewikkeld.
2.4.19 Duurzaam veilig (1998)

De gemeente Zoetermeer heeft aangegeven haar wegennet te willen inrichten volgens de uitgangspunten en uitwerkingsprincipes van Duurzaam Veilig. Dit komt onder meer tot uiting in de nota Duurzaam Veilig 1e fase (1998). In het kader van Duurzaam Veilig wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies van wegen: stroomwegen, drukke gebiedsontsluitingswegen, stille gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

Aangenomen wordt dat het streven naar een duurzaam veilig verkeerssysteem in Zoetermeer leidt tot:

  • a. meer vrijliggende fietspaden: langs wegen met een stroomfunctie en langs drukke gebiedsontsluitingswegen;
  • b. meer afzonderlijke rijstroken, visueel herkenbaar (kleur deklaag, belijning);
  • c. meer (bijkomende) verkeersvoorzieningen: vooral bij kruisingen en nabij oversteekvoorzieningen moeten aanvullende verkeersvoorzieningen, waaronder snelheidsremmende maatregelen, bebording, belijningen, verkeersregelinstallaties, tot veiligere situaties leiden.

De extra voorzieningen die vanuit dit verkeersveiligheidsbeleid voortvloeien betekenen in algemene zin een verhoging van de beheerlast en een afname van groen. Hoe hoog dit zal zijn hangt af van de mate waarin de voorgestelde aanpassingen doorgang vinden.

De nabij het plangebied gelegen Amerikaweg en Afrikaweg zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg (50-70 km/h). Beide wegen liggen buiten het plangebied. De Meerzichtlaan die centraal door het plangebied loopt is gecategoriseerd als drukke gebiedsontsluitingsweg (50 km/h). De Kerkenbos, Bossenwaard/Monnikenbos en Heuvelweg zijn gecategoriseerd als rustige gebiedsontsluitingsweg (50 km/h). De overige wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen (30 km/h).

2.4.20 Beleidskader Spelen 2005-2015

In het Beleidskader Spelen 2005-2015 zijn per wijk inventarisaties opgenomen en een indicatieve opgave geformuleerd voor het realiseren van speelvoorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen.

De speelruimte in de wijk Meerzicht hangt sterk samen met deze stedenbouwkundige context. In het hoogbouwgebied is veel speelruimte aanwezig, al zal men altijd naar het maaiveld moeten om hiervan te profiteren. In dit gebied zijn in ruime mate speelvoorzieningen aanwezig.

In de laagbouwbuurten is eveneens voldoende speelruimte aanwezig vooral vanwege de vele verkeersluwe gebieden en de aanwezigheid van de woondekken. Het Westerpark direct grenzend aan de wijk biedt veel speelmogelijkheden.

Voor de wijk Meerzicht is geconcludeerd dat het aanbod aan speelvoorzieningen redelijk in balans is. Het hoogbouwgebied is op orde, het huidige aantal voorzieningen blijft gehandhaafd, zo ook het “waterelement”. In de laagbouw ligt een opgave voor een viertal nieuwe peuterplekken, daarnaast wordt voorgesteld vier andere te laten vervallen. Twee peuterplekken worden aangepast voor de doelgroep t/m 11 jaar.

2.4.21 Visie Openbare Ruimte (2008)

De Visie Openbare Ruimte (VOR) 2008 is vastgesteld voor de middellange termijn en verwoordt alle belangrijke uitgangspunten voor de openbare ruimte in Zoetermeer. In de VOR zijn de doelstellingen voor de openbare ruimte afgestemd met andere beleidsterreinen en relevante beleidsnota's (waaronder de Stadsvisie, Stadsnatuurplan). De VOR stelt als doel een vitale, veilige, plezierige, (be)leefbare, duurzame ingerichte en goed beheerbare openbare ruimte voor iedereen die er gebruik van maakt.

De groene hoofdstructuur bestaat uit lijnvormige groenelementen langs hoofdwegen (ook wel de 'nieuwe linten' genoemd), oude linten en parken. Langs de oude linten bevinden zich cultuurhistorisch waardevolle elementen. De linten en weteringen zijn van grote cultuurhistorische waarde, vanwege hun betekenis voor de ontginning van aanliggende gebieden en de ontstaansgeschiedenis van Zoetermeer. In het plangebied is het gehele Westerpark en de route van de RandstadRail (nieuw lint) aangegeven als belangrijke groene hoofdstructuur.

Langs de hoofdwegen heeft de groenstructuur hoofdzakelijk een natuurlijke uitstraling. In de wijken is het groen meer cultuurlijk van opzet. Belangrijk aspect bij de (visuele) beleving van het openbaar gebied zijn de hoogteverschillen en het microreliëf, die met name langs de linten, weteringen en recreatiegebieden duidelijk tot uitdrukking komen.

Meerzicht, gebouwd begin jaren zeventig van de vorige eeuw, kent in stedenbouwkundig opzicht een duidelijke tweedeling. Het noordoostelijke gedeelte bestaat uit overwegend flats, terwijl in het andere gedeelte alleen laagbouw aanwezig is. De flats in Meerzicht zijn gesitueerd in een parkachtige omgeving met fraai gevormde waterpartijen en afwisselende boomgroepen. Aan de westkant van Meerzicht ligt het Westerpark, dat tegelijk met de wijk werd aangelegd en met zo'n 200 hectare het grootste recreatiegebied van Zoetermeer is. Het grootschalig groen rondom flats is in goede staat. Erg karakteristiek voor Meerzicht zijn de twee 'groene vingers', die van buiten de wijk 'binnendringen'.

De gebieden met overwegend laagbouw zijn verkeersluw door een stelsel van woonpaden en niet-doorgaande wegen. Als gevolg van de vele verkeersluwe gebieden is er voldoende speelruimte aanwezig. Kenmerkend zijn de woondekken die in de Bergenbuurt aanwezig zijn. In de laatste jaren is de sociale veiligheid hier sterk verbeterd. Veel natuurlijk groen, ruig gras en veel hoekjes met groen, maken de wijk spannend.

Positieve punten in de wijk zijn:

  • het hoogbouwgebied heeft met zijn inrichting en inheemse soorten (bosplantsoen) een kwalitatief hoogwaardige uitstraling;
  • er is zowel in het hoogbouwgebied als in de laagbouwbuurten voldoende speelruimte aanwezig;
  • wijkontsluitingsweg met hoge karakteristieke laanbeplanting (populieren);
  • verkeersluwe gebieden geven rust en speelmogelijkheid;
  • veel groene variatie (kwalitatief en kwantitatief).

Elementen die voor verbetering vatbaar zijn, betreffen:

  • groene vingers slibben dicht;
  • Westerpark is vanuit de wijk slecht bereikbaar;
  • overloop gratis parkeren vanuit Stadshart;
  • kwaliteit van de boomstructuren, m.n. laanbeplanting.
2.4.22 Welstandsnota 2010

Op 25 maart 2010 is de Welstandsnota Zoetermeer van kracht geworden. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid. De drie niveau's geven de kwalitatieve ambities en de mate van vrijheid aan in het omgaan met de bestaande structuur en het bebouwingsbeeld, zowel stedenbouwkundig als architectonisch.

Voor het grootste gedeelte van Meerzicht en voor het gehele Westerpark geldt een regulier welstandsbeleid. Uitgangspunt is het zich rekenschap geven van de hoofdkarakteristieken van de structuur en de architectuur. De samenhang van structuur en bebouwingsbeeld staat voorop. Welstandsintensief beleid geldt voor het beschermde stadsgezicht de Koepeltjesbuurt, de woondekken Bergenbuurt-Noord en de monumenten. Hier is het beleid gericht op behoud en versterking van de structuur en het bebouwingsbeeld. Er gelden aanvullende specifieke (gebieds)criteria.

2.4.23 Bouwen aan Zoetermeer

Eind 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, in opdracht van de raad, een scenariostudie verricht naar de mogelijkheden van binnenstedelijk bouwen in Zoetermeer. Doel van deze studie was het bieden van inzicht in de noodzaak, mogelijkheden en effecten van binnenstedelijk bouwen zodat weloverwogen keuzes kunnen worden gemaakt over het verder ontwikkelen van de stad. De eindrapportage "Bouwen aan Zoetermeer" bevat de resultaten van deze studie. Hierin zijn drie scenario's uitgewerkt voor het binnenstedelijk bouwen.

Op 27 juni 2005 (Raadsbesluit 050291) heeft de raad een besluit genomen ten aanzien van de locaties uit de studie "Bouwen aan Zoetermeer".

In het bestemmingsplangebied zijn geen specifieke locaties genoemd die nader uitgewerkt moeten worden. Alleen is het algemene uitgangspunt opgenomen om scholen en wijkwinkelcentra te vernieuwen. Inmiddels is de vernieuwing van het wijkwinkelcentrum Meerzicht afgerond.

In dit bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen.

2.4.24 Planologische beleidsregels voor telecomvoorzieningen (2000)

In deze beleidsnota zijn richtlijnen opgenomen die in beginsel kunnen worden gehanteerd bij het verlenen van medewerking aan de legalisering van GSM-masten. Sinds augustus 2002 zijn antenne-installaties vergunningvrij geworden (besluit 13 juli 2002, Stb 2002, nr 411). De beleidsregels voor antenne-installaties kunnen derhalve buiten beschouwing worden gelaten. Antennemasten zijn nog wel omgevingsvergunningplichtig en de beleidsregels voor deze masten worden wel vertaald in het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij is dat enerzijds wordt onderkend dat Zoetermeer vanuit maatschappelijk en economisch oogpunt behoefte heeft aan een dekkend mobiel netwerk maar anderzijds bestaat er ook een zekere terughoudendheid waar het gaat om behoud van stedenbouwkundige kwaliteit.

In de nota zijn planologische ontheffingscriteria opgenomen voor vier verschillende zones. Voor wat betreft de wijk Meerzicht zijn in hoofdzaak de ontheffingscriteria voor de zone woongebied van belang. Het Westerpark is ingedeeld in de zone buitengebied.

De beleidsregels die in deze nota zijn opgenomen zijn tevens van toepassing op UMTS-masten.

2.4.25 Wijkontwikkelingsplan Meerzicht

Op 21 februari 2011 is het Wijkontwikkelingsplan Meerzicht door de gemeenteraad vastgesteld.

In het Wijkontwikkelingsplan gaan gemeente en corporaties proactief aan de slag met het benoemen van gewenste ontwikkelrichtingen. Het gaat om ontwikkeling in brede zin, gericht op prettig leefbare wijken nú en in de toekomst (sociaal, fysiek en economisch). Alle zaken die vallen onder de noemer leefbaarheid, zijn relevant.

In het wijkontwikkelingsplan is de wijk geanalyseerd en zijn doelstellingen en uitvoeringsprogramma's benoemd ten aanzien van verschillende thema's. Na vaststelling van het wijkontwikkelingsplan wordt deze geactualiseerd om zo tijdig te kunnen inspelen op de lange termijn doelen.